DEEL 3.docx
Summary
# Paradigmatische ontwikkelingen binnen de criminologische theorievorming
Dit deel behandelt de belangrijkste theoretische stromingen in de criminologie, van de klassieke school tot het positivisme en de uitdagingen daarna.
### 1.1 De klassieke school
De criminologie begon met de publicatie van het werk van Cesare Beccaria in 1764, dat het klassieke paradigma markeerde. Dit paradigma stelde een nieuw, rationeel strafsysteem voor, als alternatief voor het destijds archaïsche en barbaarse systeem. De grondleggers van deze stroming waren Cesare Beccaria en de Britse filosoof Jeremy Bentham. In de 19e eeuw vormde de klassieke school de inspiratiebron voor het nieuwe Franse wetboek van strafrecht, dat door Napoleon over heel West-Europa werd verspreid. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw ontwikkelde de neoklassieke school het idee dat rationele menselijke actoren verantwoordelijk zijn voor hun daden en dus gestraft moeten worden, en voegde hier empirisch onderzoek naar de oorzaken van criminaliteit aan toe, ter aanvulling van het meer normatieve karakter van Bentham en Beccaria.
#### 1.1.1 Historische en filosofische achtergronden van het klassieke denken
De klassieke school werd beïnvloed door nieuwe denkrichtingen zoals het sociaal contractdenken en het utilitarisme, die voortkwamen uit de Verlichting in de 18e eeuw. De Verlichting was een periode van verzet tegen het Ancien Régime, dat gekenmerkt werd door willekeur en ongelijkheid, en pleitte voor hervormingen gebaseerd op vrijheid en gelijkheid.
##### 1.1.1.1 Sociaal contractdenken
Het sociaal contractdenken stelt dat legaal gezag berust op vrijwillige contracten tussen individuen voor interpersoonlijke taken. Mensen geven een deel van hun rechten op in ruil voor bescherming door de overheid. Dit model gaat ervan uit dat de mens in staat is vrije wil uit te oefenen en te redeneren, waardoor hij betekenis kan geven aan gedrag en consequenties. De samenleving krijgt hierdoor de macht om straffen op te leggen binnen een vastgestelde code.
* **Thomas Hobbes (1588 – 1678)** benadrukte de vrije wil als essentie van het sociaal contract. Hij stelde dat straffen noodzakelijk zijn bij wetsovertreding, omdat de mens van nature gevaarlijk is en absoluut gezag nodig heeft voor orde en vrede.
* **John Locke (1632 – 1704)** beschouwde de mens als een onbeschreven blad (tabula rasa) dat wordt gevormd door zintuiglijke ervaring. De soeverein heeft als primaire taak het beschermen van de rechten van burgers, zoals vrijheid, gezondheid en leven. De uitvinding van geld en materieel bezit kan volgens Locke de toegang tot natuurlijke bronnen verstoren.
* **J.J. Rousseau (1712 – 1778)** meende dat de mens van nature goed is (vrij, empathisch), maar dat ongelijkheid en onderdrukking de mens slecht maken (egoïsme). Hij benadrukte het collectieve karakter en de wil van de staat (overheid) voor een gelukkige samenleving.
Ondanks hun verschillen deelden deze drie verlichtingsfilosofen de volgende ideeën:
* Een oorspronkelijk onschuldige natuurlijke samenleving evolueert tot een complex geheel.
* Er is nadruk op 'rede' en individuen geven zelf betekenis aan gedrag en consequenties.
* De mens beschikt over vrije wil die gedrag kan sturen.
* De samenleving krijgt het recht om straffen uit te delen, waarbij de macht bij de politiek via een systeem ligt.
##### 1.1.1.2 Utilitarisme
Jeremy Bentham, een aanhanger van het utilitarisme, stelde dat gedrag geëvalueerd wordt op basis van de gevolgen, oftewel het maximaliseren van plezier en het minimaliseren van pijn. Het principe van het grootste geluk voor het grootste aantal mensen vormt de basis hiervan, niet per se het geluk van het individu.
##### 1.1.1.3 Epistemologische benaderingen
Binnen het verlichtingsdenken ontstonden twee epistemologische stromingen met verschillende benaderingen van kennisverwerving:
* **Rationalisme:** Kennis wordt primair verkregen via het intellect (voornamelijk in Frankrijk).
* **Empirisme:** Kennis wordt verkregen via wetenschappelijk onderzoek, gebaseerd op zintuiglijke waarneming (voornamelijk in Groot-Brittannië).
#### 1.1.2 Beccaria en zijn 'Dei delitti e delle pene'
Cesare Beccaria beoogde met zijn werk een nieuw, logisch en strafrechtelijk systeem op te bouwen. Hij pleitte voor een duidelijk, helder en voor iedereen gelijk strafrecht, met onafhankelijke rechters en humanitaire gevangenisstraffen. Zijn boek werd zeer populair, ondanks dat het op de verboden lijst werd geplaatst, en had een grote impact op het strafrecht, waaronder de afschaffing van de doodstraf.
##### 1.1.2.1 Filosofische uitgangspunten van Beccaria
Beccaria's standpunten waren geworteld in:
* **Sociaal contractdenken:** Een individu moet vrij hebben ingestemd om gebonden te zijn aan wetten en straffen.
* **Utilitarisme:** Straf is noodzakelijk als middel om mensen af te schrikken (preventie).
* **Rationalisme:** De mens heeft vrije wil en dient daarom verantwoordelijk te worden gesteld en gestraft.
##### 1.1.2.2 Beccaria's centrale standpunten
Beccaria bekritiseerde de toenmalige slechte organisatie van het rechtssysteem, dat gekenmerkt werd door partijdigheid, ongelijkheid en afhankelijkheid van de dader.
* **Duidelijkheid en specificiteit van wetten:** Gedragingen moesten nauwkeurig worden vastgelegd in een wetboek, met een bijbehorende straf. De kenmerken van de dader mochten hierbij geen rol spelen, en rechters moesten onafhankelijk zijn. De taak van de wetgever was het uitvaardigen van wetten en het bepalen van passende straffen, terwijl de taak van de rechter was om wetten strikt toe te passen om willekeur te vermijden.
* **Preventie:** Wetten moesten klaar en duidelijk zijn, zodat elke burger ze kon begrijpen en automatisch een verband kon leggen tussen een delict en de straf. Bij overtreding moest een straf volgen die afschrikt en verdere inbreuken voorkomt. De straf moest zodanig zijn dat de pijn ervan groter was dan het genot van het misdrijf.
* **Rol van de rechter:** De rechter moest als een derde partij fungeren en de wet strikt toepassen zonder interpretatievrijheid.
##### 1.1.2.3 Beccaria's beginselen van het strafrecht
Beccaria formuleerde zes beginselen voor straffen:
1. **Legaliteit:** Geen misdaad en geen straf zonder wettelijke basis. De wet moet bestaan voor feiten en mag geen terugwerkende kracht hebben. De wet moet toegankelijk zijn voor het volk, zowel fysiek als in duidelijke taal. Rechters mogen geen interpretatievrijheid hebben.
2. **Proportionaliteit:** De straf moet in verhouding staan tot de ernst van het feit. Te zware straffen zijn niet effectief; de straf moet net voldoende zijn om recidive te voorkomen. De zwaarte van de straf wordt bepaald door het nadeel dat de maatschappij ondervindt. De duur van de vrijheidsstraf is het meest effectief, omdat deze de grootste impact heeft zonder de fysieke integriteit aan te tasten. Beccaria was tegen de doodstraf en marteling, tenzij de veiligheid van de natie in gevaar was. Het vermoeden van onschuld en de zichtbare link tussen misdrijf en straf zijn cruciaal voor de dader. Beccaria onderscheidde drie typen misdrijven: directe schade aan personen of eigendommen, aantasting van de veiligheid van personen (goederen of fysiek), en verstoring van de openbare orde en rust.
3. **Gelijkheid:** Rechters moeten zich laten leiden door de kenmerken van de daad, wat betekent dat gelijke misdrijven gelijk gestraft moeten worden, ongeacht de dader. Rechters dienen de letter van de wet te volgen.
4. **Publiciteit:** Openbare terechtstellingen dienen de publieke opinie te informeren en als rem op gewelddadigheid.
5. **Personaliteit:** Straf mag alleen gevolgen hebben voor de dader, niet voor familie of anderen.
6. **Subsidiariteit ('tijdige bestraffing'):** De optimale straf is de minimale straf die het beoogde doel bereikt. Een hoge kans op ontdekking en veroordeling wordt gezien als de beste preventie. Misdaad en straf moeten snel op elkaar volgen om de link tussen beide levend te houden.
**Evaluatie van Beccaria's werk:** Beccaria wordt gezien als een voorloper van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Zijn werk was revolutionair, maar miste een empirische basis. Hoewel sommige beginselen, zoals de kenmerken van de dader, vandaag de dag wel degelijk belangrijk zijn, worden nog steeds veel van zijn beginselen toegepast in het huidige strafrecht.
#### 1.1.3 Bentham en het panopticonmodel
Jeremy Bentham was een aanhanger van Beccaria en een utilitarist. Hij geloofde niet dat criminaliteit aangeboren was, maar legde de nadruk op opvoeding en socialisatie. Straf moest zwaarder wegen dan het genot van criminaliteit, maar niet te streng zijn, omdat mensen erop gericht zijn hun geluk na te streven. De wet dient niet primair om moraliteit te garanderen, maar om schadelijke handelingen tegen te gaan. Bentham was tegen de doodstraf en voorstander van rechtshervorming.
Eind 18e eeuw ontstond het idee van 'morele hervorming', waarbij mensen door hard werken en discipline gerehabiliteerd konden worden. Bentham ontwierp hiervoor het 'panopticonmodel', een inspectiehuis voor psychiatrische patiënten, werkhuizen voor armen en gevangenissen.
* **Het Panopticonmodel:** Dit ontwerp bestaat uit cellen aan de buitenwand en een centrale wachtpost of inspectietoren. Elke cel heeft een raam naar buiten en glas of tralies naar binnen. Dit garandeert maximale controle, doordat de gevangenen nooit zeker weten wanneer ze worden geobserveerd. Dit constante gevoel van surveillance zou een maximale afschrikking bewerkstelligen. Het idee was om de gevangenis in het centrum van de stad te bouwen voor maximale preventie. Het regime was strikt met 16 uur werken per dag, waarbij de opbrengst naar de eigenaar van de gevangenis ging. Het model voorzag ook in segregatie van gevangenen, beroepsopleiding en religie.
**Voordelen van het Panopticonmodel:** Het werd geacht de moraal te hervormen, de gezondheid te behouden, de industrie te versterken (economisch voordeel) en instructie te bieden. Het model is echter nooit in Engeland gebouwd vanwege de hoge kosten, maar vond wel navolging in de Verenigde Staten.
### 1.2 Positivisme
Het positivisme, geïntroduceerd door Cesare Lombroso in 1871, markeerde het begin van de criminologie als wetenschappelijke discipline. Lombroso paste systematisch de onderzoeksmethoden van de natuurwetenschappen toe op crimineel gedrag.
* **Methode van natuurwetenschappen:** De benadering was gericht op het toepassen van de methoden van natuurwetenschappen op de sociale wereld.
* **Nadruk op waarneming:** Er werd nadruk gelegd op directe waarneming, waarbij feiten als 'theorie-neutraal' en zintuiglijk waarneembaar werden beschouwd. Wetenschappers moesten neutrale en onpartijdige verslagen produceren.
* **Determinisme en wetmatigheden:** De doelstelling was het ontdekken van causale wetten, wat leidde tot een deterministische kijk, waarbij de aandacht uitging naar de dader en zijn omgeving.
* **Focus op 'natuurlijke misdaden':** Lombroso concentreerde zich op een beperkte reeks misdaden zoals moord en diefstal, die hij 'natuurlijke misdaden' noemde, en negeerde hierbij vaak de verborgen criminaliteit.
Deze veronderstellingen bleven dominant tot diep in de jaren 1960, en leidden tot een zoektocht naar karakteristieke eigenschappen van criminelen, met een uitbreiding van biologisch en psychologisch onderzoek. Vanaf de jaren 1880 richtte de socioloog Durkheim met de Franse school zich op maatschappelijke oorzaken van criminaliteit. De sociologie bleef tot de jaren 1970 dominant in de criminologie, waarna er in de jaren 2000 een hernieuwde impuls kwam voor biologie en psychologie. Een belangrijke methodologische ontwikkeling was de 'klinische proefmethode', die gebruikmaakt van controle- en experimentele groepen (met placebo). Zowel klassieke als positivistische criminologen geloofden in rationaliteit en vooruitgang.
### 1.3 Uitdagingen voor het positivisme sinds de jaren 1960
Vanaf de jaren 1960 werden de veronderstellingen van het positivisme in twijfel getrokken. Verschillende theorieën ontstonden die het positivistische denken uitdaagden:
* **Etiketteringstheorie (Labeling Theory):** Criminaliteit ontstaat niet zozeer uit de handeling zelf, maar uit de reactie van de samenleving daarop, door middel van het toekennen van een crimineel label.
* **Rationele-keuzetheorie (Rational Choice Theory):** Benadrukt dat mensen hun eigen gedrag rationeel kiezen en beschikken over vrije wil.
* **Routineactiviteittheorie (Routine Activity Theory):** Stelt dat criminaliteit ontstaat wanneer een gemotiveerde dader, een geschikt doelwit en de afwezigheid van toezicht samenkomen.
Ondanks deze kritiek is het positivisme niet verdwenen, maar wel versoepeld. Het determinisme heeft plaatsgemaakt voor probabilisme, en er is meer openheid voor kwalitatief onderzoek. De focus op causaliteit, correlaties en risicofactoren blijft echter centraal staan.
---
# De klassieke school en haar grondleggers
Dit hoofdstuk behandelt de historische en filosofische achtergronden van de klassieke school in de criminologie, met de nadruk op sociaal contractdenken, utilitarisme en de centrale standpunten van Cesare Beccaria.
### 2.1 Historische en filosofische achtergronden van het klassieke denken
De klassieke school wortelt in nieuwe denkrichtingen uit de Verlichting: het sociaal contractdenken en het utilitarisme, als reactie op de willekeur en ongelijkheid van het Ancien Régime.
#### 2.1.1 Sociaal contractdenken
Het sociaal contractdenken stelt dat legitiem gezag voortkomt uit vrijwillige overeenkomsten tussen individuen. Burgers geven een deel van hun rechten op in ruil voor bescherming door de overheid. Dit model vereist dat mensen vrije wil hebben en rationeel kunnen redeneren.
* **Thomas Hobbes (1588 – 1678)**: Benadrukte de vrije wil als essentie van het sociaal contract. Hij zag de mens als van nature gevaarlijk en pleitte voor absoluut gezag om orde en vrede te handhaven. Straf is noodzakelijk bij wetsovertreding.
* **John Locke (1632 – 1704)**: Beschouwde de mens als een 'tabula rasa' (onbeschreven blad) gevuld door zintuiglijke ervaring. Een kerntaak van de soeverein is de bescherming van de burgerrechten (vrijheid, gezondheid, leven). De uitvinding van geld en materieel bezit verstoorde de toegang tot natuurlijke bronnen.
* **Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778)**: Zag de mens als van nature goed (vrij, empathisch), maar als gecorrumpeerd door ongelijkheid en onderdrukking die het egoïsme aanwakkeren. Hij benadrukte het collectieve karakter van de staat en de wil van de overheid voor een gelukkige samenleving.
**Gelijke punten van de drie verlichtingsfilosofen:**
* De onschuldige natuurlijke samenleving evolueert naar een complex geheel.
* Nadruk op 'rede' en de mogelijkheid voor individuen om zelf betekenis te geven aan gedrag en consequenties.
* De mens beschikt over een vrije wil die het gedrag kan sturen.
* De samenleving krijgt het recht om straffen uit te delen via een politiek systeem.
#### 2.1.2 Utilitarisme
Jeremy Bentham evalueerde gedrag op basis van de gevolgen, waarbij genot ('pleasure') en pijn ('pain') centraal stonden. Het hedonisme vormt de basis: het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.
#### 2.1.3 Epistemologische benaderingen
Binnen het verlichtingsdenken ontstonden twee belangrijke epistemologische stromingen over de bron van kennis:
* **Rationalisme**: Kennis komt voort uit het intellect (voornamelijk in Frankrijk).
* **Empirisme**: Kennis is gebaseerd op zintuiglijke waarneming en wetenschappelijk onderzoek (voornamelijk in Groot-Brittannië).
### 2.2 Beccaria en zijn Dei Delitti e delle Pene
Cesare Beccaria beoogde met zijn werk uit 1764 een nieuw, logisch en humaan strafsysteem te creëren, ter vervanging van het archaïsche en barbaarse systeem van zijn tijd. Zijn boek, hoewel op de verboden lijst geplaatst, was zeer populair en had grote impact, mede door de afschaffing van de doodstraf.
#### 2.2.1 Filosofische uitgangspunten van Beccaria
Beccaria baseerde zijn ideeën op:
* **Sociaal contractdenken**: Straf is gerechtvaardigd als de persoon vrij heeft ingestemd met het contract.
* **Utilitarisme**: Straf is een noodzakelijk middel ter afschrikking en preventie.
* **Rationalisme**: De mens heeft een vrije wil en dient daarom terecht gestraft te worden.
#### 2.2.2 Beccaria's centrale standpunten
Beccaria bekritiseerde het toenmalige rechtssysteem vanwege de slechte organisatie, vooringenomenheid en ongelijkheid.
* **Legaliteit van gedrag en straf**: Gedragingen moeten nauwkeurig worden opgeschreven in een wetboek, met een bijbehorende straf. Kenmerken van de dader mogen geen rol spelen en rechters moeten onafhankelijk zijn.
* De wetgever stelt wetten op en bepaalt passende straffen.
* De rechter past wetten strikt toe om willekeur te voorkomen en treedt op als derde partij.
* **Duidelijkheid van wetten**: Wetten moeten helder en begrijpelijk zijn voor elke burger, zodat deze vanzelf een verband legt tussen een delict en de bijbehorende straf.
* **Preventie**: Constante toepassing van straf na een overtreding schrikt verdere inbreuken af. Dit is effectiever dan repressie wanneer de pijn van de straf groter is dan het genot van het misdrijf.
#### 2.2.3 Beccaria's beginselen van het strafrecht
Beccaria formuleerde zes principes voor het strafrecht:
1. **Legaliteit**: Geen misdaad, geen straf zonder wet. Dit houdt in dat wetten voor feiten moeten bestaan, geen terugwerkende kracht mogen hebben, toegankelijk moeten zijn voor het volk (zowel fysiek als qua taal) en rechters geen interpretatievrijheid mogen hebben.
2. **Proportionaliteit**: De straf moet in verhouding staan tot de ernst van het feit. Te zware straffen zijn niet effectief. De zwaarte van de straf wordt bepaald door het nadeel dat de maatschappij ondervindt, waarbij de duur van de straf meer impact heeft dan de zwaarte. Vrijheidsstraffen worden als het meest effectief beschouwd omdat ze de vrijheid ontnemen. Beccaria was tegen de doodstraf en marteling, tenzij de veiligheid van de natie in gevaar was.
* **Tip:** Vandaag de dag is het vermoeden van onschuld een cruciaal principe, en de dader moet een duidelijke link zien tussen misdrijf en straf.
* Beccaria onderscheidde drie typen misdrijven: schade aan zichzelf of vertegenwoordigers, aantasting van veiligheid (goederen of fysiek), en verstoring van de openbare orde en rust.
3. **Gelijkheid**: Rechters moeten zich laten leiden door de kenmerken van de daad, niet door die van de dader. Gelijke misdrijven vereisen gelijke straffen.
4. **Publiciteit**: De openbaarheid van terechtstellingen kan de publieke opinie vormen en geweld remmen.
5. **Personaliteit**: Straf mag alleen gevolgen hebben voor de dader, niet voor diens familie of anderen.
6. **Subsidiariteit (tijdige bestraffing)**: De meest optimale straf is de minimale straf die het beoogde doel bereikt. Een hoge pakkans en veroordelingskans, waardoor strafontwijking onmogelijk is, wordt gezien als de beste preventie. Misdaad en straf moeten snel op elkaar volgen om de band tussen beide te bestendigen.
#### 2.2.4 Evaluatie van Beccaria's werk
Beccaria wordt beschouwd als een voorloper van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Zijn werk was revolutionair, hoewel het niet empirisch was. Enkele van zijn beginselen zijn aangepast (zoals de relevantie van daderkenmerken in hedendaagse criminologie), maar veel principes worden nog steeds toegepast.
### 2.3 Bentham en het Panopticonmodel
Jeremy Bentham, een aanhanger van Beccaria, was een utilitarist die stelde dat criminaliteit niet aangeboren is, maar wordt beïnvloed door opvoeding en socialisatie. De straf moet zwaarder wegen dan het genot van de criminaliteit. De wet dient ter voorkoming van schadelijke handelingen, niet ter garantie van moraliteit. Hij was tegen de doodstraf en voorstander van rechtshervorming.
Aan het einde van de 18e eeuw ontwikkelde Bentham het 'panopticonmodel' als onderdeel van een 'morele hervorming'. Dit model, ontworpen voor psychiatrische inrichtingen, werkhuizen en gevangenissen, omvatte cellen aan de buitenrand met een centrale inspectietoren.
* **Functie**: De opzet garandeerde maximale controle doordat gevangenen nooit zeker wisten wanneer ze geobserveerd werden. Dit diende als maximale afschrikking.
* **Doel**: Het panopticonmodel moest de moraal hervormen, gezondheid behouden, industrie versterken en instructie bieden.
* **Constructie**: Cellen hadden een raam aan de buitenmuur en glas of tralies aan de binnenmuur. De gevangenis zou bij voorkeur in het centrum van de stad gebouwd worden voor maximale preventie.
* **Regime**: Een strikt regime met 16 uur werken per dag, segregatie van gevangenen, en beroeps- en religieuze instructie.
* **Realisatie**: Hoewel in theorie veelbelovend, werd het panopticonmodel nooit in Engeland gebouwd vanwege de hoge kosten, maar het vond wel navolging in de Verenigde Staten.
---
# Bentham en het panopticonmodel
Dit gedeelte bespreekt Jeremy Bentham's utilitaristische benadering van straf en zijn innovatieve ontwerp voor het panopticonmodel.
### 3.1 Jeremy Bentham: utilitarisme en straf
Jeremy Bentham, een fervent aanhanger van Cesare Beccaria, was een Britse filosoof die het utilitarisme centraal stelde in zijn denken over straf en de samenleving.
#### 3.1.1 Utilitaristische grondslagen
Het utilitarisme, zoals door Bentham geformuleerd, stelt dat gedrag geëvalueerd moet worden op basis van het gevolg, dat wordt bepaald door plezier en pijn. Het fundamentele principe is het nastreven van het "grootste geluk voor het grootste aantal mensen".
#### 3.1.2 De rol van straf
Voor Bentham diende de wet niet primair om moraliteit te garanderen, maar wel om schadelijke handelingen tegen te gaan. Straf moest daarom zwaarder wegen dan het genot dat uit crimineel gedrag werd gehaald, maar zonder te streng te zijn, aangezien de mens van nature geneigd is om geluk na te streven. Hij was een uitgesproken tegenstander van de doodstraf en pleitte voor rechtshervormingen.
#### 3.1.3 Focus op preventie en hervorming
Bentham geloofde dat de menselijke geest, door middel van opvoeding en socialisatie, geleid kon worden naar zelfdiscipline. Hij zag de noodzaak om mensen te "habiliteren" door hard werken en discipline, een gedachte die ten grondslag lag aan zijn ontwerp voor inspectiehuizen, werkhuizen en gevangenissen.
### 3.2 Het panopticonmodel
In de late 18e eeuw ontwierp Bentham het panopticonmodel, een architectonisch concept bedoeld voor inspectiehuizen, werkhuizen voor armen en gevangenissen, met als doel efficiënte controle en hervorming.
#### 3.2.1 Architectonisch ontwerp
Het panopticonmodel kenmerkt zich door een cirkelvormige structuur met gevangeniscellen aan de buitenrand en een centrale wachtpost of inspectietoren. Elke cel heeft een raam naar buiten en een opening aan de binnenmuur, vaak voorzien van glas of tralies, waardoor constante observatie van de gevangenen mogelijk is.
#### 3.2.2 Principes van controle en afschrikking
Het sleutelprincipe van het panopticon is de garantie van maximale controle. Gevangenen weten nooit zeker of ze op een bepaald moment worden geobserveerd, wat een psychologische druk creëert en leidt tot een maximale afschrikking. Bentham bepleitte de bouw van zulke gevangenissen in het centrum van steden, om zo preventie te maximaliseren.
#### 3.2.3 Sociaal-economische en disciplinaire aspecten
Het model voorzag in een strikt regime met 16 uur werk per dag, waarbij de opbrengst ten goede zou komen aan de eigenaar van de gevangenis. Dit systeem bevorderde segregatie van gevangenen, aanleren van beroepen en religieuze instructie.
#### 3.2.4 beoogde voordelen
De voordelen die Bentham aan het panopticon toeschreef, waren onder andere de hervorming van de moraal, het behoud van gezondheid, de versterking van de industrie (economische voordelen) en het bieden van instructie.
> **Tip:** Het panopticonmodel is een cruciaal voorbeeld van hoe architectuur ingezet kan worden voor sociale controle en disciplinering, en hoe utilitaristische principes in de praktijk kunnen worden gebracht.
#### 3.2.5 Implementatie
Ondanks de theoretische voordelen en het innovatieve karakter, werd het panopticonmodel in Engeland zelf nooit gebouwd vanwege de hoge kosten. Wel vond het navolging, onder andere in de Verenigde Staten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Klassieke school | Een vroeg theoretisch paradigma binnen de criminologie, ontstaan in de 18e eeuw, dat de nadruk legt op de rationele menselijke actor en een systeem van rechtvaardige straffen, gebaseerd op het sociaal contractdenken en utilitarisme. |
| Positivisme | Een theoretische stroming binnen de criminologie die vanaf de 19e eeuw wetenschappelijke onderzoeksmethoden uit de natuurwetenschappen toepaste op het sociale fenomeen criminaliteit, met focus op de directe waarneming van feiten en de ontdekking van oorzakelijke wetten. |
| Neoklassieke school | Een ontwikkeling die het idee van rationele menselijke actoren als verantwoordelijk voor hun daden benadrukt, maar ook ruimte laat voor empirisch onderzoek naar de oorzaken van criminaliteit. |
| Sociaal contractdenken | Een filosofische theorie die stelt dat legaal gezag voortkomt uit vrijwillige overeenkomsten tussen individuen die bepaalde rechten opgeven in ruil voor bescherming door de overheid. |
| Utilitarisme | Een ethische theorie die stelt dat het grootste geluk voor het grootste aantal mensen het criterium is voor de beoordeling van gedrag en wetten, waarbij de gevolgen van een handeling (pleasure/pain) centraal staan. |
| Rationalisme | Een epistemologische stroming die stelt dat kennis voornamelijk voortkomt uit het intellect en de rede, en niet zozeer uit zintuiglijke waarneming. |
| Empirisme | Een epistemologische stroming die stelt dat kennis hoofdzakelijk wordt verkregen door zintuiglijke waarneming en ervaring, en dat wetenschappelijk onderzoek de bron van ware kennis is. |
| Dei Delitti e delle Pene | Het invloedrijke boek van Cesare Beccaria uit 1764, waarin hij pleitte voor een nieuw, rationeel en humaan strafsysteem gebaseerd op principes van legaliteit, proportionaliteit en gelijkheid. |
| Legaliteit | Een fundamenteel beginsel van het strafrecht dat stelt dat geen misdaad of straf kan bestaan zonder een voorafgaande wettelijke bepaling. |
| Proportionaliteit | Het beginsel dat de straf in verhouding moet staan tot de ernst van het misdrijf, met als doel recidive te voorkomen zonder onnodig zware sancties op te leggen. |
| Panopticonmodel | Een architectonisch ontwerp van Jeremy Bentham voor een gevangenis, met een centrale observatietoren die een continue, maar onzekere, waarneming van gevangenen mogelijk maakt, bedoeld ter maximalisatie van controle en afschrikking. |
| Determisme | Het filosofische standpunt dat alle gebeurtenissen, inclusief menselijk gedrag, volledig worden bepaald door voorafgaande oorzaken, waardoor vrije wil een illusie is. |
| Probabilisme | Een versoepelde vorm van determinisme die erkent dat, hoewel oorzakelijke verbanden bestaan, de uitkomsten vaak probabilistisch van aard zijn en er ruimte is voor niet-deterministische factoren. |
| Etiketteringstheorie | Een criminologische theorie die stelt dat criminaliteit niet zozeer voortkomt uit de handeling zelf, maar uit de reactie van de samenleving en de daaruit voortvloeiende negatieve etikettering van de dader. |
| Rationele-keuzetheorie | Een theorie die ervan uitgaat dat individuen rationele beslissingen nemen door de kosten en baten van hun handelingen af te wegen, inclusief crimineel gedrag. |
| Routineactiviteittheorie | Een theorie die stelt dat criminaliteit ontstaat wanneer drie elementen samenkomen: een gemotiveerde dader, een geschikt doelwit en de afwezigheid van capabel toezicht. |