Cover
Start now for free ALGEMENE RECHTSLEER.docx
Summary
## Deel I: Wat is recht?
De centrale vraag "Wat is recht?" is complex omdat er geen universele essentie van recht te vinden is die alle vormen van recht door de tijd en cultuur heen omvat. De benadering van wat als 'recht' wordt beschouwd, is sterk maatschappijafhankelijk en kan zowel door de inhoud van regels als door de manier waarop deze worden toegepast en gehandhaafd, bepaald worden. Diverse maatschappelijke transformaties, van jager-voedselverzamelaars tot moderne staten, hebben verschillende juridische systemen voortgebracht, elk met hun eigen kenmerken en functies. De interpretatie van recht kan verschillen tussen regelgeoriënteerde en gedragsgeoriënteerde benaderingen, wat leidt tot diverse opvattingen over de aard, de grondslag en de geldigheid van rechtsnormen.
### Fundamentele transformaties van de mensenmaatschappij
Mensen zijn sociale wezens en leven in gemeenschappen die fundamentele transformaties ondergaan. Deze transformaties kunnen worden opgedeeld in drie facetten:
* **Materiële facetten:** Dit omvat ecologische, technologische en economische aspecten die de fysieke omgeving en de productiemiddelen van een samenleving beïnvloeden.
* **Ideële facetten:** Dit betreft de overtuigingen, waarden, normen en ideologieën die de manier van denken en handelen van mensen in een samenleving bepalen. Een voorbeeld is de rol van religie of culturele normen, zoals het opstaan voor ouderen.
* **Sociale instituten en praktijken:** Dit omvat de structuren, organisaties en gezamenlijke activiteiten die mensen samen ondernemen om aan hun behoeften te voldoen en hun samenleving te organiseren. Denk hierbij aan het gezin, scholen of economische systemen.
Naarmate samenlevingen complexer worden, neemt ook hun organisatorische structuur toe. Dit leidt tot specialisatie, zowel horizontaal (binnen eenzelfde niveau, bv. professoren onder elkaar) als verticaal (hiërarchische indeling, bv. ondergeschiktheid aan een leidinggevende). De cursus onderscheidt vier **ideaaltypes** van gemeenschappen, die zelden in zuivere vorm voorkomen:
#### Jager-voedselverzamelaars
* **Tijdsperiode:** Ontstaan van de mensheid tot de intrede van landbouwsamenlevingen.
* **Structuur:** Grotendeels egalitaire stammen met clans. Leiderschap is vaak gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten en treedt vooral op bij belangrijke beslissingen zoals verhuizingen.
* **Regels:** Informele gedragsregels, gericht op persoonlijke letsels (compensatie), huwelijken, en bezit/gebruik van goederen (oogst, wild, arbeid, land, waterbronnen, roerende goederen). Individuele aanspraken weerspiegelen vaak de investering in de verwerving of vervaardiging van goederen.
* **Wederkerigheid:** Kan onmiddellijk (bv. directe ruil) of uitgesteld zijn (bv. uithuwelijken, wat gezien kan worden als investering in de toekomst door meerdere partijen).
#### Chiefdoms
* **Omvang:** Groepen van honderden tot duizenden mensen.
* **Levensstijl:** Sedentair (niet nomadisch).
* **Structuur:** Meer ongelijkheid en grotere onderscheidingen in rollen. Erfelijke leiders met vaak goddelijke eigenschappen staan centraal. Leiderschap is noodzakelijk voor coördinatie.
* **Kenmerken:** GEEN wederkerigheid, maar een hiërarchische samenleving met belastingen voor de elite. De sedentaire levensstijl vereist grotere controle over de rijkdommen.
#### Rijken
* **Ontstaan:** Rond 4000-3000 v.Chr. in diverse regio's (bv. Mesopotamië, Egypte).
* **Omvang:** Groepen tot meer dan 100.000 mensen.
* **Kenmerken:**
* **Schrift:** Helpt bij de totstandkoming van bureaucratische organisaties.
* **Dwingend retributiesysteem (belastingen):** Noodzakelijk voor de financiering van de staat.
* **Staatsreligie:** Opleggen van een religie om culturele/etnische eenheid te bevorderen.
* **Economie:** Landbouw, ambachtelijke productie en grootschalige handelsnetwerken.
* **Leiderschap:** Leiders organiseren grote projecten, gebruiken geweld en richten rechtbanken op.
* **Regels:** Vaak sterk religieus en verbonden met bovennatuurlijke overtuigingen, afkomstig van goden en geopenbaard aan leiders. De inhoud van de regels ordende de maatschappij in lijn met een 'kosmische orde'. De **Codex Hammurabi** (ca. 1754 v.Chr.) is een bekend voorbeeld, met regels over prijzen, handel, huwelijk, misdrijven en burgerlijk recht, waarbij onderscheid werd gemaakt naar gelang de status van de betrokkenen.
* **Handhaving:** Beperkt door zware straffen, wat kan wijzen op zwakke handhaving en het aanmoedigen van zelfregulering.
#### Moderne staten
* **Ontwikkeling:** Ontstaan vanaf de 'lange 16e eeuw' (ca. 1450-1650) met toenemend belang van territoriale grenzen en gecentraliseerd bestuur. De vredesverdragen van 1648 markeerden het einde van oorlogen en de start van een systeem van territoriale staten.
* **Kenmerken:**
* **Soevereiniteit:** Uitoefening van macht over een grondgebied, met een monopolie op geweld.
* **Centralisatie:** Behoefte aan middelen (belastingen) en mensen (bv. dienstplicht) die snel beschikbaar zijn, wat leidt tot centralisatie van kennis en uitbouw van bestuurlijke capaciteit.
* **Rol van juristen:** Geschoolde ambtenaren spelen een cruciale rol bij de uitbouw van instituten.
* **Evolutie:**
1. **Territoriale staat:** Nadruk op afgebakend grondgebied en geweldmonopolie (leger, politie).
2. **Natiestaat:** Combinatie van territorium en nationale identiteit.
3. **Welvaartsstaat:** Stimulans vanuit sociale spanningen en de wens dat de staat voor de burger zorgt, met economische groei als voorwaarde.
4. **Actieve welvaartsstaat:** Als reactie op budgettaire problemen en werkloosheid, met nadruk op participatie en eigen verantwoordelijkheid van burgers.
* **Transitie van 'Government' naar 'Governance':**
* **Government:** Nadruk op de staat en zijn instituten, met scheiding der machten en prescriptief recht (wetgever bepaalt de inhoud).
* **Governance:** Nadruk op het bestuurlijke proces, ongeacht de actor (staat, markt, netwerk). Dit omvat reflexief recht waarbij de wetgever randvoorwaarden bepaalt, en zelfregulering door agentschappen. Beslissingsmacht is verspreid.
### Kenmerken van recht: Twee benaderingen
De benadering van recht kan op twee manieren geschieden:
1. **Regelgeoriënteerde benadering (RB):**
* Beschouwt recht als een **geheel van regels** (gedragsvoorschriften).
* Nadruk ligt op de **prescriptieve interesse** (hoe men zich *behoort* te gedragen).
* Definitie (Verschelden & Taelman): "een geheel van gedragsregelen en ermee samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met het oog op een doeltreffende, rechtszekere en rechtvaardige ordening van de maatschappij."
* Stromingen: Geschreven (klemtoon op vorm) en Ongeschreven (klemtoon op waarden).
2. **Gedragsgeoriënteerde benadering (GB):**
* Beschouwt recht als een **geheel van gedragspatronen** (wat mensen feitelijk doen).
* Nadruk ligt op de **empirische interesse** (hoe men zich *feitelijk* gedraagt).
* Focus op concrete gebruiken en sociale praktijken.
#### Ordeningen en verwachtingen
* **Descriptieve ordening:** Beschrijft hoe de werkelijkheid is (bv. taxonomieën). Brengt **cognitieve verwachtingen** voort, waarbij onjuiste voorspellingen leiden tot aanpassing van de verwachting of ordening.
* **Normatieve ordening:** Schrijft voor hoe de werkelijkheid zou moeten zijn (bv. gedragsvoorschriften). Brengt **normatieve verwachtingen** voort, waarbij het niet-naleven van de wens leidt tot aanpassing van het gedrag, niet van de verwachting.
#### Informele gedragsregels en rechtspluralisme
* **Informele gedragsregels:** In weinig complexe samenlevingen zijn deze vaak impliciet, gebaseerd op nabijheid en wederkerigheid. RB (geschreven) beschouwt ze niet als rechtsregels zonder institutionele oorsprong, terwijl GB ze wel als rechtsregels erkent gezien hun functie en voorwerp.
* **Rechtspluralisme (RP):** Situatie waarin meerdere regulerende systemen tegelijk claims leggen op dezelfde situatie. Dit kan **zacht** zijn (voorrangsregels, bv. gewoonte *secundum legem* of *praeter legem*) of **hard** (geen voorrangsregels, bv. gewoonte *contra legem*).
#### Afdwingbaarheid en geldigheid
* **Afdwingbaarheid:** RB (geschreven) stelt dat de staat naleving moet kunnen verzekeren (bv. Jhering: 'een rechtsregel die niet kan worden afgedwongen, is geen rechtsregel'). GB stelt dat naleving ook verzekerd kan worden door sociale controle en stelt dat afwezigheid van handhaving niet per se betekent dat het geen regel is.
* **Geldigheid:** RB (geschreven) ziet geldigheid als *normatieve geldigheid* (de regel blijft 'recht' ook al wordt hij niet nageleefd). RB (ongeschreven) en GB zien *feitelijke/sociale geldigheid* als cruciaal: de regel bestaat voor zover hij feitelijk wordt erkend en gehanteerd.
* **Effectieve naleving/handhaving:** RB (geschreven) ziet dit als irrelevant voor de juridische geldigheid. RB (ongeschreven) en GB zien het als essentieel voor de sociale geldigheid of het bestaan van de regel. Gevolgen van niet-handhaving door de staat omvatten verminderd vertrouwen in de rechtsstaat en verminderde bereidheid tot naleving.
#### Rechtsregels: Algemeen vs. Individueel
* **Algemene rechtsnormen:** Gelden voor een onbepaald aantal personen, situaties en tijdstippen (bv. Art. 1382 Oud BW). Ze zijn niet absoluut, maar algemeen, met ruimte voor uitzonderingen en interpretatie.
* **Individuele rechtsnormen:** Gericht op specifieke personen of situaties (bv. een benoeming of vergunning). Ze zijn vaak het resultaat van de toepassing van algemene normen.
#### Talige uitdrukkingen van gedragsvoorschriften
Gedragsvoorschriften worden vaak uitgedrukt via taal en kunnen verschillende soorten uitspraken bevatten:
* **Empirische (descriptieve) uitspraken:** Beschrijven feiten of wetmatigheden (kunnen waar of onwaar zijn). Ze zijn essentieel om feiten in het recht aan te tonen.
* **Logische of definiërende uitspraken:** Leggen formele verbanden tussen begrippen vast (kunnen waar of onwaar zijn, toetsbaar via logica). Belangrijk voor de interpretatie van juridische begrippen.
* **Geloofsuitspraken:** Betreffen onbewijsbare aannames of axioma's (bv. in wetenschap of religie). Vereisen waakzaamheid in het recht, aangezien ze misbruikt kunnen worden voor ideologische doeleinden.
* **Waarderingsuitspraken:** Drukken een beoordeling uit op basis van waarden.
* **Descriptieve waardeoordelen:** Beoordelen iets zonder een gedragsvoorschrift (bv. "deze balpen schrijft goed").
* **Prescriptieve waardeoordelen:** Bevatten een normatief element en schrijven gedrag voor (bv. "men moet eerlijk zijn").
* **Imperatieven:** Geboden of verboden die een specifieke handeling voorschrijven, vaak afhankelijk van de feitelijke context.
* **Prescriptieve normen:** Kunnen algemene draagwijdte hebben (algemene rechtsnormen) of specifiek gericht zijn (individuele rechtsnormen). Ze schrijven voor hoe men zich *zou moeten* gedragen en zijn geldig of ongeldig.
* **Performatieve uitspraken:** Brengen een rechtsgevolg tot stand door de uitspraak zelf (bv. een huwelijk sluiten, iemand schuldig verklaren). Ze wijzigen de sociale werkelijkheid en zijn juridisch relevant voor bewijsrecht en rechterlijke toetsing.
#### De modaliteiten van gedrag
* **Plicht:** Een gebod om bepaald gedrag te verrichten.
* **Verbod:** Een gebod om bepaald gedrag niet te verrichten.
* **Positieve toelating:** De bevoegdheid om bepaald gedrag te verrichten (afwezigheid van verbod).
* **Negatieve toelating:** De bevoegdheid om bepaald gedrag niet te verrichten (afwezigheid van plicht).
Deze modaliteiten verhouden zich logisch tot elkaar (contrair, contradictorisch, subcontrair, subalternatief).
#### Subjectieve rechten en tegenhangers
Subjectieve rechten zijn verbonden met plichten of beperkingen bij anderen:
* **Aanspraak (claim):** Correspondeert met een **plicht** bij de ander.
* **Vrijheid (liberty):** Correspondeert met **geen aanspraak** (afwezigheid van een plicht) bij de ander.
* **Bevoegdheid (power):** Correspondeert met **gebondenheid (liability)** bij de ander.
* **Immuniteit (immunity):** Correspondeert met **onbevoegdheid (disability)** bij de ander.
#### Algemene en absolute normen
Rechtsregels zijn in principe **algemene normen** (defeasible rules), die geldig zijn onder bepaalde omstandigheden en uitzonderingen kennen, eerder dan **absolute normen** (strict rules) die categorisch en onvoorwaardelijk gelden. Dit geeft ruimte voor interpretatie en aanpassing aan specifieke situaties.
#### Open vs. Gesloten normen
* **Gesloten normen:** Omschrijven de toepasselijke feitelijke situatie (GFS) zeer duidelijk (bv. afstand voor het planten van bomen).
* **Open normen:** Laten de GFS vaag, waardoor de rechter meer interpretatieruimte heeft. Ze vervullen functies zoals delegatie, flexibiliteit, verwijzing en receptie ( Kleuring door waarden). Gevaren zijn onder meer de invloed van de 'tijdsgeest' en politieke ideologieën.
#### Algemene rechtsbeginselen en Adagia
* **Algemene rechtsbeginselen:** Drukken de grondgedachten van de rechtsorde uit (bv. gelijkheidsbeginsel, rechtszekerheid). Ze bieden richting, maar geen concrete gedragsvoorschriften.
* **Adagia:** Juridische spreuken die een brug slaan tussen beginselen en regels, vaak deugdzaamheid of algemene rechtsbeginselen concreet verwoorden. Ze zijn herkenbaar en helpen bij de interpretatie, maar mogen niet verward worden met bindende rechtsregels.
## Deel II: Functies en finaliteit van het recht
Dit deel onderzoekt waarom recht en normatieve verwachtingen noodzakelijk zijn, hoe hun functies variëren tussen samenlevingen, en welke doelstellingen (finaliteiten) het recht kan nastreven. De functies van recht zijn divers: gedragsafstemming, groepscohesie, conflictvermijding en -verwerking, en besluitvorming binnen groepen. Twee belangrijke finaliteiten worden onderscheiden: de **codificerende finaliteit** (recht als uitdrukking en behoud van traditionele waarden) en de **modificerende finaliteit** (recht als instrument voor sociale verandering).
### Functies van het recht
De noodzaak aan regels en normatieve verwachtingen vloeit voort uit:
* **Autonomie:** De vrije wil van individuen leidt tot onvoorspelbaarheid en potentieel tot anarchie. Regels zorgen voor gedragsafstemming, voorspelbaarheid en orde.
* **Schaarste:** Beperkte middelen leiden tot conflicten over de verdeling. Regels helpen bij het stroomlijnen van de verdeling en het vermijden van conflicten.
De functies van recht evolueren met de complexiteit van de samenleving:
* **Weinig complexe samenlevingen (JVV, chiefdoms):** Nadruk op impliciete regels, wederkerigheid, sociale controle, conflictvermijding en het bewaren van groepscohesie.
* **Meer complexe samenlevingen (rijken, staten):** Deze functies blijven bestaan, aangevuld met formele ordening, machtsbehoud, regulering van economische transacties, herverdeling, en instrumentele functies.
#### Gedragsafstemming
* **Bevordering groepscohesie:** Regels drukken gedeelde waarden en idealen uit, wat bijdraagt aan een gemeenschappelijke identiteit. Dit gebeurt via:
* **Socialiserende functie:** Bevorderen van sociale omgang en ontmoedigen van asociaal gedrag.
* **Eductieve functie:** Opvoeding tot volwaardige samenlevingsleden.
* **Ideologische functie:** Omarming van overgeleverde waarden en idealen.
* De bijdrage aan cohesie is van alle tijden, maar de aard van de regels (impliciet vs. expliciet) en de context (kleine vs. grote groepen) verschillen.
#### Conflictvermijding
* **Minder complexe samenlevingen:** Sociale en economische regels, gebaseerd op wederkerigheid en opvattingen over rechtvaardigheid, voorkomen conflicten.
* **Meer complexe samenlevingen:**
* **Formele ordeningsfunctie:** Regels met een specifieke inhoud zijn minder belangrijk dan het feit *dat* er regels zijn (bv. verkeersregels). Ze dienen de onderliggende waarden zoals lichamelijke integriteit.
* **Machtsbehoud en -uitoefening:** Regels die het staatsapparaat onderhouden (belastingen, dienstplicht) en de uitoefening van macht garanderen.
* **Instrumentele functie:** Regels als middel om maatschappelijke doelen te bereiken (herverdeling, stimulering).
* **Regulering van uitwisseling:** In complexere samenlevingen met minder vertrouwen tussen vreemden, treden statelijke regels op als substituut voor vertrouwen (via geld, openbare macht, contractenrecht) en om uitwisselingen te faciliteren en te toetsen aan maatschappelijke waarden.
#### Conflictverwerking
* **Doel:** Conflicten en geschillen binnen de perken houden en sociale vrede bewaren.
* **Methoden:**
* **Zonder conflict uit handen te geven:** Bij één betrokkene (grief laten), of tussen twee betrokkenen (onderhandelen, bemiddelen, duel, vete, rituelen, shaming, sociale uitsluiting).
* **Met conflict uit handen te geven:** Berechting door een onafhankelijke derde (statelijke rechtspraak, arbitrage).
De evolutie van conflictverwerking toont een verschuiving van informele methoden naar formele, door de staat georganiseerde procedures, met een toenemende nadruk op het onderscheiden van vergoeding en vergelding.
#### Besluitvorming binnen de groep
* **Noodzaak:** In elke groep is er een vorm van besluitvorming nodig, zeker in complexere samenlevingen met hiërarchie en specialisatie.
* **Regels:** Bepalen wie mag beslissen, hoe beslissers worden gekozen, wat hun bevoegdheden zijn, en wie hen controleert.
* **Politieke functie van recht:** Reguleert de verhouding tussen samenlevingsleden en politieke machthebbers, vaak vastgelegd in grondwetten. Dit omvat regels over machtsverdeling, waarborgen tegen machtsmisbruik (grondrechten), selectie van machthebbers (verkiezingen), en financiering van de staat.
### Finaliteit van het recht
De finaliteit van het recht verwijst naar het doel dat het recht nastreeft. Historisch gezien werd recht beschouwd als een uitdrukking van een hogere, objectieve orde (bv. goddelijk recht, natuurrecht).
1. **Codificerende finaliteit:**
* **Kern:** Recht als uitdrukking van traditionele waarden en normen. Het recht *ontdekt* en *bevestigt* bestaande orde.
* **Rol van de staat:** Terughoudend, dient zich te schikken naar bestaand recht en ruimte te geven aan sociale groeperingen en individuen.
* **Rol van grondrechten:** Voornamelijk afweerrechten tegen overheidsinmenging.
* **Kenmerken:** Behoudend, conservatief, nadruk op wat goed was.
2. **Modificerende finaliteit:**
* **Kern:** Recht als instrument voor sociale, economische en politieke verandering. Het recht *creëert* en *verandert* de maatschappelijke orde.
* **Rol van de staat:** Actief, sturend en regulerend, met de overtuiging dat de samenleving maakbaar is door middel van regels.
* **Rol van grondrechten:** Ook actief (bv. sociaal-economische rechten) om maatschappelijke doelstellingen te realiseren.
* **Kenmerken:** Veranderingsgericht, progressief, instrumenteel.
De spanning tussen deze twee finaliteiten is nog steeds actueel. De **modificerende finaliteit**, die sterk beïnvloed werd door het positivisme (recht loskoppelen van moraal) en egalitaire stromingen, ziet recht als een flexibel instrument voor sociale techniek.
#### Gevolgen van de instrumentele kijk
* **Juridisering:** Steeds meer aspecten van het leven worden door (statelijke) regels beheerst.
* **Veranderende rol van de staat:** Van 'nachtwaker' (territoriale staat) naar actieve regulator en aanbieder van diensten (welvaartsstaat).
* **Instrumentele technieken:** Gebruik van regels met diverse functies (griefherstellend, bestraffend, bestuurs-/regulerend, stimulerend, faciliterend) om sociaal management te realiseren.
#### Grenzen aan de modificerende finaliteit
* **Praktische grenzen:** Menselijk gedrag wordt niet enkel door recht, maar ook door andere instituties (gezin, school, religie) beïnvloed. Maatschappelijke verandering is complex en niet altijd direct te realiseren via regels.
* **Financiële grenzen:** Maatschappelijke veranderingen via recht vereisen middelen. Beschikbare middelen zijn vaak ontoereikend voor de ambities van de staat.
* **Onbedoelde effecten:** Regels kunnen contraproductieve of ongewenste gevolgen hebben.
* **Maakbaarheid van de samenleving:** Niet alle problemen kunnen via wetgeving worden opgelost.
#### Nieuwe generatie grondrechten en de rol van de staat
De toename van welvaart en verwachtingen heeft geleid tot nieuwe generatie grondrechten (sociaal-economische rechten), die een actieve rol van de staat vereisen in het garanderen van welzijn en het beschermen van zwakkeren. De staat fungeert steeds meer als traumabegeleider en verzekeraar.
#### Instrumentalisme vs. Waarborgfunctie
De modificerende visie (recht als instrument) staat vaak in gespannen verhouding tot de waarborgfunctie van recht (codificerende visie), waarbij de rechten van de één de vrijheden van de ander kunnen beknotten. Het is cruciaal om de gevolgen van regulering goed in te schatten en waar nodig alternatieve middelen in te zetten of regulering uit te besteden.
## Deel III: Normen en hun samenhang
Dit deel analyseert de structuur en samenhang van rechtsnormen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen descriptieve en prescriptieve normen, de diverse talige uitdrukkingen van rechtsregels, en de systemische aard van recht.
### Wat is een rechtsnorm?
* **Descriptieve normen (Seinsgesetze):** Beschrijven hoe de werkelijkheid is of zich gewoonlijk gedraagt (bv. natuurwetten, sociale gedragspatronen). Ze zijn waar of onwaar en kunnen niet worden overtreden.
* **Prescriptieve normen (Sollensgesetze):** Schrijven voor hoe men zich *zou moeten* gedragen (bv. gedragsvoorschriften, wetten). Ze zijn geldig of ongeldig en kunnen worden overtreden.
Recht kan worden benaderd als een **prescriptieve ordening** (RB) of als een **descriptieve ordening** (GB).
#### Talige uitdrukkingen van gedragsvoorschriften
Gedragsvoorschriften worden uitgedrukt via diverse talige uitspraken:
* **Empirische (descriptieve) uitspraken:** Beschrijven feiten of wetmatigheden. Essentieel in het recht om feiten aan te tonen.
* **Logische/definiërende uitspraken:** Leggen verbanden tussen begrippen vast en kunnen waar of onwaar zijn, getoetst aan logica of definities.
* **Geloofsuitspraken:** Betreffen onbewijsbare aannames (axioma's), cruciaal voor wetenschap en levensbeschouwing, maar vereisen waakzaamheid in het recht.
* **Waarderingsuitspraken:** Drukken een beoordeling uit op basis van waarden.
* **Descriptief:** Een oordeel zonder gedragsvoorschrift.
* **Prescriptief:** Een oordeel dat een gedragsvoorschrift inhoudt (bv. **imperatieven** zoals geboden/verboden, of algemenere **prescriptieve normen**).
* **Performatieve uitspraken:** Brengen een rechtsgevolg tot stand door de uitspraak zelf (bv. "Ik verklaar u schuldig"). Ze creëren sociale feiten en wijzigen de juridische werkelijkheid. Dit staat tegenover **mededelende/constaterende uitspraken** die enkel feiten beschrijven.
#### Algemene Bestanddelen van Rechtsregels
* **Normsteller:** Hoewel imperatieven een duidelijke normsteller hebben, is dit bij rechtsregels niet altijd het geval, vooral bij gewoonterecht of sociale praktijken. De afwezigheid van een aanwijsbare normsteller is geen gebrek, maar kan een gevolg zijn van de codificerende finaliteit.
* **Normbestemmeling:** Rechtsregels zijn gericht tot bepaalde personen of categorieën (burgers, rechtspersonen, overheden). Er is een belangrijk onderscheid tussen:
* **Gedragsnormen:** Voorschrijven hoe men zich *moet* of *mag* gedragen. Rechtsdwaling is hierbij geen excuus.
* **Beslissingsnormen:** Schrijven voor hoe rechters of andere beslissers moeten handelen. Rechtsdwaling kan hier soms een rol spelen.
* **Akoestische scheiding:** Situatie waarbij gedrags- en beslissingsnormen gescheiden worden, waardoor burgers niet direct geconfronteerd worden met de beslissingslogica van de rechter.
* **Voorgeschreven gedrag:** Rechtsregels kunnen **volledige rechtsregels** zijn (die op zichzelf een norm kunnen vormen) of **onvolledige rechtsregels** (die gecombineerd moeten worden tot een volledige regel). De imperatieventheorie focust op gedragsregels, maar recht bevat ook regels die andere functies vervullen (bv. organisatie van de staat).
### De samenhang van rechtsregels: Recht als systeem?
De vraag of recht een systeem vormt, kan vanuit verschillende perspecturen worden bekeken:
1. **Recht als dogmatisch systeem (RB):**
* **Uitwendig systeem (descriptief):** Een classificatie van rechtsregels en -gebieden (bv. privaat recht, publiek recht) als hulpmiddel voor het vinden van regels. Dit is een formele, technische ordening die echter achterhaald kan raken door maatschappelijke veranderingen of instrumentalisering.
* **Inwendig systeem (prescriptief):** Het ideaal van recht als een coherent, consistent en harmonieus geheel van waardeoordelen, waar alle regels naadloos op elkaar aansluiten. Ronald Dworkin's concept van "law as integrity" verdedigt dit idee, waarbij recht wordt gezien als één integer geheel, voortkomend uit fundamentele principes van rechtvaardigheid en procedurele eerlijkheid.
2. **Recht als sociaal systeem (GB):**
* **Systeem:** Een geheel van samenwerkende bestanddelen (individuen, instituten) die op een bepaalde manier interageren en een onderscheidbare entiteit vormen.
* **Emergentie:** Systemen kunnen eigenschappen vertonen die niet tot de som van de delen te herleiden zijn.
* **Deelsystemen:** Complexe maatschappijen zijn onderverdeeld in deelsystemen (recht, economie, politiek) met eigen doelen en operaties. Recht is een **autopoietisch systeem**, wat betekent dat het zichzelf voortbrengt en in stand houdt door eigen operaties en een interne normativiteit (IN). Het bepaalt zelf wat als recht telt.
* **Operationele geslotenheid, cognitieve openheid:** Recht is operationeel gesloten omdat het criteria uit zichzelf haalt, maar cognitief open omdat het signalen uit andere deelsystemen kan opnemen en verwerken.
3. **Recht als chaotische janboel (kritiek):**
* Kritiek op de dogmatische visie stelt dat het recht niet altijd consistent of coherent is, en dat de wetgever vaak een compromis is van uiteenlopende belangen.
* Kritiek op de sociale systeemvisie wijst op de vaak ongeordende en interne inconsistente aard van juridische instituten en praktijken. Recht wordt gezien als menselijk werk, met de inherente gebreken en chaotische elementen.
#### Twee metaforen voor recht
* **Recht als taal:** Net als natuurlijke talen is recht een systeem met een **openeindekarakter**, dat zich voortdurend ontwikkelt en betekenis krijgt door gebruik en interpretatie. Het is de structuur die het mogelijk maakt om juridische uitspraken te formuleren.
* **Recht als stad:** Een menselijke constructie die de overtuigingen en gebruiken van generaties weerspiegelt. Net als steden, die kunnen variëren van geplande structuren (Brasília) tot organische, chaotische 'jungles', kan ook recht worden bekeken vanuit verschillende perspectieven (planner, bewoner, organisator), wat de complexiteit en de openheid van het rechtssysteem benadrukt.
Het bewustzijn van het eigen perspectief (regelgeoriënteerd vs. gedragsgeoriënteerd, wetgever vs. burger) is essentieel bij het analyseren van recht.
[TABLE
Government | Governance
Klemtoon op de staat | Klemtoon op het bestuurlijke proces
Scheiding der machten | Spreiding der machten
Centrale beslissingsmacht bij wetgever | Verspreide beslissingsmacht, ook bij regulerende agentschappen en zelfbestuur
Wetgever als hiërarchisch hoogste autoriteit | Wetgever als (belangrijke) actor in een netwerk
Prescriptieve regels | Reflexieve regels
Territoriale grenzen | Grensoverschrijdende samenwerking
Onderscheid tussen staat, markt en maatschappij | Integratie van staat, markt en maatschappij
[/TABLE
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Ontologische vraag | Een vraag die betrekking heeft op het 'zijn', oftewel de aard van het bestaan en de fundamentele structuur van de werkelijkheid. Dit type vraag onderzoekt de essentie van iets. |
| Functionele vraag | Een vraag die betrekking heeft op de functies en het doel van het recht in de samenleving. Het onderzoekt waarvoor het recht dient en welke finaliteit het nastreeft. |
| Structurele vraag | Een vraag die betrekking heeft op de opbouw of samenstelling van het recht. Het onderzoekt waaruit het recht bestaat en hoe de verschillende onderdelen met elkaar samenhangen. |
| Conventionalisme (in recht) | De opvatting dat recht niet gebaseerd is op een universele essentie, maar voortkomt uit menselijke keuzes en afspraken. Wat als juridisch wordt beschouwd, is het gevolg van een conventie. |
| Rechtspluralisme | Een situatie waarin meerdere rechtsstelsels tegelijkertijd claimen dat hun regels voorrang hebben op andere regels met betrekking tot dezelfde situatie of personen. |
| Normatieve ordening | Een ordening die voorschrijft hoe dingen zouden moeten zijn of hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Dit in tegenstelling tot een descriptieve ordening die beschrijft hoe de werkelijkheid is. |
| Descriptieve ordening | Een ordening die de werkelijkheid beschrijft en tracht te begrijpen zonder deze te willen veranderen. Het doel is om de bestaande situatie te classificeren of te analyseren. |
| Autopoietisch systeem | Een systeem dat zichzelf in stand houdt en reproduceert door middel van zijn eigen interne operaties en structuren. Het recht wordt als autopoietisch beschouwd omdat het zichzelf voortbrengt en vernieuwt uit bestaande rechtsregels en procedures. |
| Emergentie | Het verschijnsel waarbij een complex systeem eigenschappen vertoont die niet te herleiden zijn tot de eigenschappen van de individuele delen waaruit het systeem is opgebouwd. |
| Nominalistische definitie | Een definitie die de betekenis van een woord of begrip vastlegt binnen een specifieke context, vaak met een performatief karakter, waardoor het begrip in de juridische wereld wordt gecreëerd. |