Cover
Börja nu gratis H4 epitheel 2025-2026 versie Toledo (2).pptx
Summary
# Algemene kenmerken en functies van epitheelweefsel
Dit onderwerp behandelt de algemene eigenschappen, functies en morfologie van epitheelweefsels, inclusief hun beschermende en absorberende capaciteiten, secretie, en opname van prikkels, evenals de polariteit van epitheelcellen.
### 1.1 Algemene kenmerken van epitheelweefsel
Epitheelweefsel vormt compacte celvlakken die verschillende functies vervullen, zoals het bekleden van lichaamsoppervlakken en holten.
* **Locatie:** Bekleden holten en lichaamsoppervlakken (zowel inwendig als uitwendig).
* **Celstructuur:** Vormen sterk samenhangende celvlakken (hoge cohesie).
* **Innervatie:** Zijn geïnnerveerd (bezenuwd).
* **Vascularisatie:** Zijn avasculair (geen bloedvaten). Voeding gebeurt door diffusie uit het onderliggende bindweefsel, via de basale membraan.
* **Intercellulaire substantie:** Weinig intercellulaire substantie aanwezig.
### 1.2 Functies en morfologie van epitheelweefsel
Epitheelweefsels hebben diverse belangrijke functies, die nauw verbonden zijn met hun morfologische kenmerken.
#### 1.2.1 Functies
* **Bedekken en beschermen:** Bescherming tegen straling, toxines, invasie door pathogenen en fysiek trauma (bv. huid, longen, maagdarmkanaal).
* **Opname:** Opname van deeltjes vanuit de buitenwereld (bv. longen, dunne darm).
* **Secretie:** Afscheiden van hormonen in de bloedbaan, of zweet, mucus en enzymen door glandulair epitheel (klierweefsel) (bv. pancreas, huid, schildklier, darm).
* **Opname van prikkels:** Neuro-epitheel neemt prikkels uit de omgeving op (bv. reuk, smaak).
#### 1.2.2 Polariteit van epitheelcellen
Epitheelcellen vertonen een duidelijke polariteit, met structurele, biochemische en functionele verschillen tussen de apicaal en basale zijde.
* **Apicaal (adluminaal):** De zijde gericht naar het lumen of de vrije ruimte.
* **Basaal (basolateraal, abluminaal):** De zijde gericht naar de basale membraan en het onderliggende bindweefsel.
#### 1.2.3 Gespecialiseerde oppervlaktestructuren
De apicale zijde van epitheelcellen kan gespecialiseerde structuren vertonen die de functie beïnvloeden.
* **Microvilli:** Vingervormige uitsteeksels op het apicale celoppervlak die het oppervlak vergroten, essentieel voor absorptie. Ze worden ondersteund door actinefilamenten en zijn het best ontwikkeld in absorberende cellen (bv. dunne darm, niertubuli). Ze vormen de zogenaamde 'staafjeszoom' of 'borstelzoom'.
* Lengte: circa 1 micrometer.
* Diameter: circa 0.1 micrometer.
* **Trilharen (cilia):** Structuren die beweging mogelijk maken voor transport van stoffen over het epitheel (bv. luchtwegen, eileiders). Ze bestaan uit microtubuli (axonema) en zijn verankerd in een basaal lichaam.
* **Membraanplaques:** Rigide gebieden van de apicale celmembraan, specifiek voor urotheel (blaasepitheel). Ze kunnen instulpen en ontvouwen, waardoor het celoppervlak kan variëren afhankelijk van de rek.
* **Verhoorning (keratinisatie):** De vorming van een laag keratine, wat leidt tot een beschermende, dode celoppervlakte, kenmerkend voor de epidermis (huid).
* **Glycocalyx:** Een netwerk van glycoproteïnen op het apicale oppervlak, met name in de dunne darm. Het speelt een rol bij vertering door enzymen vast te houden en bij absorptie.
#### 1.2.4 Basale membraan
Epitheelcellen zijn verankerd aan de basale membraan, een laag die door het epitheel zelf wordt gesecerendeerd.
* **Samenstelling:** Bestaat uit collageen type IV en glycoproteïnen zoals laminine en fibronectine.
* **Functie:** Dient als ankerpunt en scheidt epitheel van bindweefsel. Het is ook een selectieve barrière voor transport.
#### 1.2.5 Ziekten van de basale membraan
Afwijkingen van de basale membraan kunnen ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken.
* **Syndroom van Goodpasture:** Een auto-immuunziekte waarbij antilichamen het collageen type IV in de basale membraan van de longblaasjes en nierglomeruli aanvallen. Dit kan leiden tot longbloedingen (hemoptoë), kortademigheid (dyspnee), bloed in de urine (hematurie), acuut nierfalen, vochtretentie, intoxicatie en eiwitverlies in de urine.
### 1.3 Indeling van epitheelweefsels
Epitheelweefsels kunnen worden ingedeeld op basis van het aantal celagen en de vorm van de cellen, evenals op basis van hun specialisatie.
#### 1.3.1 Indeling op basis van celstructuur
* **Aantal lagen:**
* **Eenlagig epitheel:** Bestaat uit één laag cellen.
* **Meerlagig epitheel:** Bestaat uit meerdere lagen cellen.
* **Pseudomeerlagig epitheel:** Alle cellen rusten op de basale membraan, maar de celkernen liggen op verschillende niveaus, waardoor het lijkt alsof het meerlagig is.
* **Celvorm:**
* **Plaveiselcellig:** Platte, dunne cellen.
* **Kubisch:** Cellen met een kubusvorm, waarbij de breedte en hoogte ongeveer gelijk zijn.
* **Cilindrisch:** Hoge, rechthoekige cellen, waarbij de hoogte groter is dan de breedte.
**Belangrijk:** De vorm van de bovenste cellaag is bepalend voor de classificatie van meerlagig epitheel.
#### 1.3.2 Specifieke epitheeltypen
* **Eenlagig plaveiselepitheel:**
* Kenmerken: Eén laag platte cellen. De kern is afgeplat.
* Functies: Diffusie en filtratie.
* Voorbeelden: Endotheel (bekleding van bloedvaten, hart, lymfevaten), mesotheel (bekleding van lichaamsholtes zoals pleura, peritoneum, pericardium), alveoli, glomeruli.
* **Eenlagig kubisch epitheel:**
* Kenmerken: Eén laag kubische cellen. Kern is meestal rond en centraal gelegen.
* Functies: Secretie en absorptie.
* Voorbeelden: Afvoergangen van klieren, niertubuli.
* **Eenlagig cilindrisch epitheel:**
* Kenmerken: Eén laag cilindrische cellen. Kernen zijn vaak ovaal en basaal gelegen. Kan microvilli, cilia en/of slijmbekercellen bevatten.
* Functies: Absorptie, secretie en transport.
* Voorbeelden: Darmkanaal (met microvilli), eileiders (met cilia), slijmbekercellen in het darmkanaal.
* **Pseudomeerlagig (cilindrisch) epitheel:**
* Kenmerken: Lijkt meerlagig, maar alle cellen rusten op de basale membraan. Keskernen liggen op verschillende hoogtes. Vaak voorzien van cilia en slijmbekercellen.
* Voorbeelden: Luchtwegen (respiratoir epitheel van de bronchiën), deel van het darmkanaal.
* **Meerlagig plaveiselepitheel:**
* Kenmerken: Meerdere lagen cellen. De onderste lagen zijn meer kubisch/cilindrisch, terwijl de bovenste laag afgeplat is.
* **Niet-verhoornd:** Bekleedt vochtige oppervlakken.
* Voorbeelden: Mondholte, slokdarm, vagina.
* **Verhoornd:** De buitenste laag bestaat uit dode, met keratine gevulde cellen.
* Voorbeelden: Epidermis (huid).
* **Meerlagig kubisch epitheel:**
* Kenmerken: Twee of meer lagen kubische cellen.
* Functies: Bescherming, secretie.
* Voorbeelden: Afvoergangen van zweetklieren.
* **Meerlagig cilindrisch epitheel:**
* Kenmerken: Twee of meer lagen cellen, met cilindrische cellen aan het oppervlak.
* Functies: Bescherming, secretie.
* Voorbeelden: Afvoergangen van grote klieren, deel van de oogconjunctiva.
* **Overgangsepitheel (transitioneel epitheel):**
* Kenmerken: Speciaal meerlagig epitheel dat kan uitrekken. De celvorm varieert van kubisch tot afgeplat, afhankelijk van de mate van rek. Kenmerkend zijn de grote apicale cellen (met membraanplaques).
* Voorbeelden: Urinewegen (urinewegen, blaas, ureter).
#### 1.3.3 Indeling op basis van specialisatie
* **Dekepitheel:** Bekleedt oppervlakken en holten.
* **Kliepitel:** Gevormd voor secretie.
* **Neuro-epitheel:** Gespecialiseerd voor zintuiglijke waarneming.
### 1.4 Regeneratie van epithelen
Epitheelweefsels hebben een hoog regeneratief vermogen, wat cruciaal is voor het herstel van beschadigd weefsel.
* **Proces:** Epitheelcellen kunnen verdwijnen door afschilfering of apoptose. Vernieuwing vindt plaats door celdeling in de basale vervangcellen (mitose). De nieuwe cellen schuiven vervolgens naar het apicale oppervlak.
* **Herstelsnelheid:**
* Eenlagig epitheel in de darm: vernieuwt zich elke 2-4 dagen.
* Huid: vernieuwt zich elke 6-8 weken.
* Ademhalingswegen: regeneratie is langzamer.
### 1.5 Metaplasie
Metaplasie is een pathologische vervanging van het ene epitheeltype door een ander, maar normaal epitheeltype.
* **Oorzaak:** Veroorzaakt door chronische irritatie of blootstelling aan schadelijke agentia. Dit leidt tot herprogrammering van epitheliale stamcellen.
* **Reversibiliteit:** Metaplasie is in principe reversibel als de uitlokkende factor wordt weggenomen.
* **Voorbeelden:**
* Vitamine A-tekort of chronische bronchitis/roken: respiratoir epitheel wordt vervangen door meerlagig plaveiselepitheel.
* Gastro-oesofageale reflux: meerlagig plaveiselepitheel wordt vervangen door eenlagig cilindrisch epitheel (Barrett's oesophagus).
* Verandering van cilindervormig naar meerlagig plaveiselepitheel in de endocervix.
### 1.6 Carcinomen (tumoren van epitheelweefsel)
Epitheelweefsels staan bloot aan veel schadelijke invloeden, wat ze vatbaar maakt voor tumorvorming.
* **Frequentie:** Tumoren van het epitheel zijn de meest voorkomende tumoren.
* **Classificatie:**
* **Goedaardig vs. Kwaadaardig:** Tumoren kunnen goedaardig of kwaadaardig zijn.
* **Carcinoom:** Een kwaadaardige tumor van epitheliale oorsprong.
* **Adenocarcinoom:** Ontstaat uit klierweefsel.
* **Plaveiselcelcarcinoom (spinocellulair carcinoom):** Ontstaat uit plaveiselepitheel.
* **Herkenning:** De oorsprong kan worden herkend aan het type secreet, cytologische kenmerken of specifieke immunohistochemische markeringen.
* **Metastase:** Het vermogen van kankercellen om los te breken van het primaire tumorweefsel en zich te verspreiden naar andere delen van het lichaam, mede door de afbraak van cel-cel en cel-matrix interacties door matrix metalloproteïnasen (MMP's).
* **Carcinoma in situ:** Een voorstadium van kanker waarbij de afwijkende cellen beperkt blijven tot het epitheel en de basale membraan nog intact is.
---
# Indeling en types van epitheelweefsels
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de indeling en verschillende types epitheelweefsels, gebaseerd op het aantal cel lagen en de vorm van de cellen.
## 2. Indeling en types van epitheelweefsels
Epitheelweefsel, ook wel dekweefsel genoemd, is een van de vier fundamentele weefseltypen in het lichaam. Het bekleedt lichaamsoppervlakken en holtes, vormt klieren en fungeert als een barrière, absorptie- of secretieoppervlak.
### 2.1 Algemene kenmerken van epitheelweefsel
Epitheelweefsels vertonen de volgende algemene kenmerken:
* **Bekleden van oppervlakken:** Ze bedekken uitwendige lichaamsoppervlakken (zoals de huid) en inwendige holtes (zoals de luchtwegen en het spijsverteringskanaal).
* **Sterk samenhangende cellen:** De epitheelcellen zijn dicht op elkaar gepakt en verbonden door gespecialiseerde celverbindingen (junctions), wat leidt tot een minimale hoeveelheid intercellulaire substantie. Dit zorgt voor bescherming tegen de buitenwereld.
* **Gesterkt door de basale membraan:** Epitheliale lagen rusten op een basale membraan, een laag van extracellulaire matrix die het epitheel scheidt van het onderliggende bindweefsel.
* **Geïnnerveerd:** Ze bevatten zenuwuiteinden, wat belangrijk is voor sensorische functies.
* **Avasculair:** Epithelia bevatten geen eigen bloedvaten. Hun voeding geschiedt door diffusie van voedingsstoffen uit het onderliggende bindweefsel, via de basale membraan.
### 2.2 Functies en morfologie van epitheelweefsel
De morfologie (vorm en structuur) van epitheelweefsels is nauw verbonden met hun specifieke functies:
* **Bedekken en beschermen:** Bescherming tegen straling, toxines, pathogenen en fysiek trauma. Voorbeelden zijn de huid, longen en het maagdarmkanaal.
* **Opname:** Opname van deeltjes of stoffen vanuit de buitenwereld, zoals in de longen (gasuitwisseling) of de dunne darm (nutriëntenabsorptie).
* **Secretie:** Het produceren en afscheiden van stoffen. Dit kan exocrien zijn (naar buiten gericht, bv. zweet, slijm, enzymen door klierweefsel) of endocrien (direct in de bloedbaan, bv. hormonen door endocriene klieren zoals de pancreas of schildklier).
* **Opname van prikkels:** Gespecialiseerde epithelia, neuroepithelia, kunnen prikkels uit de omgeving opvangen, zoals bij reuk en smaak.
**Polariteit:** Epitheelcellen vertonen polariteit, met distincte apicale (luminale, naar de holte gericht) en basale (basolaterale, naar de basale membraan gericht) zijden. Deze polariteit kenmerkt zich door structurele, biochemische en functionele verschillen tussen de twee zijden.
**Gespecialiseerde oppervlaktestructuren:**
* **Microvilli:** Vingervormige uitsteeksels op het apicale celoppervlak die het oppervlak vergroten, essentieel voor absorptie (bv. in de dunne darm, niertubuli). Ze worden ondersteund door actinefilamenten en vormen de "borstelzoom" of "staafjeszoom".
* **Trilharen (cilia):** Mobile structuren die bestaan uit microtubuli en gebruikt worden voor transport van stoffen over het epitheliale oppervlak (bv. in de luchtwegen, eileiders).
* **Membraanplaques:** Rigide gebieden in het apicale membraan van urotheelcellen (in de urinewegen) die kunnen instulpen of ontvouwen om het lumenvolume aan te passen tijdens rek.
* **Verhoorning (keratinisatie):** De productie van keratine in de epitheelcellen van de huid, wat zorgt voor extra bescherming.
* **Glycocalyx:** Een netwerk van glycoproteïnen op het celoppervlak, vooral in de dunne darm, dat betrokken is bij vertering en absorptie.
**Basale membraan:** Gevormd door secretoire epitheelcellen en bestaande uit collageen type IV en glycoproteïnen zoals laminine. Problemen met de basale membraan kunnen leiden tot ernstige aandoeningen, zoals het syndroom van Goodpasture, waarbij antilichamen zich richten tegen collageen IV in de basale membraan van de longblaasjes en nierfilters, met longbloedingen, kortademigheid, bloed in de urine en acuut nierfalen als gevolg.
### 2.3 Indeling van epitheelweefsels
Epitheelweefsels worden primair ingedeeld op basis van twee criteria: het aantal cel lagen en de celvorm.
**Classificatie op basis van celvorm:**
* **Plaveiselcellig (squamous):** Platte, dunne cellen met een afgeplatte kern.
* **Kubisch (cuboidal):** Cellen met een kubusvorm, waarbij de hoogte en breedte ongeveer gelijk zijn. De kern is meestal rond en centraal gelegen.
* **Cilindrisch (columnar):** Hoge, kolomvormige cellen. De kern is vaak ovaal en bevindt zich nabij de basis van de cel.
**Classificatie op basis van aantal cel lagen:**
* **Eenlagig epitheel (simple epithelium):** Bestaat uit één enkele laag cellen. Alle cellen rusten op de basale membraan.
* **Eenlagig plaveiselepitheel:** Bestaat uit één laag platte cellen.
* *Endotheel:* Bekleedt bloedvaten, hart en lymfevaten.
* *Mesotheel:* Bekleedt de serosale holtes (pleuraholte, peritoneale holte, pericardiale holte).
* **Eenlagig kubisch epitheel:** Bestaat uit één laag kubusvormige cellen. Vaak gevonden in klierafvoergangen en in de nieren.
* **Eenlagig cilindrisch epitheel:** Bestaat uit één laag cilindrische cellen. Kan gespecialiseerde structuren zoals microvilli of cilia bevatten, en slijmbekercellen (goblet cells). Komt voor in het darmkanaal en de eileiders.
* **Meerlagig epitheel (stratified epithelium):** Bestaat uit meerdere lagen cellen. Alleen de onderste cel laag rust op de basale membraan. De classificatie is gebaseerd op de vorm van de cellen in de meest apicaal gelegen laag.
* **Meerlagig plaveiselepitheel:** Meerdere lagen cellen, waarbij de bovenste laag bestaat uit platte cellen.
* *Niet-verhoornd:* Komt voor in de mond, slokdarm en vagina.
* *Verhoornd:* De epidermis (huid), met een hoornlaag van dode, met keratine gevulde cellen.
* **Meerlagig kubisch epitheel:** Meerdere lagen cellen, waarbij de bovenste laag uit kubusvormige cellen bestaat. Vaak te vinden in de afvoergangen van zweetklieren.
* **Meerlagig cilindrisch epitheel:** Zeldzaam, komt voor in grote afvoergangen van sommige klieren.
* **Pseudomeerlagig epitheel (pseudostratified epithelium):** Lijkt meerlagig omdat de celkernen op verschillende niveaus liggen, maar alle cellen rusten wel op de basale membraan. Vaak worden deze epithelia ook cilindrisch genoemd en kunnen ze cilia en slijmbekercellen bevatten.
* **Pseudomeerlagig cilindrisch epitheel (bv. respiratoir epitheel):** Kenmerkend voor de luchtwegen (bronchi, trachea). Bevat vaak trilharen en slijmbekercellen voor het transport van slijm.
* **Overgangsepitheel (transitional epithelium) / Urotheel:** Een gespecialiseerd meerlagig epitheel dat voorkomt in de urinewegen (ureter, blaas, urinebuis). De celvorm kan variëren afhankelijk van de mate van uitrekking van het orgaan. Wanneer het orgaan ontspannen is, hebben de apicale cellen een bolle, kubusachtige vorm (dikker epitheel), en wanneer het uitgerekt is, worden de cellen platter (dunner epitheel).
**Classificatie op basis van specialisatie:** Naast de morfologische indeling kan epitheel ook worden geclassificeerd op basis van functie:
* **Dekepitheel:** Bekleedt oppervlakken.
* **Klierweefsel (glandulair epitheel):** Gespecialiseerd in secretie.
* **Neuro-epitheel:** Gespecialiseerd in het opvangen van zintuiglijke prikkels.
### 2.4 Regeneratie van epitheel
Epitheelweefsels hebben een hoge capaciteit voor regeneratie. Cellen verdwijnen door afschilfering (exfoliatie) of apoptose en worden vernieuwd door deling van basale stamcellen. De snelheid van regeneratie varieert; epitheel in de darm vernieuwt zich bijvoorbeeld elke 2 tot 4 dagen, terwijl de huid ongeveer 6 tot 8 weken nodig heeft voor volledige vernieuwing.
### 2.5 Metaplasie
Metaplasie is een pathologische, maar vaak reversibele, vervanging van het ene epitheeltype door een ander, normaal voorkomend epitheeltype. Dit gebeurt als reactie op chronische irritatie of schadelijke omstandigheden. Reprogrammatie van epitheliale stamcellen is hierbij de oorzaak.
* **Voorbeelden:**
* Chronische bronchitis of roken kan leiden tot metaplasie van het respiratoire epitheel (pseudomeerlagig cilindrisch met trilharen) naar meerlagig plaveiselepitheel.
* Gastro-oesophagale reflux kan leiden tot metaplasie van het plaveiselepitheel van de slokdarm naar eenlagig cilindrisch epitheel (Barrett's oesophagus).
* In de baarmoederhals kan cilindrisch epitheel metaplaseren naar meerlagig plaveiselepitheel.
**Tumoren van epitheelweefsel:** Epitheelweefsels zijn het meest vatbaar voor tumorvorming, aangezien ze vaak worden blootgesteld aan schadelijke externe agentia. Tumoren kunnen goedaardig of kwaadaardig zijn. Kwaadaardige tumoren van epitheliale oorsprong worden carcinomen genoemd. Indien ze ontstaan uit klierweefsel, spreekt men van adenocarcinoom, en indien uit plaveiselepitheel, van spinocellulair carcinoom of plaveiselcelcarcinoom. Metastasering, het proces waarbij kankercellen losbreken van de primaire tumor en zich verspreiden, is afhankelijk van het verbreken van cel-cel en cel-matrix interacties. Carcinoma in situ is een vroeg stadium waarbij kankercellen zich nog binnen het oorspronkelijke epitheel bevinden.
---
# Regeneratie en metaplasie van epitheel
Dit onderwerp behandelt de processen van regeneratie van epitheelweefsels door celdeling en de pathologische vervanging van het ene epitheeltype door het andere, bekend als metaplasie.
## 3.1 Regeneratie van epitheel
Epitheelcellen die verloren gaan door afschilfering of apoptose, worden vernieuwd door de deling van basale vervangcellen. Dit proces vindt plaats door mitose in de basale cellaag, waarna de nieuwe cellen naar het apicale oppervlak opschuiven. De snelheid van regeneratie varieert per epitheeltype:
* **Darmkanaal (eenlagig epitheel):** vernieuwing vindt plaats binnen 2 tot 4 dagen.
* **Huid:** vernieuwing duurt ongeveer 6 tot 8 weken.
* **Ademhalingswegen:** deze epithelia tonen relatief weinig regeneratie.
> **Tip:** Het inzicht in de regeneratiesnelheid van epitheel is cruciaal voor het begrijpen van genezingsprocessen en de impact van schadelijke factoren op epitheelweefsels.
## 3.2 Metaplasie
Metaplasie is de pathologische vervanging van een bestaand epitheeltype door een ander, normaal epitheeltype. Dit proces ontstaat door de herprogrammering van epitheliale stamcellen en is in principe reversibel. Een belangrijke uitlokkende factor voor metaplasie zijn chronische schadelijke invloeden, zoals:
* **Vitamine A tekort of chronische bronchitis/roken:** kan leiden tot de vervanging van respiratoir epitheel door meerlagig plaveiselcellig epitheel.
* **Gastro-oesofageale reflux:** kan leiden tot de vervanging van meerlagig plaveiselcellig epitheel in de slokdarm door eenlagig cilindrisch epitheel (bekend als Barrett's oesophagus).
* **Cilindervormig epitheel naar meerlagig plaveiselcellig epitheel:** komt voor in de endocervix.
> **Voorbeeld:** Barrett's oesophagus illustreert de aanpassing van het epitheel van de slokdarm aan de zure omgeving veroorzaakt door reflux. Hoewel dit een beschermende adaptatie lijkt, verhoogt het de kans op het ontwikkelen van slokdarmkanker.
## 3.3 Tumoren van het epitheel
Epitheelweefsels vormen de meest voorkomende oorsprong van tumoren, zowel goedaardig als kwaadaardig. Dit komt doordat epitheelweefsels het meest blootstaan aan schadelijke agentia.
* **Carcinoom:** dit is een algemene term voor een kwaadaardige tumor van epitheliale oorsprong.
* **Adenocarcinoom:** een carcinoom dat ontstaat uit klierweefsel.
* **Spinocellulair carcinoom (plaveiselcelcarcinoom):** een carcinoom dat ontstaat uit plaveiselcellen.
De oorsprong van een tumor kan vaak worden herkend aan het geproduceerde secreet, cytologische kenmerken of specifieke immunohistochemische markeringen. Metastasering, het proces waarbij kankercellen zich verspreiden, wordt gefaciliteerd door het opbreken van cel-cel en cel-matrix interacties door matrixmetalloproteïnasen (MMP's).
* **Carcinoma in situ:** een stadium waarbij kwaadaardige cellen aanwezig zijn in het epitheel, maar nog niet zijn doorgebroken in het onderliggende weefsel.
---
# Tumoren van epitheelweefsel
Tumoren van epitheelweefsel omvatten de meest voorkomende tumoren en ontstaan door de blootstelling van epitheel aan schadelijke agentia.
## 4.1 Algemene aspecten van epitheeltumoren
Epitheeltumoren worden geclassificeerd als goedaardig of kwaadaardig. Kwaadaardige tumoren van epitheliale oorsprong worden **carcinomen** genoemd. De specifieke oorsprong van het carcinoom kan vaak worden afgeleid uit het secreet, cytologische kenmerken of specifieke immunohistochemische eigenschappen.
### 4.1.1 Carcinomen
* **Carcinomen** zijn kwaadaardige tumoren die ontstaan uit epitheelweefsel.
* **Adenocarcinoom**: Een carcinoom dat ontstaat uit klierweefsel (glandulair epitheel).
* **Plaveiselcelcarcinoom (spinocellulair carcinoom)**: Een carcinoom dat ontstaat uit plaveiselepitheel.
### 4.1.2 Metastasering
Metastasering, het proces waarbij tumoren zich verspreiden naar andere delen van het lichaam, is een cruciaal kenmerk van kwaadaardige tumoren. Dit proces is gerelateerd aan het verbreken van cel-cel en cel-matrix interacties, vaak gemedieerd door matrix metalloproteïnasen (MMP's).
### 4.1.3 Carcinoma in situ
**Carcinoma in situ** verwijst naar een voorstadium van kanker waarbij de kankercellen zich nog beperken tot de oorspronkelijke weefselstructuur en nog niet zijn doorgebroken in omliggende weefsels. Het is een vorm van kanker die nog niet invasief is.
> **Tip:** Begrip van de kenmerken van verschillende epitheeltypen (zoals cilindrisch versus plaveiselcel) is essentieel om de oorsprong van specifieke carcinomen te herkennen.
> **Voorbeeld:** De aanwezigheid van mucusproductie kan wijzen op een adenocarcinoom, terwijl keratinisatie kenmerkend kan zijn voor een plaveiselcelcarcinoom.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Epitheel (dekweefsel) | Een weefseltype dat lichaamsoppervlakken en holten bekleedt, zowel aan de buiten- als binnenkant. Het vormt sterk samenhangende celvlakken en speelt een rol bij bescherming, opname, en secretie. |
| Bindweefsel | Een weefsel dat structurele ondersteuning biedt, organen verbindt en scheidt, en een medium vormt voor transport en uitwisseling van stoffen. Het bestaat uit cellen en veel extracellulaire matrix. |
| Kraakbeen | Een flexibel, veerkrachtig bindweefsel dat gewrichtsoppervlakken bedekt, het oor en de neus vormt, en een rol speelt in de ondersteuning van het lichaam. |
| Bot | Een hard, calcificerend weefsel dat het skelet vormt, ondersteuning biedt, bescherming biedt aan vitale organen, en een rol speelt in beweging, mineralenopslag en bloedcelproductie. |
| Spierweefsel | Een weefsel dat is gespecialiseerd in contractie, wat leidt tot beweging. Er zijn drie soorten: skeletspierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel. |
| Zenuwweefsel | Een weefsel dat is gespecialiseerd in het geleiden van elektrische en chemische signalen voor communicatie en controle in het lichaam. Het bestaat uit neuronen en gliacellen. |
| Basale membraan | Een dunne laag extracellulaire matrix die zich onder het epitheel bevindt. Het scheidt het epitheel van het onderliggende bindweefsel en speelt een rol bij celadhesie, migratie en differentiatie. |
| Microvilli | Kleine, vingerachtige uitsteeksels op het apicale celoppervlak van epitheelcellen die de oppervlakte vergroten, wat de absorptie van stoffen bevordert. Ze worden voornamelijk gevonden in absorberende epithelia zoals de dunne darm. |
| Cilia (trilharen) | Haren-achtige structuren op het apicale celoppervlak die golvende bewegingen vertonen om vloeistoffen of deeltjes over het epitheeloppervlak te transporteren. Ze komen voor in bijvoorbeeld de luchtwegen en de eileiders. |
| Membraanplaques | Rigide gebieden in de apicale celmembraan van urotheelcellen in de blaas. Ze kunnen instulpen wanneer de blaas leeg is en ontvouwen om het lumen te vergroten bij uitrekking. |
| Keratinisatie (verhoorning) | Een proces waarbij epitheelcellen keratine produceren en ophopen, wat resulteert in een beschermende, waterdichte laag. Dit is kenmerkend voor de epidermis (huid). |
| Glycocalix | Een netwerk van glycoproteïnen aan het apicale oppervlak van epitheelcellen, met name in de dunne darm. Het speelt een rol bij de vertering door enzymen vast te houden en bij de absorptie. |
| Syndroom van Goodpasture | Een auto-immuunziekte die de basale membraan van de nieren en longen aantast door antilichamen tegen collageen type IV. Dit kan leiden tot nierfalen en bloedingen in de longen. |
| Metaplasie | Een pathologische vervanging van een type normaal epitheel door een ander type normaal epitheel. Dit gebeurt als reactie op chronische irritatie of stress, zoals roken dat respiratoir epitheel omzet in plaveiselcel-epitheel. |
| Carcinoom | Een kwaadaardige tumor die ontstaat uit epitheliale cellen. Afhankelijk van het type epitheel waaruit het is ontstaan, wordt het verder geclassificeerd als bijvoorbeeld adenocarcinoom (uit klierweefsel) of plaveiselcelcarcinoom (uit plaveiselweefsel). |
| Apoptose | Geprogrammeerde celdood, een essentieel proces voor weefselontwikkeling en -homeostase. In epitheelweefsels draagt apoptose bij aan de vernieuwing en het verwijderen van beschadigde cellen. |