Cover
Start now for free Pneumo_Les 3_Longziekten_Astma_Diagnose_GB_08102025.pdf
Summary
# Definitie en kenmerken van astma
Astma is een heterogene ziekte die gekenmerkt wordt door chronische luchtweginfectie, variabele symptomen zoals piepende ademhaling en kortademigheid, en variabele uitademingsstroombeperking. Het is een complexe aandoening waarbij veel verschillende cellen betrokken zijn [15](#page=15) [3](#page=3).
### 1.1 Kernkenmerken van astma
Astma wordt gedefinieerd door de aanwezigheid van respiratoire symptomen zoals piepende ademhaling, kortademigheid, benauwdheid op de borst en hoesten. Deze symptomen variëren in tijd en intensiteit. Daarnaast is er sprake van variabele luchtwegvernauwing die de uitademing bemoeilijkt [3](#page=3).
#### 1.1.1 Chronische luchtweginflammatie
Een centraal kenmerk van astma is chronische ontsteking van de luchtwegen. In gezonde luchtwegen is het epitheel intact, is er geen verdikking van het sub-basale membraan en is er geen cellulaire infiltratie. Bij patiënten met astma, zelfs milde astma, is er echter sprake van verdikking van de luchtwegwand. Dit wordt veroorzaakt door inflammatie en remodelling van het epitheel en het subepitheliale weefsel [12](#page=12) [8](#page=8) [9](#page=9).
##### 1.1.1.1 Pathologie van de luchtwegwand bij astma
De verdikking van de bronchiale wand bij astma is het gevolg van meerdere mechanismen [10](#page=10):
* **Inflammatie en remodelling:** Dit leidt tot een verdikte, oedemateuze luchtwegwand. Het epitheel is verstoord en fragiel, wat antigenen gemakkelijker laat binnendringen. Er is sprake van slijmbekercelhyperplasie, waarbij het aantal slijmbekercellen toeneemt en meer mucus wordt geproduceerd. Ook is er oedeem van de mucosa en submucosa door vochtlekkage uit de bloedvaten [12](#page=12) [14](#page=14) [9](#page=9).
* **Depositie van extracellulaire matrix:** Onder de basale membraan vindt depositie van extracellulaire matrix plaats, wat bijdraagt aan remodelling [12](#page=12) [14](#page=14).
* **Toegenomen aantal ontstekingscellen:** Er is een toename in het aantal en de activiteit van ontstekingscellen, waaronder eosinofielen, T-lymfocyten, mestcellen, dendritische cellen en monocyten. Eosinofielen hebben granules die het epitheel kunnen beschadigen [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Angiogenese:** Er is meer vorming van nieuwe bloedvaten (angiogenese) [13](#page=13) [15](#page=15).
##### 1.1.1.2 Samentrekken van gladde spiercellen
Een ander mechanisme dat bijdraagt aan luchtwegvernauwing is het samentrekken van de gladde spiercellen in de bronchiale wand. Bij astma is er sprake van hyperplasie en hypertrofie van deze gladde spiercellen, wat betekent dat zowel het aantal als de grootte van de spiercellen toeneemt. Dit wordt deels veroorzaakt door zenuwactivatie [10](#page=10) [14](#page=14) [15](#page=15).
##### 1.1.1.3 Bronchiale secreties
De aanwezigheid van bronchiale secreties, zoals mucus, draagt ook bij aan de vernauwing van de luchtwegen. Overmatige slijmproductie (mucus hypersecretion) kan leiden tot mucus plugs [10](#page=10) [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.1.2 Bronchiale hyperreactiviteit
Bronchiale hyperreactiviteit is de neiging van de luchtwegen om overmatig te reageren op prikkels die bij de meerderheid van gezonde personen geen effect hebben. Patiënten met astma kunnen kortademig worden of hoesten na blootstelling aan bijvoorbeeld sigarettenrook, luchtvervuiling, temperatuurverschillen, sterke geuren, lachen of inspanning. Lachen kan een astma-aanval uitlokken. De blootgestelde zenuwuiteinden in de luchtwegen, als gevolg van epitheelbeschadiging, dragen bij aan deze bronchiale hyperreactiviteit [15](#page=15) [36](#page=36).
#### 1.1.3 Variabiliteit van de aandoening
Astma is een variabele aandoening die in ernst kan verschillen over tijd, variërend van maanden tot dagen. Dit betekent dat patiënten periodiek toenemende symptomen kunnen ervaren en aanvullende therapie nodig hebben. Soms stoppen patiënten met hun onderhoudsbehandeling wanneer ze asymptomatisch zijn, wat leidt tot slechte therapietrouw [11](#page=11).
> **Tip:** Het begrijpen van de variabiliteit van astma is cruciaal voor een effectieve behandeling. Periodes van slechte controle kunnen leiden tot frequenter gebruik van luchtwegverwijders in plaats van onderhoudsmedicatie, en nachtelijke slaapstoornissen zijn vaak ook tekenen van inadequate controle [11](#page=11).
### 1.2 Risicofactoren en prikkels
Risicofactoren en prikkels spelen een belangrijke rol in het ontstaan en de exacerbatie van astma. Deze prikkels kunnen aspecifiek zijn, zoals rook of temperatuurverschillen, of allergeen specifiek. Allergenen spelen een rol bij allergisch astma, waarbij dendritische cellen allergenen presenteren aan T-helper 2 (Th2) cellen [15](#page=15) [8](#page=8).
### 1.3 Behandelingsoverwegingen
De huidige behandeling van astma richt zich op het beheersen van de ontsteking en de symptomen. Inhalatiecorticosteroïden zijn effectief in het verminderen van inflammatie, hoewel ze minder effect hebben op de structurele veranderingen (remodelling). Bronchodilatoren worden gebruikt om de luchtwegen te verwijden [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Een persoon met astma kan reageren op blootstelling aan koude lucht met kortademigheid en piepende ademhaling terwijl een niet-astmatisch persoon hier geen last van ondervindt. Dit illustreert de bronchiale hyperreactiviteit die kenmerkend is voor astma [36](#page=36).
---
# Prevalentie en oorzaken van astma
Astma is een chronische longaandoening met een wereldwijd aanzienlijke prevalentie en impact, gekenmerkt door een complex samenspel van genetische, omgevings- en beroepsmatige factoren die bijdragen aan het ontstaan en de verergering ervan.
### 2.1 Wereldwijde prevalentie en impact van astma
Astma is de meest voorkomende chronische ziekte bij kinderen, waarbij wereldwijd naar schatting 334 miljoen mensen eraan lijden. De prevalentie van astma bij kinderen is stijgende en bedraagt ongeveer 14%. Astma kan op alle leeftijden voorkomen, ook op latere leeftijd ontstaan. Het is een belangrijke oorzaak van vermijdbare ziekenhuisopnames en draagt bij aan meer dan 1300 sterfgevallen per dag wereldwijd. Hoewel de prevalentie hoog is, kan de mortaliteit laag zijn in regio's met goede behandeling, zoals Nieuw-Zeeland. Er is ook overlap tussen astma en COPD, waarbij ongeveer één op de tien patiënten met een diagnose van een van beide aandoeningen kenmerken van beide vertoont [17](#page=17) [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.2 Risicofactoren voor astma
De ontwikkeling van astma wordt beïnvloed door diverse factoren, onderverdeeld in gastfactoren en omgevingsfactoren.
#### 2.2.1 Gastfactoren
Gastfactoren die de aanleg voor astma beïnvloeden zijn:
* **Genetische predispositie:** Binnen bepaalde families komt astma vaker voor [18](#page=18).
* **Atopie:** Dit is de erfelijke aanleg om IgE-antilichamen aan te maken, wat een rol speelt bij allergische aandoeningen zoals atopische dermatitis, allergische rhinitis en astma [18](#page=18).
* **Bronchiale hyperreactiviteit:** Dit is een verhoogde gevoeligheid van de luchtwegen voor prikkels [18](#page=18).
* **Geslacht:** Op kinderleeftijd hebben jongens vaker astma dan meisjes. Na de puberteit is de prevalentie bij volwassen vrouwen hoger dan bij mannen. Dit kan deels verklaard worden door de invloed van testosteron op eosinofiele inflammatie [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 2.2.2 Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren spelen een cruciale rol bij zowel het ontstaan als het verergeren van astma.
##### 2.2.2.1 Allergenen
Blootstelling aan allergenen, zowel binnenshuis als buitenshuis, is een belangrijke trigger.
* **Allergenen binnenshuis:**
* Huisstofmijten [20](#page=20).
* Dierlijke allergenen [20](#page=20).
* Kakkerlakkenallergenen [20](#page=20).
* Schimmels en gisten [20](#page=20).
* **Allergenen buitenshuis:**
* Pollen van bomen, grassen en onkruiden [20](#page=20).
* Schimmels en gisten [20](#page=20).
##### 2.2.2.2 Beroepsmatige blootstelling
Sensibiliserende stoffen in het beroepsmilieu kunnen leiden tot beroepsastma. Voorbeelden hiervan zijn [21](#page=21):
* Meel en bloem (bakkersastma) [22](#page=22).
* Proefdieren (laboranten) [22](#page=22).
* Persulfaten (kappersastma) [22](#page=22).
* Isocyanaten (verf- en lijmindustrie) [22](#page=22).
* Colofonium (lassers) [22](#page=22).
* Katoen, vlas, hennep (byssinosis) [22](#page=22).
Het tijdig verwijderen van patiënten uit een schadelijk beroepsmilieu is essentieel om verergering van astma te voorkomen [22](#page=22).
##### 2.2.2.3 Tabaksrook en luchtvervuiling
* **Tabaksrook:** Zowel actief als passief roken (inclusief vapen) kan astma uitlokken [21](#page=21).
* **Luchtvervuiling:** Zowel binnenshuis als buitenshuis kan luchtvervuiling bijdragen aan astma [21](#page=21).
##### 2.2.2.4 Overige omgevingsfactoren
Andere omgevingsfactoren die een rol spelen bij astma zijn:
* **Respiratoire infecties:** Virale infecties, zoals rhinovirus, influenza en RSV, kunnen astma verergeren, met name bij astmapatiënten waar het virus zich kan verspreiden naar de lagere luchtwegen. Vaccinatie is belangrijk voor influenza en RSV [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Hygiëne hypothese:** Hoewel de precieze mechanismen nog worden onderzocht, suggereert deze hypothese een verband tussen verminderde blootstelling aan microben en een toegenomen incidentie van allergische aandoeningen [23](#page=23).
* **Parasitaire infecties:** Kunnen ook een rol spelen [23](#page=23).
* **Socioeconomische status en familiegrootte:** Deze factoren kunnen indirect invloed hebben op blootstelling en leefomstandigheden [23](#page=23).
* **Voeding:** Specifieke voedingspatronen kunnen een rol spelen [23](#page=23).
* **Zwaarlijvigheid:** Overgewicht (BMI > 25) en obesitas (BMI > 30) zijn belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van astma op volwassen leeftijd, kunnen astma nabootsen en verergeren de klachten en exacerbaties [23](#page=23).
* **Farmaca:** Bepaalde medicijnen, zoals aspirine en NSAID's, kunnen bij gevoelige personen het APA-syndroom (aspirine overgevoeligheid, neuspoliepen en astma) uitlokken, wat levensbedreigende astma-aanvallen kan veroorzaken. Ook niet-cardio-selectieve bètablokkers en cholinergica kunnen bronchoconstrictie veroorzaken bij astmapatiënten [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 2.2.3 Uitlokkende prikkels
Zowel niet-specifieke als specifieke prikkels kunnen een astma-exacerbatie uitlokken [24](#page=24).
* **Niet-specifieke prikkels:**
* Inspanning [24](#page=24).
* Luchtvervuiling [24](#page=24).
* Respiratoire (virale) infecties [24](#page=24).
* Farmaca (bètablokkers, cholinergica) [24](#page=24).
* Psychologische factoren [24](#page=24).
* **Specifieke prikkels:**
* Allergenen [24](#page=24).
---
# Diagnose en fenotypering van astma
De diagnose en fenotypering van astma omvatten een reeks klinische methoden en tests om astma te identificeren en verschillende subtypen te onderscheiden, voornamelijk door het evalueren van luchtwegobstructie, reversibiliteit, hyperreactiviteit en specifieke ontstekingsmarkers.
### 3.1 Diagnose van astma
De diagnose van astma is complex omdat er geen enkele test definitief uitsluitsel geeft. Een grondige anamnese is cruciaal, aangezien de symptomen vaak suggestief of atypisch zijn [25](#page=25).
#### 3.1.1 Anamnese bij astma
De anamnese richt zich op het identificeren van karakteristieke symptomen en risicofactoren [30](#page=30):
* **Wisselende klachten:** Vooral 's nachts of na inspanning optredende symptomen [30](#page=30).
* **Uitlokkende prikkels:** Factoren zoals allergenen, luchtvervuiling of inspanning die klachten verergeren (#page=30, 31) [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Voorgeschiedenis:** Persoonlijke geschiedenis van atopisch eczeem of hooikoorts/allergische rhinitis [30](#page=30).
* **Familiale geschiedenis:** Aanwezigheid van astma of allergieën in de familie [30](#page=30).
* **Beroepsanamnese:** Mogelijkheid van beroepsgebonden astma [30](#page=30).
* **Symptoomvragenlijsten:** Specifieke vragen over piepende ademhaling, nachtelijke hoest, hoest na inspanning, druk op de borst, en langdurige verkoudheden die naar de borst zakken [31](#page=31).
* **Respons op behandeling:** Verbetering van symptomen onder adequate astmabehandeling [31](#page=31).
> **Tip:** Het gebruik van inhalatiecorticosteroïden door de patiënt vóór een diagnose kan de bevestiging van astma bemoeilijken. Een accurate diagnose is essentieel voordat de behandeling wordt gestart [31](#page=31) [38](#page=38).
#### 3.1.2 Klinisch onderzoek
Tijdens het klinisch onderzoek kan een verlengde uitademing of expiratoire wheezing worden waargenomen, hoewel het onderzoek vaak normaal is bij astmapatiënten [25](#page=25).
#### 3.1.3 Longfunctieonderzoek
Longfunctieonderzoek is essentieel om de diagnose te ondersteunen en te objectiveren.
##### 3.1.3.1 Spirometrie
Spirometrie is een primaire test om luchtwegvernauwing en de reversibiliteit ervan aan te tonen (#page=25, 28) [25](#page=25) [28](#page=28).
* **Doel:** Aantonen van reversibele luchtwegvernauwing [25](#page=25).
* **Metingen:** De één-seconde waarde (FEV1) en geforceerde vitale capaciteit (FVC) worden gemeten. De verhouding FEV1/FVC (Tiffeneau-index) is relevant, met een normwaarde die leeftijdsafhankelijk is, maar vaak boven 80% wordt gehanteerd voor jongere volwassenen [28](#page=28).
* **Reversibiliteitstest:** Na inhalatie van een 2-agonist (bv. 400 microgram salbutamol) moet er een significante verbetering zijn. Dit wordt gedefinieerd als een toename van de FEV1 met minstens 12% en 200 ml, of een toename van de piekstroom (PEFR) met minstens 60 L/min [25](#page=25).
* **Typisch patroon bij astma:** Bij astma is de FEV1 vaak verlaagd. Na bronchodilatatie is er een winst, wat duidt op een goede reversibiliteit. De flow-volume curve kan een uitholling vertonen tijdens snelle uitademing, wat verbetert na bronchodilatatie [32](#page=32).
* **Uitdagingen:** Veel patiënten met mild tot matig astma hebben een normale of licht obstructieve spirometrie, waarbij de criteria voor reversibiliteit niet altijd worden gehaald (#page=25, 28). Spirometrie wordt in België ondergebruikt in de huisartsenpraktijk, ondanks de noodzaak voor astma- en COPD-diagnostiek [25](#page=25) [28](#page=28).
> **Tip:** Spirometrie en FENO-meting kunnen in de eerste lijn worden uitgevoerd [28](#page=28).
##### 3.1.3.2 Piekstroommeter (Peak Expiratory Flow, PEF)
Een piekstroommeter kan worden gebruikt als alternatief voor spirometrie, vooral als er geen spirometer beschikbaar is [33](#page=33).
* **Gebruik:** Meet de maximale snelheid van uitgeademde lucht [33](#page=33).
* **Indicatie:** Nuttig bij patiënten met klachten van kortademigheid [33](#page=33).
* **Ernstige aanval:** Een PEF van minder dan 60% van de persoonlijke beste waarde kan wijzen op een ernstige astma-aanval die dringende medische hulp vereist [33](#page=33).
* **Variabiliteit:** Bij onbehandelde astma is er een groot verschil tussen de ochtend- en avondpiekstroom, omdat de luchtwegen 's avonds meer openstaan. Bij behandeling verbetert de ochtendpiekstroom en wordt de variatie kleiner. Een grotere variatie duidt op gevaarlijker astma [34](#page=34).
> **Tip:** De invloed van werk op de piekstroom kan ook worden geëvalueerd [33](#page=33).
##### 3.1.3.3 Meting van FENO (Fractionele Excretie van Stikstofmonoxide)
FENO-meting meet de concentratie stikstofmonoxide (NO) in uitgeademde lucht [25](#page=25).
* **Mechanisme:** Interleukine-13 (IL-13) stimuleert epitheelcellen tot de aanmaak van NO, dat in de uitgeademde lucht terechtkomt [25](#page=25).
* **Indicatie:** Een eenvoudige test die kan worden gebruikt als spirometrie normaal is [25](#page=25).
* **Interpretatie:** Een verhoogde FENO (meer dan 50 parts per billion [ppb]) kan wijzen op type 2-geïnduceerde astma (#page=28, 35). Inhalatiecorticosteroïden verlagen de FENO snel, dus deze test is het meest informatief bij patiënten die de medicatie nog niet gebruiken voor een nieuwe diagnose [28](#page=28) [35](#page=35) [38](#page=38).
#### 3.1.4 Bronchiale provocatietesten
Deze testen worden gebruikt om bronchiale hyperreactiviteit aan te tonen, vooral als andere tests negatief zijn (#page=25, 29, 37, 38) [25](#page=25) [29](#page=29) [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Doel:** Nabootsen van bronchiale hyperreactiviteit [25](#page=25).
* **Methoden:** Toediening van prikkelende stoffen zoals methacholine of histamine (#page=25, 37) [25](#page=25) [37](#page=37).
* **Uitvoering:** Wordt doorgaans door een longarts in het ziekenhuis uitgevoerd, omdat het potentieel levensbedreigend kan zijn bij te hoge doseringen (#page=25, 37) [25](#page=25) [37](#page=37).
* **Resultaat:** Bij astmapatiënten leiden deze stoffen tot een sterke vernauwing van de luchtwegen, wat wordt aangetoond door een significante daling van de FEV1 (#page=26, 37). Een afname van 20% van de FEV1 is een reden om de test te stoppen en bronchodilatatie toe te dienen [26](#page=26) [37](#page=37).
* **Uitsluiting astma:** Als de bronchiale challenge negatief is, kan astma worden uitgesloten (#page=29, 38) [29](#page=29) [38](#page=38).
> **Tip:** Bij normale personen is de afname van FEV1 na diluens (een neutrale stof) minimaal en plateauert de curve. Bij astma treedt er een sterkere afname op, vooral bij matige en ernstige astma [37](#page=37).
### 3.2 Fenotypering van astma
Astma is een heterogene aandoening, wat betekent dat fenotypering essentieel is om verschillende subtypen te onderscheiden en de behandeling te personaliseren [39](#page=39).
#### 3.2.1 Type 2-hoog versus type 2-laag astma
Dit onderscheid is gebaseerd op specifieke ontstekingsmechanismen (#page=39, 40) [39](#page=39) [40](#page=40).
##### 3.2.1.1 Type 2-hoog astma
Kenmerkend voor type 2-hoog astma is een ontstekingsreactie die wordt gemedieerd door T-helper type 2 (Th2) cellen.
* **Markers:**
* **Verhoogde FeNO:** Indicatief voor IL-13 activiteit in de luchtwegen (#page=35, 40) [35](#page=35) [40](#page=40).
* **Verhoogde bloed eosinofilie:** Indicatief voor systemische IL-5 activiteit, wat leidt tot verhoogde aanmaak van eosinofielen (#page=35, 40) [35](#page=35) [40](#page=40).
* **Interpretatie:** Als één van beide markers verhoogd is, wordt gesproken van type 2-hoog astma. Er is een beperkte differentiaaldiagnose [40](#page=40).
##### 3.2.1.2 Type 2-laag (non-type 2) astma
Dit type astma wordt gekenmerkt door de afwezigheid van de typische Th2-gemedieerde ontstekingsmarkers.
* **Markers:** Beide, FeNO en bloed eosinofilie, zijn laag [40](#page=40).
* **Interpretatie:** Type 2-laag astma vereist een zorgvuldige differentiaaldiagnose met andere aandoeningen [40](#page=40).
#### 3.2.2 Andere fenotyperingsmethoden
Naast FeNO en eosinofielen, worden ook andere tests gebruikt:
* **Allergietesten:**
* **Huidpriktesten:** Onderscheiden allergisch van niet-allergisch astma. Werken niet als de patiënt antihistaminica gebruikt [39](#page=39).
* **Bloedonderzoek:** Meting van serum IgE en allergeen-specifiek IgE (bv. voor huisstofmijt, kat, hond, pollen, schimmels) kan allergisch astma identificeren [39](#page=39).
* **Bloed eosinofilie:** Zoals hierboven vermeld, is een verhoogd aantal eosinofielen een marker voor eosinofiel astma [39](#page=39).
> **Tip:** Fenotypering is cruciaal, aangezien verschillende astmafenotypes anders reageren op therapie, met name op biologische geneesmiddelen gericht tegen Th2-inflammatie [40](#page=40).
---
# Pathologie en immunologie van astma
Astma is een chronische aandoening van de luchtwegen die gekenmerkt wordt door ontsteking, vernauwing en hyperreactiviteit. De pathologie omvat structurele veranderingen in de luchtwegwand, aangedreven door immuuncellen en mediatoren, zowel in allergisch als niet-allergisch astma [12](#page=12) [16](#page=16) [8](#page=8).
### 4.1 Onderliggende pathologische veranderingen in de luchtwegen
Bij astma zijn er diverse structurele veranderingen in de luchtwegen die leiden tot vernauwing en symptomen. Deze veranderingen omvatten [9](#page=9):
* **Verdikking van de bronchiale wand**: Dit is het gevolg van chronische ontsteking en "remodeling" [10](#page=10).
* **Verstoord en fragiel epitheel**: Het epitheel is beschadigd, waardoor antigenen gemakkelijker kunnen binnendringen. Dit kan resulteren in epithiale afschilfering [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Slijmbekercelhyperplasie**: Er is een toename van slijmbekercellen, wat leidt tot verhoogde slijmproductie. Dit kan resulteren in mucus plugs [12](#page=12) [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Oedeem van mucosa en submucosa**: Ontsteking veroorzaakt lekkage van vocht uit bloedvaten naar de luchtwegwand. Dit draagt bij aan de verdikking van de wand [14](#page=14) [9](#page=9).
* **Depositie van extracellulaire matrix onder de basale membraan**: Dit proces, ook wel subepitheliale fibrose genoemd, leidt tot een verdikte basale membraan en is een onderdeel van remodeling [12](#page=12) [14](#page=14).
* **Hyperplasie en hypertrofie van gladde spiercellen**: Zowel het aantal als de grootte van gladde spiercellen neemt toe, wat bijdraagt aan de vernauwing van het lumen door contractie [14](#page=14) [9](#page=9).
* **Toegenomen aantal bloedvaten (angiogenese)**: Er is sprake van nieuwvorming van bloedvaten, die ook gedilateerd kunnen zijn [13](#page=13) [15](#page=15).
#### 4.1.1 Remodelling
Remodelling verwijst naar de blijvende structurele veranderingen van het epitheel en de spierlaag van de luchtwegen. Dit omvat de neerlegging van extracellulaire matrix door fibroblasten onder de basale membraan. Inhalatiecorticosteroïden zijn minder effectief op deze remodelling [10](#page=10) [12](#page=12) [14](#page=14) [9](#page=9).
### 4.2 Mechanismen van luchtwegenvernauwing
Luchtwegenvernauwing bij astma wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren [10](#page=10):
1. **Verdikking van de bronchiale wand**: Zoals beschreven onder de pathologische veranderingen [10](#page=10).
2. **Samentrekken van de gladde spiercellen**: Deze directe contractie draagt aanzienlijk bij aan de vernauwing. Bronchodilatoren worden ingezet om dit tegen te gaan [10](#page=10) [15](#page=15).
3. **Aanwezigheid van bronchiale secreties**: Overmatig slijm kan het lumen van de luchtwegen verder afsluiten [10](#page=10).
### 4.3 Bronchiale hyperreactiviteit
Bronchiale hyperreactiviteit is een sleutelkenmerk van astma en wordt gedefinieerd als de neiging van de luchtwegen om overmatig te reageren op prikkels die bij gezonde personen geen effect hebben [36](#page=36) [8](#page=8).
* **Symptomen**: Kortademigheid en/of hoesten kunnen optreden bij blootstelling aan diverse prikkels [36](#page=36).
* **Typische prikkels**: Deze kunnen aspecifiek zijn, zoals sigarettenrook, luchtvervuiling, temperatuurverschillen, sterke geuren (parfums, schoonmaakmiddelen), lachen en fysieke inspanning. Lachen kan zelfs een astma-aanval uitlokken [36](#page=36).
* **Mechanisme**: Beschadiging van het epitheel kan leiden tot blootstelling van zenuwuiteinden, wat bijdraagt aan de hyperreactiviteit via afferente zenuwbanen [15](#page=15).
### 4.4 Rol van immuuncellen en mediatoren
Astma is een complexe inflammatoire aandoening waarbij diverse immuuncellen en mediatoren betrokken zijn [15](#page=15).
#### 4.4.1 Allergisch astma
Bij allergisch astma speelt de immuunrespons tegen allergenen een centrale rol [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Allergeenpresentatie**: Dendritische cellen presenteren allergenen aan CD4+ T-cellen [16](#page=16).
* **Th2-celactivatie**: Dit leidt tot de inductie van Th2-cellen [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Mediatorvrijzetting door Th2-cellen**: Th2-cellen produceren cytokines zoals Interleukine-4 (IL-4), IL-5 en IL-13 [16](#page=16).
* **IgE-productie**: Deze cytokines stimuleren B-cellen tot IgE-switching, wat resulteert in de productie van IgE-antilichamen [16](#page=16).
* **Eosinofiele infiltratie**: Eosinofielen worden aangetrokken en infiltreren de luchtwegwand. Ze bevatten granules die het epitheel kunnen beschadigen [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Gevolgen van mediatoren**: De vrijgekomen mediatoren leiden tot diverse effecten in de luchtweg:
* **Contractie van gladde spieren**: Dit veroorzaakt bronchoconstrictie [15](#page=15).
* **Plasma lekkage en oedeem**: Verhoogde vaatdoorlaatbaarheid zorgt voor vochtophoping in de luchtwegwand [15](#page=15).
* **Slijmhypersecretie**: Verhoogde productie van slijm [15](#page=15).
* **Zenuwactivatie**: Afferente zenuwen worden geactiveerd, wat bijdraagt aan hyperreactiviteit. Efferente zenuwen zorgen voor spiercontractie en verhoogde mucusproductie [15](#page=15).
#### 4.4.2 Niet-allergisch astma
Bij niet-allergisch astma is de inflammatoire respons niet direct gebonden aan IgE-gemedieerde reacties op allergenen, maar kan deze worden uitgelokt door andere prikkels zoals luchtverontreinigende stoffen, microben of glycoproteïnen [16](#page=16).
* **Epitheliale celsignalering**: Prikkels kunnen leiden tot schade aan het epitheel, wat de afgifte van epitheel-afgeleide cytokines bevordert, waaronder IL-33, IL-25 en TSLP (thymic stromal lymphopoietin) [16](#page=16).
* **Activatie van ILC2's**: Deze cytokines activeren innate lymphoid cells type 2 (ILC2's) op een antigeen-onafhankelijke manier via hun receptoren [16](#page=16).
* **Mediatorvrijzetting door ILC2's**: Geactiveerde ILC2's produceren grote hoeveelheden IL-5 en IL-13 [16](#page=16).
* **Gevolgen**: Net als bij allergisch astma leiden deze cytokines tot eosinofilie, slijmhypersecretie en luchtweg hyperreactiviteit [16](#page=16).
### 4.5 Variabiliteit van astma
Astma is een variabele aandoening die in ernst kan fluctueren over tijd (maanden, weken, dagen). Patiënten kunnen periodes van toenemende symptomen ervaren en extra therapie nodig hebben. Slechte therapietrouw, waarbij patiënten de onderhoudsbehandeling stoppen wanneer ze asymptomatisch zijn, draagt bij aan slechte controle van de aandoening. Slaapstoornissen en nachtelijke wakkerheid kunnen ook tekenen zijn van slechte controle [11](#page=11).
### 4.6 Astma en allergie
Het is belangrijk op te merken dat astma en allergie vaak samen voorkomen, met name allergisch astma. Ongeveer één op de tien personen met astma of COPD vertoont kenmerken van beide aandoeningen [17](#page=17).
> **Tip:** Hoewel inhalatiecorticosteroïden essentieel zijn voor de behandeling van ontsteking bij astma, zijn ze minder effectief tegen de structurele veranderingen van remodelling. Dit onderstreept het belang van vroege en consequente behandeling om progressieve luchtwegbeschadiging te voorkomen [10](#page=10).
>
> **Voorbeeld:** Een patiënt met astma kan na blootstelling aan koud weer, een sterke parfum of inspanning plotseling kortademig worden en gaan hoesten. Dit is een duidelijk voorbeeld van bronchiale hyperreactiviteit [36](#page=36).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Astma | Een heterogene aandoening, meestal gekenmerkt door chronische luchtweginfectie, die wordt gedefinieerd door de geschiedenis van ademhalingssymptomen zoals piepende ademhaling, kortademigheid, druk op de borst en hoest die variëren in tijd en intensiteit, samen met een variabele uitademingsstroombeperking. |
| Chronische luchtweginfectie | Een langdurige ontsteking van de luchtwegen die leidt tot structurele veranderingen en verminderde functie. |
| Bronchiale hyperreactiviteit | De neiging van de luchtwegen om overmatig te reageren op prikkels die bij gezonde personen geen effect hebben, resulterend in vernauwing van de luchtwegen. |
| Uitademingsstroombeperking | Een vernauwing van de luchtwegen die de luchtstroom tijdens het uitademen belemmert, wat kan variëren in ernst en duur. |
| Remodelling | Blijvende structurele veranderingen in de luchtwegen, veroorzaakt door chronische ontsteking en letsel, die leiden tot verdikking van de luchtwegwand en vernauwing van het lumen. |
| Slijmbekercelhyperplasie | Een toename van het aantal slijmbekercellen in het luchtepitheel, wat resulteert in overmatige slijmproductie. |
| Oedeem | Zwelling van weefsels veroorzaakt door vochtophoping, in dit geval in de mucosa en submucosa van de luchtwegen. |
| Eosinofielen | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt bij allergische ontstekingen en astma, en kan worden aangetroffen in de luchtwegwand en het slijm. |
| T-lymfocyten | Een type witte bloedcel dat essentieel is voor het immuunsysteem en betrokken is bij allergische reacties en ontstekingen bij astma. |
| Mestcellen | Cellen die een sleutelrol spelen in allergische reacties door de afgifte van histamine en andere inflammatoire mediatoren. |
| IgE (Immunoglobuline E) | Een antilichaam dat betrokken is bij allergische reacties en een verhoogd niveau hiervan vaak wordt gezien bij astma. |
| Allergenen | Stoffen die bij gevoelige personen een allergische reactie kunnen uitlokken, zoals huisstofmijten, pollen, dierlijke huidschilfers en schimmels. |
| Anamnese | Het medische gesprek met de patiënt om informatie te verzamelen over de medische geschiedenis, symptomen en risicofactoren. |
| Spirometrie | Een longfunctieonderzoek dat de hoeveelheid lucht meet die een persoon kan in- en uitademen en de snelheid waarmee dit gebeurt, gebruikt om luchtwegvernauwing aan te tonen. |
| FEV1 (Forced Expiratory Volume in 1 second) | De hoeveelheid lucht die geforceerd kan worden uitgeademd in de eerste seconde van een maximale uitademing; een belangrijke parameter bij spirometrie. |
| Bronchodilatator | Een medicijn dat de luchtwegen verwijdt, gebruikt om symptomen van astma te verlichten en reversibele luchtwegvernauwing aan te tonen. |
| FENO (Fractionele Excretie van Stikstofmonoxide) | Een meting van de hoeveelheid stikstofmonoxide in de uitgeademde lucht, die verhoogd kan zijn bij type 2-inflammatie, kenmerkend voor bepaalde astmatypen. |
| Bronchiale provocatietest | Een test waarbij de luchtwegen worden blootgesteld aan prikkelende stoffen om de aanwezigheid en ernst van bronchiale hyperreactiviteit te beoordelen. |
| Fenotypering van astma | Het classificeren van astma op basis van klinische en biologische kenmerken, zoals de aanwezigheid van allergieën of specifieke ontstekingspatronen (type 2-hoog of type 2-laag). |