Cover
Start now for free PB syllabus 25-26 (2).docx
Summary
# Inleiding tot het begrip handicap en beperking
Dit gedeelte verkent de maatschappelijke perceptie en terminologie rond handicap en beperking, met een focus op respect voor personen met een beperking.
## 1. Maatschappelijke perceptie en evolutie van terminologie
### 1.1 Historische context van het begrip 'handicap'
De maatschappelijke opvatting over hoe mensen zouden moeten functioneren, die de kern vormt van het begrip 'handicap', is door de tijd heen geëvolueerd. Samenlevingen hebben vaak de neiging om iedereen gelijk te laten zijn, waardoor personen die afwijken van de norm aan de zijlijn komen te staan. De droom van een perfecte, pijnloze wereld kan leiden tot de marginalisering van mensen die anders zijn. De manier waarop er over mensen met een beperking wordt gesproken, weerspiegelt de heersende tijdsgeest en economische situatie.
### 1.2 Negatieve connotaties en historische terminologie
Woorden zoals 'onvolwaardigen', 'abnormalen', 'idioten', 'mindervaliden', 'andersvaliden', 'achterlijken', 'debielen' en 'dorpsgekken' hebben door de geschiedenis heen een negatieve betekenis gehad en getuigden van minachting, afkeer, ongemak en machteloosheid. Deze stigmatisering is terug te vinden vanaf de klassieke oudheid tot ver in de 20e eeuw.
### 1.3 Kwetsbaarheid tijdens crisistijden
In periodes van crisis, zoals oorlogen, rampen en epidemieën, zijn mensen met een beperking vaak de eerste slachtoffers. Ook tijdens economisch moeilijke tijden zijn zij de eersten die getroffen worden door besparingen. Dit benadrukt de maatschappelijke uitdaging om om te gaan met mensen die buiten de heersende norm vallen.
### 1.4 Uitbreiding van het begrip 'sociaal zwakkeren'
Tegenwoordig omvat de term 'sociaal zwakkeren' een bredere groep, waaronder mensen uit andere culturen, met een andere huidskleur, ander seksueel gedrag, of met een fysieke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking. Historisch gezien is de behandeling van deze groepen zelden vriendelijk geweest.
### 1.5 Xenofobie en vooroordelen
Xenofobie, de angst voor het vreemde, is diep geworteld in elke samenleving en leidt tot bescherming van het eigen terrein, vermijding, onwetendheid, onbegrip, vooroordelen en ruwe veralgemeningen, wat resulteert in een negatief beeld van 'de ander'.
### 1.6 Groeiend bewustzijn en zelfbeschikking
Gelukkig nemen personen met een beperking, hun families en omgeving steeds meer controle over hun eigen leven. Er is een groeiend positief bewustzijn waarbij mensen met een beperking opkomen voor hun waardige rechten en een respectvolle behandeling als volwaardige leden van de samenleving.
### 1.7 Huidige terminologie: 'mensen met een beperking'
In navolging van aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa, wordt in het Vlaamse taalgebied de term 'mensen met een beperking' verkozen boven 'de gehandicapten'. Dit legt de nadruk op de persoon in de eerste plaats, die op sommige vlakken anders is, maar niet minder waard.
### 1.8 Het vinden van een evenwicht
Het uitbouwen van een menswaardig bestaan voor iedereen vereist een delicaat evenwicht tussen persoonsgerichte hulpverlening en de behoefte aan individuele ontplooiingskansen, vrijheid, zelfbepaling en sociaal functioneren.
---
## 2. Rechten van personen met een beperking
### 2.1 Universele verklaring van de rechten van mensen met een beperking
Net als ieder ander mens, hebben personen met een beperking rechten en plichten. Om te waarborgen dat deze rechten worden gerespecteerd, zijn ze vastgelegd in de Universele verklaring van de Rechten van Mensen met een beperking. Deze tekst, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, werd in 2006 opgesteld en door België in 2009 ondertekend.
### 2.2 Kernartikelen van het Verdrag
* **Artikel 1: Doelstelling**
Iedere persoon met een beperking heeft recht op alle mensenrechten die zijn vastgelegd in de algemene verklaring van de mensenrechten en moet met respect en eerbied worden behandeld.
* **Artikel 3: Algemene beginselen**
De uitgangspunten van dit Verdrag zijn:
* Respect voor de waardigheid, persoonlijke autonomie, met inbegrip van de vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen.
* Non-discriminatie.
* Volledige en daadwerkelijke participatie in, en opname in de samenleving.
* Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een beperking deel uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit.
* Gelijke kansen.
* Toegankelijkheid.
* Gelijkheid van man en vrouw.
* Respect voor de ontwikkeling van kinderen met een beperking en respect voor het recht op een eigen identiteit.
### 2.3 Concrete toepassing: het geval van Jan
Jan, een 30-jarige man met een verstandelijke beperking, woont in een voorziening. Hoewel hij niet duidelijk kan spreken, kan hij zijn wensen en gevoelens uiten met behulp van pictogrammen en gebaren. Hij werkt in een maatwerkbedrijf, maar wenst deel te nemen aan een dansclub. De voorziening weigert echter vervoer te organiseren omdat dit te duur zou zijn. Dit scenario illustreert de strijd voor het recht op deelname aan de samenleving, het recht op ondersteuning en het recht op eigen keuzes.
---
## 3. Financieringssystemen en zorgvernieuwing in Vlaanderen
### 3.1 Perspectief 2020: een nieuw beleidskader
Het actieplan 'Perspectief 2020', gelanceerd in 2016 door de Vlaamse regering, herschreef het welzijn van personen met een beperking. Het basisuitgangspunt was: 'zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk'. Het plan brak met het oude beeld van hulpbehoevendheid en benadrukte persoonlijke autonomie, rechten en zelfstandige participatie.
### 3.2 Persoonsvolgende Financiering (PVF)
Een cruciaal onderdeel van Perspectief 2020 was de invoering van de Persoonsvolgende Financiering (PVF). In plaats van budgetten toe te kennen aan voorzieningen, gaan de budgetten rechtstreeks naar de persoon met een beperking. Dit geeft de persoon zelf de controle over hoe en door wie de ondersteuning wordt georganiseerd, wat leidt tot meer keuzevrijheid en flexibiliteit in het combineren van thuiszorg en voorzieningen.
### 3.3 Concrete doelen van Perspectief 2020
* **Meer kwaliteit:** Zowel in de zorg en ondersteuning als in de levenskwaliteit.
* **Investering in mensen:** Geld niet verloren laten gaan in structuren, maar direct ten goede laten komen aan de persoon.
* **Vraaggestuurde zorg:** Personen met een beperking bepalen zelf hun ondersteuningsbehoefte, in plaats van zich te moeten aanpassen aan het aanbod van een voorziening.
* **Stimuleren van innovatie:** Vernieuwende projecten, zoals online hulpverlening, particuliere initiatieven en ouderinitiatieven, krijgen meer ruimte en middelen.
* **Sociaal ondernemen:** Projecten die maatschappelijke meerwaarde nastreven (emancipatie, integratie, duurzame loopbanen) worden gestimuleerd.
* **Verbeterde samenwerking:** Meer overleg tussen diensten voor efficiëntere hulpverlening.
### 3.4 Financieringsmodellen voor meerderjarigen (PVF)
* **Eerste trap: Basisondersteuningsbudget (BOB) en Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)**
* **BOB:** Een maandelijks bedrag (ongeveer 330 euro in 2024) voor mensen die beperkte hulp nodig hebben (bv. poetshulp, vervoersonkosten). Voorwaarden zijn een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood. Voordelen: weinig papierwerk, geen bewijslast, snelle uitbetaling.
* **RTH:** Aanvulling op BOB voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening.
* **Tweede trap: Persoonsvolgend Budget (PVB)**
* Voor grotere ondersteuningsnoden. Vereist een gedetailleerd ondersteuningsplan.
* Budgetten variëren in 2024 tussen 10.000 en 90.000 euro.
* Uitbetaling kan cash, als voucher, of een combinatie hiervan.
* **Voordelen:** Volledig op maat gemaakte hulp.
* **Nadelen:** Lange wachtlijsten (prioritering voor dringende hulp), veel administratief werk voor de persoon zelf (wordt werkgever van hulpverleners).
### 3.5 Financieringsmodellen voor minderjarigen
* **Ondersteuningstoeslag:** Vergelijkbaar met BOB, maandelijks uitgekeerd via het Groeipakket (kinderbijslagfondsen). Kan aangevuld worden met RTH.
* **Persoonlijk Assistentiebudget (PAB):** Een budget voor minderjarigen om assistentie thuis, op school of op het werk te organiseren en te betalen. Vereist verantwoording van kosten. Budgetten variëren in 2024 tussen 12.164 en 56.760 euro op jaarbasis. Aanvraag verloopt via een multidisciplinair team (MDT).
### 3.6 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH is een overheidsdienst die alle ondersteuning van de Vlaamse overheid voor personen met een beperking organiseert. Het bevordert participatie, integratie en gelijke kansen, met als doel maximale autonomie en levenskwaliteit.
### 3.7 Definitie van beperking door het VAPH
"Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren." Belangrijk is dat de term 'persoon met een beperking' de focus op de persoon legt, niet op de stoornis.
---
## 4. Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
### 4.1 Buitengewoon onderwijs (BUO)
Het buitengewoon onderwijs is ingericht voor verschillende leeftijdsgroepen en bestaat uit kleuter-, lager- en secundair onderwijs. De indeling gebeurt op basis van het type beperking.
#### 4.1.1 Types buitengewoon onderwijs:
* **Type basisaanbod (BA):** Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand of ernstige leerstoornissen. Focus op algemene vaardigheden, wereldoriëntatie, creativiteit en sociale vaardigheden.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen en jongeren met een matige tot ernstige verstandelijke handicap. Focus op levensscholing, dagelijkse vaardigheden, taal, communicatie, gedragsaanpassing en creatieve/sociale activiteiten.
* **Type 3:** Voor kinderen en jongeren met ernstige gedrags- of emotionele problemen. Grote aandacht voor persoonlijkheidsontwikkeling en gedragsbeïnvloeding.
* **Type 4:** Aangepast aan leerlingen met een lichamelijke handicap. Vereist regelmatige medische en paramedische behandelingen die het gewoon onderwijs niet kan bieden.
* **Type 5:** Voor kinderen en jongeren die wegens langdurige ziekte in een ziekenhuis of medische instelling verblijven. Probeert schoolse achterstand te beperken en vraagt een aparte pedagogische benadering.
* **Type 6:** Bestemd voor blinde en slechtziende kinderen en jongeren. Gebruik van specifieke methoden zoals brailleschrift.
* **Type 7:** Aangepast aan dove en slechthorende kinderen en jongeren. Focus op communicatie, taalontwikkeling, liplezen, hoortraining, gebarentaal en sociale omgang.
* **Type 9:** Nieuw sinds het M-decreet, voor kinderen en jongeren met ASS (zonder verstandelijke beperking). Specifieke onderwijsaanpak rekening houdend met hun noden.
#### 4.1.2 Opleidingsvormen in het buitengewoon secundair onderwijs (BUSO):
* **OV 1:** Gericht op sociale vorming en integratie in een beschermd milieu (dagcentrum, bezigheidstehuis). Ontwikkeling van zelfredzaamheid, communicatie, sensomotoriek en sociale vorming.
* **OV 2:** Biedt algemene, sociale vorming en arbeidstraining ter integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu. Bereidt voor op arbeid in een beschermd milieu (beschutte werkplaatsen).
* **OV 3:** Bereidt voor op werken in het gewone leef- en arbeidsmilieu. Biedt algemene, sociale en beroepsvorming.
* **OV 4:** Geeft secundair algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstromings- of kwalificatieafdeling. Toegankelijk voor jongeren zonder mentale handicap. Diploma's zijn gelijkwaardig aan het gewoon onderwijs.
### 4.2 Het Leersteundecreet (vervanging M-decreet)
Het Leersteundecreet, ingevoerd vanaf het schooljaar 2023-2024, streeft naar kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen, werkbaar voor leraren.
* **Ondersteuning in gewoon onderwijs:** 680 voltijdse krachten voor ondersteuning in de klas en 80 omkaderende functies.
* **Leersteuncentra:** 36 regionale expertisecentra als laagdrempelig aanspreekpunt.
* **Zeggenschap school:** Scholen krijgen meer inspraak in de inzet van middelen en de klassenraad kan beslissen of gewoon onderwijs haalbaar is. Scholen mogen een leerling weigeren als aanpassingen buiten proportie zijn.
* **Gelijkwaardige optie:** Buitengewoon onderwijs blijft een volwaardige optie, met de mogelijkheid tot doorstroming naar gewoon onderwijs.
* **Vast statuut ondersteuners:** De 3.666 ondersteuners in het gewone onderwijs krijgen een vast ambt en statuut.
* **Professionalisering:** Investeringen in de opleiding van ondersteuners en leerkrachten.
* **Verhoogde aandacht voor scholen die achterblijven:** Verplichte begeleidingstrajecten indien nodig.
---
## 5. Visuele beperkingen
### 5.1 Definitie en onderscheid
Een visuele beperking is een verminderd of afwezig gezichtsvermogen dat belemmerend werkt voor sociaal-maatschappelijk functioneren. Er is een onderscheid tussen blindheid (volledig afwezig gezichtsvermogen) en slechtziendheid (benutbare gezichtsresten).
### 5.2 Anatomie van het gezichtsvermogen
Het gezichtsveld omvat het centrale (scherp zien) en perifere (waarschuwing en oriëntatie) gezichtsveld. Uitvalsverschijnselen (scotomen) kunnen leiden tot blinde vlekken. Kokerzicht ontstaat wanneer enkel het centrale gezichtsveld overblijft. Blindheid wordt gedefinieerd bij een gezichtsrest van minder dan 20%. Kleurenblindheid is het onvermogen kleuren te onderscheiden.
### 5.3 Oorzaken van visuele beperkingen
* **Erfelijk:** Ongeveer 70% van de oorzaken.
* **Prenataal:** Mazelen, toxoplasmose, diabetes bij de moeder, blootstelling aan toxische stoffen.
* **Perinataal:** Zuurstofgebrek bij geboorte, premature geboorte.
* **Postnataal:** Meningitis, encefalitis, medicatie, trauma's, vergroeiingen.
### 5.4 Cerebrale visuele stoornissen (CVS)
Stoornissen in de visuele centra van de hersenen, waarbij ogen en oogzenuw geen afwijkingen vertonen, maar herkenning van beelden bemoeilijkt is. Kenmerken zijn gebrek aan visuele nieuwsgierigheid, problemen met dieptezicht, kleurherkenning en figuur-achtergrond waarneming.
### 5.5 Invloed op ontwikkeling
Visuele beperkingen hebben ingrijpende gevolgen voor de ontwikkeling op diverse gebieden:
* **Motoriek:** Moeilijkheden met ruimtelijke oriëntatie, mobiliteit, langzamere ontwikkeling, aarzelende en rigide bewegingen. Ontwikkeling van lichaamsschema verloopt moeizaam door gebrek aan visuele feedback.
* **Sociaal-affectieve ontwikkeling:** Angstiger, minder sociale interactie door gebrek aan visuele signalen. Risico op minderwaardigheidsgevoelens en isolement.
* **Taalontwikkeling:** Taalbegrip gebaseerd op tast, geur, geluid, en woorden zonder concrete voorstelling (verbalismen). Gesproken woord en non-verbale signalen krijgen grotere betekenis.
* **Cognitief:** Moeilijkheden om een juist 'beeld' van objecten te krijgen, geremde taal- en motorische ontwikkeling belemmeren cognitieve groei.
### 5.6 Orthopedagogische begeleiding
Vroegtijdige opsporing en begeleiding zijn cruciaal. Stimulering van ontspanning, spel en vrije tijd. Optimaal benutten van gezichtsresten en andere zintuigen. Bewegingsoefeningen voor oriëntatie en lichaamsbewustzijn. Hulpmiddelen zoals de blindengeleidestok.
---
## 6. Auditieve beperkingen
### 6.1 Definitie en kenmerken
Een auditieve beperking betekent slecht horen of doof zijn. Dit leidt tot onvoldoende waarneming van geluid, met vervorming en 'lacunes' (bepaalde tonen worden wel, andere niet waargenomen). Belangrijke kenmerken van geluid zijn frequentie en intensiteit (gemeten in decibels).
### 6.2 Oorzaken van auditieve beperkingen
De oorzaak is vaak onbekend. Mogelijke oorzaken zijn:
* **Prenataal:** Virale infecties (rubella, mazelen), medicatie, nierziektes, zwangerschapsvergiftiging.
* **Perinataal:** Vroeggeboorte, zuurstoftekort, geboortetrauma.
* **Postnataal:** Meningitis, voedingsstoornissen, middenoorontstekingen, lawaaischade, ouderdom.
### 6.3 Diagnostiek en meting
* **Screening:** ALGO-test bij pasgeborenen.
* **Gedragsaudiometrie:** Observatie van reflexen en gedrag.
* **Audiogram:** Meting van gehoorverlies met toonaudiometrie en spraakaudiometrie.
### 6.4 Gehoorstoornissen
* **Geleidingsstoornissen:** Problemen in het uitwendige of middenoor.
* **Perceptiestoornissen:** Kwaliteit van het geluid wordt aangetast, geluidssignaal wordt niet correct doorgegeven aan de hersenen. Oorsuizen (tinnitus) kan voorkomen.
* **Graad van verlies:** Indeling in licht, matig, zwaar slecht horend en verschillende gradaties van doofheid.
### 6.5 Functies van geluid
* **Signaalfunctie:** Waarschuwt voor gebeurtenissen (bv. deurbel, telefoon). Voor doven kunnen gebeurtenissen plots en zonder oorzakelijkheid ervaren worden.
* **Achtergrondfunctie:** Geluid creëert een klankdecor en verbindt ons met de omgeving. Voor doven kan de wereld 'voor hen' leven, wat onzekerheid kan veroorzaken.
* **Communicatieve functie:** Essentieel voor taalontwikkeling. Prelinguaal dove kinderen hebben moeite met het besef van geluid.
### 6.6 Invloed op ontwikkeling
* **Bedreigde psychische ontwikkeling:** Problemen met hechtingsrelaties, taalverwerving, kennisopname en sociale contacten. Belemmering van abstract denken.
* **Bemoeilijkte maatschappelijke integratie:** Gevoel van marginalisering door de 'horende' maatschappij. Risico op isolement, vooral in sociaal-culturele en recreatieve domeinen.
* **Technische hulpmiddelen:** Hoorapparaten, cochleaire implantaten, teksttelefoons, ondertiteling, gebarentaaltolken.
### 6.7 Orthopedagogische begeleiding
Vroegtijdige diagnose is cruciaal. Keuze tussen differentiële methode (puur oraal) en totale communicatie (inclusief gebarentaal). Belang van aangepaste orthopedagogische aanpak, onderwijs (buitengewoon onderwijs of via ondersteuning in gewoon onderwijs), en psycho-emotionele begeleiding.
---
## 7. Fysieke beperkingen
### 7.1 Terminologie en definitie
Een fysieke beperking betreft stoornissen in het bewegen door beschadiging van het centrale zenuwstelsel, spierziekten of het missen van ledematen. Beperking wordt hier gedefinieerd als de moeilijkheid om volwaardig deel te nemen aan de samenleving.
### 7.2 Oorzaken van fysieke stoornissen
* **Prenataal:** Infecties, intoxicatie (alcohol, drugs), stofwisselingsstoornissen, trauma.
* **Perinataal:** Complicaties tijdens de bevalling (bv. zuurstoftekort).
* **Postnataal:** Medische aandoeningen, trauma's, intoxicaties.
### 7.3 Vormen van fysieke stoornissen
* **Neurologische tekorten:**
* **Cerebrale parese (CP):** Aandoening van de hersenen met gestoorde houding en beweging. Kan cognitieve, spraak-, zicht-, gehoor- en sociaal-emotionele ontwikkeling beïnvloeden.
* **Spina Bifida:** Aangeboren defect in de ruggengraat. Kan leiden tot gevoelsuitval, verlammingen, blaas- en nierproblemen, en hydrocefalie.
* **Spierafwijkingen:**
* **Spierdystrofieën:** Erfelijke aandoeningen die spierweefsel aantasten (bv. ziekte van Duchenne).
* **Spieratrofie:** Vermindering van spiermassa door immobiliteit of zenuwbeschadiging.
* **Orthopedische problemen:** Amputaties, aangeboren afwijkingen, botontstekingen.
* **Chronische ziekten:** Mucoviscidose, hartafwijkingen, hemofilie.
### 7.4 Invloed op ontwikkelingsgebieden
De gevolgen van een fysieke beperking zijn divers en afhankelijk van de graad, het ontstaanstijdstip, de zichtbaarheid, familiale steun en maatschappelijke normen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Moeilijkheden bij alledaagse ervaringen, gehinderde exploratiedrang, mogelijke negatieve invloed van traumatische ervaringen. Sterke samenhang tussen sensomotorische en cognitieve ontwikkeling.
* **Sociaal-emotioneel functioneren:** Risico op verstoring van ouder-kind relatie, angst, onzekerheid, aangeleerde hulpeloosheid, laag zelfbeeld, gevoel van minderwaardigheid en schaamte.
* **Lichaamsbeleving en seksualiteit:** Negatief lichaamsbeeld door hulpbehoevendheid bij intieme verzorging. Maatschappelijke normen rond lichaam en relaties kunnen leiden tot a-seksualiteit bij personen met een beperking. Seksuele opvoeding vanaf de geboorte is cruciaal.
* **Ondersteuning:** Vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, aangepast onderwijs (inclusief of buitengewoon), ADL-training en psychosociale begeleiding.
---
## 8. Mentale beperkingen
### 8.1 Begripsomschrijving en terminologie
Mentale beperking wordt gekenmerkt door een aanzienlijk benedenmatig verstandelijk functioneren, dat tot uiting komt tijdens de ontwikkelingsperiode en samengaat met tekorten in aangepast gedrag. Historisch waren er negatieve termen, maar hedendaags wordt gesproken over 'mentale beperking' (Vlaanderen) of 'verstandelijke beperking'.
### 8.2 Officiële definitie (naar WHO/AAMD)
* **Substantiële beperking in verstandelijk functioneren:** Moeilijkheden in het verwerven en aanwenden van vaardigheden (IQ < 70-75).
* **Ontwikkelingsfase:** Problemen manifesteren zich vóór 18 jaar.
* **Tekort in aangepast gedrag:** Onvermogen om te voldoen aan de maatstaven van rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid (gemeten met gedragsobservatieschalen).
### 8.3 Bedenkingen bij intelligentie en meting
Intelligentie is complex en bestaat uit meerdere factoren. IQ-tests meten gemiddelden en kunnen cultureel gebonden zijn. Het belang van aangepast gedrag naast intellectueel functioneren wordt benadrukt. De nadruk verschuift naar een dynamisch begrip, gericht op ondersteuningsbehoefte en emancipatie.
### 8.4 Mogelijke oorzaken
* **Biologische factoren:** Chromosomale afwijkingen (bv. Syndroom van Down, Fragiele-X), genmutaties, stofwisselingsstoornissen, infectieziekten, toxische stoffen, perinatale oorzaken, NAH.
* **Sociaal-culturele factoren:** Weinig stimulerende omgeving, beperkt taalgebruik, ongezonde leefomstandigheden, laag verwachtingspatroon, kindermishandeling.
### 8.5 Indeling in niveaus (naar WHO/AAMD)
* **Lichte mentale beperking (80-85%):** Vaak geen uiterlijke kenmerken, lichte motorische en communicatieproblemen, egocentrisch denken, gemiddelde leervaardigheden (ca. 3e leerjaar), emotionele labiliteit.
* **Matige mentale beperking (10%):** Ontdekking in vroege levensjaren, trager motorische ontwikkeling, beperkte concentratie, behoefte aan structuur en herhaling, beperkte spraakontwikkeling.
* **Ernstige mentale beperking (3-4%):** Ernstige motorische achterstand, beperkt bewegingsapparaat, sterk egocentrisch denken, trage informatieverwerking, gedragsproblemen, beperkte taalontwikkeling, afhankelijkheid van de omgeving.
* **Zeer ernstige mentale beperking (1-2%):** Meervoudige beperkingen, beperkte bewegingsmogelijkheden, nauwelijks taalontwikkeling, sterk afhankelijk van zorg.
### 8.6 Begeleiding en onderwijs
Afhankelijk van het niveau, kan men terecht in buitengewoon onderwijs (BUO) of binnen het gewoon onderwijs met ondersteuning. Voor meerderjarigen zijn er diverse woonvormen (ambulante begeleiding, residentieel, dagcentrum) en tewerkstellingsmogelijkheden (maatwerkbedrijf).
---
## 9. Meervoudige beperkingen
### 9.1 Definitie en kenmerken
Mensen met een meervoudige beperking kampen met beperkingen op verschillende ontwikkelingsdomeinen, vaak gekenmerkt door een ernstige mentale beperking gecombineerd met fysieke, zintuiglijke en sociaal-emotionele beperkingen. Er is een verhoogde kans op gezondheidsproblemen.
### 9.2 Oorzaken
Vaak biologische oorzaken die de hersenontwikkeling beïnvloeden (genetisch, prenataal, perinataal, postnataal) en contextuele factoren (scheiding van ouders, pijnlijke verzorging, rouwproces bij ouders).
### 9.3 Kenmerken op ontwikkelingsdomeinen
* **Fysieke ontwikkeling:** Problemen met motoriek, spijsvertering en ademhaling. Beperkte bewegingsmogelijkheden, slik- en ademhalingsproblemen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Ernstige tot zeer ernstige beperking in mentale ontwikkeling, moeilijkheden met filtering en interpretatie van prikkels, betekenisverlening aan tijd en ruimte ontbreekt.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Bedreigde ik-ontwikkeling door beperkte positieve ervaringen en vertrouwensrelatie. Sterke behoefte aan nabijheid, veiligheid en voorspelbaarheid.
* **Communicatie:** Beperkt gebruik van gesproken taal, aangewezen op non-verbale communicatie (lichaamstaal, geluiden, gebaren). Communicatie is een gezamenlijke inspanning waarbij de begeleider alert moet zijn op alle signalen.
### 9.4 Begeleidingstips en methodieken
* **Basale stimulatie:** Gerichte interactie via fysieke aanraking en eenvoudige zintuiglijke waarnemingen (somatisch, vestibulaire, vibratorisch).
* **LACCS-visie:** Focust op 'goed leven' door lichamelijk welbevinden, alertheid, contact, communicatie en stimulerende tijdsbesteding. Werkt met 'ontwikkelingsdenken' (sensatiefase, klikfase, begrijpfase).
* **Aansluiten bij de behoefte:** Werken vanuit het niveau en de belevingswereld van de cliënt, met nadruk op het gewone leven, betekenisvolle activiteiten en individuele noden.
---
# Rechten en financiering van personen met een beperking
Oké, hier is een gedetailleerd en uitgebreid studiehandleiding-gedeelte over "Rechten en financiering van personen met een beperking", gebaseerd op de verstrekte tekst, volledig in het Nederlands en conform alle opmaakvereisten.
---
## 2. Rechten en financiering van personen met een beperking
Dit onderdeel behandelt de universele rechten van personen met een beperking, de Belgische implementatie hiervan via het Perspectiefplan 2020, en de financieringsmodellen zoals Persoonsvolgende Financiering (PVF) voor zowel meerder- als minderjarigen.
### 2.1 Universele rechten van personen met een beperking
Het begrip 'handicap' wordt vaak gedefinieerd door maatschappelijke normen en verwachtingen. Personen die hier buiten vallen, konden historisch gezien gemarginaliseerd worden, wat zich uitte in negatieve benamingen en uitsluiting. Gelukkig is er een groeiend bewustzijn voor de rechten van personen met een beperking, die streven naar respectvolle behandeling en volwaardige participatie in de samenleving.
De Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa bevelen de benaming 'mensen met een beperking' aan, om de nadruk te leggen op de persoon in plaats van op de beperking.
#### 2.1.1 Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking
De universele rechten van personen met een beperking zijn vastgelegd in een verdrag dat, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, in 2006 in New York tot stand kwam. België ondertekende dit verdrag in 2009.
**Kernartikelen en beginselen:**
* **Artikel 1 (Doelstelling):** Iedereen met een beperking heeft recht op alle mensenrechten zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en moet met respect en eerbied behandeld worden.
* **Artikel 3 (Algemene beginselen):**
* Respect voor waardigheid, persoonlijke autonomie, vrijheid van keuze en onafhankelijkheid.
* Non-discriminatie.
* Volledige en daadwerkelijke participatie en opname in de samenleving.
* Respect voor verschillen en aanvaarding van diversiteit.
* Gelijke kansen.
* Toegankelijkheid.
* Gelijkheid van man en vrouw.
* Respect voor de ontwikkeling van kinderen met een beperking en het recht op een eigen identiteit.
**Begrippen:**
* **Waardigheid:** Het intrinsieke recht op respect en eerbied dat elke persoon toekomt, ongeacht zijn of haar omstandigheden.
* **Autonomie:** Het vermogen om zelfstandig beslissingen te nemen en keuzes te maken over het eigen leven.
* **Participatie:** Het actieve deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven.
* **Diversiteit:** De erkenning en waardering van verschillen tussen mensen.
* **Identiteit:** Het unieke zelfbeeld en de persoonlijke kenmerken van een individu.
### 2.2 Financiële ondersteuning en het Perspectiefplan 2020
België heeft de principes van de universele rechten geïmplementeerd via het **Perspectiefplan 2020**, een actieplan dat in 2016 werd gelanceerd om het welzijn van personen met een beperking te verbeteren. Het basisuitgangspunt is 'zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk'.
#### 2.2.1 Persoonsvolgende Financiering (PVF)
De kern van de vernieuwing in Perspectief 2020 is de invoering van **Persoonsvolgende Financiering (PVF)**. Dit model verschuift de budgetten voor zorg van voorzieningen rechtstreeks naar de persoon met een beperking zelf. Dit vergroot de keuzevrijheid en laat de persoon zelf bepalen hoe de ondersteuning wordt georganiseerd, waarbij de combinatie van thuiszorg en ondersteuning via voorzieningen mogelijk wordt.
**Concrete doelen van Perspectief 2020:**
* **Meer kwaliteit:** Zowel in de zorg en ondersteuning als in de levenskwaliteit van personen met een beperking.
* **Investering in mensen:** Minder geld verliezen aan structuren, meer rechtstreeks aan de gebruiker.
* **Vraaggestuurde zorg:** Personen met een beperking bepalen zelf hun noden en de aanbieders van ondersteuning. Dit breekt met het oude aanbodgerichte model.
* **Stimulering van innovatieve projecten:** Om wachtlijsten te verkleinen en de toegang tot ondersteuning te vergroten (bijv. online hulpverlening, particuliere initiatieven).
* **Bevordering van sociaal ondernemen:** Projecten met maatschappelijke meerwaarde (emancipatie, integratie, duurzame loopbanen).
* **Meer overleg:** Tussen verschillende diensten voor efficiëntere hulpverlening.
**Begrippen:**
* **Dagcentrum:** Een voorziening waar personen met een beperking overdag terechtkunnen voor activiteiten en ondersteuning.
* **Inclusief:** Het actief betrekken van iedereen, ongeacht beperkingen, in de samenleving.
* **Particulier:** Privaat, niet-overheidsgebonden.
* **Ouderinitiatief:** Initiatieven voor ondersteuning van personen met een beperking, georganiseerd door ouders.
* **Maatschappelijke meerwaarde:** Bijdrage aan het welzijn van de samenleving.
* **Emancipatie:** Het streven naar zelfstandigheid en zelfbeschikking.
* **Integratie:** Het volledig meedoen in de samenleving.
* **Duurzaam:** Langdurig en bestendig.
* **Competentie:** Vaardigheid en bekwaamheid.
* **Kansengroepen:** Groepen in de samenleving die extra ondersteuning nodig hebben om gelijke kansen te krijgen.
#### 2.2.2 Overzicht financiering: Meerderjarigen en Minderjarigen
De financiering en de hoogte van het budget hangen af van de ondersteuningsnood, leeftijd en urgentie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen financiering voor minderjarigen en meerderjarigen.
##### 2.2.2.1 Voor Meerderjarigen: De Persoonsvolgende Financiering (PVF)
De PVF voor meerderjarigen bestaat uit twee 'trappen':
1. **Eerste trap: Basisondersteunings-budget (BOB) en Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH)**
* **BOB:** Een maandelijks bedrag (ongeveer 330 euro in 2024) voor personen met een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood die niet zeer hoog is. Het dient voor eenvoudige hulp zoals poetsdiensten, vervoersonkosten of oppas.
* **Voordelen:** Weinig papierwerk, geen bewijsplicht, vrij te besteden, geen lange procedures of wachtlijsten.
* **RTH:** Kan het BOB aanvullen voor een beperkte hoeveelheid dagopvang, begeleiding of verblijf in een erkende voorziening.
2. **Tweede trap: Persoonsvolgend Budget (PVB)**
* Voor een hogere ondersteuningsnood waarbij de bedragen van trap 1 ontoereikend zijn.
* **Procedure:** Vereist een gedetailleerd en gefundeerd ondersteuningsplan dat doelen, benodigde ondersteuning en geschikte aanbieders beschrijft. Dit kan zelfstandig of met hulp van een Dienst Ondersteuningsplan (DOP).
* **Budgethoogte:** Varieert in 2024 tussen 10.000 en 90.000 euro per jaar, afhankelijk van de zorgnood.
* **Uitbetaling:** Kan cash, via een voucher (gebonden aan een voorziening) of een combinatie van beide.
* **Voordelen:** Volledig op maat gemaakte hulp.
* **Nadelen:** Lange wachtlijsten door grote vraag, administratieve last voor de persoon met een beperking (die zelf werkgever wordt van hulpverleners). Er is een prioritering voor dringende dossiers.
##### 2.2.2.2 Voor Minderjarigen: De Ondersteuningstoeslag en het Persoonlijk Assistentiebudget (PAB)
1. **Ondersteuningstoeslag:** Vergelijkbaar met het BOB voor meerderjarigen. Een beperkt maandelijks bedrag (ongeveer 331 euro in 2024) dat via het Groeipakket wordt uitbetaald. Kan aangevuld worden met RTH.
2. **Persoonlijk Assistentiebudget (PAB):** Een budget van het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap (VAPH) om assistentie thuis, op school of op het werk te organiseren en te betalen.
* **Gebruik:** Voor huishoudelijk werk, lichaamsverzorging, dagbesteding, verplaatsingen, etc.
* **Voorwaarden:** Richtlijnen voor het gebruik en verantwoording van kosten zijn vereist, wat administratief werk met zich meebrengt.
* **Budgethoogte:** Varieert in 2024 tussen 12.164 en 56.760 euro op jaarbasis, jaarlijks aangepast aan de index.
* **Bepaling budget:** Gebaseerd op de noden, afhankelijk van de aard en ernst van de beperking en de leefsituatie, bepaald door een commissie.
* **Aanvraagprocedure:** Via de Integrale Toegangspoort met een multidisciplinair team (MDT). Het MDT stelt een aanvraagdocument op en begeleidt de aanvrager. De inschaling van de zorgvraag gebeurt door het MDT, waarna de definitieve budgethoogte wordt bepaald door het team Indicatiestelling van de ITP.
* **Prioritering:** Dossiers met dringende hulp krijgen voorrang. Een checklist bepaalt de urgentie, beoordeeld door de Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie (IRPC).
* **Spoedprocedure:** Mogelijk voor kinderen met snel degeneratieve aandoeningen.
#### 2.2.3 Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Het VAPH is een overheidsdienst binnen het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het organiseert alle ondersteuning van de Vlaamse Overheid voor personen met een beperking en hun gezin.
* **Domeinen:** Zorg en individuele bijstand.
* **Doel:** Bevorderen van participatie, integratie en gelijke kansen in alle maatschappelijke domeinen, met als doel maximale autonomie en levenskwaliteit.
* **Definitie van beperking (VAPH):** "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren."
* De focus ligt op de persoon, niet enkel op de stoornis.
* Vereist een langdurig en belangrijk participatieprobleem dat functioneren in de maatschappij belemmert.
* Geldt voor personen die nog geen 65 jaar zijn op het moment van aanvraag en die in België verblijven.
* **Adviesorgaan:** Het Raadgevend Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van gebruikers, diensten, voorzieningen en deskundigen.
* **Takenpakket:** Voorlichting, oriëntering, preventie, detectie, diagnose, kennisoverdracht, bevordering van opvang, behandeling en begeleiding, integratie, studie en onderzoek.
* **Subsidiering:** Diensten, voorzieningen en personen met een beperking voor hulpmiddelen, woning- of wagenaanpassingen, PVB en PAB.
#### 2.2.4 Ondersteuningsvormen
Het VAPH biedt een breed scala aan ondersteuningsvormen, zowel voor minderjarigen als meerderjarigen, die tijdens de les verder toegelicht worden. Enkele voorbeelden zijn ambulante begeleiding, thuisbegeleiding, dagopvang, verblijf (residentieel, semi-residentieel), logeren, etc.
### 2.3 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Het onderwijslandschap voor kinderen en jongeren met een beperking kent verschillende structuren en veranderingen, met een steeds sterkere focus op inclusie.
#### 2.3.1 Buitengewoon Onderwijs (BUO)
Het buitengewoon onderwijs is ingericht voor verschillende niveaus (kleuter, lager, secundair) en typen, afhankelijk van de aard van de beperking:
* **Type basisaanbod (Type BA):** Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand of ernstige leerstoornissen. Combineert vroeger type 1 en 8.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen en jongeren met een matige of ernstige verstandelijke handicap. Focus op levensscholing en dagelijkse vaardigheden.
* **Type 3:** Voor kinderen en jongeren met ernstige gedrags- of emotionele problemen. Focus op persoonlijkheidsontwikkeling.
* **Type 4:** Voor leerlingen met een lichamelijke handicap.
* **Type 5:** Voor kinderen en jongeren met een langdurige ziekte of kwetsbare gezondheidstoestand, vaak verbonden aan ziekenhuizen of revalidatiecentra.
* **Type 6:** Voor blinde en slechtziende kinderen en jongeren.
* **Type 7:** Voor dove en slechthorende kinderen en jongeren.
* **Type 9:** Nieuw sinds het M-decreet, specifiek voor kinderen en jongeren met ASS (autismespectrumstoornis) zonder verstandelijke beperking.
**Buitengewoon Secundair Onderwijs (BUSO):**
* **Opleidingsvorm 1 (OV 1):** Sociale vorming voor integratie in een beschermd milieu (dagcentrum, bezigheidstehuis).
* **Opleidingsvorm 2 (OV 2):** Algemene, sociale vorming en arbeidstraining voor integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu (stages mogelijk).
* **Opleidingsvorm 3 (OV 3):** Algemene, sociale en beroepsvorming ter voorbereiding op werken in het gewone leef- en arbeidsmilieu.
* **Opleidingsvorm 4 (OV 4):** Secundair algemeen technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstroom- of kwalificatieafdeling (gelijkgesteld aan gewoon onderwijs).
#### 2.3.2 Het Leersteundecreet (vervanging M-decreet)
Vanaf het schooljaar 2023-2024 vervangt het **Leersteundecreet** het M-decreet. Het streeft naar kwaliteitsvol en werkbaar onderwijs voor alle leerlingen.
**Kernpunten van het Leersteundecreet:**
* Leerlingen met speciale zorgnoden kunnen nog steeds in het gewoon onderwijs terecht, ondersteund door 680 voltijdse krachten (ondersteuners en omkaderend personeel).
* Oprichting van 36 leersteuncentra als regionaal expertisecentrum.
* Meer zeggenschap voor de klassenraad over de haalbaarheid van gewoon onderwijs voor een leerling.
* Scholen kunnen leerlingen weigeren indien redelijke aanpassingen buiten proportie zijn, steeds in overleg met de ouders.
* Buitengewoon onderwijs blijft een volwaardige optie.
* Mogelijkheid tot deeltijds onderwijs in zowel gewoon als buitengewoon onderwijs via een individueel aangepast traject.
* Vaste aanstelling en statuut voor de huidige ondersteuners in het gewoon onderwijs.
* Investeringen in professionalisering van ondersteuners en leerkrachten.
* Verhoogde rol voor CLB's en pedagogische begeleidingsdiensten.
### 2.4 Specifieke Beperkingen
De documentatie bevat uitgebreide informatie over verschillende soorten beperkingen, hun kenmerken, oorzaken, gevolgen en ondersteuningsmogelijkheden. Enkele van de meest gedetailleerde secties betreffen:
* **Visuele Beperking:** Beschrijft blindheid, slechtziendheid, de opbouw van het gezichtsvermogen, oorzaken, invloed op ontwikkeling (motoriek, sociaal-affectieve, taal, cognitief), orthopedagogische begeleiding, hulpmiddelen en tips voor omgang.
* **Auditieve Beperking:** Definieert slecht horen en doofheid, kenmerken van geluid, oorzaken, diagnostiek, gehoorstoornissen (geleidings- en perceptiestoornissen, graden van gehoorverlies), functies van geluid, invloed op ontwikkeling, technische hulpmiddelen en begeleidingsmethoden (differentiële methode vs. totale communicatie).
* **Fysieke Beperking:** Behandelt terminologie, oorzaken (prenataal, perinaal, postnataal), vormen (neurologische tekorten zoals cerebrale parese en spina bifida, spierziekten, orthopedische problemen, chronische ziekten). Ook de invloed op cognitieve, sociaal-emotionele ontwikkeling, lichaamsbeleving, seksualiteit, en ondersteuningsvormen (vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, ADL-training, psychosociale begeleiding, sociale integratie) worden gedetailleerd beschreven.
* **Mentale Beperking:** Definieert mentale beperking, de officiële definitie (IQ, ontwikkelingsperiode, aangepast gedrag), mogelijke oorzaken (biologisch, sociaal-cultureel), indeling in niveaus (licht, matig, ernstig, zeer ernstig), kenmerken per niveau, en specifieke syndromen zoals het Syndroom van Down, Fragiele-X-syndroom en Prader-Willi syndroom. Ook meervoudige beperkingen worden behandeld met een focus op de specifieke uitdagingen en begeleidingsprincipes.
---
---
# Verschillende soorten beperkingen en hun impact
Dit onderdeel verkent de kenmerken, oorzaken, gevolgen en ondersteuningsvormen voor diverse beperkingentypes, met een focus op visuele, auditieve, fysieke en mentale beperkingen, en de impact daarvan op het leven van personen.
## 3. Het begrip handicap en beperking
Een handicap wordt gedefinieerd door de maatschappelijke normen en verwachtingen van functioneren, die door de tijd heen veranderen. Negatieve benamingen en stigmatisering zijn historisch gezien veelvoorkomend geweest, met personen met een beperking vaak als eerste slachtoffers in moeilijke tijden. Momenteel is er een groeiend positief bewustzijn waarbij mensen met een beperking opkomen voor hun rechten en een respectvolle behandeling als volwaardige leden van de samenleving. De aanbevolen benaming is "mensen met een beperking" in plaats van "gehandicapten", met de nadruk op menselijkheid en niet op de beperking alleen. De samenleving streeft naar een balans tussen persoonsgerichte hulpverlening en de behoefte aan individuele ontplooiingskansen, zelfbepaling en sociaal functioneren.
### 3.1 Rechten van personen met een beperking
Personen met een beperking hebben recht op alle mensenrechten die vastgelegd zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, inclusief respect en eerbied. Het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (2006) benadrukt algemene beginselen zoals respect voor waardigheid en autonomie, non-discriminatie, volledige participatie, respect voor diversiteit, gelijke kansen, toegankelijkheid en gelijkheid van man en vrouw.
### 3.2 Persoonsvolgende financiering (PVF)
Perspectief 2020, een actieplan van de Vlaamse regering, heeft geleid tot een herschrijving van het welzijn van personen met een beperking, met als basisprincipe "zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk". De invoering van Persoonsvolgende Financiering (PVF) heeft ertoe geleid dat budgetten voor zorg rechtstreeks naar de persoon met de beperking gaan, in plaats van naar de voorzieningen. Dit geeft de persoon meer keuzevrijheid in het organiseren van ondersteuning. De concrete doelen zijn meer kwaliteit van zorg, ondersteuning en bestaan, en een investering in mensen om een zelfstandig en inclusief leven mogelijk te maken. Het systeem is vraaggestuurd, waarbij de persoon aangeeft wat hij nodig heeft. Vernieuwende projecten zoals online hulpverlening, particuliere woon- en dagondersteuning, en ouderinitiatieven worden gestimuleerd.
#### 3.2.1 Overzicht financiering
De financiering en de hoogte van het budget zijn afhankelijk van factoren zoals de mate van ondersteuningsbehoefte, leeftijd en urgentie van de vraag.
* **Voor meerderjarigen:** Het Persoonsvolgend Budget (PVB) is een jaarlijks, gepersonaliseerd budget waarmee zorgvragers ondersteuning en zorg inkopen. De ondersteuning wordt uitgedrukt in punten.
* **Trap 1:** Bestaat uit een Basisondersteunings-budget (BOB) van ongeveer 330 euro per maand (2024), bedoeld voor personen met een erkende beperking en een vastgestelde ondersteuningsnood die eenvoudige hulp nodig hebben (bv. poetshulp, vervoersonkosten, oppas). Het BOB komt met weinig papierwerk en geen bewijsplicht. Dit kan aangevuld worden met Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (RTH) voor dagopvang, begeleiding of verblijf in erkende voorzieningen.
* **Trap 2:** Het Persoonsvolgend Budget (PVB) voor grotere ondersteuningsnoden. Hiervoor is een uitgebreide procedure met een ondersteuningsplan vereist, waarin doelen, benodigde ondersteuning en aanbieders beschreven worden. De bedragen variëren tussen 10.000 en 90.000 euro (2024). Uitbetaling kan cash, via voucher, of een combinatie. Nadele van PVB zijn lange wachtlijsten en de administratieve last.
* **Voor minderjarigen:**
* **Ondersteuningstoeslag:** Een maandelijks bedrag (ongeveer 331 euro in 2024) via het Groeipakket, aan te vullen met RTH.
* **Persoonlijke-Assistentiebudget (PAB):** Een budget van het VAPH voor assistentie thuis, op school of op het werk. De bedragen variëren tussen 12.164 en 56.760 euro (2024). Er is een aanvraagprocedure via de Integrale Toegangspoort en een multidisciplinair team (MDT). Indicatiestelling bepaalt de budgethoogte. De Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie (IRPC) beoordeelt de urgentie. Een spoedprocedure is mogelijk voor kinderen met snel degeneratieve aandoeningen.
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) organiseert en financiert ondersteuning voor personen met een beperking en hun gezin, met een focus op participatie, integratie en gelijkheid van kansen. De gehanteerde definitie van beperking omvat een langdurig en belangrijk participatieprobleem door het samenspel van functiestoornissen, activiteit beperkingen en persoonlijke/externe factoren.
### 3.3 Onderwijs voor kinderen en jongeren met een beperking
Het buitengewoon onderwijs (BuO) is ingericht voor verschillende niveaus: kleuteronderwijs, lager onderwijs (bulo) en secundair onderwijs (buso). Er is een indeling naar type, met verschillende onderwijsvormen aangepast aan specifieke noden.
* **Type basisaanbod (Type BA):** Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand of ernstige leerstoornissen. Richt zich op vaardigheden, wereldoriëntatie, creatieve en sociale vaardigheden.
* **Type 2:** Aangepast aan kinderen met een matige of ernstige verstandelijke handicap. Focust op levensscholing, dagelijkse vaardigheden, communicatie en gedragsaanpassing.
* **Type 3:** Voor kinderen met ernstige gedrags- of emotionele problemen. Benadrukt persoonlijkheidsontwikkeling en structuur.
* **Type 4:** Aangepast aan kinderen met een lichamelijke handicap die behoefte hebben aan medische en paramedische behandelingen.
* **Type 5:** Voor kinderen die wegens langdurige ziekte in een ziekenhuis of medische instelling verblijven.
* **Type 6:** Bestemd voor blinde en slechtziende kinderen. Gebruikt specifieke methoden zoals brailleschrift.
* **Type 7:** Aangepast aan dove en slechthorende kinderen. Legt nadruk op communicatie, liplezen, hoortraining en gebarentaal.
* **Type 9:** Voor kinderen met Autisme Spectrum Stoornis (ASS) zonder verstandelijke beperking.
Het **Leersteundecreet** (vanaf 2023-2024) vervangt het M-decreet en streeft naar kwaliteitsvol inclusief onderwijs. Dit omvat extra ondersteuning in het gewoon onderwijs, de oprichting van 36 leersteuncentra, meer zeggenschap voor de klassenraad en de mogelijkheid voor scholen om leerlingen met zware zorgnoden te weigeren indien aanpassingen buiten proportie zijn. Het buitengewoon onderwijs blijft een volwaardige optie, met mogelijkheden tot beweging tussen beide onderwijsvormen.
Het buitengewoon secundair onderwijs (BUSO) kent vier opleidingsvormen (OV) die gericht zijn op de latere levensloop:
* **OV 1:** Sociale vorming voor integratie in een beschermd milieu (dagcentrum, bezigheidstehuis).
* **OV 2:** Algemene en sociale vorming met arbeidstraining voor integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 3:** Algemene, sociale en beroepsvorming ter voorbereiding op het gewone leef- en arbeidsmilieu.
* **OV 4:** Secundair algemeen technisch, kunst- en beroepsonderwijs met doorstroom- of kwalificatieafdeling (niet toegankelijk voor jongeren met mentale handicap).
## 4. Visuele beperking
### 4.1 Wat is een visuele beperking?
Een visuele beperking is een overkoepelende term voor verminderd of afwezig gezichtsvermogen dat het sociaal-maatschappelijk functioneren belemmert. Men maakt onderscheid tussen blindheid (volledig afwezig gezichtsvermogen) en slechtziendheid (benutbare gezichtsresten). Het gezichtsvermogen is opgebouwd uit het centrale (scherp zien) en perifere (oriëntatie) gezichtsveld. Scotomen zijn plaatsen met verminderd zicht. Kokerzicht is wanneer alleen het centrale gezichtsveld overblijft. Blindheid wordt gedefinieerd als een gezichtsscherpte van minder dan 1/10 of geen lichtgevoeligheid. Kleurenblindheid betreft het onvermogen kleuren te onderscheiden.
### 4.2 Wat betekent de term “blindheid”?
Blindheid wordt gedefinieerd als een lichtwaarneming die zo gering is dat de persoon er weinig of niets mee kan doen, met een gezichtsscherpte van minder dan 1/10. Het voorstellingsvermogen van een blinde wordt mede bepaald door het al dan niet verworven zijn van de blindheid na een periode met normaal zicht.
### 4.3 Wat betekent de term “slechtziendheid”?
Slechtziendheid omvat personen met een gezichtsvermogen van minder dan 30% met het beste oog na correctie. Sommigen kunnen zich visueel oriënteren en lezen met vergroot lettertype, anderen zijn aangewezen op braille.
Volgens de WHO-indeling:
* Totaal blinden: geen lichtgevoeligheid.
* Blinden: enig onderscheid tussen licht en donker.
* Blinden met zodanige gezichtsrest dat visuele oriëntatie onmogelijk is.
* Zeer zwaar slechtzienden: visuele oriëntatie mogelijk, lezen op braille aangewezen.
* Slechtzienden: visuele oriëntatie en schrift lezen mogelijk.
### 4.4 Cerebrale visuele stoornissen (CVS)
Bij CVS zijn er geen afwijkingen aan oog of oogzenuw, maar de visuele centra in de hersenen functioneren niet correct. Dit leidt tot problemen met het herkennen van objecten, diepte, kleur, gezichten, figuur-achtergrond waarneming en het zien van beelden als geheel.
### 4.5 Mogelijke oorzaken van een visuele beperking
Visuele beperkingen kunnen erfelijk bepaald zijn (ongeveer 70%), of veroorzaakt worden door prenatale (bv. mazelen, toxoplasmose), perinatale (bv. zuurstofgebrek bij geboorte) of postnatale oorzaken (bv. meningitis, traumata, medicatie). Sommige beperkingen zijn (gedeeltelijk) te verhelpen met medicatie, oefeningen of lenzen.
### 4.6 Invloed van blindheid op de ontwikkeling
Blindheid of ernstige slechtziendheid heeft ingrijpende gevolgen voor de ontwikkeling van een kind. Visuele waarneming zorgt voor structuur, stabiliteit en continuïteit.
* **Motoriek:** Moeilijkheden met ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit. Vertraagde motorische ontwikkeling door minder uitdagingen en een bedreigende omgeving. Vaak voorkomende blindismen (bv. wiegen, oogboren). Moeilijkheden met lichaamsschema en aanleren van nieuwe handelingen door gebrek aan visuele feedback.
* **Sociaal-affectieve ontwikkeling:** Minder spontane interactie door het missen van gelaatsuitdrukkingen. Angstig gedrag door de omgeving en waarschuwingen. Moeilijkheden met imitatie en non-verbale communicatie. Gevoelens van minderwaardigheid, introversie en wantrouwen kunnen ontstaan. Nood aan een rustige, veilige en doordachte begeleiding met kleine succeservaringen.
* **Taalontwikkeling:** Taalbegrip is minder gebaseerd op eigen belevingswereld en meer op overgenomen woorden (verbalismen). Woorden die niet tast-, voel- of ruikbaar zijn (bv. wolk, zon) kunnen een andere betekenis krijgen. Het gesproken woord, intonatie en non-verbale signalen zijn cruciaal.
* **Cognitief:** Moeilijkheden om een juist "beeld" van objecten te krijgen. Geremde cognitieve ontwikkeling door wegvallen van visuele prikkels en de vertraagde taal- en motorische ontwikkeling.
### 4.7 Orthopedagogische begeleiding
Vroegtijdige opsporing en begeleiding zijn cruciaal. Ouders spelen een sleutelrol; hulp bij verwerkingsproblematiek en praktische zaken is essentieel. De afhankelijkheid en onzelfstandigheid die uit blindheid voortvloeien, worden vaak als grootste beperking ervaren.
* **Stimulering van ontspanning:** Nood aan gestructureerde spel- en vrijetijdsactiviteiten.
* **Stimulering van gehoor- en tastzin:** Leren benutten van andere zintuigen. Uitleg en interpretatie van geluiden is belangrijk.
* **Bewegingsoefeningen:** Stimuleren van oriëntatie, orde en regelmaat, gebruik van hulpmiddelen zoals de geleidestok (aanvaardingsproces).
* **Seksuele opvoeding:** Doorbreken van het aanrakingstaboe, benutten van spontane contacten, doorgeven van gezonde waarden en normen.
* **Zelfstandigheidstraining:** Aanleren van vaardigheden voor zelfredzaamheid en sociale aanpassing. Bevorderen van een positief zelfbeeld.
Hulpmiddelen (visueel, auditief, tactiel) ondersteunen het dagelijks leven. Omgangstips voor zienden benadrukken overleg, directe aanspreking, duidelijke communicatie en respect voor persoonlijke ruimte.
## 5. Auditieve beperking
### 5.1 Wat is een auditieve beperking?
Een auditieve beperking houdt in dat iemand slecht hoort of doof is, wat leidt tot onvoldoende of vervormde geluidsperceptie.
### 5.2 Belangrijke eigenschappen van geluid
Geluid bestaat uit golfbewegingen met twee kenmerken: frequentie (toonhoogte) en intensiteit (sterkte, gemeten in decibels - dB).
### 5.3 Oorzaken van auditieve beperking
Oorzaken kunnen prenataal (bv. virusinfecties), perinaal (bv. zuurstoftekort bij geboorte) of postnataal (bv. meningitis, lawaaischade) zijn. De precieze oorzaak is niet altijd te bepalen.
### 5.4 Diagnostiek
Gehoorscreening bij pasgeborenen (ALGO-test), gedragsaudiometrie, conditionering en klassieke toon audiometrie worden gebruikt. Een audiogram meet het gehoorverlies. Spraakaudiometrie meet het verstaan van gesproken taal.
### 5.5 Gehoorstoornissen
* **Aard:** Geleidingsstoornissen (uitwendig/middenoor) en perceptiestoornissen (binnenoor/hersenen). Tinnitus is oorsuizen zonder geluidsbron.
* **Graad:** Indeling in licht, matig, zwaar slecht horend, en verschillende gradaties van doofheid (tot 120 dB totale doofheid).
### 5.6 Geluid heeft belangrijke functies
* **Signaalfunctie:** Waarschuwt voor gebeurtenissen. Dove mensen ervaren dit anders en kunnen zich onzekerder voelen.
* **Achtergrondfunctie:** Geluid verbindt ons met de omgeving. Doven leven meer in hun gezichtsveld en kunnen zich geïsoleerd voelen, vooral in het donker.
* **Communicatieve functie:** Taalontwikkeling verloopt moeilijker bij kinderen met een auditieve beperking, vooral prelinguaal dove kinderen.
### 5.7 Invloed van doofheid op de ontwikkeling
* **Bedreigde psychische ontwikkeling:** Problemen met spontane communicatie, taalverwerving, kennisopname en sociale contacten. Vertraagde taalontwikkeling beïnvloedt het denken. Moeilijkheden met de ontwikkeling van zelfbeeld door communicatieproblemen en gebrek aan identificatiefiguren.
* **Bemoeilijkte maatschappelijke integratie:** Onze maatschappij is georiënteerd op horen, wat kan leiden tot marginalisering van mensen met een auditieve beperking.
### 5.8 Technische hulpmiddelen
Hoorapparaten, cochleaire implantaten, telefoon (teksttelefoon, chatfuncties), ondertiteling, gebarentaalprogramma's, lichtsignalisatie en trillingen ondersteunen communicatie. Digitale technologie biedt steeds meer mogelijkheden voor communicatie.
### 5.9 Orthopedagogische begeleiding
* **Differentiële methode (oralistisch) vs. Totale communicatie:** De differentiële methode focust op gesproken taal en liplezen. Totale communicatie combineert gesproken taal, liplezen en gebarentaal.
* **Belang van vroegtijdige diagnose:** Essentieel voor aangepaste aanpak.
* **Onderwijs:** Scholen voor dove kinderen streven naar spraakontwikkeling, spraakzien (liplezen) en spraaktraining. Gebarentaal wordt als volwaardige taal beschouwd binnen de totale communicatie.
* **Psycho-emotionele begeleiding:** Belang van een accepterend klimaat, veiligheid, voorspelbaarheid en stimuleren van zelfwaardegevoel.
## 6. Fysieke beperking
### 6.1 Terminologie en definitie
Een fysieke beperking omvat stoornissen in het bewegen door schade aan het centraal zenuwstelsel, spierziekten, ledemaatverlies of chronische ziekten. Het benadrukt de belemmering tot maatschappelijke participatie als gevolg van een functiestoornis. De groep is zeer divers, met variaties in vorm, graad, oorzaak en evolutie.
### 6.2 Oorzaken
Oorzaken kunnen prenataal (infecties, intoxicaties, traumata), perinaal (complicaties tijdens bevalling) of postnataal (medische aandoeningen, traumata) zijn.
### 6.3 Vormen van fysieke stoornissen
* **Neurologische tekorten:**
* **Cerebrale parese (CP):** Aandoening van de hersenen die houding en beweging beïnvloedt. Oorzaken zijn prenataal, perinaal en postnataal. Uitingen variëren van lichte tekorten tot ernstige multipele beperkingen, ingedeeld naar lokalisatie (bv. hemiparese) en aard (spasticiteit, athetose, ataxie, rigiditeit, tremor).
* **Spina Bifida:** Aangeboren defect in de ruggenwervel. Kan open of gesloten zijn (occulta). Gevolgen zijn onder meer gevoelsuitval, spierverlammingen, blaas- en nierproblemen, dwangstanden en hydrocefalie.
* **Spierziekten:**
* **Spierdystrofie (bv. ziekte van Duchenne):** Erfelijke, degeneratieve spieraandoening met progressieve spierzwakte.
* **Spieratrofie:** Vermindering van spiermassa door immobiliteit of zenuwbeschadiging.
* **Orthopedische problemen:** Achondroplasie, acromegalie, amputaties, osteogenesis imperfecta, ontstekingen van botten en gewrichten.
* **Chronische ziekten:** Mucoviscidose (taaislijmziekte), hartafwijkingen, hemofilie (bloedstollingsziekte).
### 6.4 Invloed van een fysieke beperking op de verschillende ontwikkelingsgebieden
De impact hangt af van de graad, het ontstaanstijdstip, de zichtbaarheid, de steun en maatschappelijke normen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Kan negatief beïnvloed worden door beperkte mobiliteit, traumatische ervaringen en een verminderde exploratiedrang. De samenhang tussen sensomotorische en cognitieve ontwikkeling is cruciaal.
* **Sociaal-emotioneel functioneren:** Risico op verstoorde hechting door onveilige ervaringen, ouderlijke onzekerheid en crises. Kan leiden tot "aangeleerde hulpeloosheid", depressies en een negatief zelfbeeld. Nood aan positieve waardering, autonomie en succeservaringen.
* **Lichaamsbeleving en seksualiteit:** Negatief lichaamsbeeld door afhankelijkheid van hulp bij intieme verzorging en medische/paramedische interacties. Psychosociale en fysieke moeilijkheden in seksualiteitsbeleving. Seksuele opvoeding en acceptatie van diversiteit zijn belangrijk.
* **Ondersteuning:** Vroegbegeleiding, psychomotorische programma's, aangepast onderwijs, ADL-training en psychosociale begeleiding zijn cruciaal.
## 7. Mentale beperking
### 7.1 Begripsomschrijving
Een mentale beperking (voorheen verstandelijke handicap) kenmerkt zich door een beduidend beneden gemiddeld functioneren op verstandelijk gebied, optredend tijdens de ontwikkelingsperiode (tot ongeveer 18 jaar), samengaand met tekorten in aangepast gedrag. Terminologie evolueert naar neutralere termen zoals "mentale beperking" om stigmatisering te vermijden.
### 7.2 Officiële definitie van mentale beperking
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) omvat dit:
1. **Substantiële beperking in het verstandelijk functioneren:** Gemeten met intelligentietests (IQ onder 70-75).
2. **Aanvang tijdens de ontwikkelingsfase:** Ontwikkeling verloopt trager en komt sneller tot stilstand.
3. **Tekort in aangepast gedrag:** Mate waarin het individu beantwoordt aan normen qua rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, vergeleken met leeftijd- en cultuurgroep.
> **Bedenking:** Intelligentie is complex en IQ-scores kunnen cultuurgebonden zijn en hoge/lage punten maskeren. Het "aangepast gedrag" is minstens zo belangrijk als het IQ. Het VAPH pleit voor een dynamisch en persoonsgericht concept dat focust op ondersteuningsbehoeften in plaats van statische indelingen.
### 7.3 Mogelijke oorzaken van een mentale beperking
Oorzaken zijn divers en kunnen biologisch (chromosomale afwijkingen, genmutaties, stofwisselingsstoornissen, infecties, intoxicaties, perinatale oorzaken, NAH) of sociaal-cultureel (weinig stimulerende omgeving, taalgebruik, voeding, laag verwachtingspatroon) zijn, of een combinatie van beide.
### 7.4 Indeling in niveaus
De indeling gebeurt vaak op basis van IQ en ondersteuningsbehoefte, met vier klassieke niveaus (licht, matig, ernstig, zeer ernstig), hoewel dit de individuele persoonlijkheid niet altijd dekt.
* **Lichte mentale beperking (80-85%):** Vaak geen uiterlijke kenmerken. Lichte motorische/cognitieve moeilijkheden, impulsief denken, beperkte planningsvaardigheden. Taalgebruik beperkter, begrip vaak goed. Emotioneel labiel, onrealistisch zelfbeeld, gevoelig voor beïnvloeding. Onderwijs: type basisaanbod (bulo) of OV3 (buso). Begeleiding: ambulant, dagcentrum, begeleid wonen.
* **Matige mentale beperking (10%):** Ontdekking in vroege levensjaren. Tragere motorische ontwikkeling, problemen met fijne motoriek en oriëntatie. Traag denken, concentratieproblemen, aanleren door structuur en herhaling. Beperkte woordenschat, eenvoudige zinnen. Logopedie vaak aangewezen. Zekere zelfstandigheid in dagelijks leven. Onderwijs: type 2 (bulo), OV1/2 (buso). Begeleiding: dagcentrum, beschermd leefmilieu.
* **Ernstige mentale beperking (3-4%):** Duidelijk zichtbaar vanaf eerste levensjaren. Ernstige motorische achterstand, beperkte fijne motoriek. Egocentrisch denken, moeite met abstractie en informatieverwerking. Gedragsproblemen komen vaker voor door overprikkeling. Communicatie beperkt, aangewezen op non-verbale signalen en pictogrammen. Onderwijs: type 2 (bulo/buso OV1). Begeleiding: dagopvang, beschermd milieu.
* **Zeer ernstige mentale beperking (1-2%):** Afwijkend gedrag vanaf geboorte. Vaak meervoudige beperkingen (fysiek, zintuiglijk, gezondheid). Weinig tot geen zelfstandige voortbeweging, beperkte fijne motoriek. Cognitief: sensomotorisch niveau, denken moeilijk te taxeren. Communicatie beperkt, aangewezen op lichamelijke uitingen. Begeleiding: dagcentra, residentiële leefgroepen, zorg met nadruk op basale stimulatie en LACCS-visie.
### 7.5 Bespreking van enkele syndromen
* **Syndroom van Down (Trisomie 21):** Chromosomale afwijking. Lichamelijke kenmerken (afgeplat achterhoofd, schuine ogen, slappe spieren etc.) en vertraagde mentale ontwikkeling (licht tot ernstig). Leven grotendeels in het heden, belang aan vriendschap, maar moeite met zelfstandig leven.
* **Fragiele-X-syndroom:** Meest voorkomende oorzaak van erfelijke mentale achterstand. Lichamelijke kenmerken (grotere oren, grote teelballen bij mannen) vaak pas zichtbaar vanaf puberteit. Merkbare motorische en mentale achterstand, typische taalontwikkeling (herhalingen, echolalie, articulatieproblemen). Gedrag gekenmerkt door hyperactiviteit, impulsiviteit en angst. Sociaal-emotionele moeilijkheden met oogcontact en sociale interactie.
* **Prader-Willi syndroom (PWS):** Ontstaat door defect op chromosoom 15. Symptomen: spierzwakte, onbedwingbare eetlust, hormonale stoornissen, vertraagde ontwikkeling, karakteristieke gelaatskenmerken. Sociaal-emotioneel: gevoelig voor sfeer, driftbuien, dwangmatige handelingen. Cognitief: lichte tot matige mentale beperking, spraak- en taalproblemen.
* **Meervoudige beperking:** Beperkingen op verschillende vlakken (mentaal, fysiek, zintuiglijk, sociaal-emotioneel) met verhoogde kans op gezondheidsproblemen. Sterke afhankelijkheid van omgeving en zorg. Begeleiding richt zich op basale stimulatie en de LACCS-visie.
Deze samenvatting biedt een diepgaand overzicht van de verschillende soorten beperkingen en hun impact, essentieel voor een grondige voorbereiding op examens.
---
# Meervoudige beperkingen en hun begeleiding
Personen met meervoudige beperkingen ervaren complexe uitdagingen op diverse ontwikkelingsvlakken, wat gespecialiseerde begeleidingsmethodieken vereist.
## 4. Meervoudige beperkingen en hun begeleiding
Personen met meervoudige beperkingen kampen met uitdagingen op verschillende ontwikkelingsgebieden, wat een specifieke en geïntegreerde benadering in de begeleiding noodzakelijk maakt. De oorzaken zijn vaak complex en biologisch van aard, met mogelijke neurologische, zintuiglijke en motorische stoornissen als gevolg. Vanwege de aard en ernst van deze beperkingen is er een grote afhankelijkheid van de omgeving, wat intensieve zorg en ondersteuning vereist op alle levensgebieden.
### 4.1 Definitie en kenmerken van meervoudige beperkingen
Meervoudige beperkingen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van meerdere, vaak ernstige, beperkingen die elkaar wederzijds beïnvloeden en de ontwikkeling op diverse domeinen ernstig belemmeren.
#### 4.1.1 Oorzaken van meervoudige beperkingen
De oorzaken van meervoudige beperkingen situeren zich voornamelijk in de hersenen en kunnen zowel biologisch als contextueel van aard zijn.
* **Biologische oorzaken:** Deze kunnen pre-, peri- of postnataal optreden en de ontwikkeling van de hersenen negatief beïnvloeden.
* **Prenataal:** Genetische afwijkingen, placenta-insufficiëntie, bloedvergiftiging en infectieziekten kunnen een rol spelen.
* **Perinataal:** Zuurstoftekort tijdens de geboorte is een veelvoorkomende oorzaak.
* **Postnataal:** Trauma's aan de hersenen (val- of verkeersongevallen) en infecties zoals hersenvliesontsteking kunnen leiden tot meervoudige beperkingen. Epilepsie wordt zowel als oorzaak als gevolg gezien, aangezien het de hersenen kan beschadigen.
* **Contextuele factoren:** Deze beïnvloeden de ontwikkeling door externe omstandigheden.
* Vroege en langdurige scheiding van de moeder door ziekenhuisopnames.
* Pijnlijke verzorging of aanrakingen, waardoor verzorgers als onaangenaam en onveilig worden ervaren.
* Het rouwproces van ouders en familie, wat de zorg bemoeilijkt.
* De gevolgen van bovenstaande factoren kunnen leiden tot een onveilige hechting, wat op zijn beurt weer leidt tot overbescherming en onderstimulering van het kind.
#### 4.1.2 Kenmerken van meervoudige beperkingen
Personen met meervoudige beperkingen vertonen typische kenmerken die zich manifesteren op verschillende ontwikkelingsgebieden.
* **Motoriek:** Beperkte bewegingsmogelijkheden, variërend van bedlegerigheid tot het gebruik van een rolstoel of aangepaste rolwagen. De fijne motoriek is vaak nauwelijks ontwikkeld, beperkt tot grove bewegingen. Er is behoefte aan ondersteuning bij het aansturen van spieren voor basale functies.
* **Spijsvertering en ademhaling:** Slikproblemen door reflux, spasticiteit of verlamming van mond- en keelspieren komen vaak voor. Dit kan leiden tot angst voor eten, ondervoeding en darmproblemen. Ademhalingsproblemen kunnen ook samenhangen met slikproblemen.
* **Cognitieve ontwikkeling:** Een ernstige tot zeer ernstige mentale beperking is centraal. Er is een beperkt begrip van tijd en ruimte, en de cognitieve ontwikkeling blijft vaak stagneren op een sensomotorisch niveau. Stereotypieën, zoals wiegen of schommelen, kunnen optreden als zelfstimulatie of een manier om een veilige wereld te creëren.
* **Sociaal-emotionele ontwikkeling:** Door de beperkingen op verschillende gebieden is er een grote kwetsbaarheid. Een veilige hechting kan in het gedrang komen, wat leidt tot angst, onder- of overbescherming en onderstimulering. De ontwikkeling van een "wij-gevoel" staat centraal, waarbij een veilige vertrouwensrelatie essentieel is.
* **Communicatie:** Gesproken taal is vaak beperkt of afwezig. Communicatie verloopt voornamelijk via non-verbale signalen, geluiden, lichaamstaal en eventueel pictogrammen of gebaren. Het interpreteren van deze signalen vereist een grote alertheid en betrokkenheid van de begeleider.
* **Zintuiglijke beperkingen:** Vaak komen er bijkomende zintuiglijke beperkingen voor, zoals slechtziendheid, blindheid, slechthorendheid of doofheid.
### 4.2 Begeleidingsmethodieken voor meervoudige beperkingen
Gezien de complexiteit van meervoudige beperkingen, is een geïntegreerde en individueel afgestemde begeleidingsaanpak cruciaal. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van methodieken die gericht zijn op het stimuleren van basale zintuiglijke waarnemingen, het bevorderen van contact en communicatie, en het creëren van een zinvol en veilig bestaan.
#### 4.2.1 Basale stimulatie
Basale stimulatie is een communicatiemethodiek die zich richt op het tot stand brengen van interactie via de meest eenvoudige, basale zintuiglijke waarnemingen. Het doel is de cliënt te sterken in zijn lichaamsbewustzijn en om informatie te verstrekken over zichzelf en zijn omgeving.
* **Principes:**
* Constant begeleiden via fysieke aanraking en zintuiglijke waarnemingen.
* Afstemmen op de doorlaatbaarheid van prikkels bij de cliënt.
* Betekenisgeving aan aanrakingen en waarnemingen, zelfs voor korte momenten.
* Focus op de "dichte zintuigen": somatisch (huid), vestibulaire (beweging en positie in de ruimte) en vibratorisch (trilling).
* **Toepassing:** Kan zowel in systematische individuele activiteiten als in dagelijkse ontmoetingsmomenten (wassen, eten, verplaatsen) worden toegepast.
#### 4.2.2 De LACCS-visie
De LACCS-visie (Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie, Stimulerende tijdsbesteding) biedt een holistische benadering voor mensen met ernstig meervoudige beperkingen (EMB), met als centraal doel een "goed leven".
* **Vijf gebieden van een "goed leven":**
1. **Lichamelijk welbevinden:** Gezonde conditie, goede verzorging, adequate voeding en behandeling van gezondheidsproblemen.
2. **Alertheid:** Aandacht voor de omgeving, mogelijkheid tot rust en herstel, een stabiel dag-nachtritme, en een gevoel van veiligheid en ontspanning.
3. **Contact:** Gekoesterd worden, positieve betekenis hebben voor anderen, gezien en gehoord worden, nabijheid en emotionele beschikbaarheid ervaren.
4. **Communicatie:** Begrepen worden, weten wat anderen bedoelen, zeggenschap en begrenzing op maat.
5. **Stimulerende tijdsbesteding:** Betekenisvolle en gevarieerde bezigheden, uitgedaagd worden, betrokkenheid bij dagelijkse activiteiten en kansen voor ontwikkeling.
* **Ontwikkelingsdenken binnen LACCS:** Inzicht in het niveau en de belevingswereld van de cliënt is cruciaal. Er worden drie fasen onderscheiden:
* **Sensatiefase:** Gericht op zintuiglijke sensaties en het directe ervaren, zonder verwachtingen of gedachten.
* **Klikfase:** Meer verwachting, denken en weten bij waarnemingen. Gewoonten en patronen worden herkend en gekoppeld.
* **Begrijpfase:** Beredeneren waarom situaties zo verlopen, aanpassen van gedrag aan de situatie. Mensen met EMB bereiken deze fase doorgaans niet.
#### 4.2.3 Andere ondersteuningsvormen
Naast basale stimulatie en de LACCS-visie, worden diverse andere therapieën en benaderingen ingezet, afhankelijk van de specifieke noden van de cliënt, zoals:
* **Ergotherapie:** Gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid in dagelijkse levensverrichtingen.
* **Kinesitherapie:** Behouden van spierkracht, voorkomen van misvormingen en stimuleren van beweging.
* **Logopedie:** Ondersteuning bij slikproblemen en communicatie.
* **Muziektherapie, snoezelen, massage:** Stimuleren van zintuiglijke waarneming en welbevinden.
* **Communicatiemethoden:** Diverse technieken om contact en begrip te bevorderen, met speciale aandacht voor non-verbale communicatie.
* **Individuele aanpassingen:** Gebruik van hulpmiddelen, aangepaste voeding en een gestructureerde omgeving.
### 4.3 Begeleiding in de praktijk
De begeleiding van personen met meervoudige beperkingen vereist een multidisciplinaire aanpak, waarbij intensieve samenwerking tussen begeleiders, therapeuten, ouders en andere betrokkenen essentieel is. Een positieve, accepterende en uitdagende houding van de begeleider, met oog voor de individuele noden en mogelijkheden van de cliënt, is cruciaal voor een zinvol bestaan en maximale zelfrealisatie. Het creëren van een veilige en voorspelbare omgeving, het stimuleren van contact en communicatie, en het bieden van betekenisvolle daginvulling staan centraal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Handicap | Een handicap betreft hoe de samenleving verwacht dat mensen functioneren, waarbij normen veranderen door de tijd heen en mensen die anders zijn, aan de rand komen te staan. |
| Beperking | Een beperking wordt beschreven als een langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon, voortkomend uit het samenspel tussen functiestoornissen (mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk), beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren. |
| Waardigheid | De intrinsieke waarde en het respect dat elke persoon verdient, ongeacht zijn of haar omstandigheden, wat impliceert dat iedereen als volwaardig mens behandeld moet worden. |
| Autonomie | Het vermogen van een persoon om zelfstandig beslissingen te nemen, eigen keuzes te maken en onafhankelijk te handelen, met respect voor de eigen wil en autonomie. |
| Participatie | Het actief en volledig deelnemen aan alle aspecten van de samenleving, inclusief sociale, economische, culturele en politieke activiteiten, zonder beperkingen of uitsluiting. |
| Diversiteit | De erkenning en aanvaarding van verschillen tussen individuen en groepen binnen de menselijke samenleving, waarbij diversiteit wordt gezien als een verrijking en een integraal onderdeel van menselijke variatie. |
| Identiteit | Het unieke zelfbeeld en de persoonlijke kenmerken die iemands eigenheid bepalen, inclusief iemands waarden, overtuigingen, ervaringen en hoe deze zichzelf presenteert aan de wereld. |
| Persoonsvolgende Financiering (PVF) | Een financieringsmodel waarbij budgetten voor zorg en ondersteuning rechtstreeks naar de persoon met een beperking gaan, waardoor deze zelf de regie heeft over de inkoop en organisatie van zijn of haar ondersteuning. |
| Dagcentrum | Een instelling die dagelijkse opvang en begeleiding biedt aan personen met een beperking, gericht op activiteiten, sociale interactie en de ontwikkeling van vaardigheden. |
| Inclusief leven | Een samenleving waarin iedereen, ongeacht zijn of haar beperking, volledig kan deelnemen en deel uitmaken van de gemeenschap, met gelijke kansen en respect voor verschillen. |
| Particulier | Verwijst naar diensten of ondersteuning die door private entiteiten of individuen worden aangeboden, in tegenstelling tot publieke of door de overheid gefinancierde diensten. |
| Ouderinitiatief | Projecten of organisaties die door ouders van personen met een beperking worden opgestart en geleid, om specifieke noden en ondersteuning te voorzien. |
| Maatschappelijke meerwaarde | De positieve impact die een project of initiatief heeft op de samenleving, bijvoorbeeld door emancipatie, integratie, het bevorderen van duurzame loopbanen of het versterken van competenties van kansengroepen. |
| Emancipatie | Het proces waarbij personen of groepen die uitgesloten of onderdrukt zijn, meer controle krijgen over hun eigen leven, rechten en kansen, met als doel volledige participatie in de samenleving. |
| Integratie | Het proces waarbij individuen of groepen die voorheen apart stonden, worden opgenomen in de bredere samenleving, met behoud van hun eigen identiteit en cultuur, maar wel met volledige deelname aan het maatschappelijke leven. |
| Duurzaam | Verwijst naar praktijken of ontwikkelingen die zodanig zijn ingericht dat ze op lange termijn volgehouden kunnen worden, met respect voor milieu, economie en sociale rechtvaardigheid. |
| Competentie | Een combinatie van kennis, vaardigheden, houdingen en gedragingen die iemand in staat stelt om effectief te functioneren in een bepaalde situatie of taak. |
| Kansengroepen | Groepen mensen die om diverse redenen, zoals achtergrond, beperking of sociale status, minder kansen hebben op de arbeidsmarkt of in de samenleving en die extra ondersteuning nodig hebben. |
| Visuele beperking | Een overkoepelende term voor personen met een verminderd gezichtsvermogen of blindheid, waardoor hun sociaal-maatschappelijk functioneren wordt belemmerd. |
| Blindheid | Een toestand waarbij de lichtwaarneming zo gering is dat de persoon er weinig tot niets mee kan doen, doorgaans gedefinieerd als een gezichtsscherpte van minder dan 1/10. |
| Slechtziendheid | Een visuele beperking waarbij na optimale correctie een gezichtsvermogen van minder dan 30% wordt vastgesteld, maar waarbij nog benutbare gezichtsresten aanwezig zijn. |
| Cerebrale visuele stoornissen (CVS) | Problemen met de visuele waarneming die voortkomen uit stoornissen in de visuele centra van de hersenen, ook al zijn de ogen en oogzenuwen intact. |
| Auditieve beperking | Een beperking waarbij een persoon slecht hoort of doof is, wat leidt tot onvoldoende waarneming of vervorming van geluidssignalen. |
| Doofheid | Een ernstige vorm van auditieve beperking waarbij het gehoorverlies zo groot is dat er weinig tot geen geluid wordt waargenomen. |
| Slechthorendheid | Een auditieve beperking waarbij het gehoor beperkt is, maar waarbij spraak en geluiden nog (gedeeltelijk) kunnen worden waargenomen en verstaan. |
| Geleidingsstoornissen | Gehoorverlies veroorzaakt door problemen in het uitwendige of middenoor, waardoor geluidsgolven niet efficiënt aan het binnenoor worden doorgegeven. |
| Perceptiestoornissen | Gehoorverlies waarbij de kwaliteit van het geluid wordt aangetast doordat het geluidssignaal niet correct aan de hersenen wordt doorgegeven, wat leidt tot vervormde geluidsperceptie. |
| Tinnitus | Het waarnemen van oorsuizen, zoals een fluittoon of suizen, zonder dat er een externe geluidsbron aanwezig is. |
| Fysieke beperking | Een stoornis in het bewegen ten gevolge van beschadigingen aan het centraal zenuwstelsel, een spierziekte, het ontbreken van ledematen, of een chronische ziekte, wat leidt tot belemmeringen in maatschappelijke participatie. |
| Cerebrale parese (CP) | Een hersenaandoening die gekenmerkt wordt door een gestoorde houding en beweging, ontstaan door onvoldoende vorming of beschadiging van het cerebrum tijdens de vroege hersenontwikkeling. |
| Spasticiteit | Een vorm van motorische stoornis waarbij spieren onwillekeurig en accuraat spannen, wat leidt tot stijfheid en bewegingsbeperkingen. |
| Athetose | Een motorische stoornis gekenmerkt door ondoelmatige, ongecoördineerde en quasi-constante bewegingen van ledematen en/of aangezichtsspieren, die buiten de wil van de persoon ontstaan. |
| Ataxie | Een stoornis in de samenwerking van spiergroepen, resulterend in ongecoördineerde bewegingen en evenwichtsstoornissen. |
| Spina Bifida | Een aangeboren defect in de doornuitsteeksels van de wervelkolom, waarbij het ruggenmerg niet volledig is gesloten, wat kan leiden tot diverse neurologische gevolgen. |
| Myopathie | Een algemene term voor spieraandoeningen, waarbij het spierweefsel zelf is aangetast, wat kan leiden tot spierzwakte en -atrofie. |
| Mucoviscidose | Een erfelijke ziekte die gekenmerkt wordt door problemen met het slijmvormende proces in het lichaam, wat leidt tot taai slijm dat luchtwegen en spijsvertering kan belemmeren. |
| Hemofilie | Een aangeboren stollingsziekte waarbij het bloed problemen heeft met de stolling, wat leidt tot langdurige bloedingen. |
| Mentale beperking | Een aandoening waarbij iemand op verstandelijk gebied beduidend beneden het gemiddelde functioneert, dit tot uitdrukking komt tijdens de ontwikkelingsperiode en samengaat met tekorten in aangepast gedrag. |
| IQ (Intelligentiequotiënt) | Een score die de relatieve cognitieve intelligentie van een persoon meet ten opzichte van leeftijdsgenoten, waarbij een IQ onder de 70-75 doorgaans wordt beschouwd als een indicatie van een mentale beperking. |
| Aangepast gedrag | De mate waarin een individu voldoet aan de normen van rijping, leren, persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, vergeleken met zijn of haar leeftijds- en cultuurgroep. |
| Syndroom van Down | Een chromosomale afwijking veroorzaakt door de aanwezigheid van een extra chromosoom 21 (trisomie 21), die leidt tot specifieke fysieke kenmerken en een variërende mate van mentale beperking. |
| Fragiele-X-syndroom | De meest voorkomende oorzaak van erfelijke mentale achterstand, veroorzaakt door een chromosomale afwijking op het X-chromosoom, die gepaard gaat met specifieke gedrags- en leerproblemen. |
| Prader-Willi syndroom (PWS) | Een genetische aandoening die ontstaat door een defect op chromosoom 15, gekenmerkt door spierzwakte, onbedwingbare eetlust, groei- en ontwikkelingsproblemen, en specifieke gedragskenmerken. |
| Meervoudige beperking | Een situatie waarbij iemand kamp met beperkingen op verschillende ontwikkelingsvlakken tegelijkertijd, zoals mentaal, fysiek, zintuiglijk en sociaal-emotioneel. |
| Basale stimulatie | Een communicatiemethodiek die gericht is op het stimuleren van de basale zintuiglijke waarnemingen (somatisch, vestibulaire, vibratorisch) om de cliënt te versterken in zijn lichaamsbewustzijn en interactie met de omgeving. |
| LACCS-visie | Een begeleidingsfilosofie gericht op het realiseren van een "goed leven" voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gebaseerd op vijf gebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De eerste ontwikkelingsfase binnen de LACCS-visie, waarin zintuiglijke sensaties centraal staan en de focus ligt op het waarnemen en beleven van prikkels zonder verwachtingen of gedachten. |
| Klikfase | De tweede ontwikkelingsfase binnen de LACCS-visie, waarin men verbanden legt tussen prikkels en verwachtingen ontwikkelt, gewoonten leert en zaken aan elkaar koppelt. |
| Begrijpfase | De derde ontwikkelingsfase binnen de LACCS-visie, waarin men redenaties kan opbouwen, situaties kan beredeneren en gedrag kan aanpassen aan de context; mensen met EMB bereiken deze fase niet. |
| Adaptatiefase | Een fase in de emotionele ontwikkeling, vergelijkbaar met de babytijd, waarin een kind afhankelijk is van verzorgers voor prikkelregulatie en een symbiotische relatie aangaat. |
| Socialisatiefase | Een fase in de emotionele ontwikkeling waarin hechting met belangrijke personen ontstaat en het kind zich gesteund voelt om de wereld te verkennen. |
| Identificatiefase | Een fase in de emotionele ontwikkeling waarin het kind zijn eigen 'ik' begint te ontwikkelen en meer zelfstandigheid toont, vaak met een focus op imitatie. |
| Realiteitsbewustwordingsfase | De fase in de emotionele ontwikkeling waarin een individu een realistisch zelfbeeld ontwikkelt en in staat is om de eigen mogelijkheden en beperkingen te erkennen en zich aan te passen aan de maatschappelijke realiteit. |
| PICA | Een gedragsstoornis waarbij personen ongewone, niet-eetbare voorwerpen consumeren, zoals aarde, papier of metaal. |
| Zelfstimulerend gedrag | Repetitieve, stereotiepe bewegingen of handelingen die door een persoon met een beperking worden uitgevoerd om zichzelf te prikkelen, kalmeren of te troosten, zoals wiegen, fladderen met de handen of rumineren. |
| Orthopedagogiek | Het wetenschapsgebied dat zich bezighoudt met de opvoeding, begeleiding en behandeling van personen met ontwikkelingsproblemen of gedragsstoornissen. |
| Basale stimulatie | Een vorm van communicatie en begeleiding waarbij de begeleider met de meest eenvoudige, basale middelen interactie aangaat met de cliënt door middel van fysieke aanraking, om het lichaamsbewustzijn te versterken. |
| LACCS-visie | Een begeleidingsmodel dat zich richt op het creëren van een "goed leven" voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, gebaseerd op vijf kerngebieden: Lichamelijk welbevinden, Alertheid, Contact, Communicatie en Stimulerende tijdsbesteding. |
| Sensatiefase | De eerste fase in de emotionele ontwikkeling volgens het model van Anton Dösen, die zich kenmerkt door zintuiglijke waarnemingen en het beleven van het moment zonder verdere interpretatie of verwachting. |
| Klikfase | De tweede fase in de emotionele ontwikkeling volgens het model van Anton Dösen, waarin er verbanden worden gelegd tussen waarnemingen, gebeurtenissen en personen, wat leidt tot het ontwikkelen van verwachtingen en gewoonten. |
| Begrijpfase | De derde fase in de emotionele ontwikkeling volgens het model van Anton Dösen, waarin de persoon in staat is tot redeneren, oorzaak en gevolg te begrijpen en het gedrag aan te passen aan de situatie. Mensen met ernstig meervoudige beperkingen bereiken deze fase doorgaans niet. |