Cover
Start now for free Psychiatrische stoornissen - Psychose (2).pptx
Summary
# Inleiding tot gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg en psychiatrische stoornissen
Dit deel introduceert het concept van gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg en de neurobiologie achter psychiatrische stoornissen, met specifieke aandacht voor schizofrenie.
## 1. Inleiding tot gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg en psychiatrische stoornissen
### 1.1 Wat is gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg?
Dit concept omvat het snijvlak van rechtspraak en geestelijke gezondheidszorg.
### 1.2 Verschillende paradigma’s in de gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg
Hoewel niet specifiek uitgewerkt in de verstrekte tekst, wordt de notie van verschillende benaderingen binnen dit veld geïntroduceerd.
## 2. Psychiatrische stoornissen: algemeen
### 2.1 Neurobiologie van psychiatrische stoornissen
De neurobiologie van psychiatrische stoornissen wordt onderzocht om de onderliggende mechanismen te begrijpen. Dit omvat de rol van neurotransmitters en hersenstructuren.
### 2.2 Specifieke psychiatrische stoornissen
De tekst noemt een reeks specifieke stoornissen, waaronder:
* Psychotische stoornissen
* Verstandelijke beperking
* Stemmingsstoornissen
* Verslaving
* Suicidaliteit
* Autisme
* Persoonlijkheidsstoornissen
#### 2.2.1 Schizofrenie
##### 2.2.1.1 Definitie en misconcepties
Schizofrenie is niet hetzelfde als een gespleten geest of gespleten persoonlijkheid. De naam is afgeleid van het Griekse "schizein" (splijten) en "phrēn" (geest).
##### 2.2.1.2 Diagnostische criteria (DSM-5)
Voor een diagnose van schizofrenie zijn minstens twee van de volgende kenmerken aanwezig gedurende minimaal één maand, waarbij minstens één van de eerste drie essentieel is:
1. Wanen
2. Hallucinaties
3. Gedesorganiseerd spreken
4. Ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5. Negatieve symptomen
Daarnaast moet het niveau van functioneren op belangrijke levensgebieden significant zijn gedaald ten opzichte van voorheen. De symptomen moeten minstens 6 maanden ononderbroken aanwezig zijn.
##### 2.2.1.3 Voorkomen en prevalentie
* De levenslange prevalentie van schizofrenie bedraagt ongeveer 1%.
* De stoornis komt voor in alle culturen en sociale klassen.
* Er wordt gesuggereerd dat de stoornis vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen.
* De risicoleeftijd voor het uitbreken ligt tussen de 20 en 30 jaar, waarbij mannen vaak eerder dan vrouwen symptomen vertonen.
* Het begin kan zowel abrupt als sluipend zijn.
##### 2.2.1.4 Verloop en prognose
* Ongeveer 80% van de patiënten heeft blijvende ondersteuning nodig.
* Ongeveer 20% heeft een relatief gunstige prognose, met bij een klein deel volledig herstel.
* Het suiciderisico is aanzienlijk: 5% tot 6% overlijdt aan suïcide, en 20% onderneemt een suïcidepoging.
* Patiënten met schizofrenie hebben een gemiddeld 12 tot 15 jaar lagere levensduur door minder goede lichamelijke gezondheid, beperkte toegang tot gezondheidszorg, meer risicofactoren (roken, druggebruik, obesitas) en een hoger suiciderisico.
##### 2.2.1.5 Fasen van schizofrenie
Het schizofrene proces verloopt doorgaans in verschillende fases:
* **Premorbide fase:** De periode voor het begin van de stoornis, waarbij onderzoek van familieleden relevant kan zijn.
* **Prodromale fase:** De eerste, vaak aspecifieke tekenen van de stoornis die voorafgaan aan de acute fase. Deze fase kan variëren in duur (typisch 1 tot 2 jaar), en niet alle prodromen leiden tot een acute episode.
* **Eerste psychotische opstoot:** Deze fase wordt soms voorafgegaan door prodromen, maar kan ook abrupt ontstaan. Ongeveer 80% van de patiënten wordt in deze fase opgenomen.
* **Remissie:** Gemiddeld treedt remissie op na 1 tot 2 maanden. Echter, 1 op de 3 patiënten ontwikkelt post-psychotische depressieve symptomen.
* **Progressie/Chronisch verloop:** Na de eerste episode hervalt 60% binnen 2 jaar. Hoewel remissie frequent is, is terugkeer naar het premorbide functioneringsniveau zeldzaam. Sommige patiënten blijven permanent psychotisch.
Een visuele weergave van het verloop kan worden voorgesteld met de leeftijd op de x-as en het functioneren (slecht tot goed) op de y-as, met stadia als "Premorbid", "Prodromaal", "Progressie" (ups en downs) en "Chronisch/Relapsing".
##### 2.2.1.6 Ontstaan van schizofrenie: gen-omgevingsinteractie
* **Genetische kwetsbaarheid:** Genetische factoren spelen een belangrijke rol in de kwetsbaarheid voor schizofrenie.
* **Omgevingsfactoren:** Verworven kwetsbaarheid ontstaat door omgevingsfactoren zoals:
* Cannabisgebruik (vooral bij vroegtijdige en frequente aanvang)
* Opgevoed worden in een stedelijke omgeving
* Perinatale complicaties (bijvoorbeeld infecties tijdens de zwangerschap)
* Behoren tot een minderheidsgroep
* **Gen-omgevingsinteractie:** De invloed van genetische aanleg komt tot uiting in interactie met specifieke omgevingsfactoren. Genen en omgeving zijn dus onderling afhankelijk.
##### 2.2.1.7 Neurobiologische aspecten: dopaminehypothese
* **Ontregeling van de dopaminerge neurotransmissie:** Er is sprake van hyperactiviteit van dopamine in het mesolimbische systeem en hypoactiviteit in het frontale gebied.
* **Rol van dopamine:** Dopamine speelt een cruciale rol bij signaalverwerking en betekenisgeving.
* **Salience hypothese:** Een verhoogde "salience" (opmerkzaamheid of belangrijkheid) van stimuli in de omgeving, veroorzaakt door overmatig dopamine, kan leiden tot een waansysteem om deze ervaringen te interpreteren en te verklaren.
##### 2.2.1.8 Behandeling van schizofrenie
Genezing van schizofrenie is niet mogelijk; de behandeling richt zich op het bestrijden van symptomen en het vertragen van progressie.
* **Medicatie (antipsychotica/neuroleptica):**
* Zeer effectief op positieve symptomen, minder op negatieve symptomen.
* 80% hervalt na het stoppen van medicatie.
* Ontwikkelingen in medicatie omvatten typische (bv. Haloperidol) en atypische antipsychotica (bv. Risperidon, Olanzapine). Clozapine is ook een belangrijk middel.
* **Psychosociale interventies:**
* **Cognitieve gedragstherapie (CGT):** Helpt bij het wijzigen van disfunctionele gedachten die gekoppeld zijn aan wanen en hallucinaties.
* **Gezinsinterventies:** Betrekken het gezin bij het behandelproces.
* **Psycho-educatie:** Verhoogt het ziekte-inzicht bij de patiënt.
* **Rehabilitatie:** Gericht op het herstellen van functioneren.
##### 2.2.1.9 Duur van onbehandelde psychose (DUR)
De duur van de onbehandelde psychose correleert met de klinische en globale uitkomst op lange termijn.
##### 2.2.1.10 Preventie
Het identificeren van individuen met een "attenuated positive symptom syndrome" (verzwakte positieve symptomen) kan een risico van 40% op psychoseontwikkeling binnen een jaar aangeven. Psychologische en farmacologische interventies kunnen de conversie naar psychose met 50% doen dalen. De ethische overwegingen hierbij (risico op vals-positieven, stigmatisatie, bijwerkingen) zijn echter significant.
##### 2.2.1.11 Herkennen van (rand)psychose: tips
* **Observeren:** Let op chaos, onverzorgdheid, vreemde voorwerpen, gedesorganiseerd gedrag, angst, of terughoudendheid met praten.
* **Aanwezigheid:** Blijf in contact met mensen, bespreek ervaringen met vertrouwenspersonen. Zorg voor goede maaltijden en voldoende slaap. Voorkom stress en wees voorzichtig met drugs en alcohol.
* **Hulp vragen:** Wees eerlijk over je stappen en contacten.
##### 2.2.1.12 Omgangsregels bij psychose
* **Creëer rust:** Beperk externe prikkels (TV, radio).
* **Neem de leiding:** Wees duidelijk en ga niet in discussie, maar leg uit dat het niet jouw realiteit is.
* **Blijf correct:** Toon begrip, luister, en veroordeel niet.
* **Fysieke ruimte:** Geef de persoon fysieke ruimte en zorg voor een uitweg. Neem zelf ook afstand indien nodig.
* **Crisiskaart/Noodplan:** Maak gebruik van bestaande plannen of probeer vrijwillige behandeling te initiëren.
* **Zorg goed voor jezelf!**
#### 2.2.2 Publieke opinie en psychose
In tegenstelling tot stoornissen zoals autisme, is er relatief weinig positieve berichtgeving over schizofrenie in de publieke opinie. Dit kan leiden tot stigmatisering, waarbij schizofrenie geassocieerd wordt met gevaarlijkheid, gedeeltelijke verantwoordelijkheid, chronische ziekte en onvoorspelbaarheid.
#### 2.2.3 Link tussen psychose en geweld
* **Mogelijke verklaringen:**
* **Wanen:** Het "principe van rationaliteit binnen irrationaliteit" suggereert dat patiënten rationele redenen kunnen hebben voor hun wanen, wat tot gedrag kan leiden.
* **Bevilshallucinaties:** Stemmen die opdrachten geven, hoewel dit niet de norm is. De meeste hallucinaties worden als bevreemdend en bedreigend ervaren.
* **Cognitieve problemen:** Destabiliserende rol van psychotische symptomen.
* **Negatieve symptomen:** Affectvervlakking kan desinhiberend werken.
* **Onderzoek en meta-analyses:**
* Psychose is geassocieerd met een verhoogd risico op geweld (ongeveer 49% tot 68% toename van de kans op geweld).
* Vergeleken met depressie, hebben individuen met psychose een hoger risico op herhaald delictplegen.
* De correlatie tussen psychose en geweld is matig (ongeveer $r = 0.12-0.16$), terwijl dit voor psychopathie hoger is (ongeveer $r = 0.25-0.30$).
* **Risicofactoren binnen psychose:**
* **Dynamische factoren:** Vijandig gedrag, recent drugsgebruik, slechte therapietrouw, slechte impulscontrole, recent middelengebruik, en niet-naleving van medicatie.
* **Statische factoren:** Criminaliteitsverleden.
* **Demografische kenmerken:** Mannen, jonge leeftijd, alleenstaand, dakloos, werkloos, lage opleiding, lage sociaaleconomische status, behoren tot een etnische minderheid, eerdere ziekenhuisopnames voor psychose, eerdere veroordeling voor geweld.
* **Sociale factoren:** Afkomstig uit kwetsbare gezinnen, criminaliteit, middelengebruik, fysiek en seksueel misbruik.
* **Specifieke symptomen:** Achtervolgingswanen en bevelshallucinaties.
* **Comorbide stoornissen:** Antisociale persoonlijkheidspathologie (gedragsstoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis, psychopathie).
* **Middelengebruik:** Geldt voor elk type drugs.
* **Beperkt ziekte-inzicht en therapietrouw.**
* **Causale pathways:** Middelengebruik kan direct leiden tot minder gedragscontrole, of indirect door de patiënt in een criminogeen milieu te plaatsen. Beperkte therapietrouw kan leiden tot verergering van symptomen en zelfmedicatie met drugs, wat behandeling belemmert.
* **Absoluut risico:** Minder dan 1 op de 20 vrouwelijke patiënten met schizofreniespectrum stoornissen, en 1 op de 4 mannelijke patiënten, plegen geweld over een periode van 1 tot 35 jaar.
* **Behandeling van criminogene factoren:** Naast de psychose, moet er specifiek gekeken worden naar persoonlijkheidsstoornissen en verslavingen.
#### 2.2.4 Casus: Vroege versus late starters
* **Vroege starters:** Vóór de leeftijd van 15 jaar een gedragsstoornis, en vóór het uitbreken van schizofrenie delicten gepleegd.
* **Late starters:** Crimineel gedrag begint nadat de psychotische stoornis reeds aanwezig is en is toe te schrijven aan cognitieve en perceptuele symptomen.
**Samenvattend:** Psychose/schizofrenie is geassocieerd met een verhoogd risico op geweld, maar dit risico mag niet overschat worden, aangezien de meeste patiënten niet gewelddadig zijn. Behandeling moet gericht zijn op alle criminogene factoren, met name persoonlijkheidsstoornissen en verslaving.
---
# De link tussen psychose, geweld en forensische aspecten
Dit gedeelte onderzoekt de relatie tussen psychose en geweld, inclusief mogelijke verklaringen, de publieke perceptie en forensische implicaties, met een focus op de factoren die het risico op geweld verhogen.
### 2.1 Psychose en geweld: de publieke perceptie en de realiteit
De publieke opinie over schizofrenie is vaak negatief en ongenuanceerd, waarbij de stoornis sterk gelinkt wordt aan geweld. Dit staat in contrast met de realiteit, waar de meeste mensen met schizofrenie niet gewelddadig zijn. De publieke perceptie kenmerkt psychose vaak als gevaarlijk, gedeeltelijk verantwoordelijk, een chronische ziekte, onvoorspelbaar en onbekwaam om zich aan sociale regels te conformeren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld autisme, is er weinig positieve berichtgeving over schizofrenie.
### 2.2 Mogelijke verklaringen voor de link tussen psychose en geweld
Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor de link tussen psychose en geweld, hoewel het belangrijk is te benadrukken dat deze link niet voor alle patiënten geldt en het risico niet overschat mag worden.
#### 2.2.1 Wanen en hallucinaties
* **Wanen:** Het 'principe van rationaliteit binnen irrationaliteit' suggereert dat patiënten hun wanen op een logische, zij het onjuiste, manier interpreteren, wat kan leiden tot gedrag dat vanuit hun perspectief gerechtvaardigd is.
* **Bevelshallucinaties:** Hoewel minder frequent dan andere auditieve hallucinaties, kunnen bevelshallucinaties patiënten aanzetten tot geweld. Het is echter belangrijk op te merken dat de meeste auditieve hallucinaties niet bevelend zijn en vaak als bevreemdend, intrusief en bedreigend worden ervaren, wat kan leiden tot verzet in plaats van gehoorzaamheid. Simulatie van stemmen is een forensisch relevant fenomeen.
#### 2.2.2 Cognitieve en negatieve symptomen
* **Cognitieve problemen:** Destabiliserende cognitieve problemen die gepaard gaan met psychose kunnen bijdragen aan gedrag dat als gewelddadig kan worden geïnterpreteerd.
* **Negatieve symptomen:** Negatieve symptomen, zoals affectvervlakking, kunnen een desinhiberende werking hebben en de drempel voor gewelddadig gedrag verlagen.
### 2.3 Wetenschappelijk bewijs voor de link tussen psychose en geweld
Meta-analyses bieden inzicht in de sterkte van de associatie tussen psychose en geweld.
* **Meta-analyse 1 (Douglas et al., 2009):** Deze analyse van 204 studies toonde aan dat psychose betrouwbaar en significant geassocieerd was met een verhoogde kans op geweld. De kans op geweld was ongeveer 49% tot 68% hoger bij individuen met psychose vergeleken met degenen zonder psychose. Wanneer vergeleken met steekproeven met een hoge mate van persoonlijkheidsstoornis, hadden individuen met psychose lagere risico's op herhaald delictgedrag. In vergelijking met depressie hadden individuen met psychose een hoger risico op geweld. De associatie tussen psychose en geweld ( $r = .12-.16$ ) was kleiner dan die van psychopathie ( $r = .25-.30$ ).
* **Meta-analyse 2 (Witt et al., 2013):** Deze analyse onderzocht welke factoren binnen de psychose risicoverhogend werken.
#### 2.3.1 Risicoverhogende factoren binnen psychose
Verschillende factoren kunnen het risico op geweld bij personen met psychose verhogen:
* **Demografische kenmerken:** Mannelijk geslacht, jonge leeftijd, alleenstaande status, dakloosheid, werkloosheid, lage opleidingsgraad, lage sociaaleconomische status, behoren tot een etnische minderheid, eerdere ziekenhuisopname voor psychose en eerdere veroordeling voor gewelddadige criminaliteit.
* **Sociale factoren:** Afkomst van kwetsbare gezinnen met een voorgeschiedenis van criminaliteit, middelenmisbruik en (fysiek en seksueel) misbruik.
* **Specifieke symptomen:** Achtervolgingswanen en bevelshallucinaties.
* **Comorbide aandoeningen:** Comorbide antisociale persoonlijkheidspathologie, zoals gedragsstoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie.
* **Middelengebruik:** Dit geldt voor elk type drugs.
#### 2.3.2 Causale pathways (Lamsma & Harte, 2015)
Narratieve reviews bieden inzicht in causale pathways:
* **Middelengebruik:** Middelengebruik kan direct leiden tot verminderde gedragscontrole. Indirect kan het bijdragen aan een crimineel milieu met weinig sociale steun en een toename van psychotische symptomen.
* **Beperkte therapietrouw:** Zonder medicatie kunnen psychotische symptomen aanhouden of verergeren. Dit kan leiden tot middelengebruik als zelfmedicatie, wat verdere behandeling in de weg staat. Verergerde achterdocht kan de hulpbereidheid verminderen.
#### 2.3.3 Absoluut en relatief risico (Whiting et al., 2021)
Een review en meta-analyse van 24 studies uit 15 landen (met 51.309 individuen met schizofreniespectrumstoornissen) toonde aan dat het absolute risico op geweld bij vrouwelijke patiënten met schizofreniespectrumstoornissen minder dan 1 op 20 bedraagt, en bij mannelijke patiënten 1 op 4, over verschillende follow-up periodes.
### 2.4 Forensische implicaties en de rol van comorbide stoornissen
De forensische context vereist een gedegen analyse van verschillende factoren die bijdragen aan gewelddadig gedrag.
#### 2.4.1 Invloed van persoonlijkheidsstoornissen en verslaving
Het is cruciaal om te onderzoeken of er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en/of verslaving, naast de psychotische stoornis. Deze comorbide aandoeningen zijn significante risicofactoren voor gewelddadig gedrag en vereisen specifieke behandelinterventies.
#### 2.4.2 Vroege versus late starters (S. Hodgins)
Een belangrijk onderscheid binnen de forensische psychiatrie betreft de "early starters" en "late starters":
* **Vroege starters:** Personen die voor hun 15e jaar een gedragsstoornis ontwikkelden, vóór het uitbreken van schizofrenie. Hun delicten worden gepleegd vóór de diagnose van schizofrenie.
* **Late starters:** Crimineel gedrag begint pas nadat de psychotische stoornis al duidelijk aanwezig is. Dit gedrag wordt dan (mede) toegeschreven aan cognitieve en perceptuele (positieve) symptomen.
#### 2.4.3 Behandeling en preventie
De behandeling van personen met psychose en een verhoogd risico op geweld moet zich richten op alle criminogene factoren, niet alleen op de psychose zelf. Dit omvat ook het aanpakken van persoonlijkheidsstoornissen en verslavingen.
> **Tip:** De duur van onbehandelde psychose ("DUR") is een belangrijke voorspeller van de klinische en globale uitkomst op lange termijn. Vroege interventie is daarom essentieel.
Preventie kan gericht zijn op het identificeren van individuen met "attenuated positive symptom syndrome", die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van psychose. Psychologische en farmacologische interventies kunnen de conversie naar psychose verminderen, hoewel hierbij ethische overwegingen rondom vals positieven, stigmatisering en bijwerkingen van medicatie een rol spelen.
### 2.5 Samenvatting van de link tussen psychose en geweld
Psychose is geassocieerd met een verhoogd risico op geweld, maar dit risico mag niet overschat worden; de meeste patiënten met schizofrenie zijn niet gewelddadig. Een uitgebreide forensische analyse vereist aandacht voor alle criminogene factoren, waaronder persoonlijkheidsstoornissen en verslavingen, naast de behandeling van de psychotische symptomen. Het onderscheid tussen vroege en late starters biedt inzicht in de timing en mogelijke oorzaken van crimineel gedrag in relatie tot de psychotische stoornis.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg | Een interdisciplinair veld dat de relatie tussen geestelijke gezondheid en het recht onderzoekt, met name in forensische contexten. Het richt zich op de beoordeling en behandeling van individuen binnen het rechtssysteem. |
| Psychiatrische stoornissen | Een breed scala aan psychische aandoeningen die worden gekenmerkt door veranderingen in denken, stemming of gedrag, of een combinatie daarvan, die leiden tot angst of problemen in het functioneren. |
| Neurobiologie | De studie van het zenuwstelsel en de biologische mechanismen die ten grondslag liggen aan gedrag en geestelijke processen, met inbegrip van de rol van neurotransmitters en hersenstructuren. |
| Schizofrenie | Een chronische en ernstige geestelijke aandoening die de manier waarop een persoon denkt, voelt en zich gedraagt, kan beïnvloeden, vaak gekenmerkt door hallucinaties, wanen en gedesorganiseerd denken. |
| Wanen | Vaste, onjuiste overtuigingen die niet gebaseerd zijn op de realiteit en die niet worden gedeeld door anderen binnen dezelfde cultuur. Ze zijn een symptoom van diverse psychiatrische stoornissen, waaronder schizofrenie. |
| Hallucinaties | Zintuiglijke waarnemingen die optreden in afwezigheid van een externe stimulus, zoals het horen van stemmen, het zien van dingen of het voelen van aanrakingen die er niet zijn. Ze zijn een veelvoorkomend symptoom van psychose. |
| Negatieve symptomen | Symptomen van schizofrenie die zich manifesteren als een vermindering of verlies van normale functies, zoals verminderde expressie van emoties, spraakarmoede en gebrek aan motivatie. |
| Prodromale fase | De vroege periode van een psychiatrische stoornis, voorafgaand aan de manifeste symptomen van een acute episode, die zich kan kenmerken door subtiele veranderingen in gedrag, denken en stemming. |
| Gene-environment interaction | Het concept dat genetische aanleg in combinatie met omgevingsfactoren de kans op het ontwikkelen van een bepaalde aandoening, zoals schizofrenie, beïnvloedt. De invloed van genen wordt geactiveerd door specifieke omgevingsprikkels. |
| Dopaminerge neurotransmissie | Een signaaloverdracht in de hersenen die plaatsvindt via de neurotransmitter dopamine. Ontregeling van dit systeem wordt verondersteld een rol te spelen bij psychotische stoornissen zoals schizofrenie. |
| Salience hypothese | Een theoretisch model dat stelt dat psychotische symptomen, zoals wanen, voortkomen uit een verhoogde "salience" (belangrijkheid of opmerkzaamheid) die aan stimuli wordt toegekend, veroorzaakt door een overactiviteit van dopamine in bepaalde hersengebieden. |
| Antipsychotica | Medicijnen die worden gebruikt om psychotische symptomen te behandelen, zoals hallucinaties en wanen. Ze werken vaak door de dopamine-activiteit in de hersenen te reguleren. |
| Psychosociale interventies | Behandelmethoden die gericht zijn op het verbeteren van het psychologisch en sociaal functioneren van individuen met psychiatrische stoornissen, zoals cognitieve gedragstherapie en gezinsinterventies. |
| Cognitieve gedragstherapie (CGT) | Een vorm van psychotherapie die zich richt op het identificeren en veranderen van disfunctionele gedachten en gedragingen die bijdragen aan psychische problemen. Bij schizofrenie kan CGT helpen bij het omgaan met wanen en hallucinaties. |
| Duur van onbehandelde psychose (DUR) | De tijdsperiode tussen het begin van de eerste psychotische symptomen en het moment dat een adequate behandeling wordt gestart. Een langere DUR wordt geassocieerd met een slechtere prognose. |
| Forensische aspecten | De juridische en maatschappelijke implicaties van geestelijke gezondheidsproblemen, met name in relatie tot strafrechtelijke verantwoordelijkheid, gevaarlijkheid en de publieke opinie. |
| Comorbiditeit | De gelijktijdige aanwezigheid van twee of meer aandoeningen bij een persoon. Bij schizofrenie komt comorbiditeit met persoonlijkheidsstoornissen en middelenmisbruik frequent voor. |
| Criminogene factoren | Factoren die het risico op crimineel gedrag verhogen. Bij personen met psychose kunnen dit naast de psychotische symptomen ook persoonlijkheidskenmerken, middelenmisbruik en sociale factoren zijn. |