0 MSE psychologie motivatie.pptx
Summary
# Inleiding tot motivatie en zelf-determinatietheorie
Dit gedeelte introduceert het concept motivatie en de kernprincipes van de Zelf-Determinatie Theorie (ZDT), inclusief de rol ervan in werkgerelateerd gedrag en welzijn.
## 1. Motivatie: definitie en relevantie
Motivatie wordt gedefinieerd als "energetic forces that initiate work-related behavior and determine its form, direction, intensity and duration". Het is een cruciaal concept voor zowel prestaties als welzijn op de werkvloer.
### 1.1 Mensbeelden en motivatie
Verschillende mensbeelden leiden tot verschillende benaderingen van motivatie:
* **Controle-gebaseerde benadering:** Gaat uit van een mens die liever lui dan moe is en gestimuleerd moet worden door straffen en beloningen. Dit leidt tot passief gedrag of weerstand.
* **Autonomie-gebaseerde benadering:** Gaat uit van een mens die autonomie, vertrouwen en begeleiding nodig heeft. Dit leidt tot engagement.
Deze verschillende mensbeelden zijn terug te vinden in managementtheorieën:
* **Agency theorie:** Gaat uit van eigenbelang van de werknemer, waardoor controle en beloningen noodzakelijk zijn vanuit het perspectuistic van de werkgever (principaal).
* **Stewardship theorie:** Gaat uit van een werknemer die zijn belangen ondergeschikt stelt aan die van de werkgever en gemotiveerd is zonder externe prikkels.
Psychologische theorieën zoals die van McGregor illustreren dit verder:
* **Theorie X:** Aanname dat werknemers lui zijn, verantwoordelijkheid vermijden en controle en beloningen nodig hebben. Leidt tot autoritaire managementstijlen.
* **Theorie Y:** Aanname dat werknemers creatief zijn, werk leuk vinden en verantwoordelijkheid nastreven. Leidt tot consensus-gebaseerde en participatieve managementstijlen.
**Tip:** Het mensbeeld dat een manager hanteert, kan een self-fulfilling prophecy creëren, waarbij werknemers zich gaan gedragen naar de verwachtingen die van hen worden uitgesproken.
## 2. Zelf-Determinatie Theorie (ZDT)
De Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) richt zich op de bronnen van motivatie en de mate van autonomie die daarbij komt kijken. De theorie onderzoekt de relatie tussen verschillende soorten motivatie en hun impact op welzijn en prestaties.
### 2.1 Autonome en gecontroleerde motivatie
Motivatie kan worden onderverdeeld in verschillende typen, gebaseerd op de mate van autonomie:
* **Autonome motivatie:** Gedrag dat wordt uitgevoerd omdat het intern waardevol, leuk, interessant of zinvol is, of omdat het aansluit bij iemands identiteit of waarden. Dit omvat:
* **Intrinsieke motivatie:** Gedrag dat wordt uitgevoerd uit pure interesse, plezier of voldoening.
* **Integratie:** Gedrag dat wordt uitgevoerd omdat het volledig geïntegreerd is met iemands zelfbeeld en waarden.
* **Gecontroleerde motivatie:** Gedrag dat wordt uitgevoerd onder druk van externe factoren, zoals beloningen, straffen, schuldgevoelens, schaamte of de noodzaak om goedkeuring te krijgen. Dit omvat:
* **Introjectie:** Gedrag dat wordt uitgevoerd om schuldgevoelens te vermijden of trots te ervaren door het voldoen aan eigen of andermans standaarden.
* **Externe regulatie:** Gedrag dat wordt gestuurd door externe beloningen of straffen.
* **Amotivatie:** Een gebrek aan intentie of motivatie om gedrag te vertonen.
**Tip:** ZDT maakt een onderscheid tussen de *kwaliteit* en *kwantiteit* van motivatie. Autonome motivatie is kwalitatief beter en leidt tot positievere uitkomsten dan gecontroleerde motivatie. Het is niet erg als werknemers een combinatie van autonome en gecontroleerde motivatie hebben, zolang de autonome motivatie dominant is.
### 2.2 De drie basisbehoeften (ABC)
De ZDT stelt dat er drie universele, aangeboren psychologische basisbehoeften zijn die essentieel zijn voor welzijn, groei en optimale functionering:
1. **Autonomie:** Het gevoel van vrijheid en keuzevrijheid in het handelen; het gevoel dat je zelf de regisseur bent van je eigen gedrag. Dit betekent niet per se onafhankelijk zijn, maar eerder het gevoel hebben dat je gedrag voortkomt uit jezelf.
2. **Competentie:** Het gevoel van effectiviteit en meesterschap; het vertrouwen dat je de vaardigheden hebt om uitdagingen aan te gaan en gewenste resultaten te bereiken.
3. **Betrokkenheid (relatedness):** Het gevoel van verbondenheid met anderen; het ervaren van warme en ondersteunende relaties.
**Tip:** Deze basisbehoeften zijn aangeboren, universeel en er is geen hiërarchie tussen. Het bevredigen van deze behoeften leidt tot meer autonome motivatie, welzijn, positieve attitudes en betere prestaties.
### 2.3 Intrinsieke en extrinsieke waarden
ZDT onderscheidt ook intrinsieke en extrinsieke waarden, die gerelateerd zijn aan de hierboven genoemde basisbehoeften:
* **Intrinsieke waarden:** Doelen die gericht zijn op groei en welzijn, zoals persoonlijke ontwikkeling, goede sociale relaties, bijdragen aan de gemeenschap, en gezondheid. Het nastreven hiervan leidt doorgaans tot meer welzijn en positieve attitudes.
* **Extrinsieke waarden:** Doelen die gericht zijn op externe validatie en materiële zaken, zoals rijkdom, status, imago en macht. Het te sterk nastreven hiervan kan leiden tot minder welzijn, meer stress en negatieve attitudes.
**Nuancering:** Extrinsieke waarden zijn niet per definitie slecht, maar het is problematisch wanneer ze dominant worden ten opzichte van intrinsieke waarden. Het **fit-perspectief** binnen ZDT benadrukt dat de relatie tussen waarden en uitkomsten afhangt van de mate waarin deze waarden passen bij de omgeving of context.
## 3. Toepassingen van ZDT in de praktijk
### 3.1 Motivatie op het werk
De ZDT biedt inzichten voor het creëren van motiverende werkomgevingen:
* **Autonomie-ondersteunend leiderschap:** Leidinggevenden die autonomie ondersteunen, zorgen voor keuzemogelijkheden, geven zinvolle uitleg, en tonen empathie. Dit bevordert de basisbehoeften en leidt tot autonome motivatie.
* **Job design:** Het ontwerpen van taken die de basisbehoeften van werknemers bevredigen (autonomie, competentie, betrokkenheid) is cruciaal voor welzijn en prestaties. Dit omvat het bieden van voldoende job resources (zoals vaardigheidsbenutting, taakidentiteit, sociale steun) en het minimaliseren van job demands (zoals werkdruk, rolconflict).
* **Teamdynamiek:** De rol van collega's is ook belangrijk. Instrumentele hulp, emotionele steun en het bevorderen van perspectiefname en samenwerking binnen teams kunnen de basisbehoeften versterken.
**Tip:** In plaats van te vragen "hoe kan ik mensen motiveren?", is het effectiever om te vragen "hoe kan ik de omstandigheden creëren waarin mensen zichzelf motiveren?"
### 3.2 Motivatie voor leren en persoonlijke ontwikkeling
De principes van ZDT zijn ook toepasbaar op leercontexten:
* Kinderen die leren vanuit een gevoel van autonomie, competentie en betrokkenheid, vertonen meer plezier, creativiteit en persistentie.
* Het stellen van doelen die intrinsiek gemotiveerd zijn, leidt tot betere leeruitkomsten en meer welzijn dan het stellen van extrinsiek gemotiveerde doelen.
### 3.3 Integreren van ZDT in verschillende domeinen
De ZDT biedt een raamwerk voor het begrijpen en bevorderen van motivatie in diverse domeinen, waaronder werk, onderwijs en persoonlijke relaties. De theorie benadrukt het belang van het creëren van omgevingen die de psychologische basisbehoeften van individuen ondersteunen, wat leidt tot duurzame motivatie en verbeterd welzijn.
---
# Mensbeelden en theoretische perspectieven op motivatie
Dit gedeelte onderzoekt hoe verschillende mensbeelden, zoals die in de Agency theorie, Stewardship theorie en de Theorieën X en Y van McGregor, de benadering van motivatie beïnvloeden.
### 2.1 Mensbeelden in managementtheorieën
Verschillende managementtheorieën gaan uit van fundamenteel verschillende ideeën over de aard van de mens, wat direct invloed heeft op hoe men motivatie benadert.
#### 2.1.1 Agency theorie
De Agency theorie beschouwt de relatie tussen een principaal (bijvoorbeeld een werkgever) en een agent (bijvoorbeeld een werknemer). Het uitgangspunt is dat de agent, naast het nastreven van de belangen van de principaal, ook de eigen belangen zal volgen. Om dit te beheersen, moet de principaal de agent controleren en diens gedrag beïnvloeden door middel van beloningen. De theorie veronderstelt dat beloning effectief is om belangenverschillen te overbruggen, hoewel er weinig diepgaande aandacht wordt besteed aan de aard van de beloning zelf. Een bonus wordt gezien als een oplossing voor deze belangentegenstelling.
> **Tip:** In de praktijk is dit concept vaak terug te zien in de principaal-agentproblematiek op de werkvloer, waarbij een leidinggevende niet 100% controle heeft over de prestaties van werknemers en dus afhankelijk is van mechanismen zoals bonussen om alignment te garanderen.
#### 2.1.2 Stewardship theorie
In tegenstelling tot de Agency theorie, stelt de Stewardship theorie dat de werknemer (de 'steward') zijn of haar eigen belangen ondergeschikt stelt aan die van de werkgever. Dit betekent dat de werknemer intrinsiek gemotiveerd is om de organisatiedoelen te behalen, zelfs zonder externe beloningen of strikte controle.
#### 2.1.3 McGregor's Theorieën X en Y
Douglas McGregor onderscheidde twee fundamenteel verschillende mensbeelden die van invloed zijn op managementstijlen en motivatieaanpakken:
* **Theorie X:** Dit mensbeeld gaat ervan uit dat werknemers inherent lui zijn, verantwoordelijkheid vermijden, niet loyaal zijn, en daarom externe controle en beloningen nodig hebben om productief te zijn. Managers die vanuit dit perspectief handelen, sturen hun medewerkers aan via opdrachten en strenge controle. Een hiërarchische structuur met een beperkte span of control is kenmerkend. De aanname is dat werknemers weinig ambitie hebben, veranderingen mijden en primair gedreven worden door geld. Dit leidt tot een autoritaire managementstijl waarbij motivatie voortkomt uit straffen, beloningen en strikte controle.
* **Theorie Y:** Dit mensbeeld beschouwt werknemers als creatief, werk-plezier-hebbend, verantwoordelijkheid nastrevend en in staat om zelfstandig hun weg te vinden. Managers met een Theorie Y-visie richten zich op consensus, participatie en betrokkenheid. Dit model wordt als voordelig beschouwd voor zowel het bedrijf, omdat het de creativiteit en vindingrijkheid van werknemers benut, als voor de medewerker, omdat het werk meer plezier en bevrediging oplevert. Motivatie ontstaat hierdoor via betrokkenheid en inspraak.
> **Tip:** McGregor benadrukte het fenomeen van de 'self-fulfilling prophecy'. Als een manager gelooft dat zijn werknemers lui zijn (Theorie X), zal hij hen dienovereenkomstig behandelen, wat er op zijn beurt toe kan leiden dat de werknemers zich ook zo gaan gedragen. Omgekeerd geldt dit ook voor Theorie Y.
> **Voorbeeld:** Een manager die gelooft in Theorie X zal medewerkers constant micro-managen, taken strikt toewijzen en prestaties nauwlettend controleren. Een manager die gelooft in Theorie Y zal medewerkers meer autonomie geven, hen betrekken bij besluitvorming en vertrouwen op hun zelfsturing.
### 2.2 Autonome en gecontroleerde motivatie
Naast de mensbeelden, is het onderscheid tussen autonome en gecontroleerde motivatie cruciaal voor het begrijpen van de kwaliteit van motivatie.
#### 2.2.1 Intrinsieke en extrinsieke motivatie
Motivatie kan worden onderverdeeld in intrinsieke en extrinsieke vormen:
* **Intrinsieke motivatie:** Dit is de interne drang om iets te doen omdat het persoonlijk voldoening, plezier of interesse oplevert, los van externe beloningen of druk.
* **Extrinsieke motivatie:** Dit is motivatie waarbij gedrag wordt gestuurd door externe factoren, zoals beloningen (geld, status, complimenten) of het vermijden van straf (ontslag, kritiek).
* **A-motivatie:** Dit is een staat van niet-gemotiveerd zijn, waarbij er geen waargenomen verband is tussen gedrag en uitkomsten, of waarbij men geen waarde toekent aan de activiteit.
#### 2.2.2 Het spectrum van zelfdeterminatie
De Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) plaatst intrinsieke en extrinsieke motivatie op een continuüm, waarbij het onderscheid wordt gemaakt tussen autonome en gecontroleerde motivatie:
* **Autonome motivatie:** Dit omvat intrinsieke motivatie en vormen van extrinsieke motivatie waarbij de persoon het gedrag als zelfgekozen ervaart en er zich achter kan scharen. Dit omvat:
* **Intrinsieke motivatie:** Doen omdat het leuk, interessant of bevredigend is.
* **Identificatie:** Het gedrag accepteren als persoonlijk belangrijk of waardevol.
* **Integratie:** Het gedrag volledig integreren met het eigen zelfbeeld en waarden.
* **Gecontroleerde motivatie:** Dit omvat extrinsieke motivatie die als opgelegd of extern gereguleerd wordt ervaren, waarbij de persoon zich gedwongen voelt om te handelen. Dit omvat:
* **Externe regulatie:** Gedrag wordt gestuurd door externe beloningen of straffen.
* **Introjectie:** Gedrag wordt gestuurd door interne druk zoals schuld, schaamte, trots of het nastreven van een bepaald zelfbeeld, vaak om goedkeuring te verkrijgen of afkeuring te vermijden.
* **Amotivatie:** Dit is de afwezigheid van zowel autonome als gecontroleerde motivatie.
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat identificatie een extrinsieke vorm van autonome motivatie is. Hoewel het extern van oorsprong is, wordt het als autonoom ervaren omdat de persoon het belang van het gedrag erkent en er zich achter kan scharen.
> **Voorbeeld:** Een secretaresse die een administratieve functie accepteert omdat het meer aanzien heeft dan fabrieksarbeid, doet dit uit extrinsieke overwegingen (aanzien, vermijden van een onaantrekkelijk alternatief), wat neigt naar gecontroleerde motivatie (introjectie of externe regulatie). Een psycholoog die een extra cliënt aanneemt omdat hij niet kan slapen bij het idee haar in de steek te laten, handelt vanuit een sterke interne morele drijfveer die meer autonoom van aard is.
#### 2.2.3 De gevolgen van autonome vs. gecontroleerde motivatie
Onderzoek toont consequent aan dat autonome motivatie leidt tot positievere uitkomsten, zoals:
* Meer welzijn, algemeen welzijn en levenstevredenheid.
* Meer bevlogenheid, engagement en enthousiasme.
* Betere prestaties en meer creativiteit.
* Meer doorzettingsvermogen en een grotere veerkracht bij tegenslag.
* Minder stress en burn-out.
* Positieve attitudes.
Gecontroleerde motivatie daarentegen wordt geassocieerd met:
* Meer stress en burn-out.
* Minder bevlogenheid en betrokkenheid.
* Lagere prestaties en minder creativiteit.
* Meer verloopintenties.
* Negatieve attitudes.
> **Tip:** Hoewel autonome motivatie de voorkeur verdient, betekent dit niet dat elke vorm van gecontroleerde motivatie per definitie schadelijk is. Zolang werknemers ook een significante mate van autonome motivatie ervaren, kan enige gecontroleerde motivatie naast elkaar bestaan zonder significante negatieve gevolgen. Het gaat om de balans en de overwegende aard van de motivatie.
### 2.3 Het ABC van motivatie: Basisbehoeften
De Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) identificeert drie universele psychologische basisbehoeften die essentieel zijn voor psychologisch welzijn, groei en motivatie:
* **Autonomie:** Het gevoel van keuzevrijheid en zelfsturing; het gevoel dat je zelf bepaalt wat je doet en waarom. Dit betekent niet per se dat je alles zelf moet kiezen, maar wel dat je de mogelijkheid hebt om mee te gaan in keuzes of deze te begrijpen.
* **Betrokkenheid (Relatedness):** Het gevoel van verbondenheid met anderen; het deel uitmaken van een groep en betekenisvolle relaties hebben.
* **Competentie (Competence):** Het gevoel effectief te zijn in je omgeving; het geloof dat je invloed hebt op de wereld en dingen zelf in handen hebt.
> **Tip:** Deze basisbehoeften zijn aangeboren, universeel, en kennen geen hiërarchie. Het gaat niet zozeer om de behoeftesterkte of individuele verschillen, maar om de algemene bevrediging van deze behoeften die leidt tot welzijn en autonome motivatie. Het niet bevredigen van deze behoeften kan leiden tot gevoelens van hulpeloosheid, hopeloosheid en frustratie.
#### 2.3.1 De rol van basisbehoeften in de werkomgeving
Het bevredigen van autonomie, betrokkenheid en competentie op het werk leidt tot:
* Verbeterd welzijn, positieve emoties en algemeen welzijn.
* Hogere autonomie en meer autonome motivatie.
* Verbeterde prestaties en kwaliteit van werk.
* Meer flexibiliteit en een grotere bereidheid om nieuwe trainingen te volgen.
Het is belangrijk op te merken dat de context van het werk en de organisatie, evenals leiderschapsgedrag (met name autonomie-ondersteunend leiderschap), een grotere rol spelen in het al dan niet bevredigen van deze behoeften dan persoonlijke persoonlijkheidskenmerken.
### 2.4 Intrinsieke en extrinsieke waarden
Naast de basisbehoeften, spelen ook intrinsieke en extrinsieke waarden een rol in motivatie en welzijn.
* **Intrinsieke waarden:** Deze zijn gericht op persoonlijke groei en ontwikkeling, en omvatten doelen zoals bijdragen aan de gemeenschap, het opbouwen van goede sociale relaties, persoonlijke ontwikkeling, en het nastreven van gezondheid.
* **Extrinsieke waarden:** Deze zijn gericht op externe validatie en materiële zaken, en omvatten doelen zoals rijkdom, status, imago en macht.
#### 2.4.1 Gevolgen van intrinsieke en extrinsieke waarden
Het nastreven van intrinsieke waarden wordt geassocieerd met:
* Hoger welzijn, attitudes, en gedrag.
* Meer bevlogenheid, betrokkenheid, en werktevredenheid.
* Minder burn-out en minder verloopintentie.
* Meer doorzettingsvermogen en een grotere bereidheid tot flexibiliteit, zoals het volgen van extra trainingen of het accepteren van banen met een iets lager salaris.
Het nastreven van extrinsieke waarden daarentegen kan leiden tot:
* Meer burn-out, stress en werk-thuis interferentie.
* Minder bevlogenheid en betrokkenheid.
* Meer verloopintentie.
* Korte termijn satisfactie die snel kan afnemen.
> **Tip:** Hoewel extrinsieke waarden op zichzelf niet 'slecht' zijn, wordt het problematisch wanneer ze de overhand krijgen ten opzichte van intrinsieke waarden. Dit kan leiden tot een fragiele zelfwaarde en een negatieve impact op welzijn en prestaties.
> **Voorbeeld:** Lottowinnaars ervaren op korte termijn een enorme piek in tevredenheid (extrinsieke waarde: rijkdom), maar na verloop van tijd kan dit effect afnemen en zelfs leiden tot ontevredenheid als het niet gepaard gaat met intrinsieke waarden zoals persoonlijke groei of betekenisvolle relaties.
### 2.5 Integratie van mensbeelden en theorieën
De verschillende mensbeelden en theoretische perspectieven op motivatie bieden een genuanceerd beeld van hoe individuen worden gemotiveerd. De Zelf-Determinatie Theorie, met haar focus op basisbehoeften en autonome motivatie, biedt een krachtig kader om te begrijpen hoe medewerkers duurzaam gemotiveerd kunnen worden. Het creëren van een werkomgeving die autonomie, betrokkenheid en competentie ondersteunt, is essentieel voor het bevorderen van welzijn en prestaties. Dit vereist leidinggevenden die autonomie-ondersteunend gedrag vertonen, de context van het werk zorgvuldig ontwerpen, en begrip hebben voor de intrinsieke versus extrinsieke drijfveren van hun medewerkers.
De fundamentele vraag is niet zozeer "hoe kan ik mensen motiveren?", maar eerder "hoe kan ik de omstandigheden creëren waarin mensen zichzelf motiveren?".
---
# Autonome en gecontroleerde motivatie
Dit gedeelte verkent de verschillende facetten van motivatie, variërend van intrinsieke en extrinsieke tot autonome en gecontroleerde vormen, en hun invloed op gedrag en welzijn.
### 2.1 De kernconcepten van motivatie
Motivatie wordt gedefinieerd als de "energetische krachten die werkgerelateerd gedrag initiëren en de vorm, richting, intensiteit en duur ervan bepalen" (Pinder, 2008). Motivatie is cruciaal voor prestaties en welzijn, waarbij de Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) een prominente rol speelt door beide aspecten te integreren.
De ZDT onderscheidt verschillende vormen van motivatie:
* **Intrinsieke motivatie**: Gedrag wordt gedreven door innerlijke voldoening, plezier of interesse in de activiteit zelf.
* **Extrinsieke motivatie**: Gedrag wordt gestuurd door externe factoren, zoals beloningen (geld, status, complimenten) of het vermijden van straf (ontslag, kritiek).
* **A-motivatie**: Een gebrek aan intentie of motivatie om een activiteit uit te voeren.
#### 2.1.1 Intrinsieke en extrinsieke waarden
Naast de motivatievormen worden ook de onderliggende waarden onderscheiden:
* **Intrinsieke waarden**: Gericht op persoonlijke groei, gemeenschapszin, goede sociale relaties en gezondheid.
* **Extrinsieke waarden**: Gericht op materiële zaken, status, imago en macht.
Het nastreven van intrinsieke waarden correleert over het algemeen positief met welzijn, attitudes en gedrag, terwijl een overwicht aan extrinsieke waarden kan leiden tot meer burn-out, minder bevlogenheid en een hogere verloopintentie.
### 2.2 Autonome en gecontroleerde motivatie
Een belangrijk onderscheid binnen de ZDT is dat tussen autonome en gecontroleerde motivatie, die een bredere kijk biedt dan enkel intrinsieke versus extrinsieke motivatie.
* **Autonome motivatie**: Dit omvat intrinsieke motivatie en geïnternaliseerde vormen van extrinsieke motivatie (zoals identificatie en integratie). Hierbij voelt het individu dat het gedrag voortkomt uit eigen wil en keuze. Men wil de activiteit uitvoeren.
* **Intrinsieke motivatie**: De activiteit is leuk, interessant en boeiend.
* **Identificatie**: Het individu erkent het belang van de activiteit en identificeert zich ermee, ook al is het niet inherent plezierig.
* **Integratie**: De activiteit is volledig geïncorporeerd in het zelfbeeld en de persoonlijke waarden.
* **Gecontroleerde motivatie**: Dit omvat extrinsieke motivatie die wordt aangestuurd door externe druk, zoals straffen, beloningen, schuldgevoelens of de behoefte aan goedkeuring. Het individu voelt zich gedwongen om de activiteit uit te voeren. Men *moet* de activiteit uitvoeren.
* **Externe regulatie**: Gedrag wordt gemotiveerd door externe beloningen of straffen.
* **Introjectie**: Gedrag wordt aangestuurd door interne druk, zoals schuldgevoelens, schaamte of de behoefte aan zelfwaarde die afhankelijk is van externe factoren.
#### 2.2.1 Het continuüm van motivatie
Deze vormen van motivatie worden vaak geplaatst op een continuüm, van niet-regulatie (a-motivatie) tot autonome regulatie (intrinsieke motivatie).
$$ \text{Niet-regulatie} \rightarrow \text{Externe regulatie} \rightarrow \text{Introjectie} \rightarrow \text{Identificatie} \rightarrow \text{Integratie} \rightarrow \text{Intrinsieke motivatie} $$
De overgang van gecontroleerde naar autonome motivatie wordt gekenmerkt door een groeiende internalisatie van de regulatie.
#### 2.2.2 De impact van autonome versus gecontroleerde motivatie
Onderzoek toont aan dat autonome motivatie leidt tot:
* Grotere persistentie, plezier en creativiteit.
* Diepgaandere leerprocessen.
* Hogere mate van welzijn, tevredenheid en bevlogenheid.
* Minder stress en uitputting.
Gecontroleerde motivatie daarentegen kan leiden tot:
* Oppervlakkiger leren.
* Meer stress, burn-out en verloopintentie.
* Prestaties van lagere kwaliteit.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat zelfs binnen autonome motivatie er gradaties zijn. Hoewel intrinsieke motivatie het hoogst aangeschreven staat, is het hebben van een combinatie van autonome en gecontroleerde motivatie niet per se negatief, zolang de autonome component overheerst.
### 2.3 De basisbehoeften van de Zelf-Determinatie Theorie
De ZDT stelt dat de bevrediging van drie universele psychologische basisbehoeften cruciaal is voor autonome motivatie, welzijn en optimale prestaties:
1. **Autonomie**: Het gevoel van keuzevrijheid, zelfsturing en het gevoel hebben dat men kan handelen in lijn met het eigen zelf. Het gaat om het gevoel een actor te zijn, niet een object van controle.
2. **Competentie**: Het gevoel van effectiviteit, bekwaamheid en het ervaren van meesterschap in het omgaan met de omgeving.
3. **Betrokkenheid (of relationele verbondenheid)**: Het gevoel van verbondenheid, acceptatie en het deel uitmaken van een groep of gemeenschap.
Deze behoeften zijn aangeboren en universeel, en hun bevrediging hangt sterk af van de omgeving, met name de context op het werk, leiderschap en de job zelf.
#### 2.3.1 De rol van de basisbehoeften in de werkcontext
* **Autonomie-ondersteunend leiderschap**: Leidinggevenden die autonomie ondersteunen, geven keuzes, bieden zinvolle uitleg, tonen empathie en luisteren actief. Dit bevordert de bevrediging van de basisbehoeften.
* **Job design**: Kenmerken van de job, zoals vaardigheidsbenutting, taakidentiteit, taakbelang, sociale steun en feedback, dragen bij aan de bevrediging van de basisbehoeften.
* **Organisatiecontext**: Rechtvaardigheid, fit en positief gedrag binnen de organisatie bevorderen de behoeftebevrediging, terwijl organisatiepolitiek en pestgedrag deze kunnen frustreren.
#### 2.3.2 Gevolgen van behoeftebevrediging
Wanneer de basisbehoeften bevredigd worden, leidt dit tot:
* Verhoogde arbeidsvreugde en engagement.
* Lagere niveaus van burn-out en verloopintentie.
* Meer autonome motivatie.
> **Voorbeeld:** Een werknemer die de vrijheid krijgt om zijn eigen werkschema te bepalen (autonomie), de mogelijkheid heeft om nieuwe vaardigheden te leren (competentie) en een goede relatie heeft met collega's (betrokkenheid), zal waarschijnlijk autonomer gemotiveerd zijn en hogere niveaus van welzijn ervaren.
### 2.4 Integratie van motivatieconcepten
De verschillende concepten van motivatie (intrinsiek/extrinsiek, autonoom/gecontroleerd, waarden, basisbehoeften) zijn met elkaar verweven. Het creëren van een omgeving waarin mensen zichzelf kunnen motiveren, door de basisbehoeften te ondersteunen, is effectiever dan het proberen hen extern te controleren.
Het idee "motiveren zonder controleren" benadrukt het belang van het creëren van omstandigheden die autonome motivatie bevorderen, in plaats van te focussen op controlerende tactieken. Dit vereist een zorgvuldig ontwerp van jobs, ondersteunend leiderschap en een organisatiecultuur die de psychologische behoeften van medewerkers centraal stelt.
---
# Basisbehoeften en waarden als drijfveren van motivatie
Dit gedeelte verkent de universele basisbehoeften die motivatie aansturen en het onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke waarden in de context van werk.
### 4.1 Het ABC van motivatie: basisbehoeften
De Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) stelt dat er drie universele, aangeboren psychologische basisbehoeften zijn die cruciaal zijn voor welzijn, autonome motivatie en optimale prestaties. Deze behoeften zijn:
* **Autonomie:** Het gevoel van vrijheid en keuzevrijheid in het eigen gedrag. Dit betekent niet dat men alles zelf moet kiezen, maar wel het gevoel hebben dat men kan meegaan in keuzes en dat deze zinvol zijn.
* **Verbondenheid (betrokkenheid):** Het gevoel deel uit te maken van een groep en betekenisvolle relaties te hebben met anderen.
* **Competentie:** Het gevoel effectief te zijn in de wereld en dingen zelf in handen te hebben; het idee dat men invloed heeft en dingen kan realiseren.
Deze basisbehoeften zijn:
* **Aangeboren:** Ze zijn inherent aan de menselijke natuur.
* **Universeel:** Ze gelden voor iedereen, ongeacht leeftijd, cultuur of achtergrond.
* **Niet hiërarchisch:** Er is geen vaste volgorde in belangrijkheid; ze zijn allemaal essentieel.
* **Focus op behoeftebevrediging:** De nadruk ligt op de vervulling van deze behoeften als drijfveer, niet zozeer op het tekort.
De bevrediging van deze drie basisbehoeften is sterk gerelateerd aan welzijn, positieve attitudes, prestaties en de kwaliteit van motivatie. Ze beïnvloeden onder andere positieve emoties, bevlogenheid, algemeen welzijn en levenstevredenheid, terwijl ze stress en burn-out verminderen.
> **Tip:** Autonomie-ondersteunend leiderschap, het bieden van job resources (zoals vaardigheidsbenutting, taakidentiteit, autonomie, sociale steun, feedback) en het minimaliseren van job demands (werkdruk, cognitieve/emotionele belasting, rolconflict, etc.) zijn cruciale factoren voor het bevredigen van deze basisbehoeften op de werkvloer.
### 4.2 Intrinsieke en extrinsieke waarden als drijfveren
Waarden zijn fundamentele overtuigingen over wat wenselijk en belangrijk is in het leven. Ze sturen onze doelen, aspiraties en uiteindelijk ons gedrag. De ZDT maakt een onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke waarden:
* **Intrinsieke waarden:** Deze zijn gericht op persoonlijke groei, welzijn en authentieke zelfwaarde. Ze bevorderen een "zijn-oriëntatie". Voorbeelden zijn:
* Persoonlijke ontwikkeling
* Goede sociale relaties
* Bijdrage leveren aan de gemeenschap
* Gezondheid
* **Extrinsieke waarden:** Deze zijn gericht op externe validatie, status en materieel succes. Ze bevorderen een "hebben-oriëntatie" en kunnen leiden tot fragiele zelfwaarde. Voorbeelden zijn:
* Rijkdom
* Status/imago
* Macht
Het nastreven van intrinsieke waarden wordt geassocieerd met meer welzijn, hogere bevlogenheid, meer betrokkenheid en betere prestaties. Het nastreven van extrinsieke waarden kan op korte termijn leiden tot tevredenheid, maar op lange termijn geassocieerd met meer burnout, minder bevlogenheid, minder betrokkenheid, meer verloopintentie en slechtere prestaties.
> **Belangrijk:** Extrinsieke waarden zijn niet per definitie "slecht". Het probleem ontstaat wanneer ze de overhand krijgen ten opzichte van intrinsieke waarden, of wanneer ze op een gecontroleerde manier worden nagestreefd. Het **"fit-perspectief"** benadrukt dat de relatie tussen waarden en uitkomsten afhangt van de mate waarin iemands waarden passen binnen de omgeving.
### 4.3 Autonome en gecontroleerde motivatie
Motivatie kan verder worden gecategoriseerd op een continuüm van autonoom naar gecontroleerd:
* **Autonome motivatie:** Gedrag dat wordt gemotiveerd door een gevoel van keuze en overeenstemming met iemands waarden en zelfbeeld. Dit omvat:
* **Intrinsieke motivatie:** Handelen omdat de activiteit zelf leuk, interessant of bevredigend is.
* **Geïntegreerde regulatie:** Gedrag dat volledig is geïnternaliseerd en gezien wordt als een integraal deel van iemands identiteit.
* **Geïdentificeerde regulatie:** Gedrag dat men waardevol of zinvol vindt, ook al is het niet inherent plezierig.
* **Gecontroleerde motivatie:** Gedrag dat wordt aangestuurd door externe druk, dwang of de behoefte aan goedkeuring. Dit omvat:
* **Introjectie:** Handelen om schuld, schaamte of trots te vermijden/verkrijgen, vaak gedreven door geïnternaliseerde externe regels.
* **Externe regulatie:** Handelen om externe beloningen te verkrijgen of straf te vermijden.
* **Amotivatie:** Een staat van gebrek aan motivatie, waarin men geen intentie of behoefte voelt om actie te ondernemen.
> **Let op:** Het onderscheid tussen autonome en gecontroleerde motivatie is cruciaal. Terwijl extrinsieke motivatie op zichzelf niet per se negatief is, wordt gecontroleerde motivatie geassocieerd met negatieve uitkomsten zoals stress en verminderd welzijn. Zelfs als extrinsieke doelen worden nagestreefd, is het belangrijk dat dit op een autonome manier gebeurt (bv. door identificatie met de waarde van het doel).
Daniel Pink's werk benadrukt dat motivatie het best ontstaat wanneer we de omstandigheden creëren waarin mensen zichzelf kunnen motiveren, wat nauw aansluit bij de principes van de ZDT. Het effect van motivatie kan worden beschouwd in termen van zowel kwaliteit (autonoom vs. gecontroleerd) als kwantiteit (hoeveelheid motivatie). Onderzoek suggereert dat zolang mensen autonoom gemotiveerd zijn, het niet problematisch is dat er ook enige mate van gecontroleerde motivatie aanwezig is.
---
# Toepassingen van motivatieprincipes in de praktijk
Dit gedeelte verkent de praktische implementatie van motivatieprincipes binnen de werkomgeving, met een focus op leiderschap, jobdesign en de invloed van collega's, om zelfmotivatie te faciliteren.
### 5.1 Motiveren zonder controleren: principes voor duurzame actie
De kernvraag bij het motiveren van anderen is hoe men hen kan inspireren tot duurzame actie zonder hen te controleren. Dit omvat het creëren van de juiste voorwaarden waarin individuen zichzelf motiveren.
#### 5.1.1 Verschillende mensbeelden en hun impact
Het mensbeeld dat men hanteert, heeft een significante impact op hoe men anderen motiveert en de effectiviteit daarvan. Twee contrasterende mensbeelden zijn:
* **Controlegericht (mensbeeld X):** Dit beeld gaat ervan uit dat medewerkers inherent lui zijn, verantwoordelijkheid mijden, niet loyaal zijn en gestuurd moeten worden door straffen en beloningen. Dit leidt tot een controlerende, autoritaire managementstijl.
* **Autonomiegericht (mensbeeld Y):** Dit beeld stelt dat medewerkers creatief zijn, werk leuk vinden, verantwoordelijkheid nastreven en zichzelf kunnen sturen. Dit leidt tot een managementstijl die gericht is op consensus, participatie, vertrouwen en begeleiding.
**Self-fulfilling prophecy:** De aannames van een manager over zijn medewerkers kunnen ertoe leiden dat medewerkers zich ook daadwerkelijk gedragen naar die aannames. Dit effect kan zowel positief als negatief uitpakken.
#### 5.1.2 Autonome versus gecontroleerde motivatie
Motivatie kan worden onderverdeeld in autonome en gecontroleerde vormen, die elk voortkomen uit verschillende regulaties:
* **Autonome motivatie:** Dit omvat intrinsieke motivatie (handelen uit interesse, plezier of voldoening) en geïntegreerde extrinsieke motivatie (handelen omdat het in lijn ligt met eigen waarden en identiteit). Het kenmerkt zich door een gevoel van "willen".
* **Gecontroleerde motivatie:** Dit omvat geïnternaliseerde extrinsieke motivatie (handelen om schuld of schaamte te vermijden of om zelfbeeld te beschermen) en externe regulatie (handelen door externe druk, straffen of beloningen). Het kenmerkt zich door een gevoel van "moeten".
* **Amotivatie:** Dit is een gebrek aan motivatie, gekenmerkt door apathie, hulpeloosheid en hopeloosheid.
**Crowding-out effect:** Het toevoegen van externe prikkels, zoals financiële beloningen, kan de intrinsieke motivatie voor een taak ondermijnen, waardoor de autonome motivatie afneemt.
**Onderzoek bij kinderen:** Studies met kinderen laten zien dat wanneer regels worden gecommuniceerd op een manier die autonomie ondersteunt (bv. uitleg geven waarom een regel er is), dit leidt tot meer plezier, creativiteit en persistentie dan wanneer regels dwingend worden opgelegd zonder uitleg.
#### 5.1.3 Het ABC van motivatie: de basisbehoeften
De Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) stelt dat drie aangeboren psychologische basisbehoeften cruciaal zijn voor welzijn, groei en autonome motivatie:
* **Autonomie:** Het gevoel hebben van keuzevrijheid en zelfsturing. Dit betekent niet noodzakelijk alles zelf doen, maar wel de mogelijkheid hebben om mee te gaan in keuzes en te begrijpen waarom bepaalde beslissingen worden genomen.
* **Betrokkenheid (Competentie):** Het gevoel hebben deel uit te maken van een groep of gemeenschap.
* **Competentie:** Het gevoel hebben effectief te zijn en invloed te hebben op de omgeving.
**Kenmerken van basisbehoeften:** Deze behoeften zijn universeel, aangeboren, kennen geen hiërarchie, vereisen geen specifieke sterkte en er is geen focus op behoeftetekorten als enige drijfveer.
**Impact van basisbehoeften op het werk:** De bevrediging van deze basisbehoeften op het werk correleert positief met welzijn, positieve attitudes, betere prestaties, hogere kwaliteit van motivatie, en lagere niveaus van stress en burn-out.
**Leiderschap en basisbehoeften:** Leidinggevenden kunnen autonomie-ondersteunend gedrag vertonen door keuzes te geven waar mogelijk, uitleg te bieden bij beslissingen, en empathie te tonen. De context van het werk en de organisatiecontext spelen een grotere rol in de bevrediging van basisbehoeften dan persoonlijkheidskenmerken.
#### 5.1.4 Intrinsieke en extrinsieke waarden
Waarden kunnen worden onderverdeeld in intrinsieke en extrinsieke categorieën, die invloed hebben op ons welzijn, onze attitudes en ons gedrag:
* **Intrinsieke waarden:** Gerelateerd aan persoonlijke groei, authentieke zelfwaarde, goede sociale relaties, bijdragen aan de gemeenschap en gezondheid. Ze bevorderen welzijn, bevlogenheid en engagement.
* **Extrinsieke waarden:** Gerelateerd aan rijkdom, status, imago, macht en externe erkenning. Wanneer deze waarden dominant worden, kunnen ze leiden tot meer burn-out, minder bevlogenheid, meer verloopintentie en mindere prestaties.
**Fit-perspectief:** De relatie tussen waarden en uitkomsten is genuanceerd en afhankelijk van de 'fit' tussen individuele waarden en de context. Een goede fit tussen intrinsieke waarden en de omgeving leidt tot positieve uitkomsten.
> **Tip:** Het is niet de kwantiteit van motivatie die telt, maar de kwaliteit. Zolang medewerkers autonoom gemotiveerd zijn, is het niet erg als er ook enige gecontroleerde motivatie aanwezig is.
### 5.2 De rol van leiderschap, jobdesign en collega's
Motivatieprincipes kunnen effectief worden toegepast door aandacht te besteden aan drie belangrijke domeinen:
#### 5.2.1 Leiderschap
Leiderschap speelt een cruciale rol in het creëren van een gemotiveerde werkomgeving.
* **Autonomie-ondersteunend leiderschap:** Dit type leiderschap kenmerkt zich door het ondersteunen van de basisbehoeften van medewerkers (autonomie, betrokkenheid, competentie). Het staat tegenover controlerend leiderschap of een laksere laissez-faire benadering.
* **Leiderschapsgedrag:** Goede leiders bieden ondersteuning, tonen warmte en afstandelijkheid waar nodig, en creëren een structuur zonder te controleren.
#### 5.2.2 Jobdesign
De manier waarop werk is ontworpen, heeft een directe impact op motivatie.
* **Psychosociale aspecten:** Het werk zelf, inclusief de eisen die eraan gesteld worden en de resources die beschikbaar zijn, beïnvloedt motivatie. Minder eisen en meer resources leiden tot betere motivatie.
* **Job crafting:** Medewerkers kunnen actief hun eigen baan vormgeven door taken, relaties en de perceptie van hun werk aan te passen om zo beter aan te sluiten bij hun behoeften en motivaties.
#### 5.2.3 De rol van collega's
Collega's kunnen op verschillende manieren bijdragen aan de motivatie van individuen:
* **Loutere aanwezigheid:** De aanwezigheid van anderen kan al een motiverend effect hebben.
* **Instrumentele hulp:** Collega's kunnen praktische hulp bieden bij taken.
* **Emotionele hulp:** Collega's kunnen emotionele steun bieden, wat het gevoel van verbondenheid en welzijn vergroot.
Door het bevorderen van perspectief nemen, communicatievaardigheden en samenwerking, kunnen collega's gezamenlijk een positieve en motiverende werkomgeving creëren.
> **Belangrijke conclusie:** In plaats van te vragen "hoe kan ik mensen motiveren?", is de vraag "hoe kan ik de voorwaarden creëren waaronder mensen zichzelf motiveren?" fundamenteler.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Motivatie | Energetische krachten die werkgerelateerd gedrag initiëren en de vorm, richting, intensiteit en duur ervan bepalen. |
| Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) | Een theorie die stelt dat menselijke motivatie en welzijn bevorderd worden door de bevrediging van drie universele psychologische basisbehoeften: autonomie, competentie en verbondenheid. |
| Autonomie | De behoefte om het gevoel te hebben eigen keuzes te maken en controle te hebben over het eigen gedrag, wat leidt tot een gevoel van vrijwilligheid en zelfsturing. |
| Competentie | De behoefte om effectief te zijn in de omgang met de omgeving en het gevoel te hebben uitdagingen aan te kunnen, wat resulteert in groei en beheersing. |
| Verbondenheid | De behoefte om een gevoel van nabijheid, erbij horen en zorg te ervaren in relaties met anderen, wat bijdraagt aan sociaal welzijn en acceptatie. |
| Intrinsieke motivatie | Motivatie die voortkomt uit de inherente interesse, het plezier of de voldoening die men haalt uit een activiteit zelf, zonder externe beloningen. |
| Extrinsieke motivatie | Motivatie die wordt aangestuurd door externe factoren, zoals beloningen, erkenning, strafvermijding of sociale druk. |
| Gecontroleerde motivatie | Motivatie die voortkomt uit externe druk of interne druk (introjectie, schuldgevoel), waarbij men het gevoel heeft iets te moeten doen. |
| Autonome motivatie | Motivatie die voortkomt uit een gevoel van vrijwilligheid, gekoppeld aan de eigen waarden en interesses, waarbij men het gevoel heeft iets te willen doen. |
| Agency theorie | Een economische theorie die stelt dat in een relatie tussen een opdrachtgever (principaal) en uitvoerder (agent) de agent eigenbelangen kan nastreven, wat controle en beloningen door de principaal vereist. |
| Stewardship theorie | Een managementtheorie die veronderstelt dat werknemers hun eigen belangen ondergeschikt maken aan die van de organisatie, gemotiveerd door loyaliteit en betrokkenheid, zelfs zonder directe beloning. |
| Theorie X | Een managementassumptie die stelt dat werknemers inherent lui zijn, verantwoordelijkheid vermijden en controle en beloningen nodig hebben om te presteren. |
| Theorie Y | Een managementassumptie die stelt dat werknemers creatief zijn, werk leuk vinden, verantwoordelijkheid nastreven en zichzelf kunnen sturen, wat participatie en autonomie bevordert. |
| Self-fulfilling prophecy | Een voorspelling die, door de verwachtingen die ze creëert, leidt tot het uitkomen van die voorspelling, waarbij het mensbeeld van de leidinggevende het gedrag van de medewerker kan beïnvloeden. |
| Crowding out effect | Het fenomeen waarbij externe prikkels, zoals financiële beloningen, de intrinsieke motivatie voor een taak ondermijnen, waardoor de interne motivatie afneemt. |
| Intrinsieke waarden | Persoonlijke doelen en aspiraties die gericht zijn op groei, welzijn en verbinding met anderen, zoals persoonlijke ontwikkeling, goede sociale relaties en bijdragen aan de gemeenschap. |
| Extrinsieke waarden | Persoonlijke doelen en aspiraties die gericht zijn op externe validatie en materiële zaken, zoals rijkdom, status, imago en macht. |
| Basisbehoeften (ABC) | De drie universele psychologische behoeften: Autonomie, Competentie en Verbondenheid, die essentieel zijn voor welzijn en optimale motivatie. |
| Leiderschap (autonomie-ondersteunend) | Een leiderschapsstijl die medewerkers de ruimte geeft om zelf keuzes te maken, hun vaardigheden te ontwikkelen en zich betrokken te voelen bij hun werk, wat hun motivatie en welzijn verhoogt. |