Cover
Start now for free Algemene rechtsleer SAMENVATING EXAMEN.docx
Summary
# Wat is recht en hoe wordt het gedefinieerd
Dit deel van de samenvatting gaat over de fundamentele vraag naar wat recht is en hoe het wordt gedefinieerd, inclusief de uitdagingen en verschillende opvattingen daarover.
## 1. Wat is recht en hoe wordt het gedefinieerd
### 1.1 De bedrieglijk eenvoudige vraag naar de aard van recht
De vraag "Wat is recht?" lijkt eenvoudig, maar is in de praktijk uiterst complex. Ondanks de inspanningen van vele juristen en filosofen is er geen eenduidige, sluitende definitie van recht gevonden. Verschillende denkers hanteren elk hun eigen opvatting, wat leidt tot uiteenlopende definities.
> **Tip:** Hoewel een definitieve definitie ontbreekt, is het begrijpen van de verschillende perspectieven cruciaal voor juridisch onderzoek en de praktijk.
### 1.2 Waarom een definitie van recht noodzakelijk is
In tegenstelling tot sommige andere wetenschappelijke disciplines, waar de vraag "Wat is X?" minder relevant is voor de praktijk, is een definitie van recht voor juristen wel degelijk van belang.
* **Voor de rechtspraktijk:** Rechters en juristen passen recht toe, interpreteren het en ontwikkelen het. Zonder een gedeelde opvatting over wat recht is, ontstaat onduidelijkheid over hun taken en bevoegdheden.
* **Voor juridisch onderzoek:** Onderzoekers die de rol van recht in de maatschappij bestuderen, hebben een helder afgebakend onderwerp nodig. Verschillende definities kunnen leiden tot tegenstrijdige onderzoeksresultaten en meer verwarring dan verduidelijking.
### 1.3 Uitdagingen bij de definitie van recht
De belangrijkste uitdagingen bij het definiëren van recht zijn:
* **Gedeeltelijke overlap en wederzijdse uitsluiting van definities:** Definities van recht kunnen elkaar overlappen, maar ook uitsluiten, wat een sluitende definitie bemoeilijkt.
* **Essentialistische versus conventionele opvattingen:**
* **Essentialistische opvatting:** Gaat ervan uit dat recht een inherente, universele essentie of kernelement bezit dat het onderscheidt van andere fenomenen. De uitdaging is om deze essentie te vinden.
* **Conventionalistische opvatting:** Stelt dat wat als "recht" wordt beschouwd, een kwestie is van sociale conventie of afspraak. De inhoud hiervan is niet vooraf vastgelegd en kan variëren.
* **Maatschappelijke afhankelijkheid van recht:** De manier waarop een samenleving naar recht kijkt en wat zij als recht beschouwt, is cultureel en historisch bepaald. Dit maakt een universele en tijdloze definitie moeilijk. Wat in de ene maatschappij als recht geldt, kan in een andere irrelevant zijn.
* **Evolutie van recht:** Recht verandert voortdurend door sociale, culturele, economische, ecologische en technologische ontwikkelingen.
> **Tip:** Beschouw definities van recht als 'familieleden'. Ze delen niet altijd een identiek kenmerk, maar vertonen wel gelijkenissen die hen verbinden. Soms ontbreken zelfs gemeenschappelijke kernmerken, wat de zoektocht naar een definitie bemoeilijkt.
### 1.4 Verschillende vormen en definities van recht
Door de eeuwen heen en in verschillende maatschappijen zijn diverse vormen van recht ontstaan:
* **Statelijk recht:** Gedragsvoorschriften uitgevaardigd door statelijke actoren.
* **Gewoonterecht:** Bestendig gebruik dat bindende kracht heeft, niet door formele actoren uitgevaardigd, maar ontstaan door langdurig gebruik.
* **Religieus recht:** Gedragsvoorschriften binnen een specifieke religieuze context.
* **Natuurrecht:** Gedragsregels afgeleid uit de menselijke natuur, onafhankelijk van menselijke afspraken.
* **Internationaal recht:** Gedragsvoorschriften die internationale betrekkingen tussen staten en andere actoren regelen.
Brian Tamanaha suggereert dat recht eerder een sociale praktijk is die door mensen als zodanig wordt geïdentificeerd en behandeld, wat aansluit bij de conventionele opvatting. Het bestuderen van recht vereist een focus op de diverse kenmerken en functies ervan, in plaats van te zoeken naar één universele essentie.
### 1.5 Ordening in samenlevingen en de rol van recht
Mensen zijn sociale wezens die streven naar bevrediging van basisbehoeften en verlangens. Dit samenleven vereist orde. Recht is een middel om deze sociale orde te creëren en te handhaven.
* **Sociale instituten en praktijken:** Societal behoeften worden gelenigd door structuren zoals het gezin of onderwijs (instituten) en door alledaagse gedragspatronen (praktijken).
* **Hiërarchie:** In complexere samenlevingen is hiërarchie cruciaal voor de organisatie. Dit uit zich in horizontale (specialisatie van taken) en verticale (verschillende managementniveaus) specialisatie.
* **Functies en vormen van recht:** De functies en vormen van recht variëren sterk naargelang de complexiteit en organisatievorm van een samenleving (jager-verzamelaars, chiefdoms, rijken, moderne staten). Recht is maatschappelijk afhankelijk.
### 1.6 Kenmerken van recht: Twee benaderingen
Er zijn twee fundamentele benaderingen om recht te bestuderen:
1. **Regelgeoriënteerde (RB) of Doctrine benadering:**
* Beschouwt recht primair als een geheel van gedragsvoorschriften (regels).
* Legt de nadruk op de samenhang tussen regels en hun abstracte, ideële aard.
* Heeft een normatieve interesse: hoe mensen zich *behoren* te gedragen.
* **Stromingen:**
* *Geschreven stroming:* Richt zich op geschreven wetten (law in the books).
* *Ongeschreven stroming:* Focust op algemene rechtsbeginselen en gewoonten.
2. **Gedragsgeoriënteerde (GB) of Sociologische benadering:**
* Beschouwt recht als een geheel van regelmatige gedragingen en sociale praktijken.
* Legt de nadruk op feitelijk gedrag en de betekenis die eraan wordt gehecht (law in action).
* Heeft een descriptieve interesse: hoe mensen zich *feitelijk* gedragen.
### 1.7 Normatieve ordening en verwachtingen
Recht is een **normatieve ordening**, wat betekent dat het beoogt het gedrag van mensen te sturen. Dit gaat gepaard met **normatieve verwachtingen**: wensen of eisen dat bepaald gedrag wordt vertoond of nagelaten.
* **Descriptieve ordening:** Beschrijft hoe iets is zonder het te veranderen (bv. een inhoudsopgave). Gepaard met **cognitieve verwachtingen** (voorspellingen).
* **Normatieve ordening:** Bepaalt hoe iets *moet* zijn of hoe mensen zich *moeten* gedragen. Gepaard met **normatieve verwachtingen**.
Bij niet-naleving van een normatieve verwachting, moet het gedrag worden aangepast, niet de regel zelf. Regels zijn doorgaans behoudend en conservatief om zekerheid te bieden.
### 1.8 De oorsprong en afdwingbaarheid van recht
* **Regelgeoriënteerde benadering:** Recht komt primair van de staat, via formele maatschappelijke instituties.
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** Recht kan ook voortvloeien uit sociale praktijken, waarbij niet per se de staat de oorsprong is. De afdwingbaarheid is hier cruciaal.
**Afdwingbaarheid** is het vermogen om naleving van een regel te verzekeren. Zonder afdwingbaarheid worden regels niet als recht beschouwd. De manier waarop afdwingbaarheid wordt gerealiseerd, verschilt per benadering:
* **RB (geschreven):** De staat is verantwoordelijk voor de handhaving (bv. via het strafrecht, rechterlijke uitspraken met tenuitvoerlegging). Eigenrichting is verboden.
* **GB:** Afdwingbaarheid kan ook via sociale controle, dreiging van sancties door derden, of de actor zelf (gewetenswroeging). Internationale regels kunnen een uitdaging zijn voor deze benadering wegens gebrek aan een centrale handhavingsinstantie.
> **Tip:** Denk bij afdwingbaarheid aan de `lex imperfecta` (onvolmaakt recht) bij internationale regels, waar handhaving complexer is.
### 1.9 De rol van effectieve handhaving
De meningen over de rol van effectieve handhaving verschillen per benadering:
* **RB (geschreven):** Gebrekkige naleving heeft geen impact op de juridische geldigheid van een regel. Een ongebruikte regel blijft een geldige rechtsregel.
* **RB (ongeschreven):** Als een regel langdurig niet wordt nageleefd, kan deze haar karakter verliezen en overgaan in gewoonterecht.
* **GB:** Effectieve handhaving is essentieel voor het bestaan van recht als sociale praktijk. Zonder handhaving ondermijnt dit het vertrouwen in de rechtsstaat en de eerbied voor het recht.
### 1.10 De grondslag van recht: Rechtsvaardigheid en aanvaarding
Recht is niet zomaar een normatieve ordening; de ordening moet "juist" en "rechtvaardig" zijn. De vraag waarom we regels moeten naleven, leidt tot discussies over de grondslag van recht.
* **Formele grondslag:** De herkomst of bron van de regel is bepalend (bv. door de staat uitgevaardigd, door een godheid voorgeschreven).
* **Materiële grondslag:** De inhoud en de gevolgen van de regel zijn bepalend (bv. strookt met menselijke natuur, verzekert grootste geluk).
* **Procedurele grondslag:** De wijze waarop de regel tot stand is gekomen (de procedure) is doorslaggevend.
* **Feitelijke macht:** De grondslag ligt in de feitelijke macht van degenen die de regels afdwingen.
De **normatieve aanvaarding** van regels door de bestemmelingen speelt een sleutelrol. Wanneer een regel niet normatief wordt aanvaard, kan dit leiden tot verzet. Wat normatief aanvaardbaar is, is afhankelijk van tijd, plaats, persoonlijke overtuigingen, culturele factoren en het vertrouwen in de regelgever.
### 1.11 Verschillende stromingen in de rechtvaardigheidstheorieën
Er zijn diverse theorieën die proberen te definiëren wat rechtvaardigheid inhoudt:
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën:** Focussen op wanneer een *handeling* rechtvaardig is (bv. deugdethiek, deontologie, consequentialisme).
* **Regelgeoriënteerde theorieën:** Focussen op wanneer een *regel* rechtvaardig is, gebaseerd op formele, materiële of procedurele criteria.
Verschillende stromingen bieden verschillende grondslagen voor rechtvaardigheid:
* **Theocratische stroming:** Recht komt van een godheid.
* **Autocratische stroming:** De vorst bepaalt wat recht is (macht van de sterkste).
* **Democratische stroming:** Volkssouvereiniteit, recht ontstaat via een maatschappelijk verdrag en algemeen belang.
* **Natuurrechtelijke stroming:** Recht is gebaseerd op de natuur of de rede, universeel en onveranderlijk.
* **Utilitaristische stroming:** Rechtvaardigheid is de maximalisering van nut voor het grootste aantal mensen.
* **Historische stroming:** Recht ontstaat uit de gemeenschappelijke wil en geschiedenis van een volk (bv. gewoonterecht).
* **Positivistische stroming:** Recht is wat formeel als recht is vastgesteld, los van moraal.
* *Formeel rechtspositivisme:* Recht is wat een bepaalde bron (wetgever, rechtspraak) zegt.
* *Ideologisch rechtspositivisme:* Recht is recht omdat een bepaalde bron het zegt, en die bron maakt het ook rechtvaardig.
* *Normatief rechtspositivisme:* Beschouwt recht als gedragsvoorschriften, maar streeft naar neutrale studie.
* **Rechtsrealisme:** Recht is wat rechters daadwerkelijk doen (law in action); focus op de praktijk en de gevolgen van recht.
### 1.12 De kloof tussen 'law in the books' en 'law in action'
Een centraal thema in veel van deze benaderingen, met name het rechtsrealisme, is de kloof tussen het recht zoals het in boeken en wetten staat beschreven ('law in the books') en hoe het feitelijk in de praktijk wordt toegepast ('law in action'). Rechters passen algemene principes uit de doctrine vaak flexibeler toe, rekening houdend met context en redelijkheid, wat leidt tot beslissingen die niet altijd strikt overeenkomen met de letter van de wet. Dit benadrukt dat recht niet louter een technisch systeem is, maar ook een sociale en politieke praktijk.
---
# Evolutie van samenlevingen en de rol van recht
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting voor het onderwerp "Evolutie van samenlevingen en de rol van recht", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. Evolutie van samenlevingen en de rol van recht
Dit deel traceert de ontwikkeling van verschillende samenlevingsvormen, van jager-verzamelaars tot moderne staten, en onderzoekt hoe de functie en vorm van recht mee evolueren met de complexiteit van de samenleving.
### 2.1 Het concept recht: definitie en maatschappelijke afhankelijkheid
De vraag "wat is recht?" is bedrieglijk eenvoudig. Veel juristen hebben geprobeerd recht te definiëren, maar een ultieme, sluitende omschrijving is niet gevonden. Verschillende filosofen en juristen hanteren uiteenlopende perspectieven, zoals de voorspelling van rechterlijke beslissingen of de rol van dwang.
* **Noodzaak van een definitie:** Anders dan in vakgebieden als chemie, waar een definitie weinig inzicht biedt, is een definitie van recht voor juristen en rechters noodzakelijk voor de toepassing, interpretatie en ontwikkeling ervan. Zonder definitie ontstaan onduidelijkheden over wat juristen behoren te doen en kunnen onderzoeksresultaten verkeerd begrepen worden.
* **Two opvattingen over definities:**
* **Essentialistische opvatting:** Recht heeft een kernelement dat het onderscheidt van andere fenomenen, maar dit is nog niet gevonden.
* **Conventionalistische opvatting:** Wat als "recht" telt, is een afspraak tussen mensen, waarvan de inhoud niet op voorhand vastligt.
* **Verschillende vormen van recht:**
* **Statelijk recht:** Gedragsvoorschriften uitgevaardigd door statelijke actoren.
* **Gewoonterecht:** Bestendig gebruik dat bindende kracht heeft.
* **Religieus recht:** Gedragsvoorschriften binnen een religie.
* **Natuurrecht:** Gedragsregels afgeleid uit de menselijke natuur, onafhankelijk van menselijke afspraken.
* **Internationaal recht:** Gedragsvoorschriften die internationale betrekkingen regelen.
* **Vergelijking met families:** Definities van recht kunnen vergeleken worden met familieleden: ze delen gelijkenissen, maar niet noodzakelijk een gemeenschappelijk kernmerk. De onenigheid over de definitie van recht suggereert dat het geen altijd en overal geldende essentiële kenmerken heeft.
* **Conventie en sociale praktijken:** Recht is eerder wat mensen door hun sociale praktijken als recht identificeren en behandelen. Net als bij spellen is er geen harde kern van kenmerken die alle vormen delen.
* **Maatschappelijke afhankelijkheid:** De manier waarop een samenleving naar recht kijkt, hangt af van het ingenomen standpunt over het begrip recht. Wat voor de ene maatschappij als recht geldt, kan voor de andere irrelevant zijn. De evolutie van recht is gekoppeld aan sociale, culturele, economische, ecologische en technologische ontwikkelingen.
* **Focus op diverse kenmerken:** In plaats van te zoeken naar een essentie, is het nuttiger om te focussen op de diverse kenmerken van recht: het geheel aan regels, de normatieve ordening, de rol in handhaving en rechtvaardigheid.
### 2.2 De mens en de samenleving: basisbehoeften en sociale structuren
Mensen zijn sociale wezens die streven naar bevrediging van basale behoeften (voedsel, onderdak, veiligheid, voortplanting) en verlangens (samenwerking, affectie, status, macht).
* **Waarneming en betekenis:** We nemen onze omgeving waar via concepten en taal, en ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen.
* **Sociale ontwikkeling:** Deze wordt beïnvloed door materiële facetten (ecologie, technologie, economie) en ideële facetten (kennis, waarden, overtuigingen).
* **Sociale instituten en praktijken:**
* **Sociale instituten:** Patronen van sociale orde die maatschappelijke behoeften lenigen (bv. gezin, onderwijs).
* **Sociale praktijken:** Alledaagse handelingen en gedragspatronen (bv. schaken, ruzie oplossen).
* **Complexiteit en hiërarchie:** Grotere gemeenschappen zijn organisatorisch complexer. Hiërarchie en leiders spelen een cruciale rol in het organiseren van gedragingen. Sociale instituten met bevoegdheden zijn essentieel in complexe maatschappijen.
* **Hiërarchie:** Een organisatie met diverse lagen van gezag, die verantwoording afleggen aan een gezagsdrager. Dit kan gepaard gaan met horizontale (functionele) en verticale (operationele) specialisatie.
### 2.3 Evolutie van samenlevingsvormen en de rol van recht
Recht neemt verschillende functies en vormen aan doorheen de tijd, afhankelijk van de organisationele structuur van een gemeenschap.
#### 2.3.1 Samenlevingen van jager-voedselverzamelaars
* **Periode:** Vanaf het ontstaan van de mensheid tot aan de intrede van de landbouw.
* **Kenmerken:**
* Leven in kleine, op familiebanden gebaseerde groepen (ca. 25 personen).
* Deel van grotere, nomadische netwerken van clans.
* Afwezigheid van hiërarchische verhoudingen; leiderschap gebaseerd op persoonlijke kenmerken (vaardigheden, overtuigingskracht).
* Vergaren en verdelen van voedsel; principes van wederkerigheid.
* Regels over persoonlijk letsel, huwelijksbeperkingen, diefstal, overspel, incest en fysiek geweld.
* **Soorten regels:** Over goederen (land, water, mensen, wild, heilige kennis), individuele afspraken, kosteloze hulpverlening en huwelijksbeperkingen.
#### 2.3.2 Chiefdoms
* **Periode:** Vanaf ca. 5000 v. Chr.
* **Kenmerken:**
* Groepen van 100 tot 10.000 personen.
* Sedentaire levensstijl.
* Erfelijke sociale stratificatie en toenemende ongelijkheid.
* Duidelijk onderscheiden rollen; de chef is een erfelijke leider, vaak beschouwd als goddelijk, met invloed op vruchtbaarheid en land.
* Conflicten rond status, rijkdom en macht.
* Eliteklasse met hiërarchische lagen.
* Goederenverdeling meer naar de elite op basis van tribuut (belastingen).
* Connectie tussen zeggenschap en goddelijke krachten.
* Moraal en religie zijn sterk verweven.
#### 2.3.3 Rijken
* **Periode:** Ontstaan rond 4000-3000 v. Chr. op meerdere plekken.
* **Kenmerken:**
* Meer dan 100.000 inwoners.
* Ontstaan dankzij schrift, formele organisaties en een dwingend retributiesysteem.
* Staatsreligie.
* Economie gebaseerd op landbouw, ambacht en handel.
* Leiders organiseren grote projecten (irrigatie, transport, rechtbanken, geweld).
* Rechtsregels vaak gebaseerd op religieuze overtuigingen en geopenbaard door goden aan leiders.
* Voorbeelden: Codex Hammurabi (ca. 1754 v. Chr.) met 282 wetten over diverse rechtstakken.
* **Handhaving:** Sterke nadruk op sociale hiërarchie en statusverschillen. Handhaving was vaak beperkt met zware straffen als gevolg.
* **Rechtsregels betroffen onder meer:** Onderhoud van staatsapparaat, inkomsten (belastingen), sociale en economische hiërarchie, magische en religieuze overtuigingen, familie- en seksuele verhoudingen, lichamelijke schade, toebedeling van goederen, arbeidsregulering en economische transacties.
* **Evoluties:** Zelfbescherming en consolidatie van macht, groei van omvang en bereik, verschuiving van erfelijke naar rijkdom- en beroepsmatige status.
#### 2.3.4 Moderne staten
* **Ontstaan:** Vanaf de 16e eeuw, met een scharnierpunt in 1648 (Vredesverdragen van Westfalen).
* **Kenmerken:**
* Uitoefenen van macht over een welbepaald gebied (territoriale grenzen).
* Verschuiving van het ankerpunt voor politieke macht van cultuur/etniciteit (chiefdoms) of economische grenzen (rijken) naar territoriale grenzen.
* Nood aan geweldmonopolie om soevereine macht te kunnen uitoefenen.
* Gecentraliseerde kennis, administratieve capaciteit en specialisatie (bv. Grote Raad van Mechelen).
* **Verdere ontwikkelingen:**
* **Territoriale staat:** Nadruk op grondgebied, gehandhaafd door leger, politie en gevangenissen.
* **Natiestaat:** Verband tussen territorium en nationale identiteit (19e eeuw).
* **Welvaarts-/verzorgingsstaat:** Garanderen van welvaartspeil door sociale zekerheid, herverdelende en verzorgende functies (economische groei).
* **Actieve welvaartsstaat:** Reactie op budgettaire problemen, vergrijzing en globalisering; participatiesamenleving, burgers dragen meer bij en worden meer betrokken bij hun eigen welzijn.
* **Government vs. Governance:**
* **Government:** Nadruk op instituten, centrale beslissingsmacht bij de staat (wetgever), strikte scheiding der machten.
* **Governance:** Geheel van bestuurlijke processen, spreiding der machten, samenwerking tussen actoren, reflexief recht (randvoorwaarden bepalen en ruimte voor zelfregulering).
### 2.4 Kenmerken van recht: twee benaderingen
Er zijn twee hoofd benaderingen om recht te bestuderen: de regelgeoriënteerde en de gedragsgeoriënteerde.
#### 2.4.1 Regelgeoriënteerde benadering (RB)
* **Focus:** Recht als een geheel van regels, met nadruk op de regel en de samenhang met andere regels.
* **Normatieve interesse:** Hoe mensen zich behoren te gedragen.
* **Stromingen:**
* **Geschreven stroming:** Geschreven recht (law in the books) is de belangrijkste verschijningsvorm.
* **Ongeschreven stroming:** Ongeschreven recht (algemene rechtsbeginselen, gewoonten) is de voornaamste vorm.
#### 2.4.2 Gedragsgeoriënteerde of sociologische benadering (GB)
* **Focus:** Recht als een geheel van regelmatige gedragingen (sociale praktijken) die mensen stellen om maatschappelijke problemen aan te pakken.
* **Kernconcept:** Recht als "law in action", het feitelijk gedrag en de betekenis die eraan wordt gehecht.
* **Verband gedrag en kennis:** Gedrag en kennis zijn verbonden door regels en handelingspatronen met een geschiedenis.
### 2.5 De rol van normatieve ordening en verwachtingen
Recht is gericht op, of vloeit voort uit, een **normatieve ordening**.
* **Normatieve ordening:** Regels die bepalen hoe mensen zich moeten gedragen en die het gedrag van menselijke verhoudingen trachten te veranderen. Dit staat tegenover **descriptieve ordening**, die het voorwerp van beschrijving niet wijzigt.
* **Soorten verwachtingen:**
* **Cognitieve verwachting:** Feitelijke voorziening of voorspelling (neutraal).
* **Normatieve verwachting:** Een wens, wil of eis dat iets gebeurt (sturend).
* **Gevolgen van niet-uitkomen van verwachtingen:**
* Bij **cognitieve verwachtingen**: aanpassing van de verwachting of de ordening.
* Bij **normatieve verwachtingen**: de regel blijft bestaan en het gedrag dient te worden aangepast.
#### 2.5.1 Ordeningen in verschillende samenlevingen
* **Weinig complexe samenlevingen:** Informele gedragsregels (gebruiken, moraal, etiquette, religieuze regels) volstaan vaak voor ordening. Het onderscheid tussen normatieve en cognitieve verwachtingen is minder duidelijk.
* **Recht in deze samenlevingen?**
* **RB (geschreven):** Nee, recht vereist institutionalisering, die hier afwezig is.
* **GB:** Ja, als er specifieke gedragspatronen zijn die maatschappelijke verhoudingen ordenen en een normatieve verwachting inhouden.
* **Rechtspluralisme:** In complexe maatschappijen beheersen meerdere regulerende systemen tegelijk een enkele verhouding (bv. internationaal recht, religieus recht, gewoonterecht). Dit kan leiden tot conflicten over de voorrang van regels.
### 2.6 Afdwingbaarheid en handhaving van regels
De mogelijkheid om naleving van een praktijk of regel te verzekeren is cruciaal.
* **RB (geschreven):** Afdwining door de staat is vereist. Eigenrichting is verboden. Regels zijn afdwingbaar door middel van straffen en rechterlijke uitspraken met tenuitvoerlegging.
* **GB:** Handhaving kan ook gebeuren door dreiging van sociale controle (actorcontrole, tweede partijcontrole, derde partijcontrole, organisationele controlesystemen, statelijk controlesysteem).
#### 2.6.1 Rol van effectieve handhaving
* **RB (geschreven):** Gebrekkige naleving heeft geen impact op de juridische geldigheid van een regel. Een ongebruikte regel blijft een geldige rechtsregel.
* **RB (ongeschreven):** Een onafgebroken nageleefde regel, die als rechtmatig wordt beschouwd, kan door gewoonterecht worden vervangen.
* **GB:** Recht bestaat zolang het een sociale praktijk is. Effectieve handhaving is noodzakelijk voor het bestaan van recht. Gebrekkige handhaving ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat en de eerbied voor het recht.
### 2.7 De grondslag van het recht: rechtvaardigheid en overtuiging
Recht is niet zomaar een normatieve ordening, maar een **juiste** en **rechtvaardige** ordening.
* **Op zoek naar de grondslag:** Waarom zouden we regels naleven? Waarom rekening houden met normatieve verwachtingen? Dit hangt samen met persoonlijke, ideologische, religieuze opvattingen en de context.
* **Formele vs. Materiële vs. Procedurele grondslagen:**
* **Formele grondslag:** De herkomst of bron van de regel is bepalend (bv. godheid, wetgever).
* **Materiële grondslag:** De inhoud en gevolgen van de regel zijn bepalend (bv. strijkt met natuur van de mens, zorgt voor grootst mogelijke geluk).
* **Procedurele grondslag:** De wijze waarop de regel tot stand is gekomen is doorslaggevend (bv. democratische procedure, juiste voorschriften).
#### 2.7.1 Stromingen over de grondslag van recht
* **Theocratische stroming:** Recht komt van een godheid, is absoluut geldig en onveranderlijk.
* **Autocratische stroming:** De vorst bepaalt wat recht is, gebaseerd op feitelijke macht.
* **Democratische stroming:** Het volk is soeverein, mensen doen afstand van onbegrensde vrijheid voor veiligheid en het algemeen belang. De procedure garandeert rechtvaardigheid.
* **Natuurrechtelijke stroming:** Natuur als bron, menselijke rede als kennisinstrument. Geldig onafhankelijk van menselijke afspraken.
* **Utilitaristische stroming:** Rechtvaardigheid is de verwezenlijking van het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen (nut).
* **Historische stroming:** Recht komt voort uit de gemeenschappelijke wil en collectieve ervaring van het volk (gewoonterecht).
* **Positivistische stroming:** Kennis vloeit voort uit empirische waarnemingen en rationele vermogens. Recht bestaat onafhankelijk van morele waarden.
* **Formeel rechtspositivisme:** Recht is wat een bepaalde bron zegt dat het is (wetspositivisme, rechtspraakpositivisme).
* **Ideologisch rechtspositivisme:** Recht is wat een bron zegt dat het is, en die bron maakt het ook rechtvaardig.
* **Normatief rechtspositivisme:** Recht als een geheel van gedragsvoorschriften, neutraal bestudeerd (moeilijk te realiseren).
#### 2.7.2 Concept van rechtvaardigheid
* **Verschil met benaderingen van recht:** Rechtvaardigheidstheorieën beantwoorden de vraag "wanneer is iets rechtvaardig?", terwijl benaderingen van recht de vraag "wat is recht?" beantwoorden.
* **Aristoteles:** Onderscheid tussen universele en particuliere rechtvaardigheid.
* **Verdelende rechtvaardigheid:** Hoe goederen, diensten en rechten verdeeld moeten worden (bv. volgens maatschappelijke positie, verworven rechten, behoefte).
* **Ruilrechtvaardigheid:** Vrijwillige (contractenrecht) en onvrijwillige (aansprakelijkheidsrecht) ruilverhoudingen.
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën:** Wanneer handelt iemand rechtvaardig?
* **Deugdethische T:** Afhankelijk van iemands karakter en deugd (bv. wijsheid, moed).
* **Deontologische T (plichtethiek):** Handelingen die morele regels en plichten volgen, ongeacht gevolgen (bv. folterverbod, categorische imperatief van Kant).
* **Consequentialistische T:** Beoordeling van handelingen vanuit de gevolgen (bv. maximalisatie van nut).
* **Regelgeoriënteerde theorieën:** Wanneer is een regel gerechtvaardigd?
* **Formele T:** Gebaseerd op de herkomst/bron van de regel.
* **Materiële T:** Gebaseerd op de inhoud van de regel (bv. natuur van de mens, groots mogelijke geluk).
* **Procedurele T:** Gebaseerd op de wijze waarop de regel tot stand is gekomen.
### 2.8 Rechtspraakpositivisme en rechtsrealisme
#### 2.8.1 Rechtspraakpositivisme
* **Focus:** Wat de rechtspraak zegt, met name de beslissingen van hoogste hoven.
* **Variant:** Ideologisch rechtspositivisme, waarbij de bron van het recht ook de rechtvaardiging ervan bepaalt.
* **Normatief rechtspositivisme:** Recht als een geheel van gedragsvoorschriften, neutraal bestudeerd (bv. Hans Kelsen met de 'Grundnorm', Herbert Hart met de 'ultimate rule of recognition').
#### 2.8.2 Rechtsrealisme
* **Ontstaan:** Verenigde Staten, jaren 1920-1930, als reactie op traditioneel juridisch onderwijs dat te weinig rekening hield met de praktijk.
* **Doel:** Recht realistischer maken, meer aandacht geven aan de werkelijke toepassing in de samenleving.
* **Kernidee:** Recht is wat rechters daadwerkelijk doen in hun uitspraken ("law in action"). Recht is voorspelbaar gedrag van rechters.
* **Kritiek op conceptualisme:** Twijfel aan het idee dat recht een vaststaand geheel van regels is (conceptual rule scepticism).
* **Empirisch rule scepticisme:** Rechters zijn gebonden aan wetten, maar hun interpretaties en omstandigheden beïnvloeden hun beslissingen. Recht is niet puur technisch; elke beslissing houdt een maatschappelijke en morele keuze in.
* **Recht is politiek:** Rechters maken keuzes op basis van persoonlijke overtuigingen, waarden, context en soms emoties.
* **Bestudering met sociale wetenschappen:** Gedrag van rechters empirisch onderzoeken (predictivisme).
* **Kloof tussen 'law in the books' en 'law in action':** Wat in wetboeken en doctrine staat, komt niet altijd overeen met wat er in de praktijk gebeurt. Rechters passen de leer vaak beperkter toe en houden rekening met redelijkheid en billijkheid.
* **Nadruk op gevolgen:** Onderzoek naar de gevolgen van rechterlijke beslissingen en regels op de maatschappij. Informele oplossingen van conflicten kunnen belangrijker zijn dan formele juridische regels.
---
# Stromingen en benaderingen van recht
Dit onderwerp verkent de diverse theoretische stromingen en benaderingen binnen de rechtsleer, waaronder regelgeoriënteerde en gedragsgeoriënteerde perspectieven, en de concepten van rechtvaardigheid.
### 3.1 Wat is recht?
De vraag "wat is recht?" is bedrieglijk eenvoudig. Hoewel veel juristen hebben geprobeerd recht te definiëren, is er geen universele, sluitende omschrijving gevonden. Vroeger werd recht vaak gezien als de uitdrukking van een objectieve, mens-overstijgende orde of als neerslag van traditionele waarden en normen. Vanaf het midden van de 19e eeuw verschoof het perspectief naar recht als een gereedschap ten dienste van beleidsmakers voor sociale veranderingen.
Een definitie van recht is noodzakelijk voor juristen (toepassing, interpretatie, ontwikkeling van recht) en onderzoekers (begrip van de rol van recht in de maatschappij). Er bestaan twee opvattingen over definities:
* **Essentialistische opvatting:** Recht heeft een kernelement dat het onderscheidt van andere domeinen. Dit kernelement is echter nog niet gevonden.
* **Conventionalistische opvatting:** Wat als recht geldt, is een conventie (afspraak) waarvan de inhoud niet vastligt.
Definities van recht kunnen variëren:
* **Statenrecht:** Gedragsvoorschriften uitgevaardigd door statelijke actoren.
* **Gewoonterecht:** Bestendig gebruik dat bindende kracht heeft, zonder actoren.
* **Religieus recht:** Gedragsvoorschriften binnen een bepaalde religie.
* **Natuurrecht:** Gedragsregels afgeleid uit de menselijke natuur, onafhankelijk van menselijke afspraken.
* **Internationaal recht:** Gedragsvoorschriften die internationale betrekkingen regelen.
Vergelijkingen met familieleden illustreren dat niet alle leden exact dezelfde kenmerken delen, maar wel gelijkenissen vertonen. Dit suggereert dat recht geen altijd aanwezige, essentiële kenmerken heeft. Brian Tamanaha beschouwt recht als wat mensen door sociale praktijken als zodanig identificeren en behandelen (conventie). Net als bij het concept van "spel" is er geen harde kern die alle definities bindt. Recht is maatschappelijk afhankelijk, wat een sluitende definitie bemoeilijkt. Wat als recht geldt, hangt af van het ingenomen standpunt en de "familie" die men voor ogen heeft.
### 3.2 Sociale ontwikkeling en instituten
Mensen zijn sociale wezens die streven naar bevrediging van basisbehoeften en verlangens. Hun omgeving nemen ze waar via concepten en taal, waarbij hun leven betekenis krijgt in relatie tot anderen. Sociale ontwikkeling is een gevolg van materiële (ecologisch, technologisch, economisch) en ideële (kennis, overtuigingen, waarden) facetten, en sociale instituten en praktijken.
* **Sociale instituten:** Patronen van sociale orde die maatschappelijke behoeften lenigen (bv. gezin, onderwijs).
* **Sociale praktijken:** Alledaagse handelingen en de gebruikelijke wijze waarop die verricht worden (bv. schaken, ruzie oplossen).
In complexe gemeenschappen is een hiërarchie cruciaal voor het reguleren van gedrag.
* **Hiërarchie:** Een organisatie met diverse gezagslagen, met horizontale (specialisatie van bevoegdheden) en verticale (planning, inrichting, uitvoering) specialisatie.
Recht neemt verschillende functies en vormen aan doorheen de tijd, afhankelijk van de organisatorische structuur van een gemeenschap.
### 3.3 Evolutie van rechtsstructuren
De ontwikkeling van rechtsstructuren wordt chronologisch geschetst, niet als een teleologisch proces van vooruitgang, maar als een organisatorische complexiteit:
* **Jager-voedselverzamelaars:** Leven in kleine, nomadische groepen gebaseerd op familiebanden. Afwezigheid van hiërarchie, leiderschap gebaseerd op persoonlijke kenmerken. Verdeling van verzameld voedsel en regels over persoonlijk letsel, huwelijksbeperkingen, etc. Regels over goederen, mensen, geschoten wild, oogst, heilige kennis, roerende goederen en individuele afspraken. Huwelijksbeperkingen en uithuwelijken als investering.
* **Chiefdoms (vanaf 5000 v. Chr.):** Groepen van 100 tot 10.000 mensen, sedentair. Gekenmerkt door erfelijke stratificatie en ongelijkheid. Duidelijke rollen met een erfelijke leider (chef) die als goddelijk wordt beschouwd. Goederenverdeling is niet meer wederkerig, maar meer naar de elite op basis van tribuut. Transitie naar sedentaire samenleving en controle over grondgebied. Geen uitgesproken diversificatie tussen normen, moraal en religie.
* **Rijken (vanaf 4000-3000 v. Chr.):** Meer dan 100.000 mensen, dankzij schrift. Formele organisaties, dwingend retributiesysteem, staatsreligie. Economie gebaseerd op landbouw, ambacht, handel. Leiders organiseren grote projecten. Rechtsregels gebaseerd op religieuze overtuigingen en hiërarchische kosmische orde (bv. Codex Hammurabi). Handhaving van sociale hiërarchie. Regels over staatsapparaat, sociale en economische hiërarchie, magische en religieus-ideologische overtuigingen, familie en seksuele verhoudingen, lichamelijke schade, toebedeling van goederen, arbeidsregulering en economische transacties. Regulering van deze onderwerpen blijft een constante menselijke behoefte.
* **Moderne staten (vanaf 16e eeuw):** Macht over een welbepaald gebied, met een verschuiving van het ankerpunt voor politieke macht naar territoriale grenzen. Opkomst van een nieuw mondiaal economisch systeem. Vereist geweldmonopolie, gecentraliseerde kennis en uitgebouwde administratieve capaciteit. Belang van juristen neemt toe (bv. Grote Raad van Mechelen).
* **Territoriale staat:** Nadruk op grondgebied, gehandhaafd door leger, politie en gevangenissen.
* **Natiestaat (19e eeuw):** Verband tussen territoriaal gebied en nationale identiteit.
* **Welvaarts-/verzorgingsstaat:** Garandeert welvaartspeil door economische groei, met sociale en politieke rechten voor burgers.
* **Actieve welvaartsstaat (jaren '80):** Druk op sociale zekerheid door budgettaire problemen, vergrijzing en globalisering, leidend tot een participatiesamenleving.
De staat wordt steeds meer een symbool van de soevereine wetgever en eenmaking van het recht, met een groeiende organisatie van administratieve taken op territoriaal niveau en de scheiding van publieke en private functies.
### 3.4 Government vs. Governance
* **Government:** Nadruk op instituten, beslissingsmacht ligt bij de staat. Strikte scheiding der machten. Wetgever vaardigt gedragsregels uit en controleert naleving (prescriptief recht).
* **Governance:** Geheel bestuurlijke processen waarbij de herkomst van regels minder belangrijk is; kan van staat of andere actoren komen. Spreiding der machten, samenwerking. Wetgever is bescheidener, er is reflexief recht en ruimte voor zelfregulering.
### 3.5 Benaderingen van recht
Er zijn twee hoofd benaderingen van recht:
#### 3.5.1 Regelgeoriënteerde (RB) benadering
* Beschouwt recht als een geheel van regels, met nadruk op de samenhang tussen regels.
* Heeft een normatieve interesse: hoe mensen behoren te gedragen. Gedrag in de maatschappij is hierbij van ondergeschikt belang.
* Focus op abstracte en ideële regels.
* **Twee stromingen:**
* **Geschreven stroming:** Geschreven recht is de belangrijkste verschijningsvorm (law in the books).
* **Ongeschreven stroming:** Ongeschreven recht (algemene rechtsbeginselen, gewoonten) is de voornaamste verschijningsvorm.
#### 3.5.2 Gedragsgeoriënteerde (GB) benadering (Sociologische benadering)
* Beschouwt recht als een geheel van regelmatige gedragingen die mensen stellen bij het aanpakken van maatschappelijke problemen.
* Vereist dat mensen hun leven organiseren overeenkomstig impliciete regels die maatschappelijke orde scheppen.
* Recht is een sociale praktijk (activiteiten die gedrag en betekenis combineren).
* Gedrag en kennis zijn verbonden door regels en handelingspatronen.
* Focus op feitelijk gedrag (law in action).
#### 3.5.3 Ordening en verwachtingen
* **Descriptieve ordening:** Ordening die het voorwerp van beschrijving niet wijzigt (bv. klasseren). Gepaard met cognitieve verwachtingen (feitelijk voorzien, voorspellen). Als de verwachting niet uitkomt, wordt de verwachting aangepast.
* **Normatieve ordening:** Ordening die het voorwerp van beschrijving wijzigt. Regels bepalen hoe mensen zich moeten gedragen. Gepaard met normatieve verwachtingen (wensen, willen, eisen). Als de verwachting niet uitkomt, moet het gedrag worden aangepast, niet de regel.
Recht is gericht op een normatieve ordening.
#### 3.5.4 Recht en normatieve ordening
* **RB:** Gericht op gedragsvoorschriften, hoe mensen zich *dienen* te gedragen. Creëert een normatieve ordening.
* **GB:** Focus op sociale praktijken, feitelijk gedrag. Beschrijft hoe mensen zich *feitelijk* gedragen, voortvloeiend uit een normatieve ordening.
De link tussen beide is de normatieve verwachting: gedrag is verkeerd, verlangen wordt niet aangepast. Regels blijven bewarend en conservatief om zekerheid en betrouwbaarheid te garanderen.
#### 3.5.5 Soorten ordeningen in samenlevingen
* **Minder complexe samenlevingen:** Informele gedragsregels (gebruiken, moraal, etiquette, religieuze regels) volstaan. Onderscheid tussen normatieve en cognitieve verwachtingen is minder duidelijk (ongedifferentieerd normatief-cognitief).
* **Rechtsregels?**
* **RB (geschreven):** Nee, recht vereist institutionalisering, wat afwezig is in minder complexe samenlevingen. Maatschappijen hebben recht, gemeenschappen niet.
* **GB:** Ja, als ze hetzelfde gedrag betreffen en dezelfde functie hebben (ordenen van de maatschappij). Het algemene karakter is belangrijk.
#### 3.5.6 Rechtspluralisme
In complexe maatschappijen beheersen vaak meerdere regulerende systemen tegelijk een situatie (bv. internationaal recht, religieus recht, gewoonterecht). Dit is rechtspluralisme, waarbij systemen claimen dat hun regels voorrang hebben.
* **Zacht rechtspluralisme:** Eén systeem krijgt op een bepaald moment voorrang (bv. federaal België).
* **Hard rechtspluralisme:** Elk systeem blijft vinden dat het voorrang verdient (bv. Nazi-Duitsland tegen het communisme).
#### 3.5.7 Afdwingbaarheid
De mogelijkheid om naleving van praktijk of regel te verzekeren is essentieel om iets als rechtsregel te bestempelen.
* **RB (geschreven):** De staat moet de naleving verzekeren (bv. via strafrecht of civiele procedures). Eigenrichting is verboden.
* **GB:** Naleving kan ook gebeuren door dreiging van sociale controle (actorcontrole, derde partij controle, organisatie controle, statelijke controle).
#### 3.5.8 Rol van effectieve handhaving
* **RB (geschreven):** Gebrekkige naleving heeft geen impact op de kwalificatie als rechtsregel. Een regel die in onbruik is geraakt, blijft juridisch geldig (strikt normatieve/juridische geldigheid).
* **RB (ongeschreven):** Als een regel niet wordt nageleefd en dit als rechtmatig wordt beschouwd, kan de regel vervallen en plaatsmaken voor een gewoonterechtelijke regel.
* **GB:** Zonder handhaving is er geen sociale praktijk en dus geen regel. Effectieve handhaving vermindert de sturende rol van regels, ondermijnt vertrouwen in de rechtsstaat en verlaagt de eerbied voor het recht en de handhavers.
### 3.6 De grondslag van rechtvaardigheid
* **Rechtvaardigheidstheorieën:** Geven antwoord op de vraag "wanneer is iets rechtvaardig?"
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën:** Wanneer handelt iemand rechtvaardig? (focus op menselijke persoon).
* **Regelgeoriënteerde theorieën:** Wanneer is een regel rechtvaardig? (focus op de abstracte regel).
#### 3.6.1 Aristoteles' indeling van rechtvaardigheid
* **Universele rechtvaardigheid:** Deugdzaam handelen.
* **Particuliere rechtvaardigheid:**
* **Verdelende rechtvaardigheid:** Hoe goederen, diensten en rechten worden verdeeld. Volgens maatschappelijke positie, verworven rechten of behoefte.
* **Vergeldende rechtvaardigheid:** Tussen personen.
* **Vrijwillige ruilverhoudingen:** Contractenrecht, waarbij de betrokkenen prestaties als gelijkwaardig achten.
* **Onvrijwillige ruilverhoudingen:** Buitencontractueel recht/aansprakelijkheidsrecht, waarbij een verstoord evenwicht moet worden hersteld.
#### 3.6.2 Normatieve morele theorieën (Gedragsgeoriënteerd)
* **Deugdethiek (Aristoteles):** Handelen is rechtvaardig als het reflectie is van de deugd van de persoon (bv. wijsheid, moed). Deugd is een diepgewortelde karaktertrek. Keuze van het midden tussen twee uitersten.
* **Deontologische/plichtethische theorieën (Kant):** Een moreel goede handeling volgt morele regels en plichten, ongeacht gevolgen. Categorische imperatief: handel volgens een regel waarvan je zou willen dat iedereen ze volgt.
* **Consequentialistische theorieën:** Handelingen worden beoordeeld op hun gevolgen. Een moreel goede handeling maximaliseert nut/geluk.
#### 3.6.3 Regelgeoriënteerde theorieën over rechtvaardigheid
Criteria om regels te waarderen en onderscheid te maken tussen rechtvaardige en onrechtvaardige regels:
* **Formele theorie:** Regel is rechtvaardig op basis van herkomst/bron (bv. godheid, wetgever). Democratie in enge zin.
* **Materiële (inhoudelijke) theorie:** Regel is rechtvaardig op basis van de inhoud (bv. natuurlijk recht, nuttigheid, mensenrechten).
* **Procedurele theorie:** Regel is rechtvaardig op basis van de wijze waarop deze tot stand is gekomen. Nadruk op vormvoorschriften en procedures.
* **Zuivere procedurele rechtvaardigheid:** De procedure zelf garandeert rechtvaardigheid.
* **Volmaakte procedurele rechtvaardigheid:** Procedure garandeert een rechtvaardige uitkomst (materieel of formeel criterium).
* **Onvolmaakte rechtvaardigheid:** Balans tussen diverse belangen.
#### 3.6.4 Specifieke stromingen van rechtvaardigheid
* **Theocratische stroming:** Recht komt van een godheid. Absolute gelding, onveranderlijk. Rede als kennisinstrument om goddelijk recht te kennen.
* **Autocratische stroming:** De vorst bepaalt wat recht is. Feitelijke macht speelt een rol. Rechtvaardigheid = belang van de sterkste.
* **Democratische stroming:** Volk is soeverein. Maatschappelijk verdrag creëert de staat. Nadruk op algemeen belang. Formele stroming, zuiver procedurele visie.
* **Natuurrechtelijke stroming:** Natuur als bron van recht. Menselijke rede als instrument. Nadruk op inhoud van de regel. Ontwikkelingen: antiek natuurrecht, christelijk theologisch natuurrecht, verlicht natuurrecht, mensenrechtelijk natuurrecht.
* **Utilitaristische stroming:** Rechtvaardigheid is het grootste geluk voor het grootste aantal mensen. Maximalisering van nut. Consequentialistisch en materieel.
* **Historische stroming:** Recht komt uit de gemeenschappelijke wil/ervaring van het volk (volksgeist). Klemtoon op gewoonterecht. Reactie op natuurrecht.
### 3.7 Positivistische stroming
Kennis en inzicht vloeien voort uit empirische waarnemingen en rationele verwerking, niet uit metafysische dogma's.
* **Rechtspositivisme:** Recht bestaat op zichzelf, onafhankelijk van onze waarneming en meningen. Kan bestudeerd worden zonder morele waardenopvattingen van de onderzoeker. "Recht los van moraal."
#### 3.7.1 Vormen van rechtspositivisme
* **Formeel rechtspositivisme:** Recht is datgene wat een bepaalde bron zegt dat het is (wetspositivisme, rechtspraakpositivisme). Bepaling van geldend recht zonder waardeoordeel.
* **Kritiek:** Er wordt niets over rechtvaardigheid gezegd.
* **Ideologisch rechtspositivisme:** Recht is datgene wat een bron zegt dat het is, en het feit dat die bron het zegt, maakt het ook rechtvaardig (Nomocratische stroming). Verbindt recht en moraal.
* **Normatief rechtspositivisme:** Recht als geheel van gedragsvoorschriften, neutraal bestudeerd. Succes hierin is beperkt, aangezien het bepalen van gedragsvoorschriften een politieke vraag is die waardeoordelen vereist.
#### 3.7.2 Hans Kelsen en Herbert Hart
* **Hans Kelsen:** Streeft naar "zuivere rechtsgeleerdheid," los van religieuze, morele, psychologische, sociologische en politieke factoren. Recht is een systeem van gedragsvoorschriften met een zelfstandig bestaan. Eenheid rechtssysteem via gezagsketen. Introduceert de *Grundnorm* (imaginaire norm) als grondslag voor de eerste grondwet, ontkent dat rechtsmisbruik opgelost kan worden door de staat met rechtswetenschap.
* **Herbert Hart:** Geldigheid van recht is gebaseerd op een hoogste *rule of recognition* (ongeschreven afspraak) die bepaalt wat als geldig recht wordt aanvaard. Dit vereist zowel feitelijke aanvaarding (gebruik in de praktijk) als normatieve aanvaarding (geloof in de rechtvaardigheid ervan). De erkeningsregel is een feitelijke kwestie die blijkt uit maatschappelijke praktijken.
Kelsen en Hart scheiden recht en moraal, maar de vraag naar rechtvaardigheid blijft buiten de rechtswetenschap.
#### 3.7.3 Descriptief rechtspositivisme (GD-rechtspositivisme)
Het recht kan niet volledig neutraal bestudeerd worden. Focust op wat juridische actoren en leken daadwerkelijk doen in de praktijk (sociale praktijken). Onderscheid tussen *law in the books* (doctrine) en *law in action* (feitelijk gedrag).
* **Law in the books:** Gangbare doctrine, ideeën in handboeken en motivering van rechterlijke uitspraken. Garandeert geen overeenstemming met de praktijk.
* **Law in action:** Wat rechters, advocaten en burgers feitelijk doen. De beslissing (dictum) is belangrijker dan de motivering. De praktijk kan afwijken van de doctrine door interpretatie, omstandigheden en het zoeken naar wat rechtvaardig is.
#### 3.7.4 Rechtsrealisme (Amerikaans)
Ontstond als reactie op het idee van recht als een gesloten, logisch systeem. Streeft naar een realistischer beeld van recht, met aandacht voor de werkelijke toepassing in de samenleving.
* **Radicale realisten:** Recht bestaat uit wat rechters daadwerkelijk doen in hun uitspraken; de theorie en wetboeken zijn minder bepalend. Recht is een voorspelling van rechterlijk gedrag (Oliver Wendell Holmes Jr.).
* **Scepticisme t.a.v. regels:**
* **Conceptual rule scepticism:** Twijfel aan het concept recht als vaststaand geheel van regels. Het is wat de rechters doen.
* **Empirical rule scepticism:** Rechters zijn niet louter gebonden aan wetten; ze vormen recht door persoonlijke interpretaties en omstandigheden. Elke beslissing houdt een maatschappelijke en morele keuze in.
Rechtsrealisten pleiten voor het bestuderen van recht met sociale wetenschappen en empirisch onderzoek. Het recht wordt gezien als politiek, beïnvloed door macht, belangen en context. De nadruk ligt op de gevolgen van rechterlijke beslissingen en regels.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Essentie | Een kernelement of wezenskenmerk dat iets of iemand onderscheidt van andere dingen of fenomenen; het meest fundamentele en onveranderlijke aspect. |
| Conventie | Een afspraak of overeenkomst tussen personen of groepen, waarvan de inhoud niet op voorhand vastligt, maar door collectieve instemming wordt bepaald. |
| Statelijk recht | Het geheel van gedragsvoorschriften dat is uitgevaardigd door officiële staatsorganen, zoals wetten en decreten, en dat afdwingbaar is door de staat. |
| Gewoonterecht | Een juridische norm die ontstaat door bestendig gebruik en algemene erkenning binnen een gemeenschap, waarbij het gedrag niet door een formele instantie is vastgelegd maar wel bindend wordt geacht. |
| Religieus recht | Het stelsel van gedragsregels dat binnen het kader van een specifieke religie geldt en gebaseerd is op religieuze teksten, dogma’s en interpretaties. |
| Natuurrecht | Een geheel van gedragsregels dat wordt afgeleid uit de inherente eigenschappen van de menselijke natuur of uit een universele, objectieve morele orde, onafhankelijk van menselijke wetgeving. |
| Internationaal recht | De verzameling regels en beginselen die de betrekkingen regelen tussen staten en andere internationale actoren, zoals internationale organisaties en in sommige gevallen individuen. |
| Familie | Een groep van verwante concepten of entiteiten die gelijkenissen vertonen en met elkaar verbonden zijn, maar niet noodzakelijk een gemeenschappelijk, universeel kenmerk delen. |
| Juridische geldigheid | De formele erkenning van een regel als recht, gebaseerd op de bron waaruit deze voortkomt en de procedures die bij de totstandkoming ervan zijn gevolgd, los van de feitelijke naleving. |
| Feitelijke geldigheid | De mate waarin een rechtsregel daadwerkelijk wordt toegepast en nageleefd in de praktijk, wat kan leiden tot de opkomst van gewoonterecht of de afzwakking van formele regels. |
| Rechtspluralisme | Een situatie waarin meerdere rechtssystemen of normatieve ordeningen tegelijkertijd op eenzelfde samenleving van toepassing zijn, soms met concurrerende claims op autoriteit. |
| Afdwingbaarheid | De mogelijkheid om de naleving van een gedragsregel te verzekeren door middel van dwang, sancties of de interventie van een autoriteit, wat een cruciaal kenmerk is voor het onderscheiden van rechtsregels. |
| Eigenrichting | Het zelfstandig bekrachtigen of afdwingen van rechten of normen door individuen of groepen, zonder tussenkomst van een officiële gerechtelijke instantie; dit is in de meeste rechtsstelsels verboden. |
| Law in the books | Het recht zoals het formeel is vastgelegd in wetten, jurisprudentie en juridische doctrines; de abstracte regels en principes die het ideaalbeeld van het recht vormen. |
| Law in action | Het recht zoals het feitelijk wordt toegepast en ervaren in de praktijk, door het gedrag van juridische actoren zoals rechters, advocaten en burgers, en de sociale context waarin het recht functioneert. |
| Rechtsrealisme | Een juridische stroming die de nadruk legt op de feitelijke werking en toepassing van het recht in de samenleving, in plaats van op abstracte regels en concepten, en die recht ziet als wat rechters daadwerkelijk doen. |
| Normatieve ordening | Een systeem van regels en normen dat voorschrijft hoe mensen zich dienen te gedragen, met als doel het structureren en sturen van menselijk gedrag binnen een gemeenschap. |
| Descriptieve ordening | Een vorm van ordening die puur beschrijvend is en het geordende voorwerp niet verandert; het gaat hierbij om het classificeren, organiseren of in kaart brengen van bestaande verschijnselen. |
| Normatieve verwachting | Een verwachting die gekenmerkt wordt door een wens, wil of eis dat een bepaalde uitkomst werkelijkheid wordt; het is sturend en gericht op het veranderen van gedrag. |
| Cognitieve verwachting | Een verwachting die gebaseerd is op feitelijke voorziening of voorspelling, zonder een inherente waardering of eis ten aanzien van de uitkomst; het is neutraal ten opzichte van de realisatie ervan. |
| Rechtvaardigheid | Het principe van billijkheid en het toekennen van wat ieder toekomt, gebaseerd op universele morele normen, maatschappelijke overeenkomsten of wettelijke bepalingen. |
| Verdelende rechtvaardigheid | Het principe dat bepaalt hoe goederen, diensten, rechten en plichten eerlijk verdeeld moeten worden binnen een samenleving, gebaseerd op criteria zoals maatschappelijke positie, verworven rechten of behoefte. |
| Vereffenende rechtvaardigheid | Het principe dat zich richt op het herstellen van onevenwichten in verhoudingen tussen personen, hetzij vrijwillig (contracten) of onvrijwillig (aansprakelijkheid), om een rechtvaardige toestand te herstellen. |
| Deugdethiek | Een ethische theorie die de nadruk legt op het karakter van de persoon en de deugden die een goed mens maken, waarbij een rechtvaardige handeling voortkomt uit de reflectie van deze deugden. |
| Deontologie | Een ethische theorie die stelt dat de moraliteit van een handeling wordt bepaald door de naleving van plichten en regels, ongeacht de gevolgen van die handeling. |
| Consequentialisme | Een ethische theorie die de moraliteit van een handeling beoordeelt op basis van de gevolgen die deze teweegbrengt, met als doel het maximaliseren van een positieve uitkomst zoals geluk of welzijn. |
| Formele rechtvaardigheid | Het principe dat rechtvaardigheid afhangt van de bron of herkomst van een regel, waarbij regels die door een erkende autoriteit zijn uitgevaardigd, als rechtvaardig worden beschouwd, ongeacht hun inhoud. |
| Materiële rechtvaardigheid | Het principe dat rechtvaardigheid wordt bepaald door de inhoud van een regel en of deze overeenstemt met bepaalde morele waarden, menselijke natuur of het algemeen belang. |
| Procedurele rechtvaardigheid | Het principe dat rechtvaardigheid wordt gegarandeerd door de wijze waarop een regel tot stand is gekomen, waarbij eerlijke procedures en vormvereisten cruciaal zijn voor het verkrijgen van een rechtvaardige uitkomst. |
| Theocratie | Een regeringsvorm waarbij het recht en het bestuur gebaseerd zijn op religieuze principes en waarbij goddelijke openbaring als hoogste rechtsnorm wordt beschouwd. |
| Autocratie | Een regeringsvorm waarbij één persoon, zoals een monarch of dictator, de absolute macht heeft en bepaalt wat als recht geldt, vaak gebaseerd op feitelijke macht en het vermijden van sancties. |
| Democratie | Een regeringsvorm waarbij de soevereiniteit berust bij het volk, dat direct of indirect deelneemt aan de besluitvorming, met nadruk op vrijheid, gelijkheid en het algemeen belang. |
| Natuurrechtelijke stroming | Een juridische filosofie die stelt dat er universele, onveranderlijke rechtsprincipes bestaan die voortkomen uit de natuurlijke orde, menselijke rede of goddelijke wil, en die boven positieve wetten staan. |
| Utilitarisme | Een ethische en politieke theorie die stelt dat de rechtvaardigheid van wetten en handelingen moet worden beoordeeld op basis van hun nut, met als doel het maximaliseren van geluk voor het grootste aantal mensen. |
| Historische stroming | Een juridische benadering die de nadruk legt op de historische ontwikkeling van het recht en stelt dat recht voortkomt uit de gemeenschappelijke wil en collectieve ervaring van een volk (volksgeist). |
| Rechtspositivisme | Een juridische filosofie die stelt dat recht losstaat van moraal en dat de geldigheid van recht enkel afhangt van de bron waaruit het voortkomt (bv. wetgeving, rechtspraak) en de procedures die zijn gevolgd, niet van de inhoudelijke rechtvaardigheid. |
| Normatief rechtspositivisme | Een stroming binnen het rechtspositivisme die zich richt op de bestudering van rechtsregels als normen die bepalen hoe men zich dient te gedragen, met als doel deze op een neutrale, wetenschappelijke manier te analyseren. |
| Descriptief rechtspositivisme | Een variant van het rechtspositivisme die ervan uitgaat dat juridische fenomenen, zoals gedragspatronen en sociale praktijken, op een neutrale, empirische wijze bestudeerd kunnen worden. |
| Recht als voorspelling (predictivisme) | De opvatting binnen het rechtsrealisme dat recht niet primair bestaat uit abstracte regels, maar uit de voorspelling van wat rechters in de praktijk daadwerkelijk zullen beslissen in concrete gevallen. |
| Instrumentele rechtvaardigheid | De opvatting dat recht als instrument kan worden ingezet om maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, waarbij keuzes over waarden en belangen expliciet gemaakt moeten worden. |
| Gedragsgeoriënteerde benadering (GB) | Een benadering die recht ziet als een geheel van regelmatige gedragingen die mensen vertonen bij het oplossen van maatschappelijke problemen, waarbij focus ligt op "law in action". |
| Regelgeoriënteerde benadering (RB) | Een benadering die recht beschouwt als een geheel van abstracte regels en normen, waarbij de nadruk ligt op de interne samenhang en juridische geldigheid van deze regels ("law in the books"). |
| Term | Definitie |
| Algemene Rechtsleer | Een academisch vakgebied dat de fundamentele aard, functies en theorieën van recht onderzoekt, vaak in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en filosofische concepten. |
| Essentiële Opvatting (van Recht) | Een benadering die stelt dat recht een kernelement of essentie heeft dat overal aanwezig is en recht onderscheidt van andere fenomenen, hoewel deze essentie moeilijk te vinden is. |
| Conventionele Opvatting (van Recht) | Een benadering die stelt dat wat als "recht" geldt, een afspraak of conventie is tussen mensen, waarvan de inhoud niet noodzakelijk van tevoren vastligt. |
| Sociale Instituten | Gestructureerde patronen van sociale orde en gedrag die gericht zijn op het voldoen aan maatschappelijke behoeften, zoals het gezin of onderwijssystemen. |
| Sociale Praktijken | Alledaagse handelingen en gedragspatronen die op een gebruikelijke manier worden uitgevoerd binnen een bepaalde samenleving, en die betekenis krijgen door sociale interactie. |
| Hiërarchie | Een organisatiestructuur of systeem waarin gezagsniveaus van elkaar gescheiden zijn, waarbij hogere lagen meer autoriteit hebben dan lagere. |
| Horizontale Specialisatie | De verdeling van macht en bevoegdheden onder verschillende functionele eenheden die op hetzelfde organisatorische niveau staan. |
| Verticale Specialisatie | De hiërarchische onderverdeling van taken en verantwoordelijkheden over verschillende niveaus binnen een organisatie, waarbij planning en uitvoering op diverse trappen plaatsvinden. |
| Chiefdom | Een samenlevingsvorm die gekenmerkt wordt door erfelijke sociale stratificatie, een centrale leider (chef) en een hiërarchische structuur die leidt tot meer ongelijkheid dan in jager-verzamelaarssamenlevingen. |
| Rijk | Een politieke entiteit die gekenmerkt wordt door een gecentraliseerd bestuur, een omvangrijk grondgebied, een formele organisatie, een dwingend retributiesysteem en vaak een staatsreligie. |
| Moderne Staten | Politieke eenheden die een welbepaald territorium besturen en gekenmerkt worden door een territoriaal gegrensde soevereiniteit en een geweldmonopolie. |
| Gedragsgeoriënteerde Benadering (van Recht) | Een benadering die recht beschouwt als een geheel van regelmatige gedragingen die mensen vertonen bij het aanpakken van maatschappelijke problemen en het organiseren van hun leven. |
| Regelgeoriënteerde Benadering (van Recht) | Een benadering die recht primair ziet als een systeem van gedragsvoorschriften, met nadruk op de abstracte regels en hun onderlinge samenhang. |
| Vereffende Rechtvaardigheid | Een vorm van rechtvaardigheid die zich richt op het herstellen van evenwicht in relaties tussen personen, zowel in vrijwillige ruilverhoudingen (contractenrecht) als in onvrijwillige situaties (aansprakelijkheidsrecht). |
| Deugdethische Theorie | Een ethische theorie die de nadruk legt op het karakter en de deugden van een persoon als basis voor rechtvaardig handelen, waarbij het "midden" tussen twee extremen wordt gezocht. |
| Deontologische Theorie | Een ethische theorie die morele handelingen beoordeelt op basis van het volgen van plichten en regels, onafhankelijk van de gevolgen. |
| Consequentialistische Theorie | Een ethische theorie die de moraliteit van een handeling beoordeelt op basis van de gevolgen die deze teweegbrengt, met als doel het maximaliseren van het goede. |
| Formele Theorie (van Rechtvaardigheid) | Een benadering van rechtvaardigheid die de geldigheid van een regel baseert op de herkomst of bron ervan (bv. een godheid of wetgever), zonder aandacht voor de inhoud. |
| Materiële Theorie (van Rechtvaardigheid) | Een benadering van rechtvaardigheid die de geldigheid van een regel baseert op de inhoud ervan, bijvoorbeeld of deze overeenkomt met de menselijke natuur, het grootste geluk, of gelijkheid. |
| Procedurele Theorie (van Rechtvaardigheid) | Een benadering van rechtvaardigheid die de nadruk legt op de wijze waarop een regel tot stand is gekomen, waarbij de procedure zelf of de uitkomst van een eerlijke procedure centraal staat. |
| Essentieelistische Opvatting van Recht | De visie dat het recht een fundamentele kern of essentie bezit die het onderscheidt van andere fenomenen, hoewel deze essentie nog niet volledig is ontdekt of gedefinieerd. |
| Conventionalistische Opvatting van Recht | De opvatting dat wat als recht geldt, wordt bepaald door sociale conventies en afspraken tussen mensen, waarbij de inhoud hiervan niet vooraf vastligt maar kan veranderen. |
| Geschreven Stroming (RB) | Een variant binnen de regelgeoriënteerde benadering die het geschreven recht, zoals wetten en verdragen, beschouwt als de belangrijkste en meest bindende vorm van recht. |
| Ongeschreven Stroming (RB) | Een variant binnen de regelgeoriënteerde benadering die meer nadruk legt op algemene rechtsbeginselen, gewoonterecht en andere ongeschreven bronnen als de voornaamste verschijningsvormen van recht. |
| Recht als Sociale Praktijk (GB) | De opvatting binnen de gedragsgeoriënteerde benadering dat recht een dynamisch geheel van activiteiten is dat zowel gedrag als de betekenis die daaraan wordt gehecht, combineert. |
| Law in the Books (LINB) | Het geheel van traditioneel overgeleverde doctrines, theorieën, ideeën en beweringen over de inhoud van het recht, zoals te vinden in wetsteksten, handboeken en rechterlijke uitspraken. |
| Law in Action (LIA) | De daadwerkelijke toepassing van het recht in de praktijk, waarbij de nadruk ligt op wat juridische actoren en leken feitelijk doen en hoe zij omgaan met conflicten en regels. |
| Predictivisme | Het idee binnen het rechtsrealisme dat recht te bestuderen is door het gedrag van rechters te analyseren met als doel hun toekomstige uitspraken te kunnen voorspellen. |
| Conceptual Rule Scepticism | Een sceptische houding ten opzichte van het idee dat recht een vaststaand, logisch systeem van regels is; twijfelt aan het bestaan van een universele of vaste betekenis van "recht". |
| Empirical Rule Scepticism | De opvatting binnen het rechtsrealisme dat rechters niet louter gebonden zijn aan wetten, maar recht vormen door hun persoonlijke interpretaties en omstandigheden, waardoor er altijd ruimte voor interpretatie is. |
| Rechtvaardigheidstheorieën | Theorieën die zich richten op de vraag wanneer iets "rechtvaardig" is, in tegenstelling tot benaderingen die zich primair bezighouden met de vraag "wat is recht?". |
| Gelijkheidsrechtvaardigheid | Een vorm van rechtvaardigheid die zich richt op de verhoudingen tussen personen, met name in vrijwillige ruilverhoudingen (contracten) en onvrijwillige situaties waarbij een verstoord evenwicht moet worden gecorrigeerd. |
| Deontologische Theorie (Plichtethiek) | Een ethische theorie die de nadruk legt op het naleven van morele regels en plichten, ongeacht de gevolgen van de handeling; gebaseerd op onvoorwaardelijke morele wetten. |
| Formele Theorie (Rechtvaardigheid) | Een theorie die de rechtvaardigheid van een regel beoordeelt op basis van de herkomst of bron van die regel, zoals de uitvaardiging door een gezaghebbende instantie. |
| Materiële Theorie (Rechtvaardigheid) | Een theorie die de rechtvaardigheid van een regel beoordeelt op basis van de inhoud en de morele waarde ervan, waarbij rechtvaardigheid wordt gezocht in overeenstemming met de menselijke natuur, het algemeen welzijn of mensenrechten. |
| Procedurele Theorie (Rechtvaardigheid) | Een theorie die de rechtvaardigheid van een regel beoordeelt op basis van de wijze waarop de regel tot stand is gekomen, met nadruk op vormvoorschriften en procedures. |
| Theocratische Stroming | Een stroming die stelt dat recht afkomstig is van een godheid en dat regels navolging verdienen omdat zij door een godheid zijn voorgeschreven, vaak via openbaringen. |
| Autocratische Stroming | Een stroming waarbij de vorst of soeverein wordt beschouwd als de ultieme bron van recht, en de naleving van regels voortvloeit uit de wil van de heerser of de vrees voor sancties. |
| Democratische Stroming | Een stroming die stelt dat recht voortkomt uit de wil van het volk, waarbij mensen vrijwillig afstand doen van onbegrensde vrijheid in ruil voor veiligheid en gerechtigheid via een maatschappelijk verdrag en de staat. |
| Utilitaristische Stroming | Een stroming die stelt dat een wet rechtvaardig is als deze nuttig is en het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen realiseert, waarbij nut wordt gemaximaliseerd. |
| Positivistische Stroming | Een wetenschapsfilosofische benadering die stelt dat kennis en inzicht voortkomen uit empirische waarnemingen en rationele verwerking, los van religieuze of metafysische dogma's. |
| Formeel Rechtspositivisme | Een stroming binnen het rechtspositivisme die recht identificeert met wat een specifieke bron (zoals de wetgever of rechtspraak) als zodanig stelt, zonder zich bezig te houden met de rechtvaardigheid van de inhoud. |
| Ideologisch Rechtspositivisme | Een stroming die stelt dat de bron van het recht op zichzelf al voldoende is om het rechtvaardig te maken; het feit dat een bepaalde instantie het zegt, maakt het rechtvaardig. |
| Grundnorm (Kelsen) | Een veronderstelde, imaginaire norm die aan de basis ligt van een rechtssysteem en de geldigheid van de eerste grondwet verklaart, waardoor het gehele systeem logisch kan functioneren. |
| Ultimate Rule of Recognition (Hart) | Een ongeschreven, metajuridische standaard binnen een rechtssysteem die bepaalt wat als geldig recht wordt aanvaard, gebaseerd op feitelijke en normatieve aanvaarding door burgers, rechters en politici. |
| Rechtsrealisme (VS) | Een Amerikaanse stroming die het recht definieert als wat rechters daadwerkelijk doen in hun uitspraken, en benadrukt de empirische studie van rechterlijk gedrag en de maatschappelijke gevolgen van recht. |
| Recht is Politiek | De opvatting dat elke rechterlijke uitspraak politieke keuzes inhoudt, beïnvloed door persoonlijke overtuigingen, waarden, maatschappelijke context en belangen, en dat recht nooit volledig objectief of neutraal is. |
| Gelijkheid | Een fundamenteel principe in rechtvaardigheidstheorieën dat zich kan uiten in formele (gelijke behandeling voor de wet) of materiële (gelijke uitkomsten) zin, en een rol speelt in de verdeling van goederen en rechten. |
| Rechtsstaat | Een staatsinrichting waarin de macht van de overheid beperkt is en gebonden aan het recht, met aandacht voor procedurele rechtvaardigheid en de bescherming van fundamentele rechten van burgers. |
| Beginsel van Verdelende Rechtvaardigheid | De ethische en politieke notie dat goederen, diensten, rechten en plichten in een samenleving op een eerlijke en onpartijdige manier moeten worden verdeeld, rekening houdend met verschillende verdelingsgronden. |
| Gelijkheid als Rechtsbeginsel | Het principe dat alle personen voor de wet gelijk moeten worden behandeld en gelijke rechten moeten genieten, wat een essentieel onderdeel is van veel rechtsstelsels en rechtvaardigheidstheorieën. |