Cover
Start now for free PPT - oefencollege Inleiding Privaatrecht - 01.12.25 - Tagged.pdf
Summary
# Het vermogen en zijn eigenschappen
Het vermogen wordt gedefinieerd als het geheel van patrimoniale en extra-patrimoniale rechten en plichten van een rechtssubject, met aandacht voor de juridische eenheid en ondeelbaarheid ervan en de bestaande uitzonderingen.
### 1.1 Definitie van het vermogen
Het vermogen is het geheel van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke rechten en plichten van een rechtssubject. Dit kan worden gezien als een feitelijk geheel van activa en passiva. Juridisch gezien is het echter een geheel van patrimoniale rechten en verplichtingen [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.1.1 Patrimoniale versus extra-patrimoniale rechten
* **Patrimoniale rechten:** Dit zijn subjectieve rechten die in geld waardeerbaar zijn. Ze hebben een economische waarde [4](#page=4).
* **Extra-patrimoniale rechten:** Dit zijn subjectieve rechten zonder economische waarde. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijkheidsrechten en familiale rechten [4](#page=4).
#### 1.1.2 Juridische algemeenheid
Het vermogen wordt erkend als een juridische algemeenheid, wat betekent dat het juridisch als eenheid of geheel wordt beschouwd, ongeacht de actuele samenstelling ervan. Dit staat in contrast met een feitelijk geheel, dat afhankelijk is van de actuele samenstelling, zoals een museumcollectie [6](#page=6).
### 1.2 Het principe van de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen
Het principe van de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen is een fundamenteel concept in het recht [20](#page=20).
#### 1.2.1 Kernprincipes
* Elke persoon heeft een vermogen [21](#page=21).
* Alleen een persoon heeft een vermogen [21](#page=21).
* Een vermogen bestaat zolang de persoon bestaat [21](#page=21).
* Elke persoon heeft slechts één vermogen [21](#page=21) [22](#page=22).
* De ondeelbaarheid houdt in dat een persoon niet zomaar zijn vermogen kan splitsen [22](#page=22).
* De schuldenaar staat met al zijn activa in voor al zijn passiva [22](#page=22).
> **Tip:** Het principe van de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen betekent dat er geen ‘afgescheiden vermogens’ bestaan binnen één persoon, tenzij de wet dit expliciet toestaat.
#### 1.2.2 Vermogenssplitsing
Vermogenssplitsing is in principe niet mogelijk. Dit betekent dat men niet zomaar delen van zijn vermogen kan afzonderen om ze aan specifieke schulden of doeleinden te binden, los van de rest van het vermogen [22](#page=22).
### 1.3 Uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen
Er zijn echter wettelijke uitzonderingen op het principe van de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen [23](#page=23).
#### 1.3.1 Wettelijke uitzonderingen
* **Onbeslagbare goederen:** Bepaalde goederen zijn uitgesloten van beslag, wat een beperking vormt op de algemene regel dat alle activa instaan voor schulden (art. 1408 Ger.W.) [23](#page=23).
* **Kwaliteitsrekeningen:** Rekeningen die specifiek voor een bepaalde hoedanigheid worden aangehouden, zoals een kwaliteitsrekening, kunnen een vorm van vermogensscheiding inhouden (art. 3.37 BW) [23](#page=23).
* **Aanvaarden nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving:** Wanneer een erfgenaam een nalatenschap aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving, worden de nalatenschapsgoederen gescheiden van het eigen vermogen van de erfgenaam om te voorkomen dat hij met zijn eigen vermogen instaat voor de schulden van de nalatenschap [23](#page=23).
* **Afscheiding van nalatenschapsgoederen:** Dit is gerelateerd aan het aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving en behelst de specifieke afscheiding van de goederen van een nalatenschap [23](#page=23).
#### 1.3.2 Oprichting van een rechtspersoon
De oprichting van een rechtspersoon wordt ook beschouwd als een uitzondering op het principe van de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen. Een rechtspersoon heeft immers een eigen, afgescheiden vermogen, los van het vermogen van de natuurlijke personen die erachter staan [23](#page=23).
---
# Rechtshandelingen: vorm en geldigheid
Dit thema behandelt het principe van vormvrijheid bij rechtshandelingen en de specifieke uitzonderingen daarop, namelijk formele en zakelijke rechtshandelingen, alsmede de gevolgen van het niet naleven van deze vormvereisten.
### 2.1 Het principe van vormvrijheid
Het uitgangspunt bij rechtshandelingen is dat zij vormvrij zijn of consensueel. Dit betekent dat een rechtshandeling geldig tot stand komt door de loutere wilsuiting van de betrokken rechtssubjecten, zonder dat hieraan enige aanvullende vormvoorwaarde is gekoppeld [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Ratio:** Dit principe is gebaseerd op het autonomiebeginsel en het zelfbeschikkingsrecht van individuen, die de vrijheid hebben om hun eigen rechtspositie te bepalen [18](#page=18).
* **Gevolg:** Loutere wilsovereenstemming volstaat voor de geldige totstandkoming van de rechtshandeling [18](#page=18).
### 2.2 Uitzonderingen op de vormvrijheid
Ondanks het algemene principe van vormvrijheid, kent de wet specifieke uitzonderingen waarbij de loutere wilsuiting niet volstaat voor de geldige totstandkoming van een rechtshandeling. Dit zijn de formele en de zakelijke rechtshandelingen [18](#page=18).
#### 2.2.1 Formele rechtshandelingen
Bij een formele rechtshandeling is de naleving van een door de wet voorgeschreven vorm vereist voor de geldige totstandkoming van de rechtshandeling [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Definitie:** Een formele rechtshandeling komt slechts tot stand mits de naleving van de door de wet voorgeschreven vormvereisten [19](#page=19).
* **Vormvereisten:** Deze vereisten kunnen diverse vormen aannemen, zoals het opmaken van een bepaald geschrift of het in acht nemen van specifieke verplichte vermeldingen [19](#page=19).
* **Gevolgen van niet-naleving:** Het niet naleven van deze wettelijke vormvereisten kan leiden tot de vernietigbaarheid van de rechtshandeling, indien dit door de wet of door de partijen zelf zo is bepaald [19](#page=19).
* **Voorbeelden:** Typische voorbeelden van formele rechtshandelingen zijn een schenking en een testament [19](#page=19).
#### 2.2.2 Zakelijke rechtshandelingen
Een zakelijke rechtshandeling vereist voor haar geldige totstandkoming de afgifte van het voorwerp van de rechtshandeling [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Definitie:** Een zakelijke rechtshandeling komt slechts tot stand door de afgifte van het voorwerp. De afgifte van het voorwerp is dus essentieel voor de geldige totstandkoming [10](#page=10) [19](#page=19).
* **Voorbeelden:** De handgift en een lening zijn klassieke voorbeelden van zakelijke rechtshandelingen [10](#page=10) [19](#page=19).
### 2.3 Tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen
Bij formele rechtshandelingen is de naleving van een wettelijk voorgeschreven vorm vereist voor de tegenwerpelijkheid van de rechtshandeling [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Definitie:** Tegenwerpelijkheid betekent dat de partijen het bestaan van de rechtshandeling en de gevolgen ervan aan derden kunnen bewijzen, en dat derden zich op het bestaan van de rechtshandeling en de gevolgen ervan voor de contractspartijen kunnen beroepen [12](#page=12).
* **Principe:** In beginsel volstaat het loutere bestaan van de rechtshandeling om deze aan derden tegenwerpelijk te maken [12](#page=12).
* **Uitzonderingen:** Er zijn echter uitzonderingen waarbij een publiciteitsmechanisme in sommige gevallen vereist is om de tegenwerpelijkheid te waarborgen [12](#page=12).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de geldige totstandkoming en de tegenwerpelijkheid is cruciaal. Een rechtshandeling kan geldig tot stand zijn gekomen tussen partijen, maar nog niet tegenwerpelijk zijn aan derden totdat aan bepaalde vormvereisten (zoals publiciteit) is voldaan.
---
> **Voorbeeld:** Een mondelinge overeenkomst om een bepaald goed te verkopen is geldig tussen de koper en verkoper (vormvrij). Echter, als het om een onroerend goed gaat, vereist de wet een notariële akte en inschrijving in de openbare registers om de overdracht tegenwerpelijk te maken aan derden. Een simpele schenking van een som geld is een zakelijke rechtshandeling: de gift is pas geldig als het geld daadwerkelijk is overhandigd.
---
# Rechtspersonen en vertegenwoordiging
Dit onderdeel behandelt het concept van rechtspersonen, hun bevoegdheden volgens het specialiteitsbeginsel, en de principes van vertegenwoordiging, inclusief de vereisten en situaties van vertegenwoordiging zonder bevoegdheid.
### 3.1 Rechtspersonen
Een rechtspersoon is een groepering van rechtssubjecten of een afgezonderd vermogen dat als een zelfstandige eenheid wordt behandeld met een eigen vermogen. Dit eigen vermogen is exclusief of preferentieel het executieobject voor de schuldeisers van de rechtspersoon [14](#page=14).
#### 3.1.1 Wettelijke grondslag en bevoegdheden
Om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen, is steeds een wettelijke grondslag vereist. Een rechtspersoon kan enkel optreden binnen de grenzen van zijn wettelijke en statutaire bevoegdheden. Deze bevoegdheden kunnen beperkt worden door de aard van de rechtspersoon en de wet, evenals door zijn doelstellingen. Bijvoorbeeld, een vereniging zonder winstoogmerk (VZW) mag geen winst nastreven. Dit principe wordt het specialiteitsbeginsel genoemd [13](#page=13) [14](#page=14).
> **Tip:** Het specialiteitsbeginsel is cruciaal voor het begrijpen van de grenzen waarbinnen rechtspersonen geldig kunnen handelen.
> **Example:** Wanneer een voetbalclub als rechtspersoon optreedt, is zij zelf de contractpartij bij overeenkomsten die worden gesloten voor de jaarlijkse fuif van de club, mits deze binnen haar statutaire doelstellingen vallen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.2 Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging houdt in dat een vertegenwoordiger een rechtshandeling stelt voor rekening van de vertegenwoordigde. Dit is een uitzondering op het principe van wilsautonomie en het relativiteitsbeginsel. Vertegenwoordiging is niet mogelijk voor strikt persoonlijke rechtshandelingen zoals het sluiten van een testament of het aangaan van een huwelijk. Art. 1.8, §1 BW regelt de onmiddellijke vertegenwoordiging [29](#page=29) [32](#page=32).
#### 3.2.1 Vereisten voor vertegenwoordiging
Voor een geldige vertegenwoordiging zijn twee essentiële voorwaarden vereist:
1. **Kenbaarheidsvereiste**: De vertegenwoordiger moet duidelijk kenbaar maken dat hij niet optreedt in eigen naam en voor eigen rekening, maar in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde. Als dit niet duidelijk is, verbindt de vertegenwoordiger zichzelf [29](#page=29) [8](#page=8).
2. **Vertegenwoordigingsbevoegdheid**: De vertegenwoordiger moet de bevoegdheid hebben om de vertegenwoordigde te binden. Deze bevoegdheid kan bijvoorbeeld voortvloeien uit een contract [29](#page=29) [8](#page=8).
> **Tip:** Zorg ervoor dat in elke situatie van vertegenwoordiging duidelijk is wie de contractpartij is.
#### 3.2.2 Vertegenwoordiging zonder bevoegdheid
Indien een vertegenwoordiging plaatsvindt zonder de vereiste bevoegdheid of zonder akkoord van de vertegenwoordigde, is in principe noch de vertegenwoordiger, noch de vertegenwoordigde gebonden. De "vertegenwoordiger" kan wel aansprakelijk zijn voor de schade die hij aan derden heeft veroorzaakt. Er zijn echter twee belangrijke uitzonderingen die de gebondenheid van de vertegenwoordigde alsnog kunnen bewerkstelligen [31](#page=31):
1. **Bekrachtiging**: De vertegenwoordigde kan de rechtshandeling alsnog bekrachtigen. Dit is geregeld in art. 1.8, §4 BW [31](#page=31).
2. **Schijnmandaat**: Dit doet zich voor wanneer er een schijn van bevoegdheid is die redelijkerwijs door een derde kon worden aangezien voor de werkelijkheid. De schijn van bevoegdheid moet toerekenbaar zijn aan de schijnvertegenwoordigde (die door zijn verklaringen of gedragingen bijdraagt aan deze schijn). Bovendien moet de derde gehandeld hebben op basis van deze schijn en schade lijden indien de schijn niet zou worden aangehouden [31](#page=31).
> **Example:** Als een bestuurslid van een vereniging zonder de vereiste volmacht een contract afsluit voor de aankoop van dure apparatuur, is de vereniging in principe niet gebonden. Indien de vereniging echter eerder gedragingen vertoonde die de indruk wekten dat dit bestuurslid deze bevoegdheid had, en de verkoper te goeder trouw handelde op basis van die schijn, kan de vereniging alsnog gebonden zijn door het schijnmandaat. De vereniging zou ook achteraf de transactie kunnen bekrachtigen.
---
# Wilsgebreken en handelingsbekwaamheid van minderjarigen
Dit onderdeel behandelt de vereisten voor geldige rechtshandelingen, de wilsgebreken die een wil kunnen aantasten, en de specifieke regels rondom de handelingsbekwaamheid van minderjarigen.
### 4.1 Vrije en bewuste toestemming als uitgangspunt
Het principe bij het aangaan van rechtshandelingen is dat de toestemming vrij en bewust moet zijn. Dit houdt in dat de wil die u geuit wordt, een volwaardige wil moet zijn en vrij moet zijn van zogenaamde wilsgebreken [25](#page=25).
### 4.2 Wilsgebreken
Wilsgebreken zijn factoren die de vrije en bewuste wil van een partij bij een rechtshandeling aantasten. De belangrijkste wilsgebreken zijn dwaling, bedrog en geweld [25](#page=25).
#### 4.2.1 Benadeling
Benadeling wordt in beginsel niet beschouwd als een algemeen wilsgebrek, maar kan onder specifieke wettelijke voorwaarden leiden tot vernietigbaarheid van een rechtshandeling. Het betreft een wanverhouding tussen de prestaties van de verschillende partijen [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Wettelijke grondslagen voor benadeling:**
* Verdeling kan vernietigbaar zijn wegens benadeling van meer dan één vierde, conform artikel 4.105 BW [26](#page=26).
* De verkoop van onroerend goed kan vernietigbaar zijn wegens benadeling voor meer dan 7/12, zoals bepaald in artikel 1674 oud BW [26](#page=26).
* **Benadeling bij rechtshandelingen door minderjarigen:**
Bij rechtshandelingen verricht door een minderjarige wordt benadeling, mits deze voldoet aan specifieke voorwaarden, gezien als een grond voor vernietiging. Het is hierbij geen echt wilsgebrek in de klassieke zin, maar een bijkomend vereiste voor vernietiging. Een rechtshandeling van een minderjarige die de leeftijd van onderscheid heeft bereikt, is vernietigbaar bij benadeling [26](#page=26).
#### 4.2.2 Misbruik van omstandigheden (gekwalificeerde benadeling)
Misbruik van omstandigheden, ook wel gekwalificeerde benadeling genoemd, is een specifieke figuur die geregeld is in artikel 5.37 BW. Dit doet zich voor wanneer er sprake is van [27](#page=27):
1. Een kennelijk onevenwicht tussen de wederzijds bedongen prestaties [27](#page=27).
2. Eén partij maakt misbruik van een concrete zwakheid of zwakke positie van de andere partij [27](#page=27).
3. Er is een oorzakelijk verband tussen het misbruik van de zwakke positie en het kennelijk onevenwicht in de prestaties [27](#page=27).
Het gevolg van bewezen misbruik van omstandigheden is vernietiging van de rechtshandeling, indien dit misbruik doorslaggevend is geweest [27](#page=27).
### 4.3 Handelingsbekwaamheid van minderjarigen
Het algemene principe is dat een minderjarige handelingsonbekwaam is. Wanneer een rechtshandeling wordt aangegaan door een handelingsonbekwame, leidt dit tot (relatieve) vernietigbaarheid van die rechtshandeling [34](#page=34).
> **Tip:** De leeftijd van onderscheid is cruciaal in het kader van de handelingsbekwaamheid van minderjarigen. Deze leeftijd wordt algemeen geacht te liggen tussen 5 en 6 jaar [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 4.3.1 Bijkomende vereiste van benadeling voor minderjarigen
Voor minderjarigen die de leeftijd van onderscheid hebben bereikt, geldt een bijkomend vereiste van benadeling voor de vernietigbaarheid van bepaalde rechtshandelingen. Dit geldt specifiek voor [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37):
* **Daden van beheer:** Dit zijn handelingen die gericht zijn op het behoud, beheer of de exploitatie van een vermogen [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Eenvoudige benadeling:** Er moet sprake zijn van een eenvoudige benadeling, wat zowel intrinsiek als extrinsiek kan zijn [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Intrinsiek:** Een objectieve wanverhouding tussen de prestaties van de partijen [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Extrinsiek:** Een wanverhouding in functie van het vermogen van de minderjarige [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
Als deze voorwaarden (minderjarige die leeftijd van onderscheid heeft bereikt, daad van beheer, en eenvoudige benadeling) vervuld zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 4.3.2 Gevallen zonder bijkomend vereiste van benadeling
Indien de minderjarige de leeftijd van onderscheid nog niet heeft bereikt (dus jonger dan 5 à 6 jaar), is de rechtshandeling verplicht te vernietigen. In dit geval is benadeling geen vereiste meer [36](#page=36) [37](#page=37).
> **Voorbeeld (gebaseerd op Casus 6):**
> Jonas, een 16-jarige die de leeftijd van onderscheid heeft bereikt, koopt een motorfiets voor 1.000 dollars. Zijn ouders zijn ongelukkig met de aankoop. Aangezien Jonas miljonairszoon is, is de prijs van 1.000 dollars waarschijnlijk geen benadeling in de zin van een objectieve wanverhouding die hem benadeelt, ondanks dat de verkoper snel geld nodig had. Als de aankoop echter wel een onevenwicht zou vertegenwoordigen in verhouding tot Jonas' vermogen en situatie, zou de rechtshandeling vernietigbaar kunnen zijn op grond van benadeling, omdat hij de leeftijd van onderscheid heeft bereikt en het waarschijnlijk een daad van beheer betreft [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
>
> Als Jonas een 5-jarige zou zijn, zou de rechtshandeling verplicht vernietigbaar zijn, ongeacht of er sprake is van benadeling, omdat hij de leeftijd van onderscheid nog niet heeft bereikt [33](#page=33) [36](#page=36) [37](#page=37).
>
> Als Jonas een koffiekoek zou kopen bij de bakker, zou dit als een kleine, dagelijkse aankoop waarschijnlijk worden beschouwd als een handeling die de minderjarige wel mag stellen zonder bijkomende vereisten [33](#page=33).
---
# Het verwekt kind en rechtspersoonlijkheid
Dit onderwerp behandelt de uitzondering op de algemene regel van aanvang van rechtspersoonlijkheid, namelijk dat een reeds verwekt kind onder bepaalde voorwaarden reeds rechten en plichten kan hebben vóór de geboorte.
### 5.1 Rechtspersoonlijkheid van natuurlijke personen
De rechtspersoonlijkheid van een natuurlijke persoon vangt aan bij de geboorte, mits het kind levend en levensvatbaar wordt geboren. Dit impliceert dat een mens vanaf het moment van levende en levensvatbare geboorte drager kan zijn van rechten en plichten [16](#page=16).
### 5.2 De uitzondering: de *infans conceptus*
Een belangrijke uitzondering op de algemene regel is de zogenaamde *infans conceptus*. Dit verwijst naar een kind vanaf het moment van verwekking. Onder specifieke voorwaarden kan de *infans conceptus* reeds titularis zijn van rechten [16](#page=16).
#### 5.2.1 Voorwaarden voor rechten van de *infans conceptus*
De voorwaarde waaronder de *infans conceptus* rechten kan hebben, is dat het kind bij de latere geboorte levend en levensvatbaar ter wereld komt. Dit betekent dat de rechten die aan het ongeboren kind worden toegekend, afhankelijk zijn van een toekomstige, maar wel degelijk uit te komen, gebeurtenis [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 5.2.2 Gevolgen en voorbeelden
Indien aan de voorwaarde van levende en levensvatbare geboorte is voldaan, kan de *infans conceptus* reeds titularis zijn van bepaalde rechten en plichten. Enkele voorbeelden hiervan zijn [16](#page=16):
* De erkenning van een ongeboren kind [16](#page=16).
* Het ongeboren kind als erfgenaam [16](#page=16).
> **Tip:** Het concept van de *infans conceptus* benadrukt dat het recht proactief kan anticiperen op toekomstige gebeurtenissen ten behoeve van de bescherming van personen die nog niet geboren zijn, mits aan specifieke levensvatbaarheidsvoorwaarden wordt voldaan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vermogen | Het juridische geheel van patrimoniale rechten en verplichtingen van een rechtssubject, waarbij elke persoon slechts één ondeelbaar vermogen heeft dat bestaat zolang de persoon bestaat. |
| Patrimoniale rechten | Subjectieve rechten die in geld waardeerbaar zijn en deel uitmaken van het vermogen van een rechtssubject. |
| Extra-patrimoniale rechten | Subjectieve rechten die geen directe economische waarde hebben, zoals persoonlijkheidsrechten en familiale rechten. |
| Juridische algemeenheid | Een algemeenheid die door het recht als een juridische eenheid wordt erkend, ongeacht de actuele samenstelling, zoals gedefinieerd in art. 3.35 BW. |
| Feitelijk geheel | Een verzameling goederen die op een bepaald moment bij elkaar horen, waarbij de samenstelling kan variëren, zoals een museumcollectie. |
| Rechtspersoon | Een groepering van rechtssubjecten of een afgezonderd vermogen dat door het recht als een zelfstandige eenheid met eigen rechten en plichten wordt erkend, en dat kan handelen binnen de grenzen van zijn wettelijke en statutaire bevoegdheden. |
| Vertegenwoordiging | De handeling waarbij een vertegenwoordiger een rechtshandeling stelt in naam en voor rekening van een vertegenwoordigde, mits aan de voorwaarden van kenbaarheid en bevoegdheid is voldaan. |
| Kenbaarheidsvereiste | Het vereiste dat de vertegenwoordiger duidelijk moet kenbaar maken dat hij niet optreedt in eigen naam en voor eigen rekening, maar namens de vertegenwoordigde. |
| Bekrachtiging | De rechtshandeling waarbij een vertegenwoordigde achteraf zijn goedkeuring geeft aan een door een vertegenwoordiger gestelde rechtshandeling waarvoor deze laatste geen of onvoldoende bevoegdheid had. |
| Schijnmandaat | Een situatie waarin een derde redelijkerwijs kon geloven dat een vertegenwoordiger bevoegd was, doordat de schijn van bevoegdheid toerekenbaar is aan de schijnvertegenwoordigde. |
| Zakelijke rechtshandeling | Een rechtshandeling waarbij de afgifte van het voorwerp essentieel is voor de geldige totstandkoming ervan, zoals een handgift of een lening (art. 1875 Oud BW). |
| Formele rechtshandeling | Een rechtshandeling die slechts geldig tot stand komt mits aan specifieke, door de wet voorgeschreven vormvereisten wordt voldaan, zoals een schenking of een testament. |
| Tegenwerpelijkheid | De mogelijkheid voor partijen om de bestaan van een rechtshandeling en de gevolgen daarvan aan derden te bewijzen, en vice versa. |
| Specialiteitsbeginsel | Het beginsel dat een rechtspersoon slechts rechtsgeldig kan handelen binnen de strikt afgebakende grenzen van de wettelijke en statutaire bevoegdheden die aan deze rechtspersoon zijn toegekend. |
| Infans conceptus | Het principe waarbij een kind reeds vanaf het moment van verwekking als titularis van rechten wordt beschouwd, op voorwaarde dat het levend en levensvatbaar geboren wordt. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de wilsuiting van een rechtssubject die de geldigheid van een rechtshandeling kunnen aantasten, zoals dwaling, bedrog, geweld en benadeling. |
| Dwaling | Een onjuiste voorstelling van de werkelijkheid bij het aangaan van een rechtshandeling, die, indien verschoonbaar, tot vernietiging kan leiden. |
| Bedrog | Het opzettelijk gebruik van listige kunstgrepen door een partij om de andere partij tot het aangaan van een rechtshandeling te bewegen. |
| Geweld | Het uitoefenen van fysieke of morele dwang op een partij om deze te bewegen tot het aangaan van een rechtshandeling. |
| Benadeling | Een wanverhouding tussen de prestaties van de partijen bij een rechtshandeling, die in bepaalde wettelijk omschreven gevallen kan leiden tot de vernietiging ervan. |
| Misbruik van omstandigheden | Situatie waarbij een partij misbruik maakt van de zwakke positie van een andere partij, resulterend in een kennelijk onevenwicht tussen de prestaties. |
| Handelingsonbekwaamheid | De juridische ongeschiktheid van een persoon om zelfstandig geldige rechtshandelingen te verrichten, zoals minderjarigen en onder curatele gestelden. |
| Leeftijd des onderscheids | De leeftijd waarop een minderjarige geacht wordt de gevolgen van zijn handelingen te kunnen inschatten, meestal rond de 5 tot 6 jaar, wat invloed heeft op zijn handelingsbekwaamheid. |