Cover
Start now for free ML2 - WC 11 en 12 - ADHD kinderen en jongeren_student (1).pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van ADHD
Dit gedeelte definieert ADHD en bespreekt de primaire en secundaire gedragskenmerken, neuro-psychologische kenmerken, verschillende subtypes en comorbiditeit van de stoornis, evenals het beloop, de prognose en begeleidingsmogelijkheden.
## 1. Definitie van ADHD
ADHD, voluit Attention Deficit Hyperactivity Disorder, is een stoornis die gekenmerkt wordt door een persistent patroon van significante problemen met betrekking tot onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit. Vroeger werd dit ook wel MBD (minimal brain dysfunction of minimal brain damage) genoemd.
## 2. Kenmerken van ADHD
De kenmerken van ADHD kunnen worden onderverdeeld in primaire gedragskenmerken, secundaire gedragskenmerken en neuropsychologische kenmerken.
### 2.1 Primaire gedragskenmerken
De primaire gedragskenmerken van ADHD zijn:
* **Onoplettendheid**: Moeite hebben met concentratie, snel afgeleid zijn, moeite met het volhouden van aandacht, niet goed luisteren, moeite hebben met het organiseren van taken, spullen kwijtraken, en het vermijden van taken die mentale inspanning vereisen.
* **Hyperactiviteit**: Overmatige motorische activiteit, friemelen, opstaan wanneer dit niet gepast is, en moeite hebben met rustig spelen of zich rustig gedragen.
* **Impulsiviteit**: Antwoorden voordat de vraag is gesteld, moeite hebben met wachten op de beurt, en anderen onderbreken of zich opdringen.
### 2.2 Secundaire gedragskenmerken
Naast de primaire gedragskenmerken kunnen er secundaire kenmerken optreden, zoals:
* Laag zelfbeeld
* Leerachterstand
* Angst en depressie
* Lage frustratietolerantie
* Opstandigheid
### 2.3 Neuropsychologische kenmerken
Neuropsychologische tekorten spelen een rol bij ADHD. Dit omvat problemen met executieve functies, aandacht en toestandsregulatie. Ook concepten als "delay aversion" (aversie tegen uitstel) komen hierbij kijken. Hoewel deze tekorten wetenschappelijk onderbouwd zijn, zijn ze niet altijd voldoende om ADHD volledig te verklaren.
### 2.4 Subtypes van ADHD
Er zijn drie subtypes van ADHD, gebaseerd op de combinatie van de gedragskenmerken:
* **Overwegend onoplettend type**: Gekenmerkt door voornamelijk aandachtsproblemen. Dit type werd vroeger ook wel ADD genoemd. Deze kinderen lijken passief en ongemotiveerd, dagdromen veel en zijn verstrooid of vergeetachtig. Dit type komt vaker voor bij meisjes en is minder opvallend of storend voor de omgeving.
* **Overwegend hyperactief-impulsief type**: Gekenmerkt door overwegend hyperactiviteit en impulsiviteit. Dit leidt tot grote motorische onrust en opvallende, soms storende, gedragingen die als "lastig" worden ervaren. Dit type komt vaker voor bij jongens.
* **Gecombineerd type**: Dit type omvat zowel onoplettendheid als hyperactiviteit-impulsiviteit. Dit is het meest voorkomende subtype en komt bij ongeveer 5% van de kinderen voor, met een verhouding van ongeveer 3 jongens op 1 meisje.
### 2.5 Sterke kenmerken bij ADHD
Ondanks de uitdagingen, beschikken personen met ADHD vaak ook over sterke eigenschappen, zoals:
* Het vermogen om zich volledig op iets te storten
* Creativiteit
* Het hebben van veel energie en uithoudingsvermogen
* Een snel werktempo
* Het bedenken van veel ideeën en associaties
* Een rijk beelddenken
* Gevoeligheid en sociale vaardigheden
* Het gemakkelijk aanpassen aan nieuwe situaties
## 3. Comorbiditeit
Een aanzienlijk deel van de personen met ADHD heeft ook last van andere stoornissen (comorbiditeit). Veelvoorkomende comorbiditeiten zijn:
* Gedragsstoornissen, zoals ODD (Oppositional Defiant Disorder) en CD (Conduct Disorder) (50-80%)
* Leerstoornissen en leerachterstanden (40-60%)
* Angst- en stemmingsstoornissen, met name sociale angststoornis (25%)
* Ticstoornissen
* Autismespectrumstoornissen (ASS)
* Developmental Coordination Disorder (DCD), wat zich uit in schrijfmotorische problemen en een houterig bewegingspatroon (30-50%)
* Obsessief-compulsieve stoornis (OCS) (10-50%), wat zich kan uiten in een versterkte hyperfocus.
* Middelenmisbruik en antisociale persoonlijkheidsstoornis bij volwassenen.
## 4. Etiologie van ADHD
De oorzaak van ADHD is multifactorieel en omvat genetische factoren, omgevingsfactoren (prenataal, perinaal en postnataal) en neurobiologische factoren.
## 5. Diagnostiek van ADHD
De diagnostiek van ADHD is complex en vereist een brede screening, waarbij testen alleen niet volstaan.
### 5.1 Diagnostische instrumenten en methoden
* **Vragenlijsten**: Zoals de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) en de Sociaal-emotionele vragenlijst (SEV), waarvan specifieke subschalen relevant kunnen zijn.
* **Gesprekken**: Deze hebben de voorkeur en vormen een belangrijk onderdeel van de anamnese.
* **Multidisciplinair assessment**: Het in kaart brengen van sociaal-emotioneel functioneren, omgeving en participatie, en een sterkte/zwakte-analyse.
* **Semi-gestructureerd interview**: Specifiek gericht op ADHD.
* **Medisch onderzoek**: Om andere oorzaken uit te sluiten.
* **Observaties**: Van gedrag in verschillende settings.
* **Neuropsychologisch onderzoek**: Om executieve functies en aandacht te evalueren.
* **Intelligentieonderzoek**: Om het cognitieve profiel te bepalen.
* **Specifieke vragenlijsten**: Gericht op ADHD-symptomen.
> **Tip:** Bij handelingsgerichte diagnostiek is het essentieel om het functioneren in de praktijk in kaart te brengen door middel van observaties en gesprekken met alle betrokkenen (ouders, leerkrachten, en het kind zelf). Het onderzoek wordt meestal uitgevoerd onder leiding van een kinderpsychiater.
## 6. Beloop en prognose van ADHD
ADHD kent een variabel beloop en prognose.
### 6.1 Beloop
* **Vroege kinderjaren (3-4 jaar)**: Eerste symptomen van beweeglijkheid en moeite met deelname aan spel kunnen zich voordoen.
* **Basisschoolleeftijd**: Onoplettendheid wordt vaak prominenter.
* **Adolescentie**: De uiterlijke rusteloosheid kan afnemen en overgaan in innerlijke onrust. De invloed van de puberteit speelt hierbij een rol.
* **Volwassenheid**: ADHD kan een levenslange stoornis zijn, maar niet iedereen blijft er significant last van ondervinden.
### 6.2 Prognose
De prognose is afhankelijk van verschillende factoren:
* **Kindfactoren**: Fenotype van ADHD, ernst van de symptomen, intelligentie, geheugen, etc.
* **Omgevingsfactoren**: De ouder-kindrelatie, de psychische gezondheid van ouders, en de mate van begrip en ondersteuning vanuit de omgeving (bijvoorbeeld door leerkrachten).
## 7. Begeleiding bij ADHD
Het doel van begeleiding bij ADHD is het verminderen van de hinderlijke ADHD-symptomen en de negatieve gevolgen daarvan, het behandelen van comorbiditeit, het versterken van de talenten van de jongere, en het voorkomen van bijkomende moeilijkheden. De begeleiding moet evidence-based en afgestemd zijn op de specifieke noden van de cliënt, conform de principes van handelingsgerichte diagnostiek.
### 7.1 Begeleidingsvormen
* **Doorverwijzing**: Indien nodig, voor medicatie of psychotherapie.
* **Medicatie**: Kan worden ingezet om symptomen te beheersen.
* **Functie- en vaardigheidstraining**: Hoewel het "ADHD-gedrag" zelf niet direct verbetert, kunnen vaardigheden zoals plannen, organiseren en studievaardigheden wel getraind worden. Technieken zoals zelfinstructie (bijvoorbeeld de "Stop Denk Doe"-methode van Meichenbaum) en sociale vaardigheidstrainingen zijn hierbij nuttig. Serious games kunnen ook worden ingezet.
* **Psycho-educatie**: Dit is een cruciale eerste stap voor alle betrokkenen (kind, ouders, leerkrachten). Het bevordert inzicht in ADHD, acceptatie van de eigen sterktes en zwaktes, en het leren inzetten van vaardigheden. Psycho-educatie is een doorlopend proces.
* **Contextbegeleiding**:
* **Ouderbegeleiding**: Gericht op het creëren van optimale kansen, het geven van erkenning, het bieden van voorspelbaarheid en structuur, het aanpassen van de omgeving (minder prikkels), het stellen van duidelijke verwachtingen, het structureren van de dag, het gebruiken van schema's en visuele hulpmiddelen, het stellen van kleine, haalbare doelen, het herhalen van instructies, het aandacht trekken, en het consequent omgaan met beloning en straf.
* **Aanpassingen in de klas**:
* Duidelijke gedragsregels en visuele afspraken.
* Effectieve instructies: specifiek, opgedeeld in deeltaken, positief geformuleerd ("doe") in plaats van negatief ("doe niet").
* Structuur: Dagplanningen, checklists.
* Belonen: Directe beloning, in overleg met het kind en divers, bijvoorbeeld met activiteiten.
* Hulpmiddelen: Koptelefoons, zitballen, etc.
* Vermijden van: Complexe opdrachten, steeds vergelijkbare saai-opdrachten, overladen met woordinstructie, onverwachte activiteiten, verwachten dat ze iets onthouden zonder noteren, uitgestelde straffen, en het aftrekken van punten zonder aan te leren hoe taken tijdig af te ronden.
* Aanpassingen in lay-out van teksten en cursusmateriaal.
> **Voorbeeld:** De "Stop Denk Doe"-methode, ook wel "beertjes van Meichenbaum" genoemd, is een techniek die kinderen leert om impulsief gedrag te onderbreken, na te denken over de situatie en vervolgens een plan van aanpak te bedenken en uit te voeren.
> **Voorbeeld:** Voor ouders kan het aanleren van een "positieve gedragsaanpak" helpen bij het omgaan met uitdagend gedrag van hun kind met ADHD. Dit houdt in dat men zich richt op het gewenste gedrag en dit beloont, in plaats van enkel te focussen op het ongewenste gedrag.
---
# Comorbiditeit en etiologie van ADHD
Dit deelonderwerp behandelt de gelijktijdige aanwezigheid van ADHD met andere stoornissen, evenals de genetische en omgevingsfactoren die bijdragen aan de oorzaak van ADHD.
### 2.1 Comorbiditeit
Comorbiditeit bij ADHD is significant, waarbij 50 tot 80% van de personen met ADHD ook te maken krijgt met minstens één andere stoornis. De meest voorkomende comorbiditeiten zijn:
* **Gedragsstoornissen:** Zoals oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) en normoverschrijdend gedrag (CD).
* **Leerstoornissen:** Dit kan leiden tot een leerachterstand, waarbij het onduidelijk is of de leerachterstand een gevolg is van de leerstoornis zelf of van de ADHD-kenmerken (zoals aandacht- en concentratieproblemen).
* **Angst- en stemmingsstoornissen:** Ongeveer 25% van de personen met ADHD ontwikkelt angst- of stemmingsstoornissen, waarbij vooral sociale angststoornissen vaak voorkomen.
* **Ticstoornissen:** Deze komen ook frequent voor in combinatie met ADHD.
* **Autismespectrumstoornissen (ASS):** Een aanzienlijk deel van de personen met ADHD heeft ook kenmerken van ASS.
* **Developmental Coordination Disorder (DCD):** Dit treft 30 tot 50% van de personen met ADHD en uit zich in problemen met schrijfmotoriek en een slechter evenwichtsgevoel (houterige bewegingen).
* **Obsessief-compulsieve stoornis (OCS):** Dit komt voor bij 10 tot 50% van de personen met ADHD en kan zich manifesteren als een uitvergrote hyperfocus.
* **Middelenmisbruik en antisociale persoonlijkheidsstoornis:** Deze worden vaker gezien bij volwassenen met ADHD.
> **Tip:** Het begrijpen van comorbiditeiten is cruciaal voor een accurate diagnose en een effectief behandelplan, aangezien de aanwezigheid van andere stoornissen de symptomen van ADHD kan beïnvloeden en vice versa.
### 2.2 Etiologie
De etiologie van ADHD is multifactorieel en omvat een complexe interactie tussen genetische en omgevingsfactoren.
#### 2.2.1 Genetische factoren
Genetische aanleg speelt een belangrijke rol in het ontstaan van ADHD. Onderzoek wijst uit dat erfelijkheid een aanzienlijk deel van de variantie in ADHD-kenmerken verklaart. Hoewel specifieke genen nog onderzocht worden, wordt aangenomen dat meerdere genen bijdragen aan de kwetsbaarheid voor ADHD.
#### 2.2.2 Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren kunnen zowel pre-, peri- als postnataal een rol spelen bij de ontwikkeling van ADHD, en kunnen fungeren als beschermende of negatieve factoren.
* **Prenatale factoren:**
* Blootstelling aan toxines tijdens de zwangerschap (bv. roken, alcoholgebruik door de moeder).
* Voedingsstoffen (bv. tekorten).
* Stress tijdens de zwangerschap.
* **Perinatale factoren:**
* Complicaties tijdens de geboorte.
* Laag geboortegewicht.
* Premature geboorte.
* **Postnatale factoren:**
* Blootstelling aan lood.
* Traumatische hersenbeschadiging (hoewel dit geen primaire oorzaak is, kan het bijdragen).
* Factoren in de vroege opvoeding en omgeving (bv. verwaarlozing, onveilige hechting), hoewel deze vaker een verergerende rol spelen dan een directe oorzaak zijn.
#### 2.2.3 Neurobiologische factoren
Neurobiologische disfuncties worden eveneens beschouwd als een belangrijke component in de etiologie van ADHD. Deze omvatten tekorten in de executieve functies, aandachtssystemen en toestandsregulatie. Specifieke aandacht wordt besteed aan:
* **Executieve functies:** Dit zijn hogere cognitieve processen die essentieel zijn voor doelgericht gedrag, zoals planning, impulscontrole, werkgeheugen en flexibel denken.
* **Aandacht:** Problemen met selectieve, volgehouden en verdeelde aandacht.
* **Toestandsregulatie:** Moeilijkheden met het reguleren van activatieniveaus, emoties en gedrag.
* **Delay Aversion:** Een afkeer van uitgestelde beloningen, wat leidt tot impulsiever gedrag.
Hoewel deze neurobiologische aspecten wetenschappelijk goed onderbouwd zijn en cruciaal zijn voor het verklaren van ADHD-symptomen, zijn ze op zichzelf niet altijd voldoende om de diagnose te stellen of alle aspecten van de stoornis volledig te verklaren.
> **Tip:** De etiologie van ADHD is complex en zelden toe te schrijven aan één enkele factor. Een interactiemodel van genen en omgeving, met onderliggende neurobiologische mechanismen, is het meest accuraat.
> **Example:** Een kind met een genetische aanleg voor ADHD dat tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan hoge niveaus van stresshormonen, kan een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van ADHD-symptomen door de gecombineerde impact van deze genetische en omgevingsfactoren op de hersenontwikkeling.
---
# Diagnostiek van ADHD
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de methoden die worden gebruikt voor de diagnostiek van ADHD, variërend van brede screening tot gespecialiseerde multidisciplinaire assessments, met specifieke aandacht voor hypothese toetsing.
### 3.1 Algemene principes van diagnostiek
De diagnostiek van ADHD omvat een breed scala aan methoden om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het functioneren van het kind. Dit begint met een brede screening, gevolgd door meer specifieke instrumenten en gesprekken. Een cruciaal aspect is het in kaart brengen van het functioneren in de diverse leefomgevingen van het kind en het formuleren en toetsen van hypothesen.
#### 3.1.1 Screening
Screening is de eerste stap om mogelijke problemen te identificeren. Hiervoor worden diverse vragenlijsten en gesprekken ingezet.
* **Vragenlijsten:**
* **SDQ (Strengths and Difficulties Questionnaire):** Sommige subschalen van deze vragenlijst zijn relevant voor de identificatie van ADHD-kenmerken.
* **SEV (Sociaal-emotionele vragenlijst):** Ook hier zijn specifieke subschalen bruikbaar voor de screening.
* **Gesprekken:**
* Gesprekken worden als een bij voorkeur aan te wenden methode beschouwd om informatie te verzamelen.
#### 3.1.2 Het diagnostisch proces
De diagnostiek van ADHD is complex vanwege de vele mogelijke overlappende symptomen met andere problematiek (differentiaaldiagnostiek). Een handelingsgerichte diagnostiek benadering staat centraal.
* **Anamnese:** Het verzamelen van gedetailleerde informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis, het gedrag en de problemen van het kind.
* **Multidisciplinair assessment:** Betrokkenheid van verschillende professionals om een breder perspectief te krijgen. Dit omvat:
* **Sociaal emotioneel functioneren:** Hoe het kind omgaat met emoties en sociale interacties.
* **Omgeving en participatie:** De mate waarin het kind kan deelnemen aan activiteiten in zijn omgeving.
* **Sterkte/zwakte analyse:** Identificeren van zowel uitdagingen als talenten van het kind.
#### 3.1.3 Specifieke diagnostische instrumenten bij ADHD
Naast de algemene diagnostische principes worden specifieke methoden ingezet om ADHD te onderzoeken.
* **Semi-gestructureerd interview:** Een interview dat een gestructureerde leidraad volgt, maar ook ruimte laat voor spontane vragen en verdieping.
* **Medisch onderzoek:** Soms noodzakelijk om medische oorzaken van de symptomen uit te sluiten. Dit is echter niet altijd vereist voor de diagnose.
* **Observaties:** Gedragsobservaties in natuurlijke omgevingen (thuis, school) geven waardevolle inzichten.
* **Neuropsychologisch onderzoek:** Onderzoek naar cognitieve functies, zoals aandacht, impulscontrole en executieve functies, die vaak verstoord zijn bij ADHD.
* **Intelligentieonderzoek:** Om het cognitieve profiel van het kind in kaart te brengen en eventuele leerproblemen te onderscheiden van ADHD-symptomen.
* **Specifieke vragenlijsten:** Gestandaardiseerde vragenlijsten die specifiek gericht zijn op de diagnostiek van ADHD.
#### 3.1.4 Hypothese toetsing
Een belangrijk onderdeel van de diagnostiek is het formuleren en toetsen van hypothesen. Bij een hypothese dat een kind ADHD heeft, zijn verschillende stappen nodig om deze te bevestigen of te weerleggen.
> **Tip:** Hypothese toetsing vereist niet alleen het afnemen van tests, maar ook het verzamelen van informatie uit observaties en gesprekken met alle betrokkenen om het functioneren van het kind in de praktijk goed in kaart te brengen. Het onderzoek wordt doorgaans geleid door een kinderpsychiater.
### 3.2 Beloop en prognose
Het beloop en de prognose van ADHD variëren aanzienlijk per individu. De symptomen kunnen zich op verschillende leeftijden manifesteren en veranderen in de loop van de tijd.
* **Vroege symptomen (3-4 jaar):** Vaak is er sprake van veel beweging, moeite met meespelen en conflicten met leeftijdsgenoten. Het onderscheid tussen 'normaal' druk gedrag en symptoomgedrag kan hier nog lastig zijn.
* **Basisschoolleeftijd:** Onoplettendheid kan op de voorgrond komen te staan.
* **Adolescentie:** De uiterlijke rusteloosheid kan afnemen en plaatsmaken voor innerlijke onrust. De puberteit kan hierbij een rol spelen.
* **Volwassenheid:** ADHD kan ook bij volwassenen aanwezig zijn en levenslang impact hebben. Echter, niet iedereen blijft in significante mate last ondervinden.
#### 3.2.1 Factoren die de prognose beïnvloeden
De prognose is afhankelijk van een combinatie van factoren:
* **Kindfactoren:**
* Fenotype (welk type ADHD).
* Ernst van de symptomen.
* Intelligentie.
* Geheugen.
* **Omgevingsfactoren:**
* Ouder-kind relatie.
* Psychische gezondheid van ouders.
* Begrip en ondersteuning vanuit school.
> **Tip:** Het in kaart brengen van deze factoren is essentieel om een realistische prognose te kunnen geven en gerichte begeleiding te plannen.
### 3.3 Begeleiding
Het doel van begeleiding bij ADHD is gericht op het verminderen van de last die de ADHD-symptomen veroorzaken, het behandelen van eventuele comorbiditeit, het versterken van de talenten van het kind, en het voorkomen van bijkomende moeilijkheden. De begeleiding dient evidence-based te zijn en afgestemd op de specifieke noden van het kind, conform de principes van handelingsgerichte diagnostiek.
#### 3.3.1 Doelstellingen van begeleiding
* Verminderen van hinderlijke ADHD-symptomen.
* Beperken van de negatieve gevolgen van ADHD.
* Behandelen van eventuele comorbiditeit.
* Versterken van de talenten van het kind.
* Voorkomen van bijkomende moeilijkheden die door ADHD-symptomen kunnen worden uitgelokt.
#### 3.3.2 Doorverwijzing en interventies
Afhankelijk van de ernst en de specifieke problematiek kan doorverwijzing plaatsvinden voor verschillende interventies:
* **Medicatie:** Kan worden ingezet om symptomen te beheersen.
* **Psychotherapie:** Diverse vormen van therapie kunnen helpen.
#### 3.3.3 Rol van de psychologisch consulent in het SPP (Sociaal Pedagogisch Profiel) of SSP (Sociaal Studie- en Promotiecentrum)
De psychologisch consulent speelt een belangrijke rol in de begeleiding.
* **Functie- en vaardigheidstraining:** Hoewel er geen directe evidentie is dat "ADHD-gedrag" zelf verbetert door training, kunnen specifieke vaardigheden, zoals plannen en studievaardigheden, wel verbeteren.
* **Zelfinstructie & probleemoplossingsvaardigheden:** Methoden zoals de "Stop Denk Doe"-methode (naar Beertjes van Meichenbaum) kunnen hierbij helpen.
* **Sociale vaardigheden:** Training gericht op het verbeteren van sociale interacties.
* **Serious games:** Spelmatige benaderingen zoals 'Braingame Brian' of 'Plan it Commander' kunnen ingezet worden.
* **Psycho-educatie:** Dit is een essentiële eerste stap en noodzakelijk voor alle betrokkenen (kind, ouders, leerkrachten). Het doel is inzicht te geven in wat ADHD is, acceptatie te bevorderen, en te helpen bij het herkennen en inzetten van eigen sterktes en vaardigheden. Psycho-educatie is een continu proces.
* **Contextbegeleiding:**
* **Ouderbegeleiding:** Focus ligt op het aanleren van een positieve gedragsaanpak, het aanpassen van de context (structuur, minder prikkels), het stellen van duidelijke verwachtingen, en het bieden van voorspelbaarheid.
* **Aanpassing van de omgeving (thuis en school):**
* **Thuis:** Creëren van optimale kansen, erkenning geven, voorspelbaarheid, visualisatie, duidelijke regels en afspraken, voorzien in mogelijkheden om energie kwijt te raken, instructies herhalen, aandacht trekken, beloning/straf niet uitstellen, verveling vermijden.
* **School:** Duidelijke gedragsregels (bv. stoplicht-systeem), visuele klasafspraken, effectieve instructies (specifiek, opdelen in deeltaken, doe-opdrachten), structuur (dagplanning, checklists), belonen (direct en divers), time-out/time-in, en het gebruik van hulpmiddelen (hoofdtelefoon, zitbal).
> **Tip:** Het vermijden van complexe opdrachten, constante herhaling van vergelijkbare opdrachten, overmatige verbale instructies, onverwachte activiteiten, het verwachten dat kinderen zonder notatie dingen onthouden, uitgestelde straffen, het inhouden van punten zonder aanleren van tijdigheid, boos worden bij vergeetachtigheid, en onoverzichtelijke lesmateriaal is cruciaal.
---
# Beloop, prognose en begeleiding bij ADHD
Dit gedeelte behandelt het beloop en de prognose van ADHD door de levensloop heen, en geeft een uitgebreid overzicht van de verschillende benaderingen voor begeleiding.
### 3.1 Beloop en prognose
ADHD presenteert zich typisch met eerste symptomen rond de leeftijd van 3 tot 4 jaar. In deze vroege fase is het onderscheid tussen normaal druk gedrag en symptomatisch gedrag soms lastig te maken. Kinderen kunnen zeer beweeglijk zijn, moeite hebben om in spelletjes te komen en conflicten met anderen ervaren.
Tijdens de basisschoolleeftijd wordt vaak de onoplettendheid op de voorgrond geplaatst. Dit kan leiden tot leerproblemen en moeite met het volgen van instructies.
In de adolescentie transformeert de uiterlijke rusteloosheid vaak naar innerlijke rusteloosheid. De invloed van de puberteit kan hierbij een rol spelen.
Voor volwassenen kan ADHD een levenslang karakter hebben, hoewel niet iedereen er significant last van blijft houden. De prognose van ADHD is afhankelijk van een complex samenspel van factoren:
* **Kindfactoren:** Het specifieke fenotype (bv. overwegend onoplettend, hyperactief-impulsief of gecombineerd), de ernst van de symptomen, intelligentie en geheugen spelen een rol.
* **Omgevingsfactoren:** De ouder-kindrelatie, de psychische gezondheid van de ouders, en het begrip en de ondersteuning van leerkrachten zijn van cruciaal belang voor een gunstige prognose.
> **Tip:** Het is belangrijk om de sterktes van het kind met ADHD te erkennen en te benutten, naast het aanpakken van de uitdagingen.
### 3.2 Begeleiding
Het algemene doel van begeleiding bij ADHD is het verminderen van de symptomen die overlast veroorzaken, het aanpakken van de negatieve gevolgen van ADHD, het behandelen van eventuele comorbiditeit, het versterken van de talenten van de jongere, en het voorkomen van bijkomende moeilijkheden die door de ADHD-symptomen kunnen worden uitgelokt. De begeleiding dient evidence-based te zijn en afgestemd op de specifieke noden van de cliënt, conform de principes van handelingsgerichte diagnostiek (HGD).
De belangrijkste benaderingen voor begeleiding omvatten:
#### 3.2.1 Medicatie
Medicatie kan een rol spelen in de behandeling van ADHD, met als doel het verminderen van de symptomen. Dit gebeurt doorgaans onder supervisie van een kinderpsychiater.
#### 3.2.2 Psychotherapie
Psychotherapeutische interventies kunnen gericht zijn op het aanpakken van specifieke problemen die voortvloeien uit ADHD.
#### 3.2.3 Functie- en vaardigheidstraining
Hoewel er geen evidentie is dat "ADHD-gedrag" direct verbetert, kunnen vaardigheden zoals plannen en studievaardigheden wel verbeterd worden. Hieronder vallen:
* **Zelfinstructie en probleemoplossingsvaardigheden:** Technieken zoals de "Stop Denk Doe" methode (ontwikkeld door Meichenbaum) leren kinderen om impulsen te beheersen en problemen op te lossen.
* **Sociale vaardigheden:** Trainingen gericht op het verbeteren van interacties met leeftijdsgenoten en volwassenen.
* **Serious games:** Interactieve spellen zoals "Braingame Brian" en "Plan It Commander" kunnen gebruikt worden om executieve functies en planningsvaardigheden te oefenen.
> **Voorbeeld:** Een kind met ADHD leert om eerst na te denken voordat het iets doet ("Stop Denk Doe"), wat impulsief gedrag kan verminderen.
#### 3.2.4 Psycho-educatie
Psycho-educatie is een essentiële en vaak eerste stap in de begeleiding. Het is belangrijk voor alle betrokkenen: het kind zelf, ouders en leerkrachten. Centraal staan:
* **Inzicht:** Begrijpen wat ADHD inhoudt.
* **Acceptatie:** Erkenning van de eigen sterke eigenschappen en het leren inzetten van vaardigheden op de juiste momenten.
Psycho-educatie is geen eenmalige gebeurtenis, maar een continu proces.
#### 3.2.5 Contextbegeleiding
Contextbegeleiding richt zich op het aanpassen van de omgeving om het functioneren van het kind met ADHD te optimaliseren. Dit omvat:
* **Ouderbegeleiding:**
* **Positieve gedragsaanpak:** Gericht op het versterken van gewenst gedrag.
* **Aanpassen van de context:** Creëren van een structuur, het reduceren van prikkels, en het stellen van duidelijke verwachtingen.
* **Voorspelbaarheid:** Vaste dagpatronen en schema's helpen kinderen met ADHD.
* **Visualisatie:** Gebruik van lijstjes en picto's om taken en afspraken duidelijk te maken.
* **Kleine, bereikbare doelen:** Opdelen van taken in behapbare stappen.
* **Omgaan met energie:** Zorgen voor voldoende mogelijkheden om energie kwijt te raken.
* **Instructies herhalen:** Duidelijke en herhaalde instructies zijn cruciaal.
* **Belonen:** Beloningen die niet uitgesteld worden, zijn effectiever.
> **Voorbeeld:** Een ouder maakt een visueel weekschema met pictogrammen voor elke dag, zodat het kind weet wat er verwacht wordt.
* **Aanpassingen in de klas:**
* **Duidelijke gedragsregels:** Visuele afspraken en routines, zoals een "stoplicht" systeem voor gedrag.
* **Effectieve instructies:** Specifieke, opgedeelde opdrachten, en instructies die gericht zijn op 'doen' in plaats van 'niet doen'.
* **Structuur:** Duidelijke dagplanningen en checklists.
* **Belonen:** Directe beloningen (in overleg met het kind en divers) zijn effectiever dan uitgestelde straffen. Beloningen kunnen ook activiteiten omvatten.
* **Hulpmiddelen:** Gebruik van koptelefoons, zitballen, etc.
> **Tip:** Vermijd situaties die leiden tot verveling, overladen met woordinstructies, of verwachten dat kinderen informatie onthouden zonder deze te noteren. Geduld bij vergeetachtigheid en een duidelijke link tussen gedrag en consequenties zijn essentieel.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) | Een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig patroon van significante problemen op het vlak van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit. |
| Onoplettendheid | Een van de primaire gedragskenmerken van ADHD, waarbij men moeite heeft met het richten en vasthouden van de aandacht, en snel afgeleid is. |
| Hyperactiviteit-impulsiviteit | Een primair gedragskenmerk van ADHD dat zich uit in overmatige motorische activiteit, rusteloosheid en impulsief gedrag, waarbij men moeite heeft met het onderdrukken van reacties. |
| Secundaire gedragskenmerken | Gedragingen die ontstaan als gevolg van de primaire kenmerken van ADHD, zoals een laag zelfbeeld, leerachterstand, angst, depressie en lage frustratietolerantie. |
| Neuropsychologische kenmerken | Tekorten in cognitieve functies die verband houden met de hersenfunctie, zoals executieve functies, aandacht en toestandsregulatie, die vaak voorkomen bij ADHD. |
| Executieve functies | Een reeks hogere cognitieve processen die verantwoordelijk zijn voor doelgericht gedrag, planning, organisatie, inhibitie en flexibiliteit, en die vaak geassocieerd worden met ADHD. |
| Comorbiditeit | De gelijktijdige aanwezigheid van twee of meer stoornissen of aandoeningen bij dezelfde persoon, wat frequent voorkomt bij ADHD en andere ontwikkelings- of gedragsstoornissen. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten of stoornissen, in de context van ADHD omvat dit genetische, omgevings- en neurobiologische factoren. |
| Diagnostiek | Het proces van het identificeren en benoemen van een ziekte of stoornis door middel van het onderzoeken van symptomen, geschiedenis en tests. Bij ADHD omvat dit een brede screening en specifieke assessments. |
| Handelingsgerichte diagnostiek | Een vorm van diagnostiek die gericht is op het identificeren van problemen en het formuleren van concrete handelingsplannen en begeleidingsvoorstellen, met de nadruk op de sterktes en zwaktes van de cliënt en zijn omgeving. |
| Beloop en prognose | Het verloop van een stoornis over tijd en de voorspelling van de toekomstige ontwikkeling en uitkomsten. Bij ADHD kan dit sterk variëren afhankelijk van diverse factoren. |
| Begeleiding | De ondersteuning en interventies die geboden worden aan personen met ADHD en hun omgeving, met als doel symptomen te verminderen, negatieve gevolgen te beperken en talenten te versterken. |
| Psycho-educatie | Het verstrekken van informatie en educatie over een stoornis aan de persoon die eraan lijdt, zijn familie en betrokkenen, met als doel inzicht, acceptatie en copingvaardigheden te bevorderen. |
| Contextbegeleiding | Begeleidingsvorm die zich richt op de omgeving van de cliënt, zoals de thuis- of schoolsituatie, om aanpassingen te doen die de ondersteuning en het functioneren verbeteren. |