Cover
Start now for free les 4 anouk verwerkt.pptx
Summary
# Introductie tot het MOHO-model
Het MOHO-model biedt een raamwerk om te begrijpen hoe individuen hun dagelijkse activiteiten kiezen, organiseren en uitvoeren binnen hun specifieke omgeving.
## 1. Introductie tot het MOHO-model
Het Model of Human Occupation (MOHO) is een van de meest gebruikte praktijkmodellen binnen de ergotherapie. Het werd oorspronkelijk in de jaren tachtig in de Verenigde Staten ontwikkeld door Gary Kielhofner en is sindsdien verder ontwikkeld, zowel internationaal als in Europa. Het model stelt dat menselijk handelen wordt gevormd door de dynamische interactie tussen de persoon, de omgeving en het handelen zelf. Het MOHO is niet enkel een ergotherapeutisch model, maar heeft ook psychologische componenten en kan goed worden aangevuld met andere modellen en referentiekaders. Het model benadrukt de individuele verschillen tussen mensen en de invloed van de context op gedrag.
### 1.1 Geschiedenis en ontwikkeling
Het MOHO ontstond in een tijd dat veel modellen zich richtten op functiestoornissen. De ontwikkeling ervan was mede ingegeven door een beweging om mensen breder te begrijpen, rekening houdend met hun relaties en de context waarin zij leven. Mary Reilly speelde een belangrijke rol door te stellen dat dagelijkse activiteiten worden onderverdeeld in domeinen, maar dat deze altijd binnen een context of omgeving worden uitgevoerd, zowel fysiek, sociaal als temporeel. Reilly benadrukte ook de aangeboren behoefte van mensen om dingen te doen en te groeien in hun handelen, een concept dat is meegenomen in het MOHO als een open systeembenadering waarbij verandering essentieel is, maar de snelheid hiervan per individu verschilt.
### 1.2 Kernconcepten en vertrekpunten
Het MOHO stelt centrale vragen over hoe handelen wordt geïnitieerd, georganiseerd en uitgevoerd, hoe ziekte, gezondheid en de persoon zelf het handelen beïnvloeden, en hoe ergotherapeuten mensen aanzetten tot handelen. Het model richt zich op:
* Hoe iemand zijn activiteiten kiest.
* Hoe de persoon zijn activiteiten uitvoert binnen een omgeving.
Het MOHO wordt beschouwd als een raamwerk, dat zich verder heeft ontwikkeld tot een 'frame of reference'.
#### 1.2.1 De mens/persoon
De mens wordt gezien als een wezen dat van nature wil handelen. Dit handelen wordt mede gevormd door de dynamische relatie met de omgeving. De persoon bestaat uit drie kerncomponenten die de basis leggen voor handelen en verandering:
* **Motivatie:** De drijfveer om activiteiten te ondernemen.
* **Gewenning (Habituation):** Het proces waarbij dagelijkse activiteiten routinematig en vanzelfsprekend worden uitgevoerd. Dit wordt bepaald door gewoonten en rollen.
* **Uitvoeringsvermogen:** De fysieke en mentale capaciteiten die nodig zijn om activiteiten mogelijk te maken. Dit omvat zowel objectieve capaciteiten als subjectieve ervaringen.
> **Tip:** Het MOHO benadrukt dat de mens een open systeem is, wat betekent dat hij constant interacteert met zijn omgeving en openstaat voor verandering.
##### 1.2.1.1 Motivatie
Motivatie is een essentieel construct binnen het MOHO en fungeert vaak als een startpunt voor therapie. Het wordt gevormd door drie elementen:
* **Persoonlijke effectiviteit:** Het innerlijke beeld dat iemand heeft van zijn eigen mogelijkheden om activiteiten te realiseren.
* **Waarden:** De overtuigingen van een persoon over wat goed en belangrijk is om te doen, vaak beïnvloed door cultuur.
* **Interesses:** Wat iemand leuk vindt om te doen en waar hij voldoening uit haalt.
Motivatie beïnvloedt de keuzes die iemand maakt, zowel op korte termijn (activity choice) als op lange termijn (occupational choice).
> **Voorbeeld:** Een cliënt die waarde hecht aan onafhankelijkheid zal gemotiveerd zijn om zelfzorgactiviteiten te blijven uitvoeren, zelfs bij fysieke beperkingen.
##### 1.2.1.2 Gewenning (Habituation)
Gewenning zorgt ervoor dat veel dagelijkse activiteiten routinematig en zonder veel nadenken worden uitgevoerd. Dit wordt gevormd door:
* **Gewoonten:** Vaste activiteiten die dagelijks of regelmatig worden uitgevoerd en helpen bij een nuttig tijdsbestek.
* **Rollen:** Gedrag, kleding en taalgebruik die samenhangen met de verschillende rollen die een persoon gedurende zijn leven vervult. Rollen kunnen ook negatief zijn of met elkaar in conflict komen.
> **Voorbeeld:** Een man die jarenlang als tuinier heeft gewerkt, zal bepaalde routines en rolverwachtingen hebben die zijn handelen beïnvloeden.
##### 1.2.1.3 Uitvoeringsvermogen
Het uitvoeringsvermogen wordt bepaald door de fysieke en mentale capaciteiten van een persoon. Dit omvat zowel objectieve capaciteiten als subjectieve ervaringen, bijvoorbeeld hoe iemand naar zijn eigen mogelijkheden kijkt.
> **Voorbeeld:** Een persoon met MS kan fysieke vermoeidheid ervaren, wat zijn beleving van handelen beïnvloedt, zelfs als hij technisch in staat is om een taak uit te voeren.
#### 1.2.2 Omgeving/context
De omgeving of context beïnvloedt sterk wat mensen doen en hoe ze het doen.
#### 1.2.3 Handelen/occupatie
Handelen, of occupatie, verwijst naar het uitvoeren van activiteiten. Binnen het MOHO worden verschillende niveaus en dimensies van handelen onderscheiden:
* **Occupational participation:** Deelname aan dagelijkse activiteiten en rollen. Dit is het eindresultaat, de optelsom van identiteit en competentie.
* **Occupational performance:** Het daadwerkelijk uitvoeren van activiteiten.
* **Occupational skills:** De specifieke vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van een activiteit.
> **Voorbeelden:**
> * Koken voor het gezin (occupational participation)
> * Werken als verpleegkundige (occupational participation)
> * Snijden van groenten tijdens het koken (occupational performance)
> * Een recept volgen (occupational skills)
> * Een lepel vasthouden (motorisch aspect van occupational skills)
Het handelen wordt gevormd door de persoon, in een bepaalde omgeving, en krijgt samenhang en betekenis door participatie.
##### 1.2.3.1 Occupational change
Occupational change is de verandering in iemands dagelijkse activiteiten en rollen in de tijd. Dit proces kent drie fasen:
1. **Exploreren:** De persoon probeert nieuwe activiteiten of manieren van doen uit en leert over zijn eigen capaciteiten, voorkeuren en waarden.
2. **Competentie eigen maken:** De persoon gaat aan de slag met deze nieuwe manieren van doen.
3. **Beheersing:** De persoon heeft voldoende vaardigheden en gewoonten om volledig deel te nemen aan nieuwe activiteiten.
Veranderingen in handelen kunnen periodiek (incrementeel) of transformationeel zijn. Transformationele veranderingen omvatten een fundamentele wijziging in denken, voelen of handelen. Catastrofale veranderingen zijn drastische wijzigingen in de levenssituatie.
> **Voorbeeld:** Een persoon die zijn ochtendroutine zelfstandig uitvoert ondanks cognitieve beperkingen (handelingadaptatie), laat zien dat hij zijn handelen heeft aangepast.
### 1.3 De rol van de ergotherapeut vanuit MOHO-perspectief
Vanuit een MOHO-lens kijkt de therapeut naar de intrinsieke waarden, interesses en occupaties van de cliënt om motivatie te begrijpen. Vervolgens wordt gekeken hoe het occupational behaviour georganiseerd kan worden. De taak van de ergotherapeut omvat:
* Onderzoeken hoe iemand zijn taken en occupaties kan vervullen.
* Observeren hoe de persoon en de omgeving het handelen beïnvloeden.
* Bepalen waar interventies op gericht zijn: het veranderen van de omgeving, de persoon of het handelen.
#### 1.3.1 Fasen van verandering van dagelijks handelen
Ergotherapie kent vier fasen in het veranderen van dagelijks handelen:
1. **Assessment:** De persoon en ergotherapeut onderzoeken middels verschillende instrumenten (observatie, zelfrapportage, interview) hoe de dynamiek van wil, gewenning, uitvoering en de omgeving het dagelijks handelen beïnvloedt en welke behoeften en mogelijkheden de persoon heeft.
2. **Plan maken voor interventie:** De ergotherapeut zoekt naar meerdere oplossingen om betrokkenheid bij dagelijks handelen te herwinnen, rekening houdend met de uitdagingen van de persoon.
3. **Verandering doorvoeren:** De persoon en ergotherapeut werken samen aan de verandering van het dagelijkse handelen.
4. **Volhouden van verandering:** Deze fase is gericht op het duurzaam maken van de verandering in een ondersteunende omgeving.
Er zijn diverse therapeutische strategieën en assessmentinstrumenten beschikbaar om dit proces te ondersteunen, zoals observatie, zelfrapportage en interviews.
### 1.4 Sterktes van het MOHO-model
Het MOHO-model kent diverse sterktes:
* **Wetenschappelijke onderbouwing:** Het model is grondig onderzocht en getest.
* **Theoretische diepgang:** Het biedt een rijke theoretische basis voor de ergotherapeutische praktijk.
* **Stimuleert kritisch denken:** Het model nodigt uit tot reflectie over de complexiteit van menselijk handelen.
* **Diverse assessmentinstrumenten:** Er zijn meerdere instrumenten beschikbaar om de concepten van het model te meten en te evalueren.
* **Clientgericht:** Het bevordert een holistische, evidence-based en cultureel gevoelige, clientgecentreerde benadering.
* **Occupation-based:** Het focust op het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen occupatie, persoon en omgeving.
Het MOHO hanteert een biopsychosociaal perspectief op de mens en is sterk in het begrijpen van patiënten op een diepgaand niveau.
---
# Kernconstructen en visualisatie van het MOHO
Hier is de samenvatting voor het onderwerp "Kernconstructen en visualisatie van het MOHO".
## 2. Kernconstructen en visualisatie van het MOHO
Het Model of Human Occupation (MOHO) beschrijft hoe personen dagelijkse activiteiten kiezen en uitvoeren binnen hun omgeving, met een sterke focus op de motivatie die dit handelen stuurt.
### 2.1 De kernelementen van het MOHO
Het MOHO is een raamwerk dat het menselijk handelen verklaart vanuit de dynamische interactie tussen drie kernconstructen: de persoon, de omgeving en de activiteit (occupatie).
#### 2.1.1 De persoon (mens)
De persoon wordt beschouwd als een open systeem dat intrinsiek gemotiveerd is om te handelen. Dit dynamische systeem bestaat uit:
* **Motivatie:** Dit is de drijvende kracht achter het kiezen en uitvoeren van activiteiten. Motivatie wordt binnen het MOHO gevormd door drie elementen:
* **Persoonlijke effectiviteit:** Het innerlijke beeld dat iemand heeft van de eigen mogelijkheden om activiteiten te realiseren.
* **Waarden:** Overtuigingen van de persoon over wat goed en belangrijk is om te doen, vaak beïnvloed door cultuur.
* **Interesses:** Wat iemand leuk vindt om te doen en waar voldoening uit wordt gehaald.
* **Gewenning (habituation):** Dit verwijst naar het routinematige en vanzelfsprekende karakter van veel dagelijkse activiteiten. Gewenning wordt bepaald door gewoonten en rollen.
* **Gewoonten:** Vaste, vaak dagelijkse activiteiten die helpen om tijd nuttig te besteden en de structuur van het dagelijks leven te organiseren.
* **Rollen:** Gedragspatronen, verwachtingen en identiteiten die aan personen worden toegeschreven of die zij voor zichzelf aannemen. Rollen kunnen positief of negatief ervaren worden en soms met elkaar conflicteren.
* **Uitvoeringsvermogen (performance capacity):** Dit omvat de fysieke en mentale capaciteiten die nodig zijn om dagelijkse activiteiten uit te voeren. Dit bestaat uit zowel objectieve capaciteiten als subjectieve ervaringen.
> **Tip:** Verandering in het uitvoeringsvermogen, zoals ervaren door iemand met MS, kan de beleving van handelen sterk beïnvloeden, zelfs als de theoretische mogelijkheid tot uitvoeren nog aanwezig is.
#### 2.1.2 De omgeving (context)
De omgeving, ook wel context genoemd, beïnvloedt wat mensen doen en hoe ze het doen. Dit kan een fysieke, sociale of temporele context zijn. Gedrag kan variëren afhankelijk van de plaats en het moment waarop een activiteit wordt uitgevoerd.
#### 2.1.3 De activiteit (occupatie)
Activiteit, of occupatie, is het niveau en de dimensie van handelen die iemand uitoefent. Het MOHO onderscheidt drie niveaus van handelen:
* **Occupational participation:** Het eindresultaat, de optelsom van identiteit en competentie, waarbij de persoon deelneemt aan dagelijkse activiteiten.
* **Occupational performance:** Het daadwerkelijk uitvoeren van activiteiten.
* **Occupational skills:** De specifieke vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van een activiteit, onderverdeeld in motorische, proces- en communicatie-/interpersoonlijke vaardigheden.
> **Voorbeelden van activiteiten (occupaties):**
> * Koken voor het gezin
> * Werken als verpleegkundige
> * Studeren voor een examen
> **Voorbeelden van occupational performance:**
> * Snijden van groenten tijdens het koken
> * Informatie opzoeken voor een werkopdracht
> * Schrijven van een e-mail
> **Voorbeelden van occupational skills:**
> * Een lepel vasthouden (motorisch)
> * Een recept volgen (proces)
> * Een gesprek voeren met een collega (communicatie/interpersoonlijk)
### 2.2 Visualisatie van het MOHO
Het MOHO wordt gevisualiseerd als een dynamisch samenspel van de drie kernconstructen: de persoon (motivatie, gewenning, uitvoeringsvermogen), de omgeving en de activiteit. De **wil** van de persoon tot het uitvoeren van dagelijkse activiteiten wordt gevormd door de dynamische interactie tussen deze elementen.
De motivatie wordt dus direct gevormd door de persoonlijke effectiviteit, waarden en interesses. Gewenning wordt gestuurd door vaste gewoonten en de rollen die iemand bekleedt. Het uitvoeringsvermogen wordt bepaald door de fysieke en mentale capaciteiten van de persoon, zowel objectief als subjectief.
### 2.3 Belang van motivatie en keuzes
* **Motivatie:** Is een essentieel startpunt voor therapie en beïnvloedt de keuzes die iemand maakt.
* **Activity choice:** Heeft invloed op korte termijn, maar is meestal minder bepalend.
* **Occupational choices:** Beïnvloedt op lange termijn en is doorgaans bepalender voor iemands levensloop.
> **Voorbeeld:** Een cliënt die waarde hecht aan onafhankelijkheid zal gemotiveerd zijn om zelfzorgactiviteiten te blijven uitvoeren, ondanks fysieke beperkingen.
> **Voorbeeld:** Een man die jarenlang als tuinier werkte, heeft bepaalde routines en rolverwachtingen die zijn huidige handelen beïnvloeden.
### 2.4 Invloed van ziekte/handicap op het MOHO
Ziekte of handicap kan invloed hebben op alle aspecten van de persoon binnen het MOHO:
* **Persoon:** Kan leiden tot veranderingen in motivatie, gewenning en uitvoeringsvermogen.
* **Handelen:** Wordt gevormd door de persoon, in een bepaalde omgeving, en krijgt samenhang en betekenis door participatie.
> **Voorbeeld:** Een cliënt die zichzelf ziet als "zorgzame vader" kan moeite hebben met het verlies van deze rol door ziekte. Een jonge vrouw die zich identificeert als "creatieve ondernemer" kan haar werk als essentieel voor haar welzijn beschouwen.
### 2.5 Occupational change
Occupational change verwijst naar veranderingen in iemands dagelijkse activiteiten en rollen in de tijd. Dit proces kent drie fasen:
1. **Exploreren:** De persoon probeert nieuwe activiteiten of manieren van doen uit en leert hierdoor over eigen capaciteiten, voorkeuren en waarden.
2. **Competentie eigen maken:** De persoon begint met het toepassen van deze nieuwe manieren van doen.
3. **Beheersing:** De persoon heeft voldoende vaardigheden en gewoonten ontwikkeld om volledig deel te nemen aan nieuwe activiteiten.
Er zijn verschillende soorten veranderingen:
* **Periodiek (incremental change):** Geleidelijke aanpassingen.
* **Transformationeel (transformational change):** Fundamentele verandering in patronen van denken, voelen of handelen.
* **Catastrofaal (catastrophic change):** Drastische verandering in de levenssituatie (bv. ernstige ziekte, verlies).
> **Voorbeeld:** Een cliënt die zijn ochtendroutine zelfstandig uitvoert ondanks cognitieve beperkingen illustreert het eigen maken van competentie. Een student die studie, werk en sociaal leven in balans houdt, toont beheersing.
### 2.6 De rol van de ergotherapeut vanuit MOHO-perspectief
Vanuit een MOHO-lens kijkt de ergotherapeut naar:
* **Motivatie:** De intrinsieke waarden, interesses en occupaties van de cliënt.
* **Occupational behaviour:** Hoe dit gedrag georganiseerd kan worden.
* **Occupational engagement:** De mate van betrokkenheid bij dagelijks handelen.
De ergotherapeut onderzoekt hoe iemand zijn taken en occupaties kan vervullen en bekijkt hoe de persoon en de omgeving het handelen beïnvloeden. Interventies kunnen gericht zijn op het veranderen van de omgeving, de persoon of het handelen zelf.
Het proces van verandering in dagelijks handelen kent vier fasen:
1. **Assessment:** De persoon en ergotherapeut analyseren met assessment-instrumenten de dynamiek van wil, gewenning, uitvoering en omgeving, en de behoeften en handelingsvragen van de persoon.
2. **Interventieplanning:** De ergotherapeut onderzoekt oplossingen om betrokkenheid bij het dagelijks handelen te herwinnen.
3. **Verandering:** De persoon en ergotherapeut werken samen aan de verandering van dagelijks handelen.
4. **Volhouden:** Deze fase is gericht op het bestendigen van de verandering in een ondersteunende omgeving.
De therapeutische strategieën zijn belangrijk om de verandering te ondersteunen. Er zijn verschillende assessmentmethoden beschikbaar, waaronder observatie, zelfrapportage en interviews, vaak in combinatie.
### 2.7 Sterktes van het MOHO
Het MOHO wordt gekenmerkt door:
* Wetenschappelijke en theoretische onderbouwing.
* Het aanzetten tot diepgaand nadenken over de cliënt.
* Beschikbaarheid van diverse assessmentinstrumenten.
* Clientgecentreerd en holistisch werken.
* Culturele gevoeligheid.
* Occupatie-gebaseerd, met inzicht in de relatie tussen occupatie, persoon en omgeving.
---
# Ziekte, handicap en de niveaus van handelen binnen het MOHO
Dit onderwerp onderzoekt hoe ziekte en handicap de kernconstructen van het Model of Human Occupation (MOHO) beïnvloeden, namelijk motivatie, gewenning en uitvoeringsvermogen, en definieert vervolgens de drie niveaus van handelen: handelingsadaptatie, handelingscompetentie en handelingsperformance, met bijbehorende voorbeelden.
### 3.1 De impact van ziekte of handicap op de kernconstructen van het MOHO
Ziekte en handicap kunnen aanzienlijke invloed hebben op de kernconstructen van het MOHO, wat weer impact heeft op het menselijk handelen. Deze invloed kan zich manifesteren op de volgende gebieden:
* **Op de persoon:**
* **Motivatie:** Ziekte of handicap kan de drijfveren van een persoon om activiteiten te ondernemen aantasten. Dit kan voortkomen uit veranderingen in het zelfbeeld, de waarden of de interesses van de persoon.
* **Gewenning:** Bestaande gewoonten en rollen kunnen verstoord raken of onhoudbaar worden door de fysieke of mentale beperkingen die met een ziekte of handicap gepaard gaan.
* **Uitvoeringsvermogen:** De fysieke en mentale capaciteiten die nodig zijn om dagelijkse activiteiten uit te voeren, kunnen direct worden beïnvloed door de ziekte of handicap.
* **Op het handelen:**
Het handelen zelf, dat gevormd wordt door de interactie tussen de persoon en de omgeving, kan hierdoor veranderen. Participatie in activiteiten, wat handelen samenhang en betekenis geeft, kan hierdoor bemoeilijkt worden.
> **Tip:** Het is cruciaal om te beseffen dat de impact van ziekte en handicap niet alleen lichamelijk is, maar ook sterk psychologisch en sociaal kan zijn. Het MOHO biedt een kader om deze brede invloed te begrijpen.
#### 3.1.1 Voorbeelden van de impact van ziekte of handicap op het handelen
* **Koken voor het gezin:** Een persoon met verminderde fijne motoriek kan moeite krijgen met het snijden van groenten.
* **Werken als verpleegkundige:** Cognitieve achteruitgang kan het uitvoeren van complexe procedures of het onthouden van patiëntengegevens bemoeilijken.
* **Spelen met kleinkinderen:** Fysieke beperkingen kunnen het vermogen om actief deel te nemen aan spelletjes verminderen.
* **Studeren voor een examen:** Chronische vermoeidheid kan de concentratie en het uithoudingsvermogen voor lange studeersessies negatief beïnvloeden.
### 3.2 De drie niveaus van handelen binnen het MOHO
Het MOHO onderscheidt drie belangrijke niveaus van handelen die helpen om de interactie tussen de persoon, de omgeving en de activiteit te analyseren.
#### 3.2.1 Handelingsperformance
Dit niveau verwijst naar het **direct uitvoeren van activiteiten**. Het omvat de concrete acties en gedragingen die een persoon vertoont tijdens een activiteit. Dit kan variëren van eenvoudige motorische handelingen tot complexe cognitieve processen.
> **Voorbeeld:** Het vasthouden van een lepel tijdens het eten, het volgen van de stappen in een recept, het zoeken naar informatie voor een werkopdracht, of het voeren van een gesprek met een collega vallen allemaal onder handelingsperformance.
#### 3.2.2 Handelingscompetentie
Handelingscompetentie beschrijft het vermogen om de uitvoering van activiteiten te **realiseren en er consistent naar te kunnen leven**. Het impliceert dat een persoon de vaardigheden, gewoonten en kennis bezit om de activiteiten die bij zijn rollen en identiteit horen, met succes en op een betekenisvolle manier uit te voeren, zelfs ondanks mogelijke beperkingen.
> **Voorbeeld:** Een cliënt die zijn ochtendroutine zelfstandig uitvoert, ondanks cognitieve beperkingen, toont handelingscompetentie. Ook een student die erin slaagt om studie, werk en een sociaal leven in balans te houden, illustreert dit niveau van handelen.
#### 3.2.3 Handelingsadaptatie
Handelingsadaptatie, ook wel bekend als participatie, vertegenwoordigt het **eindresultaat van de identiteit en competentie van een persoon**. Het is de optelsom van hoe iemand zichzelf ziet en hoe succesvol hij of zij dagelijkse rollen en activiteiten kan uitvoeren in de bredere context van het leven. Het gaat om het vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden en toch betekenisvol deel te nemen aan het leven.
> **Voorbeeld:** Een man die zichzelf identificeert als "zorgzame vader" en ondanks ziekte manieren vindt om deze rol te behouden, toont handelingsadaptatie. Een jonge vrouw die zichzelf ziet als "creatieve ondernemer" en haar werk als essentieel voor haar welzijn beschouwt en hierin succesvol blijft participeren, illustreert dit concept.
> **Tip:** De drie niveaus van handelen - performance, competentie en adaptatie - zijn onderling verbonden en beïnvloeden elkaar continu. Verbetering op het ene niveau kan leiden tot positieve veranderingen op de andere niveaus.
#### 3.2.4 Geïntegreerd voorbeeld van de drie niveaus van handelen
* **Bart werkt op een zorgboerderij (Handelingsadaptatie/Participatie):** Bart ervaart zijn rol als werknemer op de zorgboerderij als een belangrijk onderdeel van zijn identiteit en zijn leven.
* **Hij helpt met de verzorging van de dieren en neemt actief deel aan het houtatelier (Handelingsperformance):** Dit zijn de concrete handelingen die Bart uitvoert.
* **Bij de verzorging van de dieren weet hij waar het voer staat, water te vinden is, hoe hij moet doseren, enzovoort (Handelingscompetentie):** Bart beschikt over de specifieke kennis en vaardigheden om deze taken succesvol uit te voeren, wat hem in staat stelt zijn rol te vervullen.
Deze niveaus van handelen bieden een gestructureerde manier om te analyseren hoe iemand functioneert en hoe ergotherapie kan worden ingezet om participerend en betekenisvol handelen te bevorderen, met name in de context van ziekte en handicap.
---
# Occupational change en therapeutische benaderingen binnen het MOHO
Dit gedeelte verkent het concept van occupational change binnen het Model of Human Occupation (MOHO), inclusief de fasen van verandering, verschillende soorten veranderingen en de rol van de ergotherapeut in het faciliteren van dit proces.
### 4.1 Het concept van occupational change
Occupational change verwijst naar veranderingen in iemands dagelijkse activiteiten en rollen in de loop van de tijd. Dit proces is fundamenteel voor de menselijke ontwikkeling en aanpassing.
#### 4.1.1 Fasen van occupational change
Het proces van occupational change omvat doorgaans drie fasen:
* **Exploratie:** In deze fase experimenteert een persoon met nieuwe activiteiten of nieuwe manieren van doen. Dit leidt tot het leren over eigen capaciteiten, voorkeuren en waarden.
* **Competentie eigen maken:** De persoon begint deze nieuwe manieren van doen te integreren en te oefenen. Dit impliceert het ontwikkelen van vaardigheden en het wennen aan nieuwe routines.
* **Beheersing:** De persoon beschikt over voldoende vaardigheden en gewoonten om volledig deel te nemen aan nieuwe activiteiten. Dit kan betrekking hebben op leren/werken, spelen/vrije tijd of wonen/zorgen.
#### 4.1.2 Soorten occupational change
Veranderingen in dagelijks handelen kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
* **Periodiek (incrementele verandering):** Dit zijn kleine, geleidelijke aanpassingen in bestaande activiteiten of routines.
* **Transformationeel (transformationele verandering):** Hierbij vindt een fundamentele verandering plaats in patronen van denken, voelen of handelen, waarbij oude patronen plaatsmaken voor nieuwe. Voorbeelden hiervan zijn veranderingen in werk, relaties, levensstijl of genderidentiteit.
* **Catastrofaal (catastrofale verandering):** Dit betreft drastische veranderingen in de levenssituatie van een persoon, zoals het optreden van een chronische ziekte, ontslag uit een baan of het verlies van een partner.
### 4.2 Therapeutische benaderingen binnen het MOHO met betrekking tot occupational change
Het MOHO biedt een raamwerk om occupational change te begrijpen en te faciliteren. De ergotherapeut speelt een cruciale rol in dit proces door de persoon te ondersteunen bij het navigeren door deze veranderingen.
#### 4.2.1 De rol van de ergotherapeut
Vanuit een MOHO-perspectief richt de ergotherapeut zich op verschillende aspecten om verandering te bevorderen:
* **Begrijpen van motivatie:** De therapeut onderzoekt de intrinsieke waarden, interesses en occupaties van de cliënt. Dit inzicht is essentieel om de motivatie voor verandering te stimuleren.
* **Organiseren van occupational behaviour:** De therapeut helpt de cliënt bij het organiseren van taken en occupaties op een manier die bijdraagt aan verandering en welzijn.
* **Onderzoek naar taakvervulling:** De therapeut onderzoekt hoe iemand zijn taken en occupaties kan vervullen, rekening houdend met de capaciteiten van de persoon en de invloed van de omgeving.
* **Bevorderen van occupational engagement:** De therapeut streeft ernaar de mate van betrokkenheid van de cliënt bij dagelijks handelen te vergroten.
#### 4.2.2 Dimensies van occupational engagement
Occupational engagement kan worden begrepen aan de hand van verschillende dimensies:
* **Handelingsperformance:** Dit verwijst naar het daadwerkelijk uitvoeren van activiteiten.
* **Handelingscompetentie:** Dit omvat het vermogen om activiteiten in de realiteit om te zetten, ernaar te leven en ernaar te handelen.
* **Handelingsadaptatie (participatie):** Dit is het eindresultaat, de optelsom van identiteit en competentie, waarbij de persoon deelneemt aan betekenisvolle activiteiten.
> **Tip:** De ergotherapeutische interventies kunnen gericht zijn op het veranderen van de omgeving, de persoon of het handelen zelf, afhankelijk van de specifieke behoeften en doelen van de cliënt.
#### 4.2.3 Vier fasen van verandering in dagelijks handelen
Ergotherapie kent vier fasen bij het ondersteunen van verandering in dagelijks handelen:
1. **Assessment:** De persoon en de ergotherapeut gebruiken assessment-instrumenten om de dynamiek van wil, gewenning, uitvoering en de omgeving te analyseren. Dit helpt bij het identificeren van behoeften, mogelijkheden en handelingsvragen van de persoon.
2. **Interventieplanning:** De ergotherapeut onderzoekt meerdere oplossingen om de betrokkenheid bij dagelijks handelen te herwinnen en richt zich op de uitdagingen van de persoon.
3. **Verandering:** De persoon en de ergotherapeut werken samen aan het realiseren van veranderingen in het dagelijks handelen.
4. **Consolidatie en onderhoud:** Deze fase is gericht op het volhouden van de verandering in een ondersteunende omgeving.
> **Tip:** Het belang van therapeutische strategieën ligt in het faciliteren van deze fasen, waarbij de nadruk ligt op de unieke behoeften en doelen van de cliënt. Verschillende assessmentmethoden zoals observatie, zelfrapportage en interviews, of een combinatie hiervan, kunnen worden ingezet.
### 4.3 Sterktes van het MOHO-model
Het MOHO-model wordt gewaardeerd om zijn sterktes:
* **Wetenschappelijke onderbouwing:** Het model is sterk gebaseerd op onderzoek en wordt voortdurend getest en gevalideerd.
* **Theoretische diepgang:** Het biedt een uitgebreid theoretisch kader voor het begrijpen van menselijk handelen.
* **Stimuleren van reflectie:** Het model moedigt ergotherapeuten aan tot kritisch nadenken over hun praktijk en de behoeften van hun cliënten.
* **Brede toepasbaarheid:** Het kan goed gecombineerd worden met andere modellen en referentiekaders, en is bruikbaar voor diverse cliëntengroepen.
* **Evidence-based en cliëntgericht:** Het bevordert een holistische, cultureel gevoelige en evidence-based praktijk, waarbij de focus ligt op de relatie tussen occupatie, persoon en omgeving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ergotherapeutische modellen | Theoretische raamwerken die worden gebruikt in de ergotherapie om het menselijk handelen, de bezigheden en de interactie met de omgeving te begrijpen en te beïnvloeden. Deze modellen helpen ergotherapeuten bij het analyseren van problemen en het plannen van interventies. |
| MOHO-model (Model of Human Occupation) | Een breed erkend en veelgebruikt ergotherapeutisch praktijkmodel dat de menselijke bezigheid beschrijft door middel van de interactie tussen de persoon, de omgeving en de activiteit. Het model richt zich op de motivatie van individuen om dagelijkse activiteiten te kiezen en uit te voeren. |
| Tijdgeest | De heersende intellectuele, culturele en politieke sfeer van een bepaalde periode, die de ontwikkeling en interpretatie van theorieën en modellen kan beïnvloeden. Modellen moeten worden geplaatst in de tijdgeest van hun ontstaan. |
| Land van oorsprong | Het land waar een theoretisch model of concept is ontwikkeld. Het begrijpen van het land van oorsprong helpt bij het plaatsen van het model in de context van de toenmalige gezondheidszorg en maatschappelijke normen. |
| Kritische houding | Een open, onderzoekende en reflectieve benadering waarbij aannames, theorieën en praktijken worden bevraagd en geëvalueerd. Een kritische houding is essentieel voor professionele ontwikkeling en effectieve ergotherapeutische praktijk. |
| Praktijkmodel | Een theoretisch raamwerk dat specifiek is ontworpen om de praktijk van een beroepsgroep, zoals ergotherapie, te ondersteunen en te sturen. Het biedt richtlijnen voor analyse, interventie en evaluatie in de klinische setting. |
| Referentiekader | Een theoretisch perspectief of een set van concepten die worden gebruikt om een bepaald fenomeen te begrijpen of te verklaren. Ergotherapeuten gebruiken vaak meerdere referentiekaders in combinatie met elkaar. |
| Biopsychosociaal model | Een benadering die menselijk gedrag en gezondheid begrijpt als een resultaat van de complexe interactie tussen biologische (lichamelijke), psychologische (mentale) en sociale (omgevings-) factoren. |
| Context/omgeving | De fysieke, sociale, culturele en temporele omstandigheden waarin menselijk handelen plaatsvindt. De omgeving beïnvloedt de keuzes, de uitvoering en de betekenis van activiteiten. |
| Open systeem | Een systeem dat interacteert met zijn omgeving, waarbij zowel input van buitenaf wordt ontvangen als output naar buiten wordt gestuurd. Het MOHO beschouwt de mens als een open systeem dat continu in wisselwerking staat met zijn omgeving. |
| Motivatie | De drijfveer of innerlijke kracht die gedrag initieert, stuurt en volhoudt. In het MOHO is motivatie een kernconstruct dat voortkomt uit persoonlijke effectiviteit, waarden en interesses. |
| Persoonlijke effectiviteit | Het zelfbeeld dat iemand heeft van zijn eigen mogelijkheden en bekwaamheid om activiteiten succesvol uit te voeren. Een positief beeld van persoonlijke effectiviteit draagt bij aan motivatie en zelfvertrouwen. |
| Waarden | Persoonlijke overtuigingen over wat belangrijk, wenselijk en moreel juist is. Waarden sturen de keuze van activiteiten en de betekenis die aan handelen wordt toegekend. |
| Interesses | Activiteiten of onderwerpen die iemand leuk vindt, waar hij voldoening aan beleeft en waar hij graag tijd aan besteedt. Interesses zijn een belangrijke bron van motivatie voor dagelijks handelen. |
| Gewenning (Habituation) | Het proces waarbij dagelijkse activiteiten routinematig en vanzelfsprekend worden uitgevoerd. Gewenning wordt binnen het MOHO gevormd door gewoonten en rollen die individuen vervullen. |
| Gewoonten | Vaste, automatische patronen van handelen die met regelmaat worden uitgevoerd, vaak zonder veel bewuste inspanning. Gewoonten helpen bij het organiseren van tijd en het efficiënt uitvoeren van taken. |
| Rollen | De sociale functies en verwachtingen die aan een individu worden gekoppeld op basis van zijn identiteit en positie in de maatschappij. Rollen beïnvloeden gedrag, attitudes en de betekenis van activiteiten. |
| Uitvoeringsvermogen (Volitional) | De capaciteit van een persoon om dagelijkse activiteiten uit te voeren, zowel fysiek als mentaal. Dit omvat zowel objectieve vaardigheden als subjectieve ervaringen van bekwaamheid. |
| Mens/persoon | Het centrale subject van het MOHO, gekenmerkt door een natuurlijke drang tot handelen, een dynamische relatie met de omgeving, en bestaande uit motivatie, gewenning en uitvoeringsvermogen. |
| Handelen/occupatie | Het proces van het uitvoeren van activiteiten die betekenis en doel geven aan het leven van een persoon. Handelen kan worden geanalyseerd op verschillende niveaus, van specifieke taken tot bredere participatie. |
| Handelingsadaptatie (Occupational Adaptation) | De uiteindelijke optelsom van identiteit en competentie, die resulteert in het vermogen om deel te nemen aan betekenisvolle activiteiten. Dit is het eindresultaat van de interactie tussen persoon en omgeving. |
| Handelingscompetentie (Occupational Competence) | Het vermogen om activiteiten in de praktijk om te zetten en ermee te kunnen leven, wat de basis vormt voor de identiteit van een persoon. |
| Handelingsperformance (Occupational Performance) | Het daadwerkelijk uitvoeren van activiteiten, wat een concrete manifestatie is van iemands capaciteiten en betrokkenheid bij het dagelijks leven. |
| Occupational change | Verandering in iemands dagelijkse activiteiten en rollen gedurende de tijd. Dit proces kan verschillende fasen doorlopen, zoals exploratie, competentie eigen maken en beheersing. |
| Periodieke verandering (Incremental change) | Geleidelijke, stapsgewijze aanpassingen in gedrag, vaardigheden of routines die plaatsvinden over een langere periode. |
| Transformationele verandering (Transformational change) | Een fundamentele en ingrijpende verandering in patronen van denken, voelen of handelen, waarbij oude patronen door geheel nieuwe worden vervangen. |
| Catastrofale verandering (Catastrophic change) | Een drastische en onverwachte verandering in de levenssituatie van een persoon, vaak als gevolg van ingrijpende gebeurtenissen zoals ziekte, verlies of ontslag. |
| Occupational engagement | De mate van betrokkenheid en participatie van een persoon bij zijn dagelijkse handelen. Een hoge mate van engagement is gekoppeld aan welzijn en een gevoel van doel in het leven. |
| Assessment-instrumenten | Hulpmiddelen en methoden die ergotherapeuten gebruiken om informatie te verzamelen over de cliënt, zijn omgeving en zijn dagelijks handelen. Voorbeelden zijn observaties, interviews en zelfrapportagevragenlijsten. |