Cover
Start now for free inleiding tot het publiek recht.pdf
Summary
# Federale staatsstructuur en bevoegdheidsverdeling in België
België is een federale staat die is samengesteld uit gemeenschappen en gewesten, met een specifieke verdeling van bevoegdheden die de autonomie van deze deelstaten waarborgt binnen het federale kader.
### 1.1 Oorsprong en evolutie van de Belgische federale staat
De oorsprong van de Belgische federale staat ligt in de onafhankelijkheid van België in 1830, gevolgd door een langdurige strijd voor taalvrijheid en ontvoogding, wat de basis legde voor de erkenning van deelstaten. Verschillende staatshervormingen, te beginnen in 1980 met de inrichting van de Gewesten en de transformatie van Cultuurgemeenschappen naar Gemeenschappen, hebben geleid tot de huidige federale structuur. Verdere hervormingen in 1988 (oprichting Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en de Vlinderakkoord in 2014 markeren belangrijke stappen in deze evolutie, met oproepen tot verdere autonomie voor deelstaten die blijven klinken [3](#page=3).
#### 1.1.1 Constitutionele verankering
De federale structuur van België is vastgelegd in de Grondwet, die bepaalt dat België een federale staat is, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. Specifiek artikel 1 van de Grondwet erkent de federale aard van de staat, terwijl artikelen 2, 3 en 4 de drie Gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitse), de drie Gewesten (Vlaamse, Waalse, Brusselse Hoofdstedelijke) en de vier taalgebieden (Nederlandse, Franse, tweetalige Brussel-Hoofdstad, Duitse) definiëren. Deze verankering van taalgebieden is cruciaal voor de bevoegdheidsverdeling en taalwetgeving, waarbij grenswijzigingen een bijzondere meerderheid vereisen [3](#page=3).
### 1.2 Autonomie van de federale entiteiten
Autonomie binnen de Belgische federale staat betekent de bevoegdheid om binnen bepaalde aangelegenheden normen met kracht van wet uit te vaardigen met een welbepaalde territoriale geldingssfeer. Deelstaten bezitten echter geen constitutionele autonomie, wat inhoudt dat ze de Grondwet niet kunnen aanpassen. Normen met kracht van wet verwijzen naar wetten, decreten en ordonnanties die op gelijke hoogte staan met de federale wetten, uitgevaardigd door de respectieve entiteiten op hun grondgebied [4](#page=4).
### 1.3 De federale staat en de deelstaten
De federale staat kent een scheiding der machten, waarbij de rechterlijke macht voornamelijk bij de federale overheid berust met de instelling van hoven en rechtbanken. De federale wetgevende macht is verantwoordelijk voor de totstandkoming van federale wetten, waarbij het voorstel kan uitgaan van de Kamer, de regering een ontwerp kan indienen na advies van de Raad van State, en parlementaire commissies deze kunnen aanpassen via amendementen. De federale uitvoerende macht is verantwoordelijk voor de vorming van de regering, waarbij een formateur een regeerakkoord opstelt en de regering vertrouwen moet krijgen van het parlement [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.3.1 Deelstaten: Gewesten en Gemeenschappen
De deelstaten spelen een belangrijke rol, met name op het gebied van taalgebruik in de publieke sfeer, waar dit strikt gereglementeerd is [5](#page=5).
##### 1.3.1.1 Gemeenschappen
De Gemeenschappen zijn bevoegd voor aangelegenheden zoals cultuur, onderwijs en persoonsgebonden materies. De Vlaamse Gemeenschap is bijvoorbeeld bevoegd voor onderwijs en de Vlaamstalige scholen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, hoewel de bevoegdheden in dit gebied beperkt zijn voor zowel de Waalse als de Vlaamse Gemeenschap. De basis van de bevoegdheden van de Gemeenschappen ligt in de Grondwet (artikelen 127-130) en wordt verder uitgewerkt in de Bijzondere Wet tot Hervorming Instellingen (BWHI). Materiële bevoegdheden omvatten culturele aangelegenheden (schone kunsten, media, sport), persoonsgebonden aangelegenheden (gezondheidsbeleid, bijstand aan personen) en onderwijs, met uitzondering van diplomavoorwaarden, leerplicht en pensioenregeling. De territoriale bevoegdheid van de Gemeenschappen wordt bepaald door de territoria van de Gemeenschappen, waarbij in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad beide Gemeenschappen bevoegd zijn, maar burgers worden bereikt via specifieke instellingen [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
##### 1.3.1.2 Gewesten
De Gewesten zijn bevoegd voor voornamelijk grondgebonden aangelegenheden, zoals ruimtelijke ordening, leefmilieu, tewerkstelling, landbouw en economie, zoals opgesomd in artikel 6 BWHI. De territoriale bevoegdheid van de Gewesten correleert met de taalgebieden: het Nederlandse taalgebied voor het Vlaamse Gewest, de Franse en Duitse taalgebieden voor het Waalse Gewest, en het tweetalige gebied voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [8](#page=8).
##### 1.3.1.3 Paritaire organen
België kent verschillende parlementen voor de deelstaten: het Vlaams Parlement (dat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap uitoefent), het Waals Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [6](#page=6).
### 1.4 Bevoegdheidsverdeling
De bevoegdheidsverdeling in België is verankerd in de Grondwet en de Bijzondere Wet tot Hervorming Instellingen (BWHI), wat leidt tot complexe wijzigingsprocedures [6](#page=6).
#### 1.4.1 Grondslagen van de bevoegdheidsverdeling
Drie fundamentele principes sturen de bevoegdheidsverdeling:
1. **Autonomie van de federale entiteiten:** De uitoefening van soevereine staatsmachten is verdeeld over autonome entiteiten, wat een gedifferentieerd bestuur mogelijk maakt en niet wordt beknot door het gelijkheidsbeginsel [6](#page=6).
2. **Gelijkheid van de federale entiteiten:** Er bestaat geen hiërarchische of toezichtsrelatie tussen de federale overheid en de deelstaten. Een federale wet kan een decreet of ordonnantie niet wijzigen binnen hun respectieve bevoegdheidsdomeinen, en vice versa, behalve na bevoegdheidsoverdracht. Dit omvat ook een substitutierecht voor internationale verplichtingen (art. 169 Gw.) [7](#page=7).
3. **Exclusiviteitsbeginsel:** Dit principe kent twee facetten:
* **Materiële exclusiviteit:** Slechts één entiteit is bevoegd om een specifieke aangelegenheid te regelen. Dit principe geldt verticaal voor zowel wetgevende als uitvoerende bevoegdheden. Nuances hierin zijn [7](#page=7):
* **Gedeeld exclusief:** Meerdere entiteiten zijn bevoegd voor onderdelen van een breder bevoegdheidspakket, zoals bij onderwijs [7](#page=7).
* **Concurrerende bevoegdheden:** Verschillende entiteiten mogen regels uitvaardigen over dezelfde aangelegenheid, zoals fiscaliteit, maar met specifieke voorwaarden rond voorafgaande regeling [7](#page=7).
* **Territoriale exclusiviteit:** Deelstaten stellen in beginsel geen handelingen buiten hun bevoegd territorium [7](#page=7).
De combinatie van materiële en territoriale exclusiviteit houdt in dat op een bepaalde plaats in beginsel slechts één entiteit bevoegd is om een specifieke aangelegenheid te regelen [7](#page=7).
#### 1.4.2 Toegewezen en residuaire bevoegdheden
De bevoegdheden worden toegewezen via:
* **Toegewezen bevoegdheden:** Deze worden rechtstreeks in de Grondwet toegewezen. Artikelen die een aangelegenheid toewijzen aan de 'wet' hebben een bevoegdheidsverdelend effect sinds de inwerkingtreding van de BWHI in 1980. Vóór deze datum hadden dergelijke toewijzingen geen bevoegdheidsverdelend effect [7](#page=7).
* **Residuaire bevoegdheden:** Dit zijn de bevoegdheden die de Grondwet en bijzondere wetten niet expliciet toewijzen aan de federale overheid of de deelstaten. Volgens artikel 35 van de Grondwet is de federale overheid enkel bevoegd voor de aangelegenheden die haar uitdrukkelijk worden toegekend. Deelstaten zijn bevoegd voor de overige aangelegenheden. Momenteel behoudt de federale overheid voorlopig de residuaire bevoegdheden, aangezien de wet bedoeld in artikel 35, tweede lid, nog niet in werking is getreden [7](#page=7).
Deelstaten hebben enkel toegewezen bevoegdheden (artikelen 38 en 39 Gw.). De Gemeenschappen baseren zich op de Grondwet (artikelen 127-130) en de BWHI, terwijl de Gewesten hun bevoegdheden volledig uit de BWHI halen [7](#page=7).
#### 1.4.3 Instrumentele bevoegdheden
Deelstaten beschikken ook over instrumentele bevoegdheden, die dienen als instrument bij hun eigen bevoegdheden. Een voorbeeld is de mogelijkheid tot verdragssluiting ('in foro interno, in foro externo') en de bevoegdheid om overtredingen van eigen normen strafbaar te stellen (art. 11 BWHI) [8](#page=8).
#### 1.4.4 Asymmetrie en samenwerking
De Belgische federale structuur kent asymmetrie, wat betekent dat niet alle deelstaten exact dezelfde bevoegdheden hebben. Er is ook sprake van samenwerking tussen de entiteiten, die soms verplicht is en vaak vrijwillig plaatsvindt om beleid te coördineren. Vormen van samenwerking variëren van informatie-uitwisseling en advies tot bindende akkoorden en gezamenlijke decreten [8](#page=8).
### 1.5 Bevoegdheidsconflicten
Een bevoegdheidsconflict ontstaat wanneer een overheid met een maatregel haar bevoegdheden overschrijdt. De controle hierop kan preventief zijn (advies afdeling Wetgeving RvS) of reactief, via vernietigingsprocedures bij het Grondwettelijk Hof of de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, en door gewone hoven en rechtbanken die bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing kunnen laten. De focus ligt op de legaliteit van een maatregel, niet op de opportuniteit ervan [8](#page=8).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de bevoegdheden van Gemeenschappen en Gewesten is cruciaal. Gemeenschappen richten zich meer op persoonsgebonden materies en cultuur, terwijl Gewesten zich concentreren op ruimtelijke en economische aangelegenheden.
> **Voorbeeld:** De bevoegdheid voor onderwijs ligt hoofdzakelijk bij de Gemeenschappen, met uitzondering van de leerplicht, die federaal blijft. Ruimtelijke ordening is daarentegen een bevoegdheid van de Gewesten [7](#page=7) [8](#page=8).
---
# Het bestuursrecht: organisatie, werking en beginselen
Dit gedeelte van de cursus introduceert het bestuursrecht, met een focus op de definitie, indelingen, organisatie, werking en de algemene beginselen die het bestuur dienen te leiden [15](#page=15) [9](#page=9).
### 2.1 Het bestuursrecht: definitie en indelingen
#### 2.1.1 Definitie van het bestuursrecht
Het bestuursrecht omvat het geheel van rechtsregels betreffende de organisatie, de bevoegdheden, de werking en het optreden van het bestuur, alsook de rechtsbescherming van de bestuurde tegen dit overheidsoptreden [9](#page=9).
* **Organiek oogpunt:** Hierbij wordt gekeken naar de 'machten'. Het bestuursrecht betreft de organisatie en werking van de 'uitvoerende macht', met uitsluiting van de wetgevende en rechterlijke macht [9](#page=9).
* **Functioneel oogpunt:** Hierbij wordt gekeken naar de 'functies'. Het bestuursrecht omvat het 'uitvoering geven' aan bijvoorbeeld wetgeving, wat een ruime invulling aan bestuur en bestuursrecht geeft [9](#page=9).
Het bestuur kan echter meer omvatten dan enkel de uitvoerende macht en het louter uitvoeren van wetten. Zo bezitten lokale besturen ook een regelgevende bevoegdheid (verordeningen) en kunnen besturen geschillen beslechten (bv. GAS-boetes). Bovendien kunnen ook de wetgevende en rechterlijke macht bestuurlijke handelingen stellen (bv. tuchtdisciplinaire beslissingen) [9](#page=9).
Voorbeelden van besturen zijn het OCMW, de NMBS, de FOD Justitie, SO Gent en De Lijn [9](#page=9).
#### 2.1.2 Indeling: algemeen vs. bijzonder bestuursrecht
* **Algemeen bestuursrecht:** Dit betreft de algemene regels en beginselen die gelden voor het gehele bestuursrecht. Het gaat hierbij om de organisatie en structuur van het bestuur, de rechtsbescherming van de burger tegen het bestuur, de bestuurlijke besluitvormingsprocedures en de beginselen van behoorlijk bestuur. De focus van de cursus ligt op dit deelgebied [9](#page=9).
* **Bijzonder bestuursrecht:** Dit omvat specifieke, sectorale regelingen binnen het bestuursrecht, die vaak technisch en gedetailleerd zijn, met een eigen begrippensysteem. Voorbeelden zijn kieswetgeving, overheidsopdrachten, migratierecht, omgevingsrecht en onderwijsrecht [9](#page=9).
### 2.2 Het bestuur
Het Belgische bestuur is georganiseerd op verschillende niveaus en kent een onderscheid tussen politiek en niet-politiek bestuur [10](#page=10) [13](#page=13).
#### 2.2.1 Het politieke bestuur
Het politieke bestuur staat aan het hoofd van de uitvoerende macht.
* **A. Op federaal niveau (Koning + Regering):**
* **Bevoegdheden:** De federale regering heeft enkel toegewezen bevoegdheden, die uitdrukkelijk in de Grondwet of een wet moeten staan. Ze hebben algemene bevoegdheden tot uitvoering en handhaving van wetten, en bijzondere bevoegdheden op het vlak van ambtenarij, staatsfinanciën, buitenlandse betrekkingen en de krijgsmacht, steeds met parlementaire tussenkomst [10](#page=10).
* **Algemene bevoegdheden:**
* **Uitvoering van federale wetten:** Dit gebeurt via verordenend (reglementair) optreden (een wet in materiële zin) binnen de draagwijdte van de formele wet, vaak met een uitdrukkelijke machtiging. Het kan ook via individueel (beschikkend) optreden, zoals het toekennen van subsidies. Koning mag wetten niet schorsen of vrijstelling verlenen [10](#page=10).
* **(Soms) handhaving van wetten:** Dit kan, naast de rechter, ook via het bestuur gebeuren (bestuurlijke handhaving) [10](#page=10).
* **Bijzondere bevoegdheden:**
* **Federaal overheidspersoneel:** Benoeming en vaststelling van het statuut van statutaire personeelsleden, met uitzonderingen voorzien in de wet [10](#page=10).
* **Staatsfinanciën (begroting):** Dit is een raming van inkomsten en uitgaven, maar staat onder controle van de wetgever [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Leiding buitenlandse betrekkingen:** Het onderhouden van diplomatieke relaties en het sluiten van federale verdragen, mits instemming van de wetgever [11](#page=11).
* **Bevel over de krijgsmacht:** Inclusief het vaststellen van de staat van oorlog en het einde van vijandelijkheden, met controlemechanismen [11](#page=11).
* **Politie:** Zowel gerechtelijke als bestuurlijke politie, met controlemechanismen en wettelijke regeling van organisatie, bevoegdheid en statuut personeel [11](#page=11).
* **Procedure:** Optreden gebeurt via koninklijke besluiten, die steeds door minstens één minister medeondertekend moeten zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen reglementaire besluiten (algemene draagwijdte, wet in materiële zin) en individuele besluiten (toepassing van regels op individueel geval, hiërarchisch ondergeschikt). Reglementaire besluiten vereisen advies van de Raad van State (afdeling Wetgeving) en algemene bekendmaking via het Belgisch Staatsblad. Individuele besluiten kennen geen algemene procedure of adviesverplichting, volstaan met individuele kennisgeving [11](#page=11) [12](#page=12).
* **B. Op deelstatelijk niveau (deelstaatregeringen):**
* **Bevoegdheden:** Gemeenschaps- en gewestregeringen hebben enkel toegewezen bevoegdheden. Ze hebben algemene bevoegdheden tot uitvoering van decreten en soms handhaving ervan, en bijzondere bevoegdheden op het vlak van hun ambtenarij, de begroting en het sluiten van verdragen [12](#page=12).
* **Procedure:** Optreden gebeurt via regeringsbesluiten. Voor reglementaire besluiten is verplicht advies van de Raad van State (afdeling Wetgeving) en algemene bekendmaking vereist. Voor individuele besluiten is geen welbepaalde procedure voorzien [12](#page=12).
* **C. Op lokaal niveau (gemeentes en provincies):**
* **Uitvoerende organen:** Burgemeester/college van burgemeester en schepenen (gemeentelijk) en gouverneur/deputatie (provinciaal) [12](#page=12).
* **Bevoegdheden:** Algemene toegewezen bevoegdheden ter uitvoering van besluiten van de gemeenteraad of provincieraad, en soms handhaving ervan, alsook specifieke bevoegdheden (bv. omgevingsvergunning) [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Procedure:** Optreden gebeurt via besluiten, principieel collegiaal. Voor reglementaire besluiten is algemene bekendmaking vereist (bv. via lokale website) [13](#page=13).
#### 2.2.2 Het niet-politieke bestuur
Het niet-politieke bestuur omvat entiteiten zoals de NMBS, Bpost, De Lijn, Fedasil, FOD Financiën en Kind & Gezin. Dit bestuur hangt nauw samen met het politieke bestuur, dat bevoegdheden delegeert [13](#page=13).
* **Overdracht van bevoegdheden ('gezagspreiding'):**
* **Deconcentratie:** Een hoger orgaan delegeert naar een hiërarchisch ondergeschikt orgaan binnen dezelfde rechtspersoon. Er blijft een hiërarchisch verband bestaan, met de mogelijkheid tot instructies en indeplaatsstelling [13](#page=13).
* **Decentralisatie:** Oprichting van autonome entiteiten met een eigen rechtspersoonlijkheid, die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn. Er is wel bestuurlijk toezicht (schorsen of vernietigen van besluiten) [13](#page=13).
* **Territoriale decentralisatie:** Gemeenten en provincies behartigen een lokaal belang [13](#page=13).
* **Functionele decentralisatie:** Autonome entiteiten voor specifieke bestuurstaken, niet territoriaal gebonden (bv. NMBS) [13](#page=13).
* **Bevoegdheden van het niet-politieke bestuur:** In beginsel geen reglementaire besluiten, wel individuele besluiten [13](#page=13).
* **Aansturing via ministeriële omzendbrieven:**
* **Interpretatief:** Instructie aan ondergeschikte besturen over toepassing regels [13](#page=13).
* **Indicatief:** Richtlijn/aanbeveling aan gedecentraliseerde besturen [13](#page=13).
* **Verordenend:** Uitvaardigen van nieuwe algemene regels, maar vaak problematisch wegens procedures [13](#page=13).
### 2.3 De bestuurlijke rechtshandeling
De bestuurlijke rechtshandeling is een eenzijdige handeling van een bestuur die beoogt de rechtstoestand van de bestuurde te wijzigen of te beletten [14](#page=14).
#### 2.3.1 Kenmerken van een bestuurlijke rechtshandeling
* **Een rechtshandeling:** Een handeling die doelbewust gesteld wordt om rechtsgevolgen te creëren. Niet alle bestuurlijke handelingen zijn rechtshandelingen (bv. verschaffen van inlichtingen, louter uitvoerende handelingen) [14](#page=14).
* **Eenzijdig optreden:** Wijziging van de rechtstoestand zonder instemming van de bestuurde. Een contract is geen bestuurlijke rechtshandeling [14](#page=14).
* **Bestuur/ 'administratieve overheid':** Criteria hiervoor zijn:
* **Organiek:** Oprichting/erkenning door (Grond)wet of ander bestuur [14](#page=14).
* **Doelmatigheid:** Vervullen van een taak van algemeen belang [14](#page=14).
* **Gezag:** Stellen van eenzijdig bindende rechtshandelingen [14](#page=14).
* **Negatief criterium:** Wat het bestuur zeker niet is, tenzij... (bv. parlementen, hoven en rechtbanken) [14](#page=14).
#### 2.3.2 Privileges van de bestuurlijke rechtshandeling
* **'Privilège du préalable':** Verbindende kracht en dwingende kracht (vermoeden van wettigheid) [14](#page=14).
* **'Privilège de l'exécution d'office':** Uitvoerbare kracht, waardoor gedwongen uitvoering mogelijk is [14](#page=14).
#### 2.3.3 Indeling van bestuurlijke rechtshandelingen
* **Gebonden bevoegdheid:** Het bestuur kan geen eigen keuze maken; normale rechterlijke controle [15](#page=15).
* **Discretionaire bevoegdheid:** Het bestuur kan een eigen keuze maken; beperkte rechterlijke controle ('marginale toetsing') [15](#page=15).
#### 2.3.4 Werking in de tijd
* **Regel:** Werking voor de toekomst, in beginsel geen retroactieve werking [15](#page=15).
* **Opheffing:** Bestuurlijke rechtshandeling uit rechtsverkeer doen verwijderen door het bestuur zelf, met uitwerking voor de toekomst (ex nunc). Toelaatbaar voor reglementaire besluiten en individuele besluiten zonder verleende rechten, of wanneer de beslissing onwettig is [15](#page=15).
* **Intrekking:** Bestuurlijke rechtshandeling uit rechtsverkeer doen verwijderen door het bestuur zelf, met uitwerking in het verleden (ex tunc). Toelaatbaar voor besluiten zonder verleende rechten, of wanneer de beslissing onwettig is [15](#page=15).
### 2.4 Algemene principes en beginselen van bestuursrecht
Deze beginselen bieden rechtsbescherming tegen het bestuur en waarborgen tegen overheidswillekeur [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.4.1 Wettigheidsbeginsel
Het bestuur staat niet boven de wet. Elk optreden van het bestuur moet een wettelijke grondslag hebben [16](#page=16).
* **Formele component:** Toegewezen aard van de bevoegdheid van het bestuur [16](#page=16).
* **Materiële component:** Respect voor de hiërarchie der normen en naleving van eigen reglementen [16](#page=16).
#### 2.4.2 Beginselen van behoorlijk bestuur
Deze beginselen zijn vooral van belang bij discretionaire bevoegdheden en vormen een waarborg tegen overheidswillekeur [16](#page=16).
* **Zorgvuldigheidsbeginsel:** Bestuur moet beslissingen zorgvuldig voorbereiden, nemen, ter kennis geven/bekendmaken en uitvoeren [16](#page=16).
* **Hoorplicht:** Gebaseerd op het principe van de tegenspraak ('audi et alteram partem'). Twee voorwaarden: een ernstige maatregel gebaseerd op persoonlijk gedrag. Vereist inlichting over de voorgenomen beslissing, recht op inzage in dossier en recht op bijstand van een advocaat. Uitzonderingen zijn mogelijk bij hoogdringendheid [16](#page=16).
* **Onpartijdigheidsbeginsel:** Het bestuur mag niet tegelijkertijd 'rechter en partij' zijn ('nemo judex in causa sua') en mag niet bevooroordeeld zijn [16](#page=16).
* **Motiveringsbeginsel (materiële motiveringsplicht):** Elke bestuurlijke beslissing moet gebaseerd zijn op voldoende motieven, zowel 'in feite' als 'in rechte' [16](#page=16).
* **Redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel:** Grijzen bij discretionaire bevoegdheid. Beoordelingsvrijheid bestuur is geen synoniem van willekeur. Elk bestuur zou dezelfde beslissing hebben genomen [17](#page=17).
* **Rechtszekerheidsbeginsel:** Burgers moeten kunnen vertrouwen op de standvastigheid van het bestuur, inclusief het verbod op retroactiviteit en het honoreren van rechtmatige verwachtingen (vertrouwensbeginsel) [17](#page=17).
* **Gelijkheidsbeginsel:** Burgers in vergelijkbare omstandigheden moeten gelijk worden behandeld, met objectieve en redelijke verantwoording voor ongelijke behandeling (art. 10 en 11 Gw.) [17](#page=17).
#### 2.4.3 Formele motivering van bestuurshandelingen
De Wet Motivering Bestuurshandelingen (WMB) draagt bij aan zorgvuldigere besluitvorming [17](#page=17).
* **Toepassingsgebied:** Enkel bestuurlijke rechtshandelingen met een individuele strekking [17](#page=17).
* **Uitzonderingen:** Niet vereist bij bv. veiligheid van de staat [17](#page=17).
* **Draagwijdte:** Motivering moet in de akte zelf staan, afdoende zijn (geen vage, irrelevante of tegenstrijdige motieven) en evenredig met het belang van de beslissing [17](#page=17).
---
# Bestuurlijke handhaving en rechtsbescherming
Dit onderwerp behandelt de mechanismen en instrumenten van bestuurlijke handhaving, de betrokken actoren, en de rechtsbeschermingsmiddelen voor burgers tegenover het bestuur.
### 3.1 Openbaarheid van bestuur(documenten)
De openbaarheid van bestuur is gegrondvest op artikel 32 van de Grondwet. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen actieve en passieve openbaarheid [18](#page=18).
#### 3.1.1 Actieve openbaarheid
Bij actieve openbaarheid moet het bestuur op eigen initiatief informatie openbaar maken, zoals informatiebeleid, contactgegevens van dossierverantwoordelijken en beroepsmogelijkheden bij kennisgeving van een beschikkende bestuurshandeling. Ook moeten de contactgegevens van een dossierverantwoordelijke vermeld worden. Als het bestuur hierin tekortschiet, wordt de beroepstermijn voor burgers verlengd [18](#page=18).
#### 3.1.2 Passieve openbaarheid
Passieve openbaarheid houdt in dat elke burger het recht heeft op inzage, toelichting en eventueel een kopie van een bestuursdocument [18](#page=18).
* **Begrip ‘bestuursdocument’**: Dit omvat alle informatie waarover een bestuur beschikt of die het bezit, ongeacht wie het document heeft gemaakt, de vorm, of de inhoud. Dit begrip is zeer ruim [18](#page=18).
* **Ten aanzien van welk bestuur**: Volgens de WOB geldt dit voor alle federale ‘administratieve instanties’ en andere instanties die federale bevoegdheden uitoefenen. Het Bestuursdecreet heeft betrekking op alle ‘overheidsinstanties’ op Vlaams niveau [18](#page=18).
* **Ten aanzien van welke bestuurde**: Een belang is in beginsel niet vereist, tenzij het documenten van persoonlijke aard betreft, zoals beoordelingen of examenresultaten [18](#page=18).
* **Procedure**: Een schriftelijke aanvraag is vereist. Het bestuur heeft een doorverwijsplicht als het document bij een ander bestuur is [18](#page=18).
* **Uitzonderingen**: Deze zijn limitatief opgesomd in de WOB en het Bestuursdecreet en worden strikt geïnterpreteerd. Gedeeltelijke openbaarmaking door informatie te schrappen is mogelijk. Uitzonderingen kunnen facultatief (weigering mag) of verplicht (weigering is verplicht) zijn. Absolute uitzonderingsgronden vereisen geen belangenafweging (bv. privacygevoelige informatie) terwijl relatieve uitzonderingsgronden wel een belangenafweging vereisen (bv. opsporing van strafbare feiten) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Beroepsprocedure**: Burgers moeten eerst een bestuursrechtelijke beroepsprocedure doorlopen alvorens rechterlijk beroep mogelijk is [19](#page=19).
### 3.2 Bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving beoogt de naleving van rechtsregels en besluiten af te dwingen. Er is geen wettelijke definitie van ‘handhaving’, maar er wordt onderscheid gemaakt tussen handhaving *sensu stricto* (toezicht en sanctionering) en *sensu lato* (het gehele proces van regelnaleving, inclusief sanctionering en uitvoering) [19](#page=19).
#### 3.2.1 Begrip, doel en vormen van handhaving
* **Begrip**: Handhaving is het gehele proces van het doen naleven van regelgeving, inclusief toezicht en optreden [19](#page=19).
* **Doel**: Het algemene doel is het doen naleven van geldende regels. Er is een onderscheid tussen bestraffende handhaving (persoon straffen voor een gepleegde inbreuk) en probleemverhelpende handhaving (voorkomen van problemen) [19](#page=19).
* **Vormen**: Hoewel strafrechtelijke handhaving de meest klassieke vorm is, is er een groeiende trend naar bestuurlijke handhaving, vaak in de vorm van een bestuurlijke sanctie [19](#page=19).
#### 3.2.2 Strafrechtelijke vs. bestuurlijke handhaving
De keuze tussen strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving ligt bij de wetgever. Bestuurlijke handhaving kan dienen als substituut voor strafrechtelijke handhaving (exclusieve bestuurlijke handhaving) of als alternatief bij een gebrek aan strafrechtelijke handhaving (alternatieve bestuurlijke handhaving). De GAS-Wet is een voorbeeld van exclusieve en alternatieve bestuurlijke handhaving [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 3.2.3 Naar een meer ‘gewapend’ bestuur
Er is een tendens waarbij naleving van regelgeving en individuele besluiten steeds vaker door een bestuur wordt afgedwongen, naast of in plaats van de strafrechter [20](#page=20).
#### 3.2.4 Instrumenten van de bestuurlijke handhaving
Het centrale instrument is de **bestuurlijke sanctie**: een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd aan een bestuurde wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift. Hierbij staat leedtoevoeging centraal en is er sprake van bestraffende bestuurlijke handhaving. Voorbeelden zijn geldboetes, sluiting van inrichtingen, intrekking van erkenningen, en tuchtsancties [20](#page=20).
De gemeentelijke administratieve sancties (GAS) op basis van de GAS-Wet kunnen bestaan uit een bestuurlijke geldboete (maximaal EUR 175 voor minderjarigen of EUR 500 voor meerderjarigen), schorsing of opheffing van een gemeentegegeven toestemming of vergunning, en tijdelijke of definitieve sluiting van een inrichting. Deze kunnen worden opgelegd voor inbreuken op gemeentelijke reglementen of verordeningen, en voor zogenoemde ‘gemengde inbreuken’ [20](#page=20) [21](#page=21).
Naast bestuurlijke sancties bestaan er ook **bestuurlijke maatregelen**: maatregelen die door een bestuur worden opgelegd ter vrijwaring van de openbare orde, dienst, etc.. Hierbij is het risico op verstoring voldoende, zelfs als er nog geen inbreuk is gebeurd. Dit valt onder probleemverhelpende bestuurlijke handhaving. Een bestuurlijk plaatsverbod is een voorbeeld van een politiemaatregel en geen GAS-sanctie [21](#page=21).
Ook ‘zachte’ handhaving zoals raadgevingen en aanmaningen behoort tot het instrumentarium [21](#page=21).
#### 3.2.5 Actoren in de bestuurlijke handhaving
De actoren in de bestuurlijke handhaving zijn zeer uiteenlopend en omvatten inspecties, welbepaalde ambtenaren, het college van burgemeester en schepenen, en de burgemeester. De bevoegdheid hangt af van de specifieke regelgeving. De gemeentelijke administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerend ambtenaar, terwijl schorsing, opheffing en sluiting door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege worden opgelegd [21](#page=21).
#### 3.2.6 Algemene principes van de bestuurlijke handhaving
De algemene principes van bestuurlijke handhaving omvatten selectiviteit, slagvaardigheid, onafhankelijkheid, transparantie, professionaliteit, samenwerking en evenredigheid. Bestraffende bestuurlijke handhaving valt in beginsel onder de waarborgen van artikel 6 EVRM wat betekent dat er geen dubbele bestraffing mag plaatsvinden (*ne bis in idem*) en dat er beroepsmogelijkheid is bij een rechter in volle rechtsmacht. Probleemverhelpende bestuurlijke handhaving valt hier doorgaans buiten, maar een concrete beoordeling blijft vereist [21](#page=21) [22](#page=22).
Een overtreder kan niet voor dezelfde inbreuk zowel een straf als een gemeentelijke administratieve sanctie opgelegd krijgen, door de waarborgen in de GAS-Wet [22](#page=22).
#### 3.2.7 Beroepsprocedures tegen gemeentelijke administratieve sancties
Tegen een gemeentelijke administratieve sanctie kan beroep worden ingesteld bij de jeugdrechtbank (indien minderjarig) of de politierechtbank (indien meerderjarig). Voor andere GAS-sancties blijft de Raad van State bevoegd [22](#page=22).
### 3.3 Rechtsbescherming
Rechtsbescherming kan curatief of preventief zijn. Curatieve rechtsbescherming betreft de middelen die een burger ter beschikking staan nadat een beslissing is genomen, vaak ook ‘rechtshandhaving’ genoemd. Er is een onderscheid tussen algemene en bijzondere rechtsbescherming [22](#page=22).
#### 3.3.1 Het onderscheid tussen subjectief en objectief contentieux
* **Subjectief contentieux**: Geschillen over burgerlijke en politieke rechten, waarvoor de gewone rechter bevoegd is. Dit betreft situaties waarin de toepasselijke regelgeving bepaalt welke beslissing het bestuur moet nemen, wat resulteert in een aanspraak voor de burger [23](#page=23).
* **Objectief contentieux**: Geschillen die niet over subjectieve rechten gaan, maar over de wettigheid van normen of het bestuursoptreden, waarvoor bijzondere rechtscolleges (zoals de Raad van State) bevoegd zijn. Dit is van toepassing wanneer het bestuur een beleidsvrijheid heeft en dus een discretionaire bevoegdheid [23](#page=23).
#### 3.3.2 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht kan organiek worden begrepen als de hoven en rechtbanken (gewone rechter), en functioneel als ‘zij die rechtspreken’, waaronder de bestuursrechter en het Grondwettelijk Hof [23](#page=23).
#### 3.3.3 Controle op het bestuur
De controle op het bestuur kan plaatsvinden via klachtenbehandeling (bv. ombudsman) of via ‘echte’ beroepsmogelijkheden [23](#page=23).
* **Ombudsdienst**: De ombudsdienst kan bemiddelen en een advies uitbrengen, maar heeft geen beslissingsbevoegdheid [24](#page=24).
* **Bestuurlijk beroep**: Dit is een beroep bij een orgaan van het actief bestuur met als doel een beslissing te laten intrekken, vernietigen, wijzigen of nemen. Het gaat hierbij zowel om de wettigheid als de opportuniteit van de beslissing. Het is doorgaans goedkoop en weinig formalistisch. Er zijn verschillende vormen: willig beroep (bij hetzelfde bestuur), hiërarchisch beroep (bij een hoger bestuur) en beroep bij een toezichthoudend bestuur. Georganiseerd bestuurlijk beroep moet doorlopen worden alvorens rechterlijk beroep mogelijk is (uitputtingsvereiste) [24](#page=24).
* **Jurisdictioneel beroep**: Dit is bescherming door de gewone rechter of door bijzondere (bestuurs)rechtscolleges [25](#page=25).
* **Beroep op de gewone rechter**: Kan via de ‘exceptie van onwettigheid’ (art. 159 Gw.) een bestuurlijke rechtshandeling buiten toepassing laten verklaren, mits deze rechtshandeling in strijd is met de wet. Dit geldt voornamelijk voor reglementaire besluiten [25](#page=25).
* **Beroep op de bestuursrechter**: De belangrijkste bestuursrechter met algemene bevoegdheid is de Raad van State (RvS). De RvS heeft twee afdelingen: Wetgeving en Bestuursrechtspraak. De Afdeling Bestuursrechtspraak spreekt zich uit over de wettigheid van besluiten van administratieve overheden. De RvS kan bestuurlijke rechtshandelingen vernietigen of schorsen. Naast de RvS bestaan er ook andere specifieke bestuursrechtelijke rechtscolleges, zoals de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Handhavingscollege [25](#page=25).
#### 3.3.4 Controle op de wetgever
De controle op de wetgever geschiedt door het Grondwettelijk Hof (GwH), dat bevoegd is om wetten te vernietigen en/of te schorsen indien deze in strijd zijn met de Grondwet [25](#page=25).
---
# Wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving en ondermijning
Dit deel behandelt de specifieke wetgeving rond gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de aanpak van ondermijnende criminaliteit, de rol van integriteitsonderzoeken, en de samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus.
### 4.1 Van strafrecht naar bestuurlijke handhaving
De problematiek van ondermijnende criminaliteit wordt steeds complexer, wat leidt tot een noodzaak om verantwoordelijkheden deels door te schuiven naar steden en gemeenten voor bestuurlijke handhaving [26](#page=26).
#### 4.1.1 Gerechtelijke handhaving
Gerechtelijke handhaving treedt op bij inbreuken op de wet, zoals diefstal of oplichting, maar ook bij inbreuken op bijzondere wetten zoals belasting- of sociale fraude. Sancties hierbij zijn boetes, gevangenisstraffen en verbeurdverklaring [26](#page=26).
#### 4.1.2 Bestuurlijke handhaving
Bestuurlijke handhaving richt zich op inbreuken op lokale reglementen (zoals de politiecodex, terrassenreglementen, uitbatingsvergunningen) en op specifieke bepalingen in hogere wetgeving die lokale handhavingsinstrumenten ter beschikking stellen, zoals artikel 9bis van de Drugswet. Sancties kunnen bestaan uit boetes tot 500 euros, sluiting van een instelling, schorsing of intrekking van een vergunning, en preventieve maatregelen door de burgemeester, zoals plaatsverboden of preventieve sluitingen. De gemeente kan eigen reglementen uitvaardigen voor zaken die nog niet door hogere instanties zijn geregeld [26](#page=26) [27](#page=27).
De bestuurlijke handhaving kan worden onderverdeeld in:
* **Maatregelen van de burgemeester:** Dit omvat zowel bijzondere als algemene politionele maatregelen. Artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet geeft de burgemeester brede bevoegdheden om alle nodige maatregelen te nemen bij problemen in het kader van de openbare orde [27](#page=27).
* **Gemeentelijke administratieve sancties:** Deze worden opgelegd door een sanctionerend ambtenaar en kunnen leiden tot een administratieve geldboete, of tijdelijke of definitieve intrekking van een gemeentelijke vergunning, schorsing of sluiting. Dit laatste is een effectief instrument om naleving van reglementen te garanderen [27](#page=27).
* **Politiebesluiten (wetgevend):** Dit omvat het algemeen politiebesluit van de gemeenteraad en het politiebesluit van de burgemeester. In urgente gevallen kan de burgemeester de bevoegdheden van de gemeenteraad overnemen, waarbij de besluiten ter bevestiging aan de gemeenteraad worden voorgelegd [27](#page=27).
### 4.2 Aanleiding tot de Wet gemeentelijke bestuurlijke handhaving
De aanleiding voor de wet ligt in de steeds complexere problematiek van ondermijnende criminaliteit, de fragmentatie en versnippering van bevoegdheden en instrumenten, en de beperkte informatiepositie van gemeenten. Er was behoefte aan een vernieuwd wettelijk kader voor lokale handhaving met een integriteitscomponent [27](#page=27).
### 4.3 Ondermijnende criminaliteit
Ondermijnende criminaliteit is een breed begrip dat verder reikt dan specifieke criminele activiteiten en de fundamenten van de samenleving en sociale stelsels kan verzwakken of misbruiken. De definitie in de wet (artikel 2, 6° NGW) verwijst naar strafbare feiten uit artikel 119ter, § 10, vijfde lid van de Nieuwe Gemeentewet, die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaden en kunnen leiden tot maatschappelijke en/of economische ontwrichting. Dit concept impliceert een negatieve invloed op de stabiliteit van de samenleving, een ander niveau van bedreiging dan klassieke overlast, en wijst op het ontoereikende karakter van bestaande instrumentaria. De aanpak is complex vanwege de verwevenheid tussen de illegale en legale wereld, waarbij illegale activiteiten zich soms voordoen als legaal [28](#page=28).
### 4.4 Krachtlijnen van de wet
De wet legt de nadruk op vier hoofdlijnen:
1. Gemeentelijk integriteitsonderzoek [28](#page=28).
2. Versterkte informatiepositie van de gemeente [28](#page=28).
3. Oprichting van de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) en verankering van ARIEC's [28](#page=28).
4. Wettelijke regeling van bestuurlijke verzegeling en bestuurlijke dwangsom [28](#page=28).
#### 4.4.1 Gemeentelijk integriteitsonderzoek
De wet bepaalt dat het gemeentelijk integriteitsonderzoek, zoals geregeld in het nieuwe artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet, van toepassing is op de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen (PTI's) waar economische activiteiten plaatsvinden. Dit onderzoek beoogt ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. De wet biedt echter geen regeling voor niet-publiek toegankelijke inrichtingen, de gunning van overheidsopdrachten, de toekenning van concessies, subsidies, of vastgoedtransacties waarbij de gemeente zelf partij is [28](#page=28) [29](#page=29).
**Voorwaarden voor integriteitsonderzoek:**
* Niet-discriminatoir: het onderzoek moet alle PTI's binnen de sector/betrokken activiteit omvatten op het grondgebied van de gemeente [29](#page=29).
* Duidelijk, ondubbelzinnig en objectief [29](#page=29).
* Transparant [29](#page=29).
**Focus van het onderzoek:**
Het onderzoek richt zich op de uitbater (in rechte of in feite), personen aan wie de uitbater leiding geeft, personen met een dominante positie, personen die vermogen verschaffen, en elke andere persoon die betrokken is bij de vestiging of uitbating, zoals aandeelhouders en UBO's [29](#page=29).
**Verloop van het onderzoek:**
Het onderzoek valt onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de burgemeester, die gemeentepersoneel aanwijst. Het onderzoek moet voltooid zijn binnen 50 dagen, verlengbaar met 30 dagen. Een nieuw onderzoek is mogelijk bij gewijzigde omstandigheden [29](#page=29).
**Verzamelde informatie:**
De gemeente kan informatie inwinnen uit het Centraal register van Integriteitsonderzoeken, HIT (afschrift van beslissingen van andere gemeenten), lokale politie, eigen diensten en databanken, strafregisters, publiek toegankelijke databanken (inclusief sociale media), het ARIEC (verslag met politionele en gerechtelijke gegevens), en gerechtelijke overheden. De burgemeester kan ook een casusoverleg organiseren waarbij afstand gedaan kan worden van het beroepsgeheim onder bepaalde voorwaarden [29](#page=29).
Indien de informatie een noodzaak voor verder onderzoek aangeeft, of een ernstig risico vaststelt, is het advies van de DIOB vereist. Zonder dit advies kan de vergunning niet worden geweigerd, geschorst of opgeheven, noch kan de inrichting worden gesloten. Dit advies is niet bindend [29](#page=29).
**Mogelijke gevolgen:**
Het college van burgemeester en schepenen kan bestuurlijke gevolgen nemen op voorstel van de burgemeester indien er een aanwijsbaar ernstig risico is dat de inrichting zal worden gebruikt om voordelen uit eerdere misdrijven te benutten, om misdrijven te plegen, of indien er ernstige aanwijzingen zijn dat misdrijven zijn gepleegd om de inrichting uit te baten. Mogelijke gevolgen zijn [30](#page=30):
* Vergunningsplichtig: vergunning weigeren, schorsen of opheffen (max. 6 maanden), schorsing onder voorwaarden [30](#page=30).
* Niet vergunningsplichtig (of deelstatelijke of federale vergunning): sluiting van de inrichting [30](#page=30).
Beslissingen worden aan de betrokkene meegedeeld, met beroepsmogelijkheid bij de Raad van State of verplichte intrekking indien de feiten niet langer vaststaand, geldig of relevant zijn [30](#page=30).
**Verhouding met strafrechtelijk onderzoek:**
Het integriteitsonderzoek doet geen afbreuk aan strafrechtelijke vervolgingen en waarborgen. Er kan een protocolakkoord gesloten worden tussen de gemeente en het parket. De beginselen van onschuldvermoeden en *ne bis in idem* blijven van kracht [30](#page=30).
#### 4.4.2 Versterkte informatiepositie
Hoewel artikel 119ter §6 van de Nieuwe Gemeentewet de gemeente toegang geeft tot bepaalde informatie, ontbreekt een grondslag voor intergemeentelijke uitwisseling van informatie (bv. sluitingen op basis van art. 134quater, quinquies, septies & 9bis NGW). Er is ook twijfel over de toegang tot fiscale informatie en informatie van inspectiediensten [30](#page=30).
Suggesties voor een versterkte informatiepositie omvatten directe toegang voor lokale besturen tot databanken zoals Dimona, Limosa, UBO en bestuurlijke informatie in ISLP, alsook de mogelijkheid om informatie op te vragen bij andere overheidsinstanties. Momenteel wordt dit als onvoldoende versterkt beschouwd [30](#page=30).
#### 4.4.3 Oprichting DIOB en verankering ARIEC
De **Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB)** is opgericht en belast met risicoanalyses en adviesverlening, ter ondersteuning van het integriteitsonderzoek [30](#page=30).
* **Risicoanalyse:** De DIOB analyseert economische sectoren en activiteiten die kwetsbaar zijn voor ondermijnende criminaliteit, gebaseerd op gegevens uit het CRIO (een register beheerd door de DIOB), adviezen aan gemeenten, en objectieve wetenschappelijke data. Dit advies is niet-bindend en identificeert sectoren die onderworpen kunnen worden aan gemeentelijk integriteitsonderzoek [31](#page=31).
* **Adviesverlening:** De DIOB verstrekt gemotiveerd advies, gebaseerd op informatie van 9 partnerdiensten. Enkel strikt noodzakelijke persoonsgegevens worden gedeeld, met uitzondering van gegevens waarvan de mededeling schade kan veroorzaken of onevenredig de privésfeer aantast. Het advies van de DIOB is niet bindend, maar is wel vereist om een vergunning te kunnen weigeren, schorsen of intrekken, of een inrichting te sluiten, zelfs als er geen probleem wordt vastgesteld dat verder onderzoek vereist. Dit vormt een ernstige beperking voor gemeenten. Er zijn specifieke termijnen bepaald in de wet voor deze adviezen [31](#page=31).
De **Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra (ARIEC)** fungeren als netwerkorganisaties die de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit op lokaal en arrondissementeel niveau coördineren en ondersteunen. De DIOB en lokale besturen adviseren inzake integriteitsonderzoeken, en de ARIEC's adviseren lokale besturen over een beperkt geografisch toepassingsgebied [31](#page=31).
#### 4.4.4 Bestuurlijke verzegeling en bestuurlijke dwangsom
De wet introduceert wettelijke regelingen voor de bestuurlijke dwangsom (nieuw art. 133ter, §1 NGW) en bestuurlijke verzegeling in het kader van de sluiting van inrichtingen (nieuw art. 133ter, §2 NGW). Dit maakt het makkelijker om sancties af te dwingen, bijvoorbeeld wanneer een uitbater een sluiting niet naleeft [31](#page=31).
### 4.5 Verhouding algemene bestuurlijke politie
De algemene bevoegdheid van de burgemeester om politiemaatregelen te nemen ter waarborging van de openbare orde (openbare veiligheid, rust en gezondheid) (art. 133, tweede lid juncto artikel 135 § 2 NGW) kan niet meer worden aangewend in domeinen die door de wetgever omvattend en gedetailleerd worden geregeld, ook al stelt de nieuwe art. 119ter NGW "onverminderd artikel 135, § 2". Niet alles dat een gemeente moet handhaven, valt immers onder ondermijnende criminaliteit [31](#page=31) [32](#page=32).
### 4.6 Evaluatie
**Positieve punten:**
* Voorafgaandelijke screening (integriteitsonderzoek) heeft nu een wettelijke basis [32](#page=32).
* Versterkte informatiepositie van de gemeente [32](#page=32).
* Inrichting van de DIOB [32](#page=32).
* De burgemeester krijgt het recht tot verzegeling en het opleggen van een bestuurlijke dwangsom [32](#page=32).
**Negatieve punten:**
* Beperking van het integriteitsonderzoek tot uitbatingen in welbepaalde sectoren (KB) en een specifieke lijst met strafbare feiten, terwijl de gemeente zelf een risicoanalyse zou moeten kunnen uitvoeren [32](#page=32).
* Voorafgaandelijke screening kent beperkingen, met name wat betreft directe informatiebronnen [32](#page=32).
* De lijst van instanties waar de DIOB gegevens kan opvragen, wordt als te beperkend ervaren (bv. KSC, nutsbedrijven) [32](#page=32).
* De mogelijkheid tot weigering/schorsing van vergunningen of sluiting van uitbatingen kan tot problemen leiden [32](#page=32).
* Indien gekozen wordt voor een politiereglement, is screening van de ganse sector noodzakelijk [32](#page=32).
* Het vereiste advies van de DIOB voor het weigeren/schorsen/intrekken van vergunningen, zelfs bij afwezigheid van verdere onderzoeksnoodzaak, is een beperking [32](#page=32).
* Er is onduidelijkheid over de samenloop met bestaande instrumenten, zoals de algemene bestuurlijke politie [32](#page=32).
### 4.7 Recente rechtspraak
Het Grondwettelijk Hof heeft in arrest nr. 142/2025 op 6 november 2025, artikel 35 van de Wet BH vernietigd in de mate dat het artikel 119ter, §12 van de Nieuwe Gemeentewet herstelt [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Eerste middel:** Het Hof oordeelde dat de bestreden bepalingen geen strafrechtelijke sancties zijn in de zin van artikel 6 EVRM en artikel 14 van het BUPO-Verdrag, en dat het ondermijningsrisico centraal staat. Het eerste middel, gebaseerd op een tegengesteld uitgangspunt, werd daarom ongegrond verklaard [33](#page=33).
* **Tweede middel:** Het Hof erkende dat maatregelen verreikende gevolgen kunnen hebben, maar achtte het evenwicht tussen de doelstelling van de wet en de inmenging in eigendomsrechten en de vrijheid van ondernemen adequaat, daar de vrijheid van handel niet absoluut is. Echter, de evolutie van de situatie na de maatregel werd onvoldoende in aanmerking genomen. Specifiek werd opgemerkt dat, hoewel artikel 119ter, §12 NGW de mogelijkheid biedt om een beslissing in te trekken bij nieuwe elementen, er niet is bepaald dat gemeentelijke overheden beslissingen periodiek herbekijken, noch dat zij bij een verzoek tot intrekking verplicht zijn een nieuwe beslissing te nemen op basis van een geactualiseerde motivering. Dit leidt ertoe dat de bestreden bepaling, in die mate, op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van uitbaters [33](#page=33).
Het Grondwettelijk Hof heeft dus artikel 35 vernietigd, wat impliceert dat een periodieke herevaluatie van de DIOB-maatregel voorzien moet worden. Dit wijst op een noodzaak voor de wetgever om ook de andere pijnpunten aan te pakken [33](#page=33).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Federale Staat | Een staatsvorm waarin de macht is verdeeld tussen een centrale overheid en deelstaten (gewesten en gemeenschappen), die elk eigen bevoegdheden hebben. België is een federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. |
| Deelstaat | Een entiteit binnen een federale staat die een eigen autonomie en bevoegdheden bezit, zoals de gewesten en gemeenschappen in België. Deelstaten hebben niet de bevoegdheid om de grondwet te wijzigen. |
| Bevoegdheidsverdeling | Het proces waarbij de taken en macht van de overheid worden verdeeld tussen verschillende bestuursniveaus, zoals tussen de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen in België. Dit gebeurt via de Grondwet en bijzondere wetten. |
| Gewest | Een deelstaat in België met specifieke territoriale bevoegdheden, voornamelijk gericht op ruimtelijke ordening, leefmilieu, tewerkstelling en economie. De drie gewesten zijn het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. |
| Gemeenschap | Een deelstaat in België met bevoegdheden gericht op persoonsgebonden aangelegenheden zoals cultuur, onderwijs en gezondheidsbeleid. De drie gemeenschappen zijn de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitse Gemeenschap. |
| Autonomie | Het vermogen van een entiteit om zelf normen uit te vaardigen met kracht van wet binnen een bepaald territorium en voor specifieke aangelegenheden. Deelstaten in België bezitten constitutionele autonomie, maar geen grondwetgevende bevoegdheid. |
| Bestuursrecht | Het geheel van rechtsregels dat de organisatie, bevoegdheden, werking en het optreden van het bestuur regelt, alsmede de rechtsbescherming van burgers tegen overheidsoptreden. Het regelt de uitvoerende macht en het optreden van de overheid. |
| Bestuurlijke Rechtshandeling | Een eenzijdige handeling van een bestuur die gericht is op het creëren of wijzigen van rechtstoestanden van burgers, zonder hun instemming. Voorbeelden zijn het verlenen van een vergunning of het opleggen van een sanctie. |
| Wettigheidsbeginsel | Het principe dat elke optreden van het bestuur gebaseerd moet zijn op een wettelijke grondslag en de hiërarchie der normen moet respecteren. Het bestuur mag niet boven de wet staan en moet zijn bevoegdheden correct uitoefenen. |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | Algemene rechtsbeginselen die waarborgen bieden tegen willekeur van het bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, de hoorplicht, en het onpartijdigheidsbeginsel. Ze zijn met name belangrijk bij discretionaire bevoegdheden. |
| Hoorplicht | Het beginsel dat het bestuur een burger het recht moet geven om zijn standpunt kenbaar te maken voordat een beslissing wordt genomen die hem raakt, vooral bij ernstige maatregelen of sancties. Dit omvat recht op inzage en bijstand. |
| Bestuurlijke Handhaving | Het proces en de instrumenten die het bestuur gebruikt om naleving van de geldende regels en besluiten te verzekeren, zowel door middel van toezicht als door het opleggen van sancties of maatregelen. Dit kan zowel bestraffend als probleemverhelpende finaliteit hebben. |
| Bestuurlijke Sanctie | Een sanctie die door een bestuur wordt opgelegd aan een burger wegens het niet naleven van een publiekrechtelijk voorschrift. Dit staat tegenover strafrechtelijke sancties en kan diverse vormen aannemen, zoals een geldboete of sluiting van een inrichting. |
| Bestuurlijk Plaatsverbod | Een bestuurlijke maatregel die een persoon verbiedt zich voor een bepaalde periode op een specifieke locatie te begeven. Dit heeft een probleemverhelpende finaliteit en is gericht op het voorkomen van overlast of verstoring van de openbare orde. |
| Ondermijnende Criminaliteit | Criminaliteit die de fundamenten van de samenleving en sociale stelsels verzwakt, zoals organisatiecriminaliteit en witteboordencriminaliteit. Het kan leiden tot maatschappelijke en economische ontwrichting en vereist specifieke handhavingsinstrumenten. |
| Integriteitsonderzoek | Een onderzoek dat door gemeenten wordt uitgevoerd bij de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Het beoogt de integriteit van de uitbater en betrokkenen te beoordelen. |
| DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen) | Een directie belast met risicoanalyses en adviesverlening inzake integriteitsonderzoeken voor openbare besturen. Het speelt een ondersteunende rol bij de beoordeling van entiteiten die kwetsbaar zijn voor ondermijning. |
| Curatieve Rechtsbescherming | De rechtsbescherming die een burger kan inroepen nadat een beslissing van het bestuur is genomen, in tegenstelling tot preventieve rechtsbescherming. Dit omvat de mogelijkheid tot beroep bij een bestuur of een rechter. |
| Jurisdictioneel Beroep | Een beroep dat wordt ingesteld bij een rechterlijke instantie, hetzij de gewone rechter (hoven en rechtbanken) voor subjectieve geschillen, hetzij de bestuursrechter (zoals de Raad van State) voor objectieve geschillen over de wettigheid van bestuursbeslissingen. |
| Raad van State (RvS) | Een belangrijk bestuursrechterlijk orgaan in België, bestaande uit een Afdeling Wetgeving (die adviezen geeft over wetten en reglementaire besluiten) en een Afdeling Bestuursrechtspraak (die oordeelt over de wettigheid van besluiten van de administratieve overheid). |