Les 10 _ Technologie_deel 1.pdf
Summary
# De productiesequentie van artefacten
Het onderzoek naar de productiesequentie, ook wel chaîne opératoire genoemd, bestudeert de opeenvolgende handelingen die betrokken zijn bij de productie en het gebruik van artefacten, vanaf de winning van de grondstof tot aan het afdanken ervan [2](#page=2).
### 1.1 Concept van de productiesequentie
De productiesequentie is een methodologie die de opeenvolgende stappen in de levenscyclus van een artefact analyseert. Dit omvat [2](#page=2):
* **Winning van de grondstof:** De initiële fase waarin de benodigde materialen worden verkregen [2](#page=2).
* **Vervaardiging:** Het proces van het bewerken en transformeren van de grondstof tot een functioneel object [2](#page=2).
* **Gebruik:** De periode waarin het artefact wordt ingezet voor zijn beoogde functie [2](#page=2).
* **Afdanking:** Het stadium waarin het artefact niet meer in gebruik is en wordt weggegooid of achtergelaten [2](#page=2).
Het concept is beïnvloed door denkers zoals Marcel Mauss en André Leroi-Gourhan, die de nadruk legden op "savoir-faire" (know-how) en kennis die ten grondslag liggen aan de productieprocessen [5](#page=5).
### 1.2 Natuurlijke grondstoffen in artefactproductie
De studie van productiesequenties maakt gebruik van diverse natuurlijke grondstoffen, waaronder:
* Steen [6](#page=6).
* Hout [6](#page=6).
* Plantaardige vezels (relevant voor textielen) [6](#page=6).
* Bot [6](#page=6).
* Gewei [6](#page=6).
* Ivoor [6](#page=6).
* Schelpen [6](#page=6).
### 1.3 De productieketen van steen
Steen vormt een van de meest bestudeerde materialen binnen de archeologie vanwege zijn duurzaamheid en de zichtbare sporen die bewerkingen achterlaten. De productiesequentie van stenen artefacten omvat de volgende fasen:
#### 1.3.1 Ontginning
Dit is de eerste stap, waarbij de steen wordt gewonnen uit zijn natuurlijke omgeving, zoals groeven of vindplaatsen. De keuze van de steensoort is cruciaal en wordt bepaald door eigenschappen als hardheid, breukgedrag, korrelgrootte, kleur en isotropie (uniforme eigenschappen in alle richtingen) [41](#page=41) [48](#page=48) [58](#page=58) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.3.2 Distributie en transport
Na ontginning wordt de steen getransporteerd van de winplaats naar de plekken waar het bewerkt en gebruikt zal worden. De efficiëntie en schaal van dit transport kunnen veel zeggen over sociale organisatie en netwerken [41](#page=41) [48](#page=48) [58](#page=58) [8](#page=8).
#### 1.3.3 Vervaardiging
In deze fase wordt de ruwe steen bewerkt tot een artefact. Dit kan gebeuren door middel van technieken zoals hakken, schrapen, polijsten of het door vuur bewerken van de steen. De keuze van de techniek hangt af van de steensoort en het gewenste eindproduct [41](#page=41) [48](#page=48) [58](#page=58) [8](#page=8).
#### 1.3.4 Gebruik
Dit is de fase waarin het vervaardigde artefact zijn functie vervult. De sporen van gebruik op het artefact, zoals slijtagepatronen, kunnen inzicht geven in de specifieke activiteit waarvoor het diende [41](#page=41) [48](#page=48) [58](#page=58) [8](#page=8).
#### 1.3.5 Afdanking
De laatste fase omvat het moment waarop het artefact niet meer functioneel is of wordt vervangen. Artefacten kunnen dan worden weggegooid, achtergelaten op de gebruiksplek, verloren gaan, of opnieuw worden bewerkt. De context waarin artefacten worden aangetroffen, is hierbij van essentieel belang voor de interpretatie [41](#page=41) [48](#page=48) [58](#page=58) [8](#page=8).
> **Tip:** Het nauwkeurig documenteren van elke stap in de productiesequentie, van de steengroeve tot de vindplaats, stelt archeologen in staat om complexe processen te reconstrueren en de technologie, economie en sociale structuren van vroegere gemeenschappen te begrijpen.
---
# Steen: ontginning, transport en vervaardiging
Dit hoofdstuk behandelt de methoden van steenwinning, de logistiek van transport en de technieken voor het vervaardigen van stenen artefacten, geïllustreerd met voorbeelden uit diverse culturen en periodes.
### 2.1 Steenwinning (ontginning)
De winning van steen omvat diverse technieken en vindt plaats op specifieke locaties wereldwijd [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [9](#page=9).
#### 2.1.1 Dagbouw
Dagbouw is een veelgebruikte methode voor het winnen van steen, waarbij het gesteente aan de oppervlakte wordt geëxtraheerd [9](#page=9).
* **Voorbeelden van locaties:**
* Assuan (Egypte) [9](#page=9).
* Paaseiland, waar Moai werden uitgehouwen in vulkaankraters [10](#page=10).
* Craig Rhos-y-felin, een steengroeve voor megalithische bouwwerken zoals Stonehenge [11](#page=11).
* Carrara (Italië) voor marmer, gebruikt in Romeinse en Renaissance architectuur [12](#page=12).
#### 2.1.2 Extractietechnieken
Verschillende methoden worden gebruikt om grote steenblokken te scheiden van de natuurlijke rotsformatie:
* **Uitbreiden van bestaande barsten:** Houten wiggen worden in natuurlijke of gecreëerde barsten geplaatst en nat gemaakt. Het hout zet uit, waardoor de barsten groter worden en de steen losbreekt [13](#page=13).
* **Gebruik van vuur:** Gesteenten kunnen worden verwarmd met vuur om ze te fragmenteren of te doen barsten, waarna ze gemakkelijker te bewerken zijn [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 2.1.3 Vuursteenmijnbouw
Naast dagbouw is ook mijnbouw voor specifieke gesteentes, zoals vuursteen, een belangrijke ontginningstechniek [16](#page=16).
* **Locaties:**
* Cap Blanc Nez (Noord-Frankrijk) [18](#page=18).
* Ètretat (Frankrijk) [19](#page=19).
* Grime's Graves (Verenigd Koninkrijk) [32](#page=32).
* Spiennes (België) [32](#page=32).
#### 2.1.4 Gereedschappen en artefacten
De gewonnen steen werd vaak verwerkt tot gereedschappen. Voorbeelden hiervan zijn bijlen en klingen [30](#page=30) [31](#page=31).
### 2.2 Steenbewerking (vervaardiging)
De vervaardiging van stenen artefacten omvat zowel het bewerken van ruw gesteente als het herkennen en reconstrueren van fragmenten. Etnografische studies en experimentele archeologie spelen een cruciale rol in het begrijpen van deze processen [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
#### 2.2.1 Experimentele steenbewerking
Onderzoekers zoals F. Bordes en D. Crabtree hebben door experimentele steenbewerking technieken uit het verleden nagebootst [51](#page=51).
#### 2.2.2 Percussietechnieken
Percussie, het slaan op steen, is een fundamentele techniek in de steenbewerking. Er worden verschillende methoden onderscheiden:
* **Directe zachte percussie:** Slaan met een zacht gereedschap (bijv. een hamer van been of hout) op de steen [52](#page=52).
* **Directe harde percussie:** Slaan met een hard gereedschap (bijv. een steen op steen) op de steen. Dit kan leiden tot grotere afslagstukken [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Indirecte percussie:** Hierbij wordt een tussenstuk (een beitel of steker) gebruikt dat met een hamer wordt geslagen, welke op zijn beurt de steen bewerkt. Deze methode biedt meer controle en precisie [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 2.2.3 Refitting of remontage
Refitting, ook wel remontage genoemd, is de techniek van het reconstrueren van artefacten door gebroken fragmenten weer aan elkaar te passen. Dit proces helpt bij het begrijpen van de oorspronkelijke vorm, de gebruikte bewerkingstechnieken en de aard van de breuken [54](#page=54).
#### 2.2.4 Verticale spreiding
Bij archeologische vindplaatsen kan de verticale spreiding van stenen artefacten informatie verschaffen over de datering en context van de vondsten [57](#page=57).
> **Tip:** Het bestuderen van de verschillende percussietechnieken, zoals directe zachte, directe harde en indirecte percussie, is essentieel voor het begrijpen van de vaardigheid en technologie van steenbewerkers in het verleden [52](#page=52) [53](#page=53).
> **Tip:** Refitting is een krachtige methode om de technologische processen en het gedrag van vroege menselijke groepen te reconstrueren [54](#page=54).
---
# Steen: herkomst, geografische spreiding en gebruik
Dit deelonderwerp behandelt de methoden om de oorsprong van steen te achterhalen, de verspreiding ervan te traceren en de functie van stenen werktuigen te reconstrueren aan de hand van gebruikssporen.
### 3.1 De herkomst van steen bepalen
Het vaststellen van de oorsprong van steen is essentieel voor het begrijpen van handelsnetwerken en de beweging van materialen in het verleden. Er zijn verschillende methoden, onder te verdelen in petrografische en geo-chemische analyses [33](#page=33) [35](#page=35).
#### 3.1.1 Petrografische analyse
Petrografische analyse, ook wel mineralogische analyse genoemd, onderzoekt de minerale samenstelling en textuur van gesteente. Dit gebeurt vaak via onderzoek van slijpplaten onder een stereomicroscoop. Door de samenstelling van stenen werktuigen te vergelijken met die van bekende vindplaatsen, kan de herkomst worden bepaald [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 3.1.2 Geo-chemisch herkomstonderzoek
Geo-chemische methoden analyseren de elementaire samenstelling van steen. Verschillende technieken worden hiervoor gebruikt:
* **X-stralen fluorescentie spectrometrie (XRF)** [35](#page=35).
* **Neutronenactiveringsanalyse (NAA of INAA)** [36](#page=36).
* **Laser ablatie-inductief gekoppeld plasma massaspectrometrie (LA-ICP-MS)** [36](#page=36).
Deze technieken detecteren en kwantificeren sporen-elementen in het gesteente. Door de relatieve percentages van elementen zoals titanium, ijzer en calcium te analyseren, kan een specifiek "vingerafdruk" van een steengroeve worden verkregen [37](#page=37).
#### 3.1.3 Micropaleontologisch onderzoek
Micropaleontologisch onderzoek analyseert microscopische fossielen (microfossielen) die in het gesteente aanwezig kunnen zijn. Deze microfossielen zijn vaak specifiek voor bepaalde geologische periodes en omgevingen, en kunnen daardoor helpen de herkomst van het gesteente te bepalen [38](#page=38).
### 3.2 Geografische spreiding van steen
De geografische spreiding van steen wordt onderzocht door de vindplaatsen van specifieke steensoorten, zoals die van Alpijnse bijlen of Wommersom kwartsiet, in kaart te brengen. Dit onderzoek maakt inzichtelijk hoe materialen in het verleden zijn verspreid, mogelijk door handel of migratie [39](#page=39) [40](#page=40).
### 3.3 Het gebruik van steen: gebruikssporenonderzoek
Gebruikssporenonderzoek (microwear analysis) richt zich op de microscopische sporen die ontstaan door het gebruik van stenen werktuigen. Dit veld is ontwikkeld door onderzoekers zoals Sergei Semenov, Lawrence Keeley, en recenter onder meer A. Van Gijn, V. Rots en S. Filibert [59](#page=59).
#### 3.3.1 Principes en technieken
Het onderzoek wordt uitgevoerd met microscopen, variërend van low-power (20-50x vergroting) tot high-power (200-1000x vergroting). Het analyseren van de aard en locatie van de sporen kan informatie verschaffen over het contactmateriaal, de toestand van dat materiaal, de gebruiksduur, de richting van het gebruik (schrapen, snijden, zagen, draaien) en de manier van gebruik (in de hand of geschacht) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61) [65](#page=65).
**Typen gebruikssporen:**
* Breuken [60](#page=60).
* Krassen [60](#page=60).
* Retouches [60](#page=60).
* Glansvorming (houtglans, huidglans, botglans) [61](#page=61).
Om de sporen te bestuderen, kunnen replica's van het oppervlak worden gemaakt. Experimenteel onderzoek, waarbij replica's van de sporen worden gemaakt, is hierbij cruciaal [62](#page=62).
#### 3.3.2 Mogelijkheden van gebruikssporenonderzoek
Met gebruikssporenonderzoek kunnen verschillende aspecten van het gebruik worden gereconstrueerd [65](#page=65):
* **Contactmateriaal:** Been, hout, gewei, huid, plantenmateriaal [65](#page=65).
* **Toestand contactmateriaal:** Nat, droog, halfdroog [65](#page=65).
* **Relatieve gebruiksduur:** Langdurig of kortstondig gebruik [65](#page=65).
* **Richting van gebruik:** Schrapen, snijden, zagen, draaien [65](#page=65).
* **Manier van gebruik:** In vrije hand of geschacht [65](#page=65).
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat de glansvorming (zoals houtglans) de meest karakteristieke en diagnostische sporen zijn voor het reconstrueren van het contactmateriaal [61](#page=61).
> **Example:** Een schraper die gebruikt is om huiden te bewerken, zal typisch microscopische krassen en een specifieke vorm van glans vertonen die verschilt van een werktuig gebruikt voor het bewerken van bot [63](#page=63) [68](#page=68).
#### 3.3.3 Beperkingen van gebruikssporenonderzoek
Het onderzoek kent ook beperkingen [66](#page=66):
* **Verwering:** Sterk verweerd materiaal kan de sporen maskeren [66](#page=66).
* **Korte gebruiksduur:** Bij kortstondig gebruik zijn de sporen mogelijk niet zichtbaar [66](#page=66).
* **Harde vs. zachte materialen:** Hoge hardheid van contactmateriaal leidt tot snellere vorming van gebruikssporen dan zachte materialen [66](#page=66).
* **Focus op steen:** Het onderzoek richt zich enkel op stenen werktuigen, terwijl organische werktuigen ook gebruikt werden [66](#page=66).
#### 3.3.4 Ruimtelijk onderzoek en residu analyse
Naast microwear analyse is ook ruimtelijk onderzoek en residu analyse van belang. Ruimtelijk onderzoek visualiseert de distributie van verschillende typen bewerkingen, zoals huidbewerking en beenbewerking, op een artefact [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69).
Residu analyse, vaak uitgevoerd met behulp van een Scanning Electronen Microscoop (SEM), kan detecteren welke materialen op het werktuig zijn achtergebleven. Dit kan variëren van mineralen zoals pyriet, tot organische stoffen zoals hars, fytolieten en bloed. Deze residuen kunnen directe aanwijzingen geven over de functie van het werktuig [69](#page=69).
> **Tip:** De combinatie van microwear analyse, ruimtelijke analyse en residu analyse biedt de meest complete reconstructie van het gebruik van stenen werktuigen.
> **Example:** Een werktuig dat op basis van microwear sporen duidt op het bewerken van been, kan door residu analyse ook bevestigd worden met de detectie van botfragmenten of eiwitten [68](#page=68) [69](#page=69).
---
# Hout en andere materialen: ontginning, vervaardiging en gebruik
Dit document beschrijft de ontginning, vervaardiging en het gebruik van hout, bot, gewei en andere materialen zoals hoorn en textiel.
## 4. Hout en andere materialen: ontginning, vervaardiging en gebruik
### 4.1 Hout: een overzicht van eigenschappen en de keten
Hout kent diverse kenmerken die relevant zijn voor de analyse van zijn gebruik door de mens, waaronder densiteit, elasticiteit, breekbaarheid, isotropie, brandbaarheid, en de groeivorm van de boom. De gehele 'chaîne opératoire' van hout omvat ontginning, transport/distributie, vervaardiging, gebruik en uiteindelijk afdanking [70](#page=70) [71](#page=71).
#### 4.1.1 Ontginning van hout
De ontginning van hout was sterk afhankelijk van het beoogde gebruik, variërend van huizenbouw, brandstof, werktuigen, scheepshout tot wapens. In de Griekse en Romeinse tijd werd al uitgebreid gebruik gemaakt van hout, met vermeldingen van Plinius de Oudere en Theophrastus. In de Middeleeuwen (ME) in Noordwest-Europa werden voornamelijk Gewone Es (Fraxinus) en Els (Alnus) gebruikt voor wapens, terwijl Taxus werd ingezet voor bogen vanwege de spankracht. Hout diende ook als essentiële brandstof [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 4.1.2 Identificatie en herkomst van hout
De anatomie van hout maakt identificatie mogelijk. De studie hiervan, anthracologie, helpt bij het vaststellen van de herkomst van hout, een proces dat bekend staat als 'dendro-provenancing'. Naast houtanatomie kunnen ook strontiumisotopen en geochemische analyses ingezet worden om de herkomst te bepalen [76](#page=76) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 4.1.3 Transport van hout
Het transport van hout kon over aanzienlijke afstanden plaatsvinden. Eikenhout uit de Baltische staten werd bijvoorbeeld vanaf de 13e eeuw reeds in België geïmporteerd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hout uit Noord-Amerika aangevoerd [80](#page=80) [81](#page=81).
#### 4.1.4 Vervaardiging van houten objecten
Gedurende het Paleolithicum en Mesolithicum werden reeds houten objecten vervaardigd. Experimentele archeologie en de analyse van micro-slijtagepatronen ('micro-wear') bieden inzicht in de fabricageprocessen. De specifieke kenmerken van hout zijn hierbij van belang. In het Neolithicum werden gereedschappen zoals gepolijste bijlen en dissels van hout gemaakt. Een illustratief voorbeeld van houtbewerking is te zien in de Tombe van Rekhmire in Thebe (2e millennium v. Chr.). In Romeins Londen en Great Chesterford zijn eveneens sporen van houtvervaardiging gevonden [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87).
#### 4.1.5 Gebruik van hout
Bewerkt hout is gevonden op archeologische sites zoals Kalambo Falls in Zambia, gedateerd door Barham et al. in Nature. Waterputten uit de LBK-cultuur getuigen van het gebruik van hout evenals de veenweg in Somerset Levels [88](#page=88) [90](#page=90) [91](#page=91).
### 4.2 Andere materialen
#### 4.2.1 Gewei
Gewei, afkomstig van Cervidae (hertachtigen), kent variaties in seizoenaliteit, leeftijd en geslacht. De vervaardiging van objecten uit gewei omvatte technieken zoals het onderdompelen in water. Er zijn diverse toepassingen van gewei bekend [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95).
#### 4.2.2 Bot
Bot werd eveneens als grondstof gebruikt. Een bekend voorbeeld zijn ijsschaatsen, vervaardigd uit de schenen van runderen of paarden, die teruggevonden zijn in Romeinse, Middeleeuwse en post-Middeleeuwse contexten [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98).
#### 4.2.3 Overige materialen
Naast hout, bot en gewei, werden ook andere grondstoffen ingezet. Hieronder vallen hoorn, schelpen, plantaardige vezels voor textiel, huiden, wol en zijde. Deze materialen vulden het spectrum van beschikbare grondstoffen aan voor diverse toepassingen door de mens door de geschiedenis heen [99](#page=99).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Productiesequentie | Een concept uit de archeologie dat de opeenvolgende handelingen omvat, beginnend bij de winning van grondstoffen, via de vervaardiging en het gebruik van objecten, tot aan het afdanken ervan. |
| Artefact | Een object dat door de mens is gemaakt of aangepast, en dat in archeologische context wordt teruggevonden. |
| Ecofact | Een natuurlijk object dat archeologisch relevant is vanwege de ecologische informatie die het kan verschaffen, zoals botten, zaden of pollen, maar dat niet door de mens is gemaakt. |
| Chaîne opératoire | Een Frans concept dat verwijst naar de reeks handelingen die betrokken zijn bij de productie van een artefact, van de ruwe grondstof tot het voltooide product en het gebruik ervan. |
| Savoir-faire | De praktische kennis en vaardigheid om iets te doen, vaak verworven door ervaring en oefening. |
| Connaissances | Algemene kennis, theorieën en feiten die men bezit, in tegenstelling tot praktische vaardigheden. |
| Grondstof | Ruw materiaal dat wordt gewonnen uit de natuur en wordt gebruikt om producten te vervaardigen. |
| Steenwinning (Ontginning) | Het proces van het winnen van steen uit de aarde, vaak door middel van mijnbouw of dagbouw. |
| Breuk (steen) | De manier waarop steen breekt wanneer er kracht op wordt uitgeoefend, zoals conchoïdale breuken, die kenmerkend zijn voor vuursteen. |
| Korrelgrootte | De omvang van de individuele kristallen of deeltjes in een gesteente, wat invloed heeft op de textuur en bewerkbaarheid. |
| Isotropie | Een eigenschap van materialen waarbij de fysische eigenschappen in alle richtingen gelijk zijn, wat belangrijk is voor bewerkbaarheid. |
| Petrografische analyse | Een wetenschappelijke methode die de minerale samenstelling en structuur van gesteenten bestudeert, vaak met behulp van microscopen. |
| Slijpplaat | Een dun stukje gesteente dat op glas is gemonteerd, zodat het onder een microscoop kan worden geanalyseerd om de minerale samenstelling te bepalen. |
| Stereomicroscoop | Een microscoop die een driedimensionaal beeld geeft, nuttig voor het onderzoeken van oppervlaktestructuren en kleine objecten. |
| Geo-chemisch herkomstonderzoek | Een analysemethode die de chemische samenstelling van materialen gebruikt om hun geografische oorsprong te bepalen. |
| X-stralen fluorescentie spectrometrie (XRF) | Een techniek die de elementaire samenstelling van een monster analyseert door de fluorescentie te meten die ontstaat wanneer het wordt blootgesteld aan röntgenstraling. |
| Neutronenactiveringsanalyse (INAA) | Een sensitieve techniek voor elementaire analyse die gebaseerd is op de detectie van gammastraling die wordt uitgezonden door radioactieve isotopen na neutronenbombardement. |
| Laser ablatie-inductief gekoppeld plasma massaspectrometrie (LA-ICP-MS) | Een geavanceerde techniek voor elementaire en isotopische analyse die een laser gebruikt om een monster te ableren en de resulterende plasma te analyseren met een massaspectrometer. |
| Micropaleontologisch onderzoek | Het bestuderen van fossiele micro-organismen om informatie te verkrijgen over het milieu en de geologische datering van afzettingen. |
| Transport/Distributie | Het verplaatsen van materialen of objecten van de plaats van winning of productie naar andere locaties. |
| Vervaardiging | Het proces van het omzetten van grondstoffen in afgewerkte producten of artefacten door middel van bewerkingen. |
| Gebruik (van werktuigen) | De toepassing van een artefact voor een specifieke taak, zoals snijden, schrapen of boren. |
| Afdanking | Het punt waarop een artefact niet langer wordt gebruikt en wordt weggegooid of achtergelaten. |
| Percussie | Een techniek waarbij een steen wordt bewerkt door erop te slaan met een ander object (percussor) om splintervorming te bewerkstelligen. |
| Refitting / Remontage | Het proces waarbij verspreide fragmenten van een gebroken artefact worden samengevoegd om de oorspronkelijke vorm en productietechniek te reconstrueren. |
| Gebruikssporenonderzoek (Microwear analysis) | Een methode om microscopische sporen op werktuigoppervlakken te analyseren om de aard van het contactmateriaal en de gebruiksactiviteit te bepalen. |
| Breuken (gebruikssporen) | Microscopische breukjes op een werktuigoppervlak die ontstaan door de interactie met een ander materiaal tijdens gebruik. |
| Krassen (gebruikssporen) | Lijnen of groeven op een werktuigoppervlak die ontstaan door schuring of contact met abrasieve materialen. |
| Retouches | Kleine bewerkingen aan de rand van een stenen werktuig om de scherpte of vorm te verbeteren, vaak door het verwijderen van kleine splintertjes. |
| Houtglans | Een glanzend oppervlak op een werktuig dat ontstaat door langdurig contact en wrijving met hout. |
| Botglans | Een glanzend oppervlak op een werktuig dat ontstaat door langdurig contact en wrijving met bot of gewei. |
| Replica | Een exacte kopie van een artefact, vaak gemaakt voor experimenteel onderzoek of demonstratiedoeleinden. |
| Federmesser | Een type paleolithisch werktuig met een smalle, schuine snede, gebruikt voor snijden of schrapen. |
| Scanning-elektronen microscoop (SEM) | Een krachtige microscoop die gedetailleerde beelden van het oppervlak van een monster levert door het te scannen met een gebundelde elektronenstraal. |
| Residu analyse | De analyse van kleine sporen van materiaal die achterblijven op een artefact, om informatie te verkrijgen over het gebruik ervan. |
| Hout (densiteit) | Het gewicht van een bepaald volume hout, een eigenschap die de bewerkbaarheid en duurzaamheid beïnvloedt. |
| Hout (elasticiteit) | Het vermogen van hout om terug te keren naar zijn oorspronkelijke vorm na vervorming, belangrijk voor bijvoorbeeld bogen. |
| Hout (brandbaarheid) | De mate waarin hout kan branden, wat relevant is voor het gebruik als brandstof. |
| Groeiwijze (hout) | De natuurlijke groei van een boom, inclusief de aanwezigheid van takken en de richting van de stam, wat invloed heeft op de geschiktheid voor bepaalde toepassingen. |
| Anthracologie | De studie van verbrande houtresten (houtskool) om informatie te verkrijgen over de boomsoorten die in het verleden werden gebruikt voor brandstof of constructie. |
| Dendro-provenancing | Een methode om de geografische oorsprong van hout te bepalen door de groei-eigenschappen en isotopensamenstelling te analyseren. |
| Gewei | De hoornachtige uitgroeisels op het hoofd van mannelijke herten, die periodiek afvallen en weer aangroeien, gebruikt als materiaal voor werktuigen. |
| Bot | Het harde, beschermende weefsel dat het skelet van gewervelde dieren vormt, gebruikt als materiaal voor werktuigen en objecten. |
| Hoorn | De puntige, hoornachtige bedekking van de horens van bepaalde zoogdieren, gebruikt als materiaal voor diverse objecten. |
| Schelpen | De harde, beschermende buitenkant van weekdieren, gebruikt als materiaal voor sieraden, gereedschap en versiering. |
| Plantaardige vezels | Draadvormige structuren afkomstig van planten, gebruikt voor de productie van textiel, touw en manden. |
| Huiden | De buitenste laag van een dier, vaak verwerkt tot leer voor kleding, bescherming en andere toepassingen. |
| Wol | De zachte, gekroesde vacht van schapen en andere herkauwers, gebruikt voor de productie van textiel. |
| Zijde | Een fijne, glanzende vezel die door zijderupsen wordt geproduceerd, gebruikt voor de productie van hoogwaardige textiel. |