Cover
Start now for free Class2_Filosofische+achtergrond_2025.pptx
Summary
# Onderzoeksopdrachten en evaluatie
Dit gedeelte behandelt de structuur, inhoud en beoordelingscriteria van de verschillende onderzoeksopdrachten (wpo's) binnen het opleidingsonderdeel, evenals de rol van peer-evaluatie en de algemene evaluatieprincipes.
### 1.1 Overzicht van de onderzoeksopdrachten
Er zijn in totaal drie onderzoeksopdrachten (wpo's) gedurende het semester. Het hoofddoel van deze opdrachten is het analyseren van wetenschappelijke studies. Twee van deze opdrachten, wpo 1 en wpo 2, vinden plaats op de campus, met specifieke data:
* **WPO 1:** Donderdag 30 oktober, 18:00 - 21:00 uur.
* **WPO 2:** Donderdag 18 december, 18:00 - 21:00 uur.
Elke wpo vereist de analyse van een nieuw wetenschappelijk artikel.
Opdracht 3 is een 'off-campus' opdracht met een deadline op 9 januari om 23:59 uur. Gedetailleerde informatie over de opdrachten is te vinden in de Handleiding_Opdrachten_Inleiding_Onderzoeksmethoden (2025-2026).
#### 1.1.1 Groepsindeling
Studenten dienen hun groepen zelf te kiezen via Canvas onder 'Personen'. Groepen moeten bestaan uit minimaal 5 en maximaal 6 studenten. Groepen die niet aan deze eis voldoen, worden aangepast. De deadline voor de groepsindeling is 17 oktober. Studenten die geen groep vinden, worden ingedeeld in bestaande groepen.
#### 1.1.2 Inhoud van de opdrachten
* **Opdracht 1:**
* **Thema:** Probleemstelling & Kwaliteitsvereisten
* **Onderdelen:**
* Analyse van de probleemstelling: Doelstelling, maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie, onderzoeksvragen.
* Analyse van kwaliteitsvereisten:
* Kwantitatief: Betrouwbaarheid, validiteit, herhaalbaarheid.
* Kwalitatief: Aannemelijkheid, authenticiteit.
* **Inlevering:** Schriftelijk verslag per groep.
* **Opdracht 2:**
* **Thema:** Kwaliteitsvereisten van het onderzoek
* **Onderdelen:**
* Analyse van de methodologie: Onderzoeksstrategie, design, onderzoeksmethoden, etc.
* **Inlevering:** Schriftelijk verslag per groep.
* **Opdracht 3:**
* **Thema:** Resultaten en conclusie
* **Onderdelen:**
* Keuze van een artikel uit wpo 1 of wpo 2.
* Bespreking van de resultaten met terugkoppeling naar de onderzoeksvraag.
* Reflectie over het artikel met betrekking tot de methodologie, etc.
* **Inlevering:** Opdracht inleveren op Canvas.
* **Remediëring:** Indien een student onvoldoende scoort op opdracht 1 en/of 2, is een herwerking hiervan verplicht binnen opdracht 3. Het maximum te behalen cijfer bij remediëring is 7 op 10.
### 1.2 Evaluatiecriteria
Elke opdracht wordt gequoteerd op 10 punten. Een voldoende score is 5 op 10 of hoger.
* **Peer-evaluatie:** Na elke opdracht vindt een peer-evaluatie plaats. Deze evaluatie leidt tot een individuele aanpassing van de groepspunten, gebaseerd op een aanpassingsfactor.
* **Finale score:** De finale score wordt herleid naar een cijfer op 7 voor het totaal van het opleidingsonderdeel.
### 1.3 Basisbegrippen in onderzoek
De basis van gefundeerde kennis in onderzoek berust op vier acties:
1. **Systematische procedures:** Kennis moet gebaseerd zijn op empirische observatie en het vermijden van willekeurige kennisverzameling.
2. **Objectieve wijze:** Onderzoek en kennis moeten objectief gebaseerd zijn, hoewel absolute objectiviteit moeilijk te bereiken is vanwege de subjectiviteit van de onderzoeker.
3. **Getoetste en falsifieerbare kennis:** Onderzoek moet herzienbaar zijn, bijvoorbeeld via peer review, en toegankelijk voor het aanstippen van fouten. Een theorie is wetenschappelijk als deze falsifieerbaar is.
4. **Volgt een bepaalde cyclus:** Het proces omvat stappen zoals het formuleren van een onderzoeksvraag en het uitwerken van een onderzoeksplan.
#### 1.3.1 Kwaliteitscriteria voor onderzoek
Onderzoek moet voldoen aan specifieke kwaliteitscriteria:
* **Betrouwbaarheid:** Verwijst naar de herhaalbaarheid van onderzoeksresultaten.
* **Geldigheid (validiteit):** Omvat verschillende aspecten:
* **Inhoudsvaliditeit:** De mate waarin de meting alle aspecten van het te meten construct dekt.
* **Interne validiteit:** De mate waarin de causale relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen correct is vastgesteld en niet door externe factoren wordt beïnvloed.
* **Externe validiteit:** De mate waarin de resultaten van een onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden naar andere populaties, settings of tijden.
* **Ecologische validiteit:** De toepasbaarheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse praktijk en context.
#### 1.3.2 Causaliteit
Om te spreken van een causaal verband, moet aan drie voorwaarden worden voldaan:
1. **Covariation (Covariatie):** Er moet een verband bestaan tussen de oorzaak en het gevolg.
2. **Temporal precedence (Tijdsorde):** De oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg.
3. **Non-spuriousness (Niet-schijnverband):** Het verband mag niet verklaard worden door een derde variabele.
#### 1.3.3 Kwaliteitscriteria voor kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek hanteert specifieke criteria die vergelijkbaar zijn met die van kwantitatief onderzoek:
* **Aannemelijkheid (Geloofwaardigheid, Overdraagbaarheid, Afhankelijkheid, Aannemelijkheid/Confirmability, Relevantie):**
* **Geloofwaardigheid (Credibility):** Hoe geloofwaardig zijn de conclusies? (Vergelijkbaar met interne validiteit).
* **Overdraagbaarheid (Transferability):** Kunnen conclusies worden toegepast op andere contexten? (Vergelijkbaar met externe validiteit).
* **Afhankelijkheid (Dependability):** Zijn de resultaten reproduceerbaar of detecteerbaar over tijd? (Vergelijkbaar met betrouwbaarheid).
* **Aannemelijkheid (Confirmability):** Hoe objectief zijn de waarden van de onderzoeker?
* **Relevantie (Relevance):** Voegt het onderzoek waarde toe?
* **Authenticiteit (Eerlijkheid, Ontologische authenticiteit, Educatieve authenticiteit, Catalytic authenticiteit, Tactische authenticiteit):**
* **Eerlijkheid:** Worden verschillende standpunten binnen de sociale setting vertegenwoordigd?
* **Ontologische authenticiteit:** Leidt het onderzoek tot een beter begrip van de sociale realiteit?
* **Educatieve authenticiteit:** Biedt het onderzoek betere perspectieven voor andere leden van de setting?
* **Catalytic authenticiteit:** Dient het onderzoek als stimulus voor verandering?
* **Tactische authenticiteit:** Heeft het onderzoek geleid tot empowerment van de leden?
### 1.4 Filosofische achtergrond van onderzoek
#### 1.4.1 Methodologie en Onderzoeksstrategie
* **Methodologie:** Het geheel van methodes, concepten, theorieën en basisprincipes die de grondslag vormen van wetenschappelijk onderzoek.
* **Onderzoeksstrategie (of -paradigma):** Een cluster van overtuigingen en dictaten die bepalen wat onderzocht moet worden, hoe vragen gesteld worden en welke regels gevolgd moeten worden.
#### 1.4.2 Epistemologische stromingen
* **Epistemologie (kennisleer):** De filosofische studie van kennis. Centrale vragen zijn: Wat is kennis? Hoe weten we wat we weten? Hoe onderscheiden we waarheid van onwaarheid? Wat zijn de rechtvaardigingsgronden voor onze kennis?
* **Oorsprong moderne wetenschap:** Grote invloed van denkers als Galileo Galilei (empirisme, observatie) en René Descartes (rationalisme, ratio). Francis Bacon populariseerde de inductieve methode en benadrukte een combinatie van theorie en empirie. David Hume uitte scepticisme over waarnemingen en causaliteit.
* **Sociale wetenschappen:** De vraag of de sociale wereld met dezelfde principes bestudeerd kan worden als de natuurwetenschappen leidde tot twee grote stromingen: positivisme en interpretivisme.
* **Positivisme (naturalisme):**
* Toepassing van natuurwetenschappelijke methodes op de sociale realiteit.
* Wortels in het verlichtingsdenken en de nadruk op vooruitgang en zekere kennis.
* Emile Durkheim benadrukte de studie van 'sociale feiten' als dingen, met een rigoureuze en objectieve methode.
* **Basisprincipes:** Enkel empirisch te toetsen feiten als kennis, inductieve methode, waardenvrije wetenschap, verificatieprincipes. Kennis kan enkel gebaseerd zijn op observatie.
* **Neo- en postpositivisme:** Ontstonden in de 20e eeuw, met figuren als de Wiener Kreis (neopositivisme) en Karl Popper (kritisch rationalisme).
* **Neo- of logisch positivisme:** Benadrukte het verificatieprincipe: een uitspraak is betekenisvol als deze empirisch verifieerbaar of logisch-analytisch waar is.
* **Kritisch rationalisme (Popper):** Kritiek op het verificationisme. Men kan theorieën nooit definitief bewijzen (verifiëren), maar wel weerleggen (falsifiëren). Een wetenschappelijke theorie is falsifieerbaar.
* **Koloniaal verleden van het positivisme:** Positivisme werd tijdens de Europese expansie gebruikt om gekoloniseerde volkeren te classificeren en te besturen, wat leidde tot Eurocentrische categorieën. Postkoloniale theorieën en standpoint theory bekritiseren dit en pleiten voor dekolonisatie van de sociale wetenschappen.
* **Interpretivisme:**
* Verwerpt de directe toepassing van natuurwetenschappelijke methoden op de sociale realiteit, omdat de sociale werkelijkheid gebaseerd is op interpretaties en betekenisgeving.
* Benadrukt het 'verstehen' (begrijpen) van de subjectieve ervaringen, motieven en het innerlijk leven van mensen, zoals gepropageerd door Max Weber.
* **Principes:** De mens is uniek, sociale realiteit heeft betekenis, het is de taak van de onderzoeker om deze subjectieve betekenis te interpreteren en te begrijpen.
* **Implicaties:** Noodzaak voor kwalitatieve methoden, zoals ongestandaardiseerde interviews en participerende observatie, om betekenissen te reconstrueren.
#### 1.4.3 Ontologische stromingen
* **Ontologie (zijnsleer):** De studie van het zijn. Centrale vragen: Wat zijn de bouwstenen van de werkelijkheid? Bestaat er een realiteit die losstaat van ons denken?
* **Sociale ontologie:** Gaat over de aard van de sociale werkelijkheid.
* **Objectivisme:** Stelt dat er een objectieve realiteit bestaat, onafhankelijk van sociale actoren. Sociale fenomenen hebben een externe betekenis.
* **Constructivisme:** Stelt dat sociale verschijnselen en hun betekenis voortdurend worden geconstrueerd door sociale actoren via sociale interacties. De realiteit is een sociaal construct.
#### 1.4.4 Axiologische invloeden
* **Axiologie (waardenleer):** De studie van waarden.
* **Invloed op onderzoek:** Waarden kunnen de keuze van het onderzoeksgebied, de formulering van onderzoeksvragen, de methodes, het onderzoeksdesign, de dataverzameling, analyse en interpretatie beïnvloeden.
* Onderscheid tussen **waardenneutraal onderzoek** (streven naar objectiviteit) en **waardenbewust onderzoek** (erkennen van de subjectieve invloed van waarden).
### 1.5 Ethiek in sociaal-wetenschappelijk onderzoek
Onderzoek dient te voldoen aan ethische principes om de onderzochten te beschermen.
#### 1.5.1 Ethische principes
* **Harm to participants (Schade aan deelnemers):** Het vermijden van fysieke of psychologische schade, stress, uitlokking van laakbaar gedrag, of schade aan zelfwaardering. Dit is een cruciaal principe, aangezien het onderzoek niet meer risico mag inhouden dan de risico's in het dagelijks leven.
* **Lack of informed consent (Gebrek aan geïnformeerde toestemming):** Respondenten moeten zoveel mogelijk op de hoogte zijn van het onderzoek en de vrijheid hebben om al dan niet deel te nemen. Een nadeel is dat deelnemers hun gedrag kunnen aanpassen als ze op de hoogte zijn. Bij sommige methoden, zoals verborgen observatie, is dit echter niet altijd mogelijk.
* **Invasion of privacy (Inbreuk op privacy):** Bescherming van de identiteit en verstrekte informatie van deelnemers. Dit omvat anonimiteit en vertrouwelijkheid van data, conform regelgeving zoals de General Data Protection Regulation.
* **Deception (Bedrog):** Het anders voorstellen van het onderzoek dan het werkelijk is. Hoewel soms onvermijdelijk in sociaal onderzoek, dient dit met de nodige omzichtigheid te gebeuren.
#### 1.5.2 Visies op ethiek
* **Universalism:** Ethische principes mogen onder geen beding geschonden worden.
* **Situation ethics:** Ethische beslissingen worden geval per geval genomen, waarbij de haalbaarheid van het onderzoek soms wordt afgewogen tegen strikte ethische regels.
#### 1.5.3 Politiek en sociaal onderzoek
Onderzoek vindt niet plaats in een moreel vacuüm. Politieke overwegingen, zoals financiering van onderzoek door bepaalde organisaties of de druk om bepaalde resultaten te bekomen, kunnen de onderzoeksagenda en methodes beïnvloeden. Dit wordt ook wel de 'research bargain' genoemd, waarbij toegang tot data en respondenten gepaard gaat met bepaalde verwachtingen van de financiers.
#### 1.5.4 Deontologie: fraude en plagiaat
* **Data fraude:** Het vervalsen of manipuleren van onderzoeksgegevens, zoals bij de zaken van Cyril Burt en Diederik Stapel.
* **Plagiaat:** Het overnemen van andermans gedachten, teksten of ideeën als eigen werk. Dit is een ernstige vorm van academische fraude. Detectiesoftware zoals Turnitin wordt gebruikt om plagiaat op te sporen.
#### 1.5.5 Open Science
De Open Science beweging benadrukt eerlijkheid en transparantie door onderzoeksoutput (data, werkwijzen, programmacodes, resultaten) zoveel mogelijk te delen.
---
# Basisbegrippen en filosofische achtergronden van onderzoek
Dit deel van de studiehandleiding introduceert de fundamentele concepten en filosofische stromingen die ten grondslag liggen aan wetenschappelijk onderzoek, met de nadruk op de principes van gefundeerde kennis, kwaliteitscriteria en de diverse epistemologische en ontologische benaderingen.
### 2.1 Gefundeerde kennis en kwaliteitscriteria
Gefundeerde kennis is kennis die zowel geldig als betrouwbaar is. Het verwerven van dergelijke kennis vereist een systematische aanpak binnen het onderzoeksproces, gekenmerkt door vier kernacties:
* **Systematische procedures:** Onderzoek moet gebaseerd zijn op empirische observatie en het systematisch verzamelen van informatie, waarbij willekeurige kennisvergaring wordt vermeden.
* **Objectieve wijze:** Hoewel volledige objectiviteit lastig te bereiken is gezien de subjectieve aard van de onderzoeker, dient onderzoek zoveel mogelijk gebaseerd te zijn op objectieve principes.
* **Getoetste en falsifieerbare kennis:** Wetenschappelijke kennis moet herzienbaar zijn, bijvoorbeeld via peer review, en toegankelijk voor kritiek om fouten te kunnen identificeren en corrigeren.
* **Volgt een bepaalde cyclus:** Onderzoek doorloopt een reeks stappen, beginnend bij het formuleren van een onderzoeksvraag en eindigend met een onderzoeksplan en verdere uitwerking.
Om aan de criteria van gefundeerde kennis te voldoen, moet onderzoek voldoen aan specifieke kwaliteitscriteria:
* **Betrouwbaarheid:** Dit betreft de herhaalbaarheid van de onderzoeksresultaten.
* **Geldigheid:**
* **Inhoudsvaliditeit:** De mate waarin de metingen alle aspecten van het te meten construct dekken.
* **Interne validiteit:** De mate waarin causale verbanden correct zijn vastgesteld binnen het onderzoek.
* **Externe validiteit:** De mate waarin de onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn naar andere populaties en situaties.
* **Ecologische validiteit:** De toepasbaarheid van de resultaten in een dagelijkse context.
Voor het spreken van een causaal verband moeten drie voorwaarden voldaan zijn:
1. **Covariatie:** Er moet een verband bestaan tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele.
2. **Temporal precedence:** De oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg.
3. **Non-spuriousness:** Het verband tussen de oorzaak en het gevolg mag niet verklaard worden door een derde, verborgen variabele.
Deze kwaliteitscriteria worden vertaald naar kwalitatief onderzoek met specifieke benamingen:
* **Aannemelijkheid (geloofwaardigheid, overdraagbaarheid, afhankelijkheid, confirmability, relevantie):**
* **Geloofwaardigheid:** Hoe geloofwaardig zijn de conclusies? (vergelijkbaar met interne validiteit)
* **Overdraagbaarheid:** Kunnen de conclusies naar andere contexten getransfereerd worden? (vergelijkbaar met externe validiteit)
* **Afhankelijkheid:** Zijn de resultaten op andere momenten toepasbaar of detecteerbaar? (vergelijkbaar met betrouwbaarheid)
* **Aannemelijkheid (Confirmability):** Wat is de rol van de waarden van de onderzoeker? (relatie tot objectiviteit)
* **Relevantie:** Voegt het onderzoek iets toe?
* **Authenticiteit (eerlijkheid, ontologische, educatieve, catalytische, tactische authenticiteit):**
* **Eerlijkheid:** Worden de verschillende standpunten van de sociale setting vertegenwoordigd?
* **Ontologische authenticiteit:** Leidt het onderzoek tot een beter begrip van de sociale realiteit?
* **Educatieve authenticiteit:** Biedt het onderzoek betere perspectieven voor leden van andere settings?
* **Catalytische authenticiteit:** Dient het onderzoek als stimulus om omstandigheden te veranderen?
* **Tactische authenticiteit:** Zorgt het onderzoek voor empowerment van de leden?
### 2.2 Filosofische achtergronden van onderzoek
De filosofische achtergrond van onderzoek omvat de epistemologische, ontologische en axiologische invloeden die de manier waarop onderzoek wordt uitgevoerd, bepalen.
#### 2.2.1 Epistemologische stromingen (Kennisleer)
Epistemologie, of kennisleer, houdt zich bezig met de aard, oorsprong en rechtvaardiging van kennis. Centrale vragen zijn: Wat is kennis? Hoe weten we wat we weten? Hoe kunnen we waarheid van onwaarheid onderscheiden? Hoe komen we tot kennis?
Historisch gezien zijn er verschillende stromingen die de oorsprong van kennis hebben beïnvloed:
* **Empirisme:** Kennis komt voort uit ervaring en observatie van de werkelijkheid. Belangrijke denkers zijn Francis Bacon (populairisering van de inductieve methode, combinatie van theorie en empirie) en David Hume (correspondentietheorie, scepticisme over de feilloosheid van waarnemingen en het vaststellen van causaliteit).
* **Rationalisme:** De rede is de basis voor kennis. René Descartes is een belangrijke vertegenwoordiger.
De kernvraag binnen de moderne wetenschap, met name de sociale wetenschappen, is of de sociale wereld bestudeerd kan worden volgens dezelfde principes als de natuurwetenschappen. Dit heeft geleid tot twee grote stromingen: positivisme en interpretivisme.
##### 2.2.1.1 Positivisme
Het positivisme stelt dat de sociale wereld bestudeerd kan worden met natuurwetenschappelijke methodes. Het ontstond in de midden 19e eeuw, gevoed door het vooruitgangsgeloof van de Verlichting en het succes van empirische wetenschappen. Het doel was het ontdekken van algemene wetmatigheden die voorspelbaarheid opleveren.
* **Klassiek Positivisme:**
* Grondlegger: Emile Durkheim. Sociologie moet sociale feiten als dingen bestuderen, met een rigoureuze en objectieve methode die zo dicht mogelijk bij de natuurwetenschappen ligt.
* Basisprincipes: Alleen kennis die empirisch is bevestigd door de zintuigen, kan gerechtvaardigd worden. Kennis wordt bereikt door feiten te verzamelen die de basis vormen voor regels (inductieve methode). Wetenschap moet waardenvrij zijn.
* Principe van verifieerbaarheid: Een concept heeft alleen betekenis als het potentieel meetbaar is. Observatie heeft een hogere epistemologische status dan theorie.
* Rol van onderzoek: Ontdekken van algemene wetmatigheden en voorspelbaarheid, testen van theorieën, en leveren van materiaal voor theorieontwikkeling.
* Toepassing sociale wetenschappen: Empirisch onderzoek als bouwsteen voor inductieve theorievorming, meten van kenmerken van mensen en organisaties, gebruik van steekproefmethoden en statistische technieken.
* **Neo- en Postpositivisme:**
* Ontstaan in de 20e eeuw, met een hernieuwde interesse na WOI (neopositivisme) en in de tweede helft van de 20e eeuw (postpositivisme/realisme).
* **Neo- of Logisch Positivisme (Wiener Kreis):** Gelooft dat uitspraken enkel zinvol zijn als ze empirisch verifieerbaar zijn of logisch-analytisch waar. Uitspraken die niet aan deze criteria voldoen (bv. metafysische, theologische of ethische uitspraken) worden als zinloos beschouwd.
* **Kritiek op Positivisme (Kritisch Rationalisme):**
* Grondlegger: Karl Popper.
* Kritiek op verificationisme en de inductieve werkwijze: Observatie is niet theorievrij en potentieel vooringenomen.
* **Falsificatieprincipe:** Een theorie kan nooit definitief bewezen (verifieerd) worden, maar wel weerlegd (gefalsifieerd). Een theorie is wetenschappelijk als ze falsifieerbaar is.
> **Tip:** De kern van Poppers kritiek is dat de asymmetrie tussen verificatie en falsificatie impliceert dat een theorie pas wetenschappelijk is als ze falsifieerbaar is.
* **Koloniale verwevenheid van positivisme:** Het positivisme ontstond tijdens Europese expansie en werd gebruikt om gekoloniseerde volkeren te classificeren en te besturen, wat leidde tot Eurocentrische categorieën en de onderwaardering van niet-Westerse kennissystemen. Postkoloniale theorieën en standpoint theory bieden hier kritische perspectieven op.
##### 2.2.1.2 Interpretivisme
Interpretivisme, met wortels bij Kant en Dilthey, stelt dat de sociale realiteit niet direct gekend kan worden zoals ze is, maar eerder zoals ze aan ons verschijnt. De sociale werkelijkheid is gebaseerd op interpretaties en betekenistoekenning.
* **Basisprincipes:**
* De mens verschilt fundamenteel van natuurlijke processen en vereist specifieke wetenschappelijke methodes.
* Sociale realiteit heeft betekenis voor mensen; menselijk handelen is betekenisvol.
* Sociale wetenschappers moeten de subjectieve betekenis van sociaal handelen bestuderen en interpreteren ("verstehen").
* **Verstehen (Max Weber):** Dit concept benadrukt het belang van het achterhalen van subjectieve ervaringen en betekenissen achter menselijk gedrag, naast het verklaren van gedrag via causale wetten.
* **Implicaties voor meetinstrumenten:** Nadruk op kwalitatieve methoden zoals ongestandaardiseerde interviews, diepte-interviews, documentenanalyse, biografische technieken en participerende observatie. Het doel is de reconstructie van betekenissen en zingeving door een actor. Onderzoeksopzetten zijn vaak verkennend, om gaandeweg tot 'grounded theory' te komen.
#### 2.2.2 Ontologische stromingen (Zijnsleer)
Ontologie, of zijnsleer, bestudeert de aard van het zijn en de fundamentele categorieën van de werkelijkheid. Centraal staat de vraag of een realiteit extern aan de mens bestaat en hoe deze eruitziet. In de sociale wetenschappen wordt dit vertaald naar de aard van de sociale werkelijkheid.
* **Objectivisme:**
* Stelt dat er een objectieve realiteit bestaat, onafhankelijk van sociale actoren.
* Deze realiteit is onderhevig aan natuurwetten en mechanismen.
* Sociale fenomenen en hun betekenis zijn extern en hebben de kenmerken van een object.
* Bepaalde sociale structuren bepalen het gedrag van individuele actoren.
* **Constructivisme:**
* Stelt dat sociale verschijnselen en hun betekenis voortdurend geconstrueerd worden door sociale actoren.
* De realiteit is een sociaal construct, voortdurend in herziening door sociale interacties.
* Maatschappelijke fenomenen en categorieën worden geproduceerd via sociale interacties.
#### 2.2.3 Axiologische invloeden (Waardenleer)
Axiologie, of waardenleer, onderzoekt de waarden. Het stelt de vraag hoe waarden het onderzoeksproces beïnvloeden:
* **Waardenneutraal onderzoek:** Poging om objectief naar de "waarheid" te kijken, zonder beïnvloeding door persoonlijke waarden.
* **Waardenbewust onderzoek:** Erkent dat onderzoek altijd deels subjectief is en wordt beïnvloed door de waarden van de onderzoeker.
Waarden beïnvloeden diverse aspecten van het onderzoek: de keuze van het onderzoeksgebied, de formulering van onderzoeksvragen, de keuze van methoden en designs, dataverzameling, data-analyse, interpretatie en conclusies.
> **Tip:** Het is belangrijk te erkennen dat onderzoek niet plaatsvindt in een moreel vacuüm en dat waarden (en 'politics') een rol spelen, zelfs als men streeft naar objectiviteit. Feministische studies, bijvoorbeeld, hanteren expliciet waardenbewuste benaderingen om sociale verandering te bewerkstelligen.
### 2.3 Ethiek in sociaal-wetenschappelijk onderzoek
Ethiek is cruciaal in sociaal-wetenschappelijk onderzoek en omvat richtlijnen en principes voor verantwoorde praktijken. Belangrijke ethische principes omvatten:
* **Harm to participants:** Het voorkomen van fysieke of psychische schade, stress, uitlokken van laakbare gedragingen, of schade aan zelfwaardering bij deelnemers.
* **Lack of informed consent:** De respondenten moeten zoveel mogelijk geïnformeerd worden over het onderzoek en vrijwillig toestemming geven voor deelname. Het niet vragen van toestemming (covert observation) is een ethisch dilemma.
* **Invasion of privacy:** Inbreuken op de privacy zijn onaanvaardbaar. Dit hangt samen met anonimiteit, vertrouwelijkheid en de bescherming van data.
* **Deception:** Het misleiden van deelnemers over de aard van het onderzoek is ethisch problematisch, hoewel soms onvermijdelijk in bepaalde onderzoeksdesigns.
Daarnaast zijn **deontologie** (fraude en plagiaat) en de invloed van **politieke factoren** (financiering, organisatiebelangen) belangrijke ethische overwegingen. **Open science** bevordert eerlijkheid en transparantie door het delen van onderzoeksoutput.
> **Voorbeeld:** De studies van Humphreys (homoseksuele contacten in openbare toiletten) en Milgram (gehoorzaamheidsexperiment) illustreren ethische transgressies door schending van privacy, misleiding en het veroorzaken van stress bij participanten. Het Diederik Stapel-schandaal is een recent voorbeeld van datamanipulatie en fraude.
Het onderscheid tussen ethisch verantwoord en onverantwoord onderzoek is niet altijd scherp, en nieuwe technologieën zoals internet creëren voortdurend nieuwe ethische vraagstukken.
---
# Ethiek in sociaal-wetenschappelijk onderzoek
Dit gedeelte behandelt de ethische principes en richtlijnen die van toepassing zijn op sociaal-wetenschappelijk onderzoek, inclusief potentiële overtredingen, relevante casestudies en de rol van politiek.
### 3.1 Inleiding tot ethiek in sociaal-wetenschappelijk onderzoek
Onderzoek in de sociale wetenschappen verloopt niet in een moreel vacuüm; het is inherent verbonden met waarden en kan niet volledig objectief en waardenneutraal zijn. Ethische overwegingen zijn cruciaal om de integriteit van het onderzoek te waarborgen en de welzijn van de deelnemers te beschermen. Continu debat over ethiek in onderzoek, met een toenemende gevoeligheid voor ethische kwesties sinds de jaren 1960. Ethische principes nemen een centralere plaats in, en er is sprake van een groeiende 'moral panic' rondom potentiële overtredingen.
### 3.2 Ethische principes in sociaal onderzoek
Ethische principes bieden richtlijnen voor hoe onderzoekers hun werk moeten uitvoeren. Deze principes komen voort uit professionele associaties en zijn het onderwerp van voortdurende discussie.
#### 3.2.1 Kernprincipes en terugkerende issues
Verschillende ethische principes zijn van fundamenteel belang:
* **Schade toebrengen aan deelnemers (Harm to participants):** Het is onaanvaardbaar om deelnemers schade te berokkenen. Schade kan verschillende vormen aannemen, waaronder fysieke schade, schade aan persoonlijke ontwikkeling, zelfwaardering, stress of het uitlokken van laakbaar gedrag. In sommige gevallen kan het risico op schade groter zijn dan wat men in het dagelijks leven ervaart. Bescherming van de privacy van deelnemers is hierbij ook essentieel.
* **Gebrek aan geïnformeerde toestemming (Lack of informed consent):** Respondenten moeten zoveel mogelijk op de hoogte zijn van het onderzoek en een geïnformeerde beslissing kunnen nemen om al dan niet deel te nemen. Dit principe is een hot topic, met name bij verborgen observaties waarbij geen toestemming wordt gevraagd. Een voordeel van het niet vragen van toestemming kan zijn dat deelnemers hun gedrag niet aanpassen aan het onderzoek. De richtlijn is om zoveel mogelijk op "informed consent" gebaseerd onderzoek te verrichten, waarbij deelnemers de mogelijkheid hebben om deelname te weigeren en zich terug te trekken.
* **Inbreuk op privacy (Invasion of privacy):** Schendingen van privacy zijn onaanvaardbaar. Dit principe is nauw verbonden met geïnformeerde toestemming en de principes van anonimiteit en vertrouwelijkheid. Het beschermen van data, bijvoorbeeld door geen identificatiemiddelen te stockeren of data niet langer te bewaren dan nodig, is van cruciaal belang.
#### 3.2.2 Bedrog (Deception)
Bedrog treedt op wanneer onderzoekers hun onderzoek anders voordoen dan het in werkelijkheid is. Hoewel dit in de sociale wetenschappen soms als noodzakelijk wordt beschouwd, is het ethisch problematisch.
> **Tip:** De grens tussen ethisch verantwoord en onverantwoord onderzoek is niet altijd duidelijk. Het is een afweging tussen ethische principes en de haalbaarheid van de studie.
### 3.3 Voorbeelden van ethische transgressies
Historische en recente casestudies illustreren de consequenties van ethische overtredingen.
#### 3.3.1 Humphreys' studie (1970)
Een etnografische studie naar homoseksuele contacten in openbare toiletten. De onderzoeker gebruikte bedrog door zich voor te doen als gezondheidsdienstmedewerker om deelnemers te traceren voor vervolginterviews, zonder hun toestemming. Dit leidde tot aanzienlijke controverse.
#### 3.3.2 Milgram experiment (1963)
Dit experiment van Yale University onderzocht gehoorzaamheid aan autoriteit door middel van gesimuleerde elektroshocks. De deelnemers ondervonden stress en angst, en de ethische kritiek richtte zich op bedrog, stress en de beperkte mogelijkheid voor deelnemers om zich terug te trekken.
#### 3.3.3 Monster experiment (1939)
Dit onderzoek aan de Universiteit van Iowa trachtte stotteren te veroorzaken bij weeskinderen door middel van negatieve feedback over hun spraak. Dit resulteerde in spraakproblemen bij veel kinderen in de experimentele groep.
#### 3.3.4 Diederik Stapel en Cyril Burt
De sociaalpsycholoog Diederik Stapel wordt genoemd vanwege datafraude in talloze artikelen, waarbij onderzoeksgegevens werden verzonnen. Cyril Burt, bekend om zijn tweelingstudies over intelligentie en genetica, wordt eveneens geassocieerd met datafraude. Dirk Smeesters, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, werd ontslagen na aantijgingen van 'datamassage'.
### 3.4 Deontologie: fraude en plagiaat
Fraude en plagiaat zijn ernstige ethische overtredingen in academisch onderzoek.
* **Datafraude:** Het manipuleren, verzinnen of selectief presenteren van data om gewenste resultaten te verkrijgen. Dit ondermijnt de basis van wetenschappelijk onderzoek.
* **Plagiaat:** Het overnemen van andermans gedachten, geschriften of uitvindingen en deze als eigen werk presenteren. Dit kan variëren van het kopiëren van tekst met kleine aanpassingen tot het stelen van ideeën. Detectiesoftware zoals Turnitin wordt gebruikt om plagiaat op te sporen, met potentieel ernstige consequenties.
> **Tip:** Vermijd plagiaat ten allen tijde door correct te citeren en bronnen te vermelden. Zorg voor een goed time management om tijdig aan opdrachten te kunnen werken.
### 3.5 Open science
De beweging van 'Open Science' bevordert eerlijkheid en transparantie door onderzoeksoutput, inclusief data, werkwijzen, programmacodes en resultaten, zoveel mogelijk te delen.
### 3.6 Politics en sociaal onderzoek
Onderzoek vindt plaats binnen een politiek en sociaal context.
* **Waarden en objectiviteit:** Hoewel gestreefd wordt naar objectiviteit, is onderzoek nooit volledig waardenneutraal. Feministische studies, bijvoorbeeld, hebben als doel de situatie van vrouwen te verbeteren en nadelen aan te tonen.
* **Financiering:** De financiering van onderzoek kan invloed hebben op de onderzochte thema's en de gebruikte methoden. Organisaties die onderzoek financieren, kunnen bepaalde uitkomsten verwachten.
* **Research bargain:** De toegang tot organisaties, data en respondenten plaatst onderzoekers in een positie waarin zij moeten voldoen aan bepaalde verwachtingen van de betrokken partijen, zoals transparantie over de resultaten en de publicatie ervan.
* **Gepolitiseerde resultaten:** Onderzoeksresultaten kunnen worden gepolitiseerd, en hogere instanties kunnen zich soms bemoeien met de publicatie van onderzoeksresultaten.
### 3.7 Nieuwe ethische vragen en het internet
Digitale communicatiemiddelen zoals nieuwsgroepen, chatrooms en discussiegroepen roepen nieuwe ethische vragen op. De vraag of toestemming nodig is voor het bestuderen van online interacties, en of dergelijke ruimtes als publiek kunnen worden beschouwd, is onderwerp van debat. Richtlijnen voor het gebruik van online informatie zijn nog volop in ontwikkeling. Het gebruik van digitale beelden brengt eveneens nieuwe ethische overwegingen met zich mee.
### 3.8 Visies op ethiek
Er bestaan verschillende visies op ethiek in onderzoek:
* **Universalism:** Stelt dat ethische principes te allen tijde gerespecteerd moeten worden, zonder uitzondering.
* **Situation ethics:** Pleit voor een beoordeling per geval, waarbij het doel soms de middelen heiligt indien het naleven van strikte ethische regels leidt tot het missen van waardevolle kennis over sociale fenomenen.
> **Tip:** Houd de ethische richtlijnen altijd in gedachten, maar wees ook bewust van de nuances en contextafhankelijkheid van ethische besluitvorming in sociaal-wetenschappelijk onderzoek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| WPO (Wetenschappelijke Project Opdracht) | Een opdracht binnen een opleidingsonderdeel die studenten de kans geeft om een wetenschappelijke studie te analyseren en toe te passen. Er zijn doorgaans meerdere WPO’s per vak. |
| Probleemstelling | Het formuleren van een specifiek probleem dat binnen een onderzoek centraal staat, inclusief de doelstelling, maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie, en de onderzoeksvragen. |
| Kwaliteitsvereisten | Criteria waaraan een onderzoek moet voldoen om als valide en betrouwbaar te worden beschouwd. Dit omvat zowel kwantitatieve (betrouwbaarheid, validiteit, herhaalbaarheid) als kwalitatieve aspecten (aannemelijkheid, authenticiteit). |
| Betrouwbaarheid | De mate waarin de resultaten van een onderzoek consistent zijn bij herhaling onder dezelfde omstandigheden. Het impliceert dat de metingen en procedures accuraat zijn. |
| Validiteit | De mate waarin een onderzoek meet wat het beoogt te meten. Dit kan intern (correctheid van conclusies binnen het onderzoek) of extern (generaliseerbaarheid naar andere situaties) zijn. |
| Herhaalbaarheid | De mogelijkheid om een onderzoeksproces exact te reproduceren, wat cruciaal is voor de betrouwbaarheid van de resultaten en de mogelijkheid tot verificatie. |
| Aannemelijkheid | Een kwaliteitsmaatstaf in kwalitatief onderzoek die verwijst naar de geloofwaardigheid en overtuigingskracht van de onderzoeksresultaten en conclusies. |
| Authenticiteit | Een kwaliteitsmaatstaf in kwalitatief onderzoek die aangeeft in hoeverre het onderzoek recht doet aan de complexiteit van de sociale werkelijkheid en de verschillende perspectieven. |
| Methodologie | Het geheel van methodes, concepten, theorieën en basisprincipes die aan de grondslag liggen van wetenschappelijk onderzoek. Het omvat de onderzoeksstrategie, het design, en de specifieke onderzoeksmethoden. |
| Onderzoeksstrategie (of -paradigma) | Een cluster van overtuigingen en dictaten die bepalen wat er onderzocht moet worden, hoe vragen gesteld moeten worden, en welke regels gevolgd moeten worden om antwoorden te vinden. |
| Onderzoeksdesign | Een begeleidend kader dat helpt bij het uitvoeren van de onderzoeksmethode en het analyseren van verzamelde data, en dat richting geeft aan het onderzoeksproces. |
| Onderzoeksmethode | Een specifieke techniek die gebruikt wordt om data te verzamelen. De keuze voor een methode weerspiegelt keuzes over de instrumenten of technieken die hiervoor ingezet worden. |
| Epistemologie | De filosofische studie van kennis, ook wel kennisleer genoemd. Centrale vragen zijn wat kennis is, hoe we weten wat we weten, en wat de rechtvaardigingsgronden voor onze kennis zijn. |
| Ontologie | De zijnsleer, de studie van het zijn. Het onderzoekt de fundamentele aard van de werkelijkheid, wat bestaat, en hoe entiteiten bestaan, of deze nu objectief of sociaal geconstrueerd zijn. |
| Axiologie | De studie van waardenleer, die onderzoekt welke waarden relevant zijn voor onderzoek en hoe deze de verschillende fasen van het onderzoeksproces, van keuze van het onderwerp tot de interpretatie van resultaten, beïnvloeden. |
| Positivisme | Een wetenschapsfilosofische stroming die stelt dat kennis enkel gebaseerd kan zijn op zintuiglijk waarneembare feiten en empirische controle, met als doel het ontdekken van algemene wetmatigheden. |
| Interpretivisme | Een wetenschapsfilosofische stroming die de nadruk legt op het begrijpen van de subjectieve betekenis en interpretaties die sociale actoren aan hun handelen geven, en stelt dat de sociale werkelijkheid niet met de methoden van de natuurwetenschappen bestudeerd kan worden. |
| Verstehen | Een concept uit de interpretatieve benadering, oorspronkelijk door Max Weber, dat verwijst naar het begrijpen van de subjectieve ervaringen en motieven achter menselijk gedrag, in tegenstelling tot enkel verklaren op basis van causale wetten. |
| Falsificatie | Het principe, geformuleerd door Karl Popper, dat een wetenschappelijke theorie alleen als zodanig kan worden beschouwd als deze in principe weerlegbaar is door empirische observaties. Een theorie kan nooit definitief bewezen worden, maar wel weerlegd. |
| Informed consent | Het principe dat respondenten zoveel mogelijk op de hoogte worden gebracht van een onderzoek, inclusief het doel, de procedures en mogelijke risico’s, zodat zij een geïnformeerde beslissing kunnen nemen om al dan niet deel te nemen. |
| Privacy | Het recht van individuen op bescherming van hun persoonlijke informatie en gegevens. In onderzoek betekent dit het uitsluiten van identificatie van deelnemers en het vertrouwelijk omgaan met verstrekte informatie. |
| Deontologie | Een ethische benadering die zich richt op plichten en regels. Binnen onderzoek omvat dit onder andere de ethische verplichtingen met betrekking tot eerlijkheid, integriteit en het vermijden van fraude en plagiaat. |
| Plagiaat | Het overnemen en gebruiken van andermans gedachten, teksten of uitvindingen als eigen werk, zonder correcte bronvermelding. Dit wordt beschouwd als een vorm van academische fraude. |
| Open science | Een beweging die streeft naar meer transparantie en eerlijkheid in wetenschappelijk onderzoek door onderzoeksoutput, zoals data, werkwijzen, en resultaten, zoveel mogelijk te delen. |