H8_Preventieve Maatregelen - Voeding_1-21.pdf
Summary
# Preventieve maatregelen rondom voeding
Dit hoofdstuk behandelt preventieve maatregelen op het gebied van voeding ter voorkoming van cariës en erosie, inclusief analyse- en adviesmethoden voor voedingspatronen. Cariës en erosie zijn sterk gerelateerd aan het eet- en drinkpatroon van een individu. Het risico op deze aandoeningen is niet direct af te lezen aan de Body Mass Index (BMI) of een 'gezond uiterlijk'. Suikers en zuren uit voeding werken samen met plaque biofilm, waardoor voeding een essentieel onderdeel is van een preventieplan [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Voedingsanamnese binnen de MondGezondheidsAnamnese (MGA)
De voedingsanamnese is een vast onderdeel van de MondGezondheidsAnamnese (MGA). Deze anamnese moet steeds worden afgenomen bij nieuwe patiënten, bij duidelijke klinische veranderingen (zoals actieve cariës, erosie of falende restauraties), en na grote levenswijzigingen (zoals werk, woonplaats of medicatie). Dit geldt zowel voor kinderen als volwassenen [4](#page=4).
#### 1.1.1 Wanneer is een voedingsdagboek zinvol?
Een voedingsdagboek is zinvol bij jonge kinderen met tekenen van cariësactiviteit. Ook is het aan te raden bij de start van een periode met een verhoogd risico, zoals bij de plaatsing van orthodontische apparatuur of het starten met suikerhoudende of xerogene medicatie. Tevens is het nuttig bij stijgende cariësactiviteit of nieuwe erosieve schade, ongeacht de leeftijd van de patiënt [5](#page=5).
#### 1.1.2 Methoden: verbale anamnese
Bij de verbale anamnese wordt gestart met open vragen, zoals: "Vertel eens hoe een gewone dag eten en drinken eruitziet?". De focus ligt hierbij op de frequentie en de tijdstippen van consumptie, minder op de exacte hoeveelheden. Er wordt apart gevraagd naar drankjes tussen de maaltijden, snacks (zoals koek, snoep, chips, zoete yoghurt) en 'automatische' gewoonten (zoals cola aan het bureau of energiedrank bij gamen). Het is belangrijk om niet-veroordelende taal te gebruiken tijdens dit gesprek [6](#page=6).
#### 1.1.3 Methoden: voedingsdagboek
Er zijn twee veelgebruikte methoden voor het voedingsdagboek:
* **24-uurs recall (retrospectief):** Dit geeft een snelle indruk en is handig in de praktijk [7](#page=7).
* **3-4 dagen dagboek (inclusief weekend):** Dit levert meer detail op [7](#page=7).
Bij het invullen van een voedingsdagboek wordt genoteerd:
* Het tijdstip van consumptie.
* Het soort eten of drinken.
* De context van de consumptie (maaltijd versus tussendoor, tijdens tv-kijken, sporten, etc.) [7](#page=7).
Patiënten passen hun gedrag soms aan wanneer ze weten dat dit geregistreerd wordt (het zogenaamde 'Hawthorne-effect') [7](#page=7).
#### 1.1.4 Interpretatie van het dagboek
Bij de interpretatie van het voedingsdagboek wordt het aantal suiker- en zuuraanvallen per dag geteld. Er wordt speciale aandacht besteed aan consumpties in de avond en nacht, wanneer de speekselstroom lager is, en aan 'sippen' of langzaam drinken van één drankje. Ook de vorm van het voedsel (kleverig vs. vloeibaar, vast vs. oplosbaar) is relevant. Het is belangrijk te onthouden dat de relatie tussen voedingspatroon en cariës niet altijd lineair is en dat andere factoren meespelen [11](#page=11).
De correlatie tussen een voedingsdagboek en cariësincidentie wordt als zwak beschouwd. Redenen hiervoor zijn onder andere de vertekening van de verkregen informatie doordat de persoon weet waarvoor de registratie dient, wat leidt tot een bewustwordingsproces en aanpassing van gewoonten tijdens de registratie. Bovendien worden andere cariësfactoren, zoals de hoeveelheid, samenstelling en activiteit van de biofilm, en de speekselkwaliteit, niet meegenomen. Ondanks deze beperkingen blijft een voedingsdagboek nuttig in geselecteerde patiëntengroepen [13](#page=13).
> **Tip:** Gebruik de verbale anamnese om een eerste indruk te krijgen en vraag vervolgens naar een voedingsdagboek indien verdere analyse nodig is. Focus bij de verbale anamnese op frequentie en tijdstip, aangezien dit de belangrijkste factoren zijn voor de frequentie van suiker- en zuuraanvallen [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een patiënt drinkt gedurende de dag constant kleine slokjes van een suikerhoudende drank uit een flesje. Dit telt als meerdere suiker-/zuuraanvallen, ook al is de totale hoeveelheid suiker per keer niet extreem hoog [11](#page=11).
#### 1.1.5 Casusvoorbeeld
Hieronder een voorbeeld van een voedingsdagboek:
| Tijd | Wat eet/drinkt hij? | Situatie |
| :---- | :------------------------------------------------ | :------------------- |
| 07:00 | Boterham met choco + glas sinaasappelsap | Ontbijt thuis |
| 08:15 | Drinkbus water | Fietstocht naar school |
| 10:15 | Chocolade koekje + brikje appelsap | Speeltijd op school |
| 12:15 | 2 boterhammen met kaas en komkommer + glas water | Middagmaal op school |
| 15:30 | Appel + glas water | Thuis na school |
| 17:00 | 500 ml sportdrank | Voetbal training |
| 18:30 | Aardappelen, kip, groenten + glas melk | Avondmaal met gezin |
| 19:30 | Handje chips + glas cola | Tv-kijken |
| 21:00 | Kleine yoghurt met fruitsmaak | Snack net voor het slapen |
| 21:15 | Tanden poetsen met fluoride tandpasta | Avond routine |
---
# Alternatieven voor suiker en zoetstoffen
Dit gedeelte verkent verschillende alternatieven voor sucrose, waaronder suikervervangers, koolhydraat-bulking agents en intensieve zoetstoffen, en bespreekt hun cariogeniteit om tandvriendelijke opties te adviseren [15](#page=15).
### 2.1 Het belang van kennis over zoetstoffen voor de tandarts
Patiënten met een sterke voorkeur voor zoet en een slechte plaquecontrole blijven risicopatiënten voor cariës, zelfs bij adequate fluoridegebruik. Niet-cariogene zoetstoffen kunnen helpen de blootstelling aan suikerpieken te verminderen. Daarom is het voor tandartsen essentieel om te weten welke zoetstoffen cariogeen zijn, welke laag of niet-cariogeen zijn, en welke voornamelijk volume (bulking) toevoegen, om patiënten te kunnen begeleiden naar tandvriendelijke alternatieven. De toename van convenience food, waarin suiker vaak verborgen zit in producten zoals ontbijtgranen, chips, ketchup en brood, benadrukt de noodzaak om verder te kijken dan alleen het beperken van snoep. Het label "geen suiker toegevoegd" betekent vaak niet dat er geen natuurlijke suikers, zoals die uit fruit, aanwezig zijn [15](#page=15) [16](#page=16).
### 2.2 Overzicht van koolhydraten en zoetstoffen
Zoetstoffen en koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën wat betreft hun cariogeniteit en functie:
* **Cariogene koolhydraten:**
* Mono- en disachariden zoals glucose, fructose en sucrose [17](#page=17).
* Sommige zetmelen en zetmeelderivaten [17](#page=17).
* Bepaalde oligosachariden, waaronder glucosepolymeren en fructooligosachariden (FOS) [17](#page=17).
* **Niet-cariogene koolhydraat-bulking agents:**
* Fructosepolymeren (fructanen), bijvoorbeeld inuline [17](#page=17).
* Polydextrose [17](#page=17).
* Nutriose® [17](#page=17).
* **Niet-cariogene zoetstoffen:**
* Intense zoetstoffen (niet-calorisch) [17](#page=17).
* Bulkzoetstoffen, zoals suikeralcoholen, die calorisch zijn [17](#page=17).
### 2.3 Sucrosevervangers (suikervervangers)
Sucrosevervangers zijn koolhydraten die worden gebruikt als alternatief voor suiker.
* **Genoemde sucrosevervangers:**
* Glucosepolymeren (dextrines, maltodextrines en glucosestroop) [18](#page=18).
* Isomaltooligosachariden (IMO's) [18](#page=18).
* Sucromalt [18](#page=18).
* Fructooligosachariden (FOS’en) [18](#page=18).
* **Cariogene oligosachariden:**
* Tagatose [18](#page=18).
* Trehalose [18](#page=18).
* Sucrose-isomeren zoals palatinose, trehalulose, maltulose en leucrose [18](#page=18).
* **Mogelijk laag of niet-cariogene mono- en disachariden:**
* Sommige mono- en disachariden worden beschouwd als potentieel laag of niet-cariogeen [18](#page=18).
### 2.4 Sucrosevervangers en "prebiotica"
Nieuwe koolhydraten, waaronder mono-, di- en oligosachariden, worden steeds vaker ingezet als goedkope suikervervangers. Vaak worden voordelen geclaimd zoals een hoger vezelgehalte, mindere verteerbaarheid, een lagere energie-inhoud of een lagere glycemische index. Veel van deze koolhydraten bereiken de dikke darm en kunnen daar lactobacillen en bifidobacteriën stimuleren, wat hen prebiotische eigenschappen geeft. Echter, deze bacteriën komen ook voor in plaque in de mond, wat betekent dat ze in de mond acidogeen kunnen zijn. Producten die als 'suikervrij' worden bestempeld, kunnen desondanks nog steeds fermenteerbare oligosachariden bevatten [19](#page=19).
#### 2.4.1 Cariogene oligosachariden: glucosepolymeren en soortgelijken
Glucosepolymeren ontstaan door zure hydrolyse van zetmeel en worden gekarakteriseerd door hun DE-waarde (dextrose-equivalent). Ze zijn mengsels van mono- tot oligosachariden en korte dextrines [20](#page=20).
* **Toepassingen:** Ze worden gebruikt in medische voeding, sportdranken, desserts, energiesupplementen en babyvoeding, voornamelijk om de energie-inhoud van voeding te verhogen [20](#page=20).
* **In de mond:** Korte ketens zijn direct fermenteerbaar, terwijl langere ketens eerst door speekselamylase worden gehydrolyseerd [20](#page=20).
* **Conclusie en advies:** Deze stoffen zijn potentieel cariogeen, zeker bij langdurige retentie in de mond. Het advies is om ze tijdens de counseling te behandelen als vrije suikers [20](#page=20).
#### 2.4.2 Andere oligosachariden: IMOs, sucromalt, FOS
* **Isomaltooligosachariden (IMOs):** Deze bestaan voornamelijk uit α1-6-gebonden glucoseketens, wat ze minder gevoelig maakt voor speekselamylase. Voorbeelden zijn isomaltose, isomaltulose (palatinose) en panose. Hoewel ze minder acidogeen zijn dan sucrose, kan de pH in de mond nog steeds dalen tot onder 5,0 [21](#page=21).
* **Sucromalt:** Dit is een siroop die fructose, leucrose en hogere sacchariden bevat. Sucromalt heeft een lage glycemische index, maar is volledig caloriehoudend [21](#page=21).
* **Fructooligosachariden (FOS):** FOS wordt beschouwd als prebiotisch, maar in experimenten is het even cariogeen gebleken als sucrose [21](#page=21).
Het is belangrijk te onthouden dat veel van deze stoffen terug te vinden zijn in producten met een "suikervrij" label [21](#page=21).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cariës | Een veelvoorkomende tandheelkundige aandoening die wordt veroorzaakt door de demetalisering van tandweefsel, voornamelijk als gevolg van zuurproductie door bacteriën die suikers fermenteren. Dit proces kan leiden tot gaatjes in de tanden. |
| Erosie | Het verlies van tandweefsel veroorzaakt door chemische aanvallen, voornamelijk zuren, die niet afkomstig zijn van bacteriële fermentatie. Dit kan door intrinsieke bronnen (zoals maagzuur) of extrinsieke bronnen (zoals zure voedingsmiddelen en dranken) komen. |
| BMI (Body Mass Index) | Een index die de verhouding tussen het lichaamsgewicht en de lengte van een persoon berekent, en die wordt gebruikt om de algemene gezondheidstoestand gerelateerd aan gewicht te beoordelen. Het is geen directe indicator van mondgezondheid. |
| Plaque biofilm | Een samenlevingsvorm van micro-organismen die zich hecht aan het tandoppervlak. Deze biofilm kan suikers metaboliseren en zuren produceren die cariës en andere mondziekten kunnen veroorzaken. |
| Voedingsanamnese | Een systematische bevraging van de patiënt over zijn of haar eet- en drinkgewoonten, uitgevoerd om informatie te verzamelen die relevant is voor de mondgezondheid en om risicofactoren te identificeren. |
| MondGezondheidsAnamnese (MGA) | Een uitgebreide anamnese die gericht is op alle aspecten die de mondgezondheid van een patiënt kunnen beïnvloeden, inclusief voeding, levensstijl, medische geschiedenis en mondhygiëne. |
| Voedingsdagboek | Een instrument waarbij een patiënt gedurende een bepaalde periode (meestal enkele dagen) alle ingenomen voedingsmiddelen en dranken registreert, inclusief tijdstip en context, om inzicht te krijgen in eetpatronen. |
| 24-uurs recall | Een methode waarbij de patiënt gevraagd wordt om alle voedingsmiddelen en dranken die hij/zij in de afgelopen 24 uur heeft geconsumeerd, zo gedetailleerd mogelijk te herinneren en te rapporteren. |
| Hawthorne-effect | Een fenomeen waarbij individuen hun gedrag aanpassen of veranderen wanneer ze weten dat ze worden geobserveerd of dat hun gedrag wordt geregistreerd. In de context van een voedingsdagboek kan dit leiden tot een tijdelijke verbetering van eetgewoonten. |
| Suikervervangers | Ingrediënten die worden gebruikt om de zoetheid van voedingsmiddelen en dranken te verhogen, maar die anders zijn dan traditionele suikers zoals sucrose. Ze kunnen variëren in hun chemische structuur en hun effect op de mondgezondheid. |
| Zoetstoffen | Een bredere term die zowel suikervervangers als intensieve zoetstoffen omvat. Deze stoffen worden gebruikt om producten zoeter te maken en kunnen al dan niet calorisch zijn. |
| Cariogeniteit | Het potentieel van een substantie, zoals voedsel of een zoetstof, om tandcariës te veroorzaken. Dit is gerelateerd aan de fermentatie van suikers door bacteriën in de mond. |
| Lactobacillen en bifidobacteriën | Een groep bacteriën die van nature in het menselijk lichaam voorkomen en een rol spelen in de spijsvertering. Sommige soorten kunnen echter ook acidogeen zijn in de mond. |
| Prebiotica | Voedingsvezels die selectief de groei en activiteit van gunstige bacteriën in de darm stimuleren, zoals lactobacillen en bifidobacteriën. Sommige prebiotische koolhydraten kunnen echter in de mond fermenteerbaar zijn. |
| Oligosachariden | Koolhydraten die bestaan uit een keten van 3 tot 10 monosacharide-eenheden. Sommige oligosachariden, zoals fructooligosachariden (FOS), worden als prebiotica beschouwd. |
| Glucosepolymeren | Een mengsel van koolhydraten, waaronder glucose, oligosachariden en kortere dextrines, verkregen door de hydrolyse van zetmeel. Ze worden vaak gebruikt in medische voeding en sportdranken. |
| DE-waarde (Dextrose Equivalent) | Een maat voor de mate van hydrolyse van zetmeel. Een hogere DE-waarde geeft aan dat het zetmeel meer is afgebroken tot kortere suikerketens, wat de fermentatie en potentiële cariogeniteit kan beïnvloeden. |
| Acidogeen | Het vermogen om zuren te produceren. In de mondcontext verwijst dit naar bacteriën die suikers fermenteren tot zuren die tandglazuur kunnen aantasten. |
| Monosachariden | De eenvoudigste koolhydraten, zoals glucose en fructose, die niet verder kunnen worden gehydrolyseerd. Ze zijn direct fermentatief en kunnen bijdragen aan cariës. |
| Disachariden | Koolhydraten die bestaan uit twee monosacharide-eenheden, zoals sucrose (tafel suiker), lactose en maltose. Ze worden gehydrolyseerd tot monosachariden voordat ze kunnen worden gefermenteerd. |
| Zetmelen | Complexe koolhydraten (polysachariden) die bestaan uit lange ketens van glucose-eenheden. Ze kunnen, afhankelijk van hun structuur en de aanwezigheid van enzymen, gehydrolyseerd en gefermenteerd worden. |
| Suikeralcoholen | Koolhydraten die gedeeltelijk zijn gehydrogeneerd, zoals sorbitol en xylitol. Ze zijn calorisch en worden soms gebruikt als bulkzoetstoffen. Xylitol heeft cariostatische eigenschappen. |
| Bulkzoetstoffen (calorisch) | Zoetstoffen die een aanzienlijke hoeveelheid calorieën leveren en worden gebruikt om volume en textuur aan voedingsmiddelen toe te voegen, zoals suikeralcoholen. |
| Intense zoetstoffen (niet-calorisch) | Zoetstoffen die een zeer hoge zoetkracht hebben en in zeer kleine hoeveelheden worden gebruikt, waardoor ze nauwelijks calorieën leveren, zoals aspartaam en sacharine. |
| Isomaltooligosachariden (IMOs) | Een groep koolhydraten die voornamelijk bestaan uit glucoseketens met α1-6-bindingen, waardoor ze minder gevoelig zijn voor speekselamylase. Ze worden gebruikt als zoetstof en prebiotisch ingrediënt. |
| Sucromalt | Een siroop die fructose, leucrose en hogere sacchariden bevat. Het heeft een lage glycemische index maar is volledig caloriehoudend en wordt als suikervervanger gebruikt. |
| Fructooligosachariden (FOS) | Een type oligosacharide dat als prebiotisch wordt beschouwd en wordt aangetroffen in diverse groenten en fruit. Experimenteel onderzoek suggereert een potentieel cariogeen effect vergelijkbaar met sucrose. |
| Palatinose (isomaltulose) | Een disacharide bestaande uit glucose en fructose, waarbij de bindingen anders zijn dan in sucrose. Het wordt langzamer verteerd, wat resulteert in een lagere glycemische reactie en wordt gebruikt als suikervervanger. |