PPT 2b) Virale infecties van huid en weke delen.pdf
Summary
# Virale huidinfecties veroorzaakt door DNA-virussen
Dit document geeft een overzicht van diverse virale huidinfecties veroorzaakt door DNA-virussen, met een focus op papillomavirussen en poxvirussen, inclusief hun pathogenese, transmissie en klinische presentatie.
### 1.1 Virussen en hun classificatie
DNA-virussen die huidinfecties kunnen veroorzaken, omvatten de families Papovaviridae, Herpesviridae en Poxviridae [3](#page=3).
* **Papovaviridae:** Deze familie omvat papillomavirussen, die bekend staan om infecties zoals wratten (verrucae). Er zijn meer dan 70 bekende genotypen [3](#page=3) [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Poxviridae:** Deze familie omvat virussen zoals het molluscum contagiosum virus (MCV), monkeypox virus (MPXV) en het variola virus (veroorzaker van pokken) [3](#page=3).
* **Molluscipoxvirus:** Veroorzaakt molluscum contagiosum, gekenmerkt door goedaardige tumoren van 2 millimeter, rond en wit, die weken tot maanden aanwezig kunnen blijven op de huid en slijmvliezen, met name bij kinderen [17](#page=17).
* **Orthopoxvirus genus:** Dit genus binnen de Poxviridae-familie omvat monkeypox virus (MPXV) en variola virus [19](#page=19) [30](#page=30).
* **Variola (pokken):** Dit was een strikt menselijk virus waarvan de laatste natuurlijke infectie in 1977 werd geregistreerd en dat in 1980 wereldwijd als uitgeroeid werd verklaard. Er zijn twee klinische vormen: Variola Major, de ernstigere vorm met een sterftecijfer van ongeveer 30%, en Variola Minor, die minder ernstig is met een sterftecijfer van 1% of lager. Vaccinia, dat gebruikt werd voor het pokkenvaccin, is waarschijnlijk gerelateerd aan koepokken of paardenpokken [17](#page=17) [30](#page=30).
* **Monkeypox (Mpox):** Een virale zoönose die voornamelijk voorkomt in tropische regenwoudgebieden van Centraal- en West-Afrika. De ziekte wordt veroorzaakt door het monkeypoxvirus, een lid van het Orthopoxvirus-genus [19](#page=19).
### 1.2 Papillomavirussen (HPV)
#### 1.2.1 Kenmerken en detectie
Papillomavirussen komen voor bij mensen, runderen, paarden, honden en knaagdieren. Kweek van deze virussen is niet mogelijk; detectie gebeurt via elektronenmicroscopie (EM), DNA-probes en PCR [6](#page=6).
#### 1.2.2 Incubatietijd en transmissie
De incubatietijd voor papillomavirusinfecties bedraagt 3 tot 6 maanden. Transmissie kan plaatsvinden via de huid, bijvoorbeeld in zwembaden en op sportscholen, of via seksuele overdracht voor infecties van de geslachtsorganen [7](#page=7).
#### 1.2.3 Pathologie en klinische manifestaties
Papillomavirussen veroorzaken diverse huid- en slijmvlieslaesies, afhankelijk van het specifieke genotype [8](#page=8):
* **Cutane manifestaties:**
* Verruca plantaris (voetzoolwratten): Geassocieerd met HPV-typen 1 en 4 [8](#page=8).
* Verruca vulgaris (gewone wratten, typisch op de hand): Geassocieerd met HPV-typen 2, 4 en 7 [8](#page=8).
* Verruca plana (platte wratten, typisch op het aangezicht): Geassocieerd met HPV-typen 3 en 10 [8](#page=8).
* **Muco-cutane manifestaties:**
* Condylomata acuminata (genitale wratten): Geassocieerd met HPV-typen 6 en 11 [8](#page=8).
* Carcinomen van de cervix uteri, vulva en penis: Geassocieerd met HPV-typen 16, 18, 31 en 33 [8](#page=8).
* Laryngeale papillomata (papillomen in de strottenhoofd): Geassocieerd met HPV-typen 6 en 11 [8](#page=8).
* Orale papillomata (papillomen in de mond): Geassocieerd met HPV-typen 2, 6, 11, 18 en 57 [8](#page=8).
#### 1.2.4 Virale replicatiecyclus en maligniteit
Het virus dringt de basale cellen van de huid binnen via micro-abrasies. Terwijl de keratinocyten differentiëren en naar het oppervlak migreren, repliceert het virale DNA en worden virale eiwitten gevormd. Bij goedaardige wratten is de replicatie geassocieerd met overmatige proliferatie van epitheliale lagen, met uitzondering van de basale laag. Bij maligne letsels neemt de basale cellaag ook deel aan de proliferatie, wat leidt tot maligniteit via oncogenen, chromosoomontregeling, immunogenetische factoren en telomerase-activiteit [10](#page=10).
### 1.3 Poxvirussen
#### 1.3.1 Molluscum contagiosum
Molluscum contagiosum wordt veroorzaakt door het Molluscipoxvirus. Het resulteert in goedaardige, ronde, witte tumoren van ongeveer 2 millimeter. Deze infectie kan uitgebreide letsels veroorzaken bij personen met HIV en kan verdwijnen bij immuunherstel of na antivirale therapie. Cryotherapie is een mogelijke behandeling [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 1.3.2 Variola (pokken)
* **Epidemiologie en uitroeiing:** Variola, ook wel bekend als de (mensen)pokken, had de mens als enig reservoir. Dankzij een vaccinatiecampagne van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) sinds 1958, werd de ziekte in 1980 als uitgeroeid verklaard [17](#page=17).
* **Geschiedenis en terminologie:** De naam Variola werd voor het eerst gebruikt in de 6e eeuw, afgeleid van het Latijnse 'varius' (gevlekt) of 'varus' (puist). Het woord 'poc' of 'pocca' werd in de 10e eeuw gebruikt voor een huiduitslag, mogelijk pokken. In de 15e eeuw werd 'small' toegevoegd om het te onderscheiden van syfilis, de 'great pox'. Vroege beschrijvingen uit India rond 400 n.Chr. vermelden ernstige pijnen in gewrichten, koorts, droge lippen en tong, met rode, gele en witte pustels die zwart en plat konden worden [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Klinische presentatie:**
* **Incubatieperiode:** Gemiddeld 12-14 dagen, variërend van 7-17 dagen. De patiënt is niet besmettelijk en vertoont geen symptomen [35](#page=35).
* **Prodroomfase (pre-eruptieve stadium):** Begint abrupt met koorts (vaak boven 38.3°C of 101°F), malaise, hoofdpijn, spierpijn, prostratie en soms misselijkheid en braken. Deze fase duurt 2-4 dagen en kan al besmettelijk zijn. Dit ernstige koorts stadium voorafgaand aan de uitslag is kenmerkend voor pokken [35](#page=35).
* **Rashfase (uitslag stadium):** Dit is de meest besmettelijke periode [36](#page=36).
* De eerste zichtbare laesies verschijnen als kleine rode vlekjes in de mond en op de tong, ongeveer 24 uur voordat de uitslag op de huid zichtbaar wordt [36](#page=36).
* De uitslag begint op het gezicht als maculae (herald spots) en verspreidt zich naar armen, benen, handen en voeten, meestal binnen 24 uur [36](#page=36).
* Na 3 dagen ontwikkelen de vlekjes zich tot papels (verheven bultjes) [36](#page=36).
* Na 4 dagen worden de bultjes vesiculair, vullen zich met troebel vocht en vertonen vaak een centrale inkeping (umbilicatie), wat een belangrijk onderscheidend kenmerk is met bijvoorbeeld waterpokken [36](#page=36).
* **Distributie:** De uitslag is centrifugaal, het meest dicht op het gezicht en dichter op de extremiteiten dan op de romp. De handpalmen en voetzolen zijn meestal aangedaan. Belangrijk is dat de laesies op een bepaald lichaamsdeel zich in hetzelfde stadium van ontwikkeling bevinden (macules, papels, vesikels, korsten), in tegenstelling tot waterpokken [37](#page=37).
* **Pathogenese:** Het virus komt binnen via de orofaryngeale of respiratoire mucosa, vermenigvuldigt zich in regionale lymfeklieren, en veroorzaakt een primaire viremie. Via de bloedbaan bereikt het de lever en milt, waar focale necrose kan optreden, gevolgd door een tweede viremie. Uiteindelijk bereikt het virus de capillaire vaten en de dermis. Poxvirussen repliceren in het cytoplasma van geïnfecteerde cellen via een complex morfogenetisch pad. Er zijn twee infectieuze deeltjes: het intracellular mature virus (IMV) en het extracellular enveloped virus (EEV) [20](#page=20) [30](#page=30) [41](#page=41).
* **Effecten op andere organen:** Hoewel de belangrijkste manifestaties op de huid en slijmvliezen zijn, werden bij ernstige gevallen gezwollen, prolifererende of necrotische endotheelcellen in de lever-sinusoïden waargenomen. Er was ook reticulocelhyperplasie in beenmerg en milt, waarbij de milt vaak vergroot was met grote lymfoïde cellen [40](#page=40).
* **Uitkomsten van infectie:** Overlevenden houden vaak littekens over. Ooginfectie kan leiden tot blindheid. Herstel resulteert in langdurige immuniteit. Bij fatale gevallen treedt de dood meestal op tussen de 10e en 16e dag van de ziekte, mogelijk door een ongecontroleerde immuunrespons, overweldigende viremie en oplosbare variola-antigenen [42](#page=42).
#### 1.3.3 Monkeypox (Mpox)
* **Algemeen:** Mpox is een virale zoönose die voornamelijk voorkomt in tropische regenwoudgebieden van Afrika en incidenteel naar andere regio's wordt geëxporteerd. Het wordt veroorzaakt door het monkeypoxvirus (MPXV), dat behoort tot het genus Orthopoxvirus binnen de familie Poxviridae. Tot 2022 was de ziekte voornamelijk beperkt tot Afrika [19](#page=19) [21](#page=21).
* **Transmissie:** Het virus wordt overgedragen van wilde dieren zoals knaagdieren en primaten, maar ook mens-op-mens transmissie komt voor. Dit gebeurt via contact met laesies, lichaamsvloeistoffen, respiratoire druppeltjes en gecontamineerde materialen zoals beddengoed [19](#page=19).
* **Symptomen:** Kenmerkende symptomen zijn koorts, huiduitslag en gezwollen lymfeklieren. De klinische presentatie van monkeypox lijkt op die van smallpox [19](#page=19).
* **Sterftecijfer:** Historisch was het sterftecijfer tot 10%, met de meeste sterfgevallen bij jongere leeftijdsgroepen in laag- en middeninkomenslanden [19](#page=19).
* **Vaccinatie en antivirale middelen:** Het vacciniavaccin dat tijdens de pokkenuitroeiingsprogramma werd gebruikt, bood ook bescherming tegen monkeypox. Een nieuw derde generatie vacciniavaccin is goedgekeurd voor de preventie van pokken en monkeypox. Antivirale middelen worden ook ontwikkeld. Edward Jenner ontwikkelde het vaccin op basis van koepokken (vacca), wat leidde tot de term vaccin. Variolatie, het inbrengen van korstjes van pokkenblaasjes via een pijpje of een sneetje, was een eerdere methode [19](#page=19) [46](#page=46).
* **Mpox uitbraak 2022-2023 (Clade 2):** Deze uitbraak begon bij reizigers uit West-Afrika die Europa bezochten en trof voornamelijk mannen die seks hebben met mannen (MSM). De ziektepresentatie was relatief mild [22](#page=22).
* **Mpox uitbraak 2024 (Clade 1):** Sinds januari 2024 heeft de Democratische Republiek Congo (DRC) meer dan 33.000 vermoedelijke mpox-gevallen en meer dan 1.000 sterfgevallen gemeld, waarvan ongeveer 6.700 laboratoriumbevestigd zijn. Clade I heeft historisch geleid tot ernstiger ziekte en meer sterfgevallen dan Clade II. Er waren ook reisgerelateerde gevallen in diverse landen. Op 14 augustus 2024 riep de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de uitbraak uit tot een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) [26](#page=26).
* **Fasen van Mpox-laesies:** De tekst vermeldt dat er verschillende stadia van Mpox-laesies zijn, hoewel de specifieke details van deze stadia niet uitgebreid worden beschreven in de verstrekte tekstfragmenten, behalve dat het de uitslag en ziekteverloop betreft [24](#page=24) [25](#page=25).
> **Tip:** Let op de specifieke HPV-typen die geassocieerd zijn met verschillende soorten wratten en kankers, dit kan relevant zijn voor examenvragen.
>
> **Tip:** De gedetailleerde beschrijving van de stadia van smallpox (pokken) is cruciaal voor het onderscheiden ervan van andere ziekten met huiduitslag. Vergelijk de kenmerken zoals de prodroom, de centrifugale distributie van de uitslag, en de umbilicatie van de laesies.
---
# Herpesvirussen en hun pathologie
Dit deel van de studiehandleiding focust op de pathologie van verschillende herpesvirussen, waaronder herpes simplex virussen (HSV-1 en HSV-2), varicella zoster virus (VZV), cytomegalovirus (CMV) en epstein barr virus (EBV), met aandacht voor hun virale structuur, replicatie, neurovirulentie, latentie en de veroorzaakte ziektebeelden.
### 2.1 Herpes simplex virus (HSV)
#### 2.1.1 Virale structuur en replicatie
Herpes simplex virussen zijn dubbelstrengige DNA-virussen met een envelop. Ze bezitten een complex genoom met 74 genen, opgedeeld in een lange en een korte unieke regio (UL en US). De replicatiecyclus van virussen volgt algemene principes [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 2.1.2 Neurovirulentie en latente infectie
HSV heeft twee unieke biologische kenmerken: neurovirulentie en latente infectie. Neurovirulentie verwijst naar het vermogen van het virus om het centrale zenuwstelsel (CNS) te infecteren en te repliceren. Dit vereist specifieke binding aan neuronen, neuro-invasiviteit en het bezit van eigen genen voor virale DNA-replicatie, aangezien neuronen zelf geen DNA repliceren. Latente infecties treden op in neurale ganglia, waar het virus episomaal aanwezig is. Reactivatie kan plaatsvinden in de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen, zonder vernietiging van de geïnfecteerde neuronen [57](#page=57).
#### 2.1.3 Herpes simplex virus type 1 (HSV-1)
HSV-1 veroorzaakt voornamelijk orale infecties. De primaire laesie is stomatitis ulcerosa, die tijdens de jeugd optreedt met pijnlijke zweertjes op de tong, tandvlees en wangen. Het virus kan latent worden in de trigeminale ganglia. Secundaire laesies manifesteren zich als herpes labialis (koortslip), vaak veroorzaakt door koorts, stress of verminderde weerstand, en worden gekenmerkt door centrifugale verspreiding. Keratoconjunctivitis (keratitis dendritica) kan ook voorkomen, met vergelijkbare recidieven als bij herpes labialis. Encefalitis door HSV-1 is zeer ernstig en heeft een hoge mortaliteit bij ouderen, gekenmerkt door centripetale verspreiding [60](#page=60).
#### 2.1.4 Herpes simplex virus type 2 (HSV-2)
HSV-2 veroorzaakt genitale infecties. De primaire laesie bestaat uit pijnlijke aften die ongeveer drie weken duren en gepaard kunnen gaan met algemene symptomen. Secundaire laesies omvatten herpes genitalis, met symptomen vergelijkbaar met herpes labialis. Herpes neonatorum kan optreden via transmissie in utero (zeldzaam), intrapartum (75%) of postnataal. Deze neonatale infecties zijn vaak symptomatisch, hebben een hoge mortaliteit en een slechte prognose, en kunnen zich manifesteren als huid-, oog- en mondinfecties, encefalitis of gedissemineerde infecties [60](#page=60).
#### 2.1.5 Epidemiologie van HSV-1 en HSV-2
HSV-1 en HSV-2 worden wereldwijd verspreid via mens-tot-mens contact, zonder dierenreservoir. Ongeveer een derde van de wereldbevolking is besmet. Een significant deel van de HSV-1 infecties vindt plaats op kinderleeftijd, met een hogere prevalentie in ontwikkelingslanden en bij een lagere socio-economische status. HSV-2 infecties treden zelden op vóór de seksueel actieve leeftijd, en de prevalentie neemt toe met een hoger aantal seksuele partners [63](#page=63) [64](#page=64).
#### 2.1.6 Behandeling van HSV
Behandeling van HSV-infecties, waaronder herpes labialis en genitale herpes, geschiedt met aciclovir. Secundaire profylaxe met aciclovir kan ook worden toegepast. Bij ernstigere manifestaties zoals herpes stomatitis, herpes oesofagitis en herpes meningo-encefalitis wordt intraveneuze (of orale) aciclovir (Zovirax) voorgeschreven [61](#page=61) [62](#page=62).
### 2.2 Varicella zoster virus (VZV)
#### 2.2.1 Primaire infectie: waterpokken
De primaire infectie met VZV veroorzaakt waterpokken (ook bekend als windpokken of chickenpox). De besmetting vindt plaats via druppelinfectie of airborne transmissie. Waterpokken komen het meest voor bij kinderen tussen 2 en 6 jaar. Kenmerkend zijn blaasjes die zich in verschillende stadia van ontwikkeling bevinden. Het exantheem is besmettelijk vanaf één dag vóór tot zes dagen na het uitbreken [65](#page=65) [68](#page=68).
#### 2.2.2 Latente infectie en secundaire infectie: gordelroos
Na de primaire infectie trekt VZV zich terug in de sensibele ganglia, waar het een latente vorm aanneemt. Een reactivatie van dit virus leidt tot herpes zoster, ook wel gordelroos genoemd. Gordelroos wordt gekenmerkt door blaasjes die een specifieke dermatoom aantasten en gepaard gaan met zenuwpijn. Het virus kan ook besmettelijk zijn voor anderen, met name kinderen, en kan leiden tot waterpokken bij ongevaccineerde personen [67](#page=67) [68](#page=68).
#### 2.2.3 Behandeling en complicaties van gordelroos
Behandeling van gordelroos omvat aciclovir, intraveneus of oraal, waarvoor hogere doseringen nodig kunnen zijn dan bij waterpokken. Complicaties van gordelroos zijn onder andere postherpetische neuralgie, wat chronische zenuwpijn kan veroorzaken, en secundaire infecties met bacteriën zoals streptokokken en stafylokokken [67](#page=67).
#### 2.2.4 Infecties bij immuungecompromitteerde patiënten
VZV kan ernstige infecties veroorzaken bij patiënten met een verstoorde immuniteit [68](#page=68).
### 2.3 Cytomegalovirus (CMV)
#### 2.3.1 Primaire infectie en prevalentie
De primaire infectie met cytomegalovirus (CMV) is meestal asymptomatisch. CMV komt wijdverbreid voor in de bevolking, met infectiepercentages die variëren afhankelijk van leeftijd en omgevingsfactoren. In levend geborenen is de prevalentie 0.5-2.5%, bij kleuters 10-29%, schoolkinderen 2-15%, en volwassenen 0-2%. De prevalentie in de cervix bij niet-zwangere vrouwen is 10%, en bij zwangere vrouwen 28%. Bij jonge volwassenen is de prevalentie in sperma 10%. Moedermelk van CMV-positieve moeders bevat het virus in 13-17% van de gevallen. Geïnfecteerde cellen zwellen op en vertonen vergrote kernen met inclusies ('megalo') [70](#page=70).
#### 2.3.2 Secundaire infectie en congenitale infectie
Secundaire infecties met CMV kunnen zich voordoen, en congenitale infecties zijn mogelijk door intra-uteriene transmissie, ook bij een primaire infectie tijdens de zwangerschap. Symptomen van congenitale CMV-infectie kunnen milt- en leververgroting, hemolytische anemie, trombocytopenie, chorioretinitis en verkalkingen in de hersenen omvatten [71](#page=71).
#### 2.3.3 CMV bij immuungecompromitteerde patiënten
Bij patiënten met een gecompromitteerd immuunsysteem, zoals bij HIV/AIDS, transplantatiepatiënten en andere immunodeficiënties, kan CMV gedissemineerde infecties veroorzaken. Deze orgaanaantasting kan leiden tot pneumonie, oesofagitis/ulcera, colitis, beenmergdepressie en retinitis (netvliesontsteking) [71](#page=71) [72](#page=72) [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 2.3.4 Reactivatie van CMV
Een daling van de cellulaire immuniteit kan leiden tot hercirculatie van CMV in het bloed, wat gedetecteerd kan worden met PCR of antigenemie. Dit proces is meestal asymptomatisch, maar kan gepaard gaan met koorts en orgaanaantasting [72](#page=72).
#### 2.3.5 CMV retinitis
CMV retinitis is een ernstige complicatie die kan leiden tot blindheid en vereist dringende behandeling en strikte opvolging door een oogarts [76](#page=76).
#### 2.3.6 CMV en zwangerschap
Hoewel CMV wijdverspreid is, vinden de meeste infecties niet plaats op de werkvloer, maar door contact met besmette kinderen, met name het eigen kind [77](#page=77).
### 2.4 Epstein Barr virus (EBV)
#### 2.4.1 Primaire infectie: mononucleosis infectiosa
De primaire infectie met het Epstein Barr virus (EBV) kan asymptomatisch verlopen met seroconversie, of zich manifesteren als mononucleosis infectiosa. Besmetting vindt plaats via de orofarynx, vaak door kussen. Het virus infecteert lymfoïde weefsel, met name B-cellen, waar het een lytische en een latente vorm kan aannemen. De incubatietijd bedraagt 30-50 dagen. Symptomen van mononucleosis infectiosa omvatten koorts, lymfeklierzwelling, faryngitis, miltvergroting, leverstoornissen en atypische mononucleaire cellen in het bloedbeeld. Geelzucht treedt op bij ongeveer 10% van de patiënten. Een exantheem kan ontstaan na toediening van ampicilline (in 100% van de gevallen) [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 2.4.2 Epidemiologie van EBV
EBV is wereldwijd verspreid en aanwezig in mond- en keelsecreties. Natuurlijke infectie verloopt bij kinderen meestal asymptomatisch of met lichte symptomen, leidend tot seroconversie en levenslange immuniteit. Bij jonge volwassenen ontwikkelt 50% mononucleose, vooral in sociaal meer welgestelde kringen. Bij Afrikaanse kinderen wordt EBV geassocieerd met Burkitt-lymfoom [81](#page=81).
#### 2.4.3 Oncogeen potentieel en associatie met Multiple Sclerose
EBV heeft potentieel oncogene eigenschappen. Er is ook een associatie aangetoond tussen EBV en multiple sclerose [82](#page=82) [83](#page=83).
---
# Exanthemateuze kinderziekten en hun epidemiologie
Dit onderwerp biedt een gedetailleerd overzicht van diverse exanthemateuze kinderziekten, waarbij de focus ligt op hun pathogeen, transmissie, incubatietijd en epidemiologische kenmerken.
### 3.1 Virale exanthemateuze kinderziekten
#### 3.1.1 Zesde ziekte (Exanthema subitum / Roseola infantum)
De zesde ziekte wordt veroorzaakt door humaan herpesvirus type 6 (HHV-6). Dit virus werd voor het eerst geïsoleerd in 1969 en vertoont geen kruisreactie met andere herpesvirussen [85](#page=85).
**Pathogenese en kliniek:**
* Primaire infectie manifesteert zich typisch als exanthema subitum of roseola infantum [85](#page=85).
* Het is een veelvoorkomende infectie die vooral kinderen van 6 maanden tot 3 jaar treft [85](#page=85).
* De incubatietijd varieert van 10 tot 15 dagen [85](#page=85).
* Het typische verloop kenmerkt zich door 3 tot 5 dagen hoge koorts (tot 41°C), gevolgd door een koortsdaling. Ongeveer 48 uur na de koortsdaling verschijnt het exantheem [85](#page=85).
* Ongeveer 80% van de volwassenen heeft antistoffen tegen HHV-6 [85](#page=85).
* Secundaire infecties kunnen leiden tot gedissemineerde infectie, voornamelijk bij immuungecompromitteerde patiënten via bloedtransfusies en orgaandonatie [85](#page=85).
#### 3.1.2 Humaan herpesvirus type 8 (HHV-8) en Kaposi-sarcoom
Humaan herpesvirus type 8 (HHV-8) is geassocieerd met het Kaposi-sarcoom een huidaandoening die frequent voorkomt bij AIDS-patiënten. HHV-8 werd aangetoond middels Representational Difference Analysis (RDA) [87](#page=87) [88](#page=88).
**Ziekten geassocieerd met HHV-8:**
* **Kaposi-sarcoom:** Dit is een bloedvattumor die voorkomt op de huid en mucosa, en kan uitbreiden naar klieren en pleuravocht. Behandeling bij HIV-patiënten omvat HAART (Highly Active Antiretroviral Therapy) en, indien nodig, chemotherapie [90](#page=90).
* **Primary effusion lymphoma** [92](#page=92).
#### 3.1.3 Mazelen (Eerste ziekte)
Mazelen, ook wel de eerste ziekte genoemd, wordt veroorzaakt door het mazelenvirus, een lid van de Paramyxoviridae-familie [98](#page=98).
**Viruskenmerken:**
* Het mazelenvirus is pleomorf, heeft enkelstrengs RNA en een envelop met glycoproteïnen (H voor hemagglutinine, F voor fusion protein dat syncytia veroorzaakt) .
* Verder bevat het een matrix (M-eiwit) en een nucleocapside (RNA + eiwitten), waaronder het NP-eiwit (beschermt RNA), P-eiwit (helpt bij RNA-transcriptie) en L-eiwit (RNA-polymerase) .
**Epidemiologie en transmissie:**
* Mazelen is extreem besmettelijk .
* Iedereen die besmet raakt, krijgt symptomen; subklinische infecties komen niet voor .
* Er is levenslange immuniteit na infectie .
* Er bestaat slechts één serotype van het mazelenvirus .
* Het virus heeft uitsluitend de mens als gastheer, wat het een ideaal doelwit voor vaccinatie maakt .
* Overdracht geschiedt mens-op-mens via druppelinfectie (hoesten, niezen) en direct contact .
* Besmetting vindt plaats tijdens de catarrale fase en enkele dagen voor tot na het verschijnen van het exantheem .
* De ziekte is endemisch en kan leiden tot epidemische verheffingen, met name bij niet-gevaccineerden. Importinfecties door reizen zijn ook een oorzaak van uitbraken. De ziekte komt voor op alle leeftijden bij niet-gevaccineerden. Vooral kinderen van 2 tot 4 jaar kunnen getroffen worden. In Afrikaanse landen kan de mortaliteit hoog zijn (5-10%) [98](#page=98).
**Kliniek:**
* **Incubatieperiode:** 10 dagen .
* **Prodromale stadium:** Koorts, hoest, neuscatarre en conjunctivitis .
* **Koplik-vlekken:** Pathognomische enanthemen in de mond, zichtbaar op dag 12-13 na besmetting, dus 2 tot 3 dagen voor het exantheem .
* **Exantheem:** Verschijnt rond dag 14 na besmetting. Het exantheem is maculopapulair en grofvlekkig, kan conflueren. Visueel kan het worden gekarakteriseerd als witte vlekjes op het wangslijmvlies [98](#page=98).
**Pathogenese:**
1. Vermenigvuldiging in luchtepitheelcellen en conjunctivae (24-48 uur) .
2. Verspreiding naar regionale lymfeklieren .
3. Eerste viremie (virus in de bloedbaan) .
4. Verspreiding naar het reticulo-endotheliale systeem (milt, lymfeklieren, etc.) .
5. Tweede viremische fase vanaf dag 10, duur 3-4 dagen, gepaard gaand met leukopenie .
6. Neutraliserende antistoffen vanaf dag 14 .
7. Eliminatie van het virus en een korte convalescentieperiode .
**Complicaties:**
* Bacteriële superinfecties zoals otitis, sinusitis en pneumonie .
* Encefalitis komt voor bij 1 op 1000 kinderen, 8 tot 10 dagen na het begin van de ziekte, met een mortaliteit van 15% en 40% kans op blijvende neurologische schade .
* Subacute scleroserende panencefalitis (SSPE) is een zeldzame, late complicatie (7 per 1.000.000) .
**Laboratoriumdiagnostiek en behandeling:**
* Antistoffen (IgM, ∆IgG), PCR, viruskweek [98](#page=98).
* Behandeling is symptomatisch; preventie vindt plaats via vaccinatie [98](#page=98).
#### 3.1.4 Roodvonk (Scarlatina, Tweede ziekte)
Roodvonk, ook bekend als scarlatina of de tweede ziekte, wordt veroorzaakt door *Streptococcus pyogenes* (groep A streptokokken) [98](#page=98).
**Epidemiologie en transmissie:**
* Het micro-organisme is *Streptococcus pyogenes* [98](#page=98).
* Besmetting vindt plaats via druppelinfectie en dragerschap in de keel [98](#page=98).
* De ziekte is endemisch en kan, afhankelijk van de context, gemiddeld besmettelijk zijn [98](#page=98).
* De incubatietijd bedraagt 2 tot 7 dagen [98](#page=98).
* Het exantheem is besmettelijk tot 7 dagen na het verschijnen [98](#page=98).
* Komt voor bij alle leeftijden, maar typisch beschreven bij kinderen vanaf 3 jaar [98](#page=98).
**Kliniek:**
* Kenmerkend is een maculopapulair, fijnvlekkig exantheem met erytheem. De huid voelt aan als 'fijn zand' [98](#page=98).
* Er is sprake van periorale bleekheid [98](#page=98).
* Specifieke klinische kenmerken zijn hoge koorts, faryngitis/tonsillitis en een frambozentong. Vervelling van de huid treedt op na 1 tot 2 weken [98](#page=98).
**Laboratoriumdiagnostiek en behandeling:**
* Bacteriële kweek [98](#page=98).
* Behandeling met antibiotica [98](#page=98).
#### 3.1.5 Roodvonk (Rubella, Derde ziekte)
Roodvonk, ook bekend als rubella of de derde ziekte, wordt veroorzaakt door het rubellavirus, een virus uit de Togavirusfamilie [98](#page=98).
**Viruskenmerken:**
* Het rubellavirus heeft enkelstrengs RNA en een icosahedral capside .
**Postnatale rubella:**
* **Pathogenese:** Het virus dringt de slijmvliezen binnen, vermenigvuldigt zich in de cervicale lymfeklieren, veroorzaakt op de 7e dag viremie en leidt op de 14e dag tot de aanmaak van antistoffen en huiduitslag .
* **Epidemiologie en transmissie:** Het virus is endemisch en veroorzaakt epidemieën om de 5 tot 10 jaar. Besmetting vindt plaats via druppelinfectie en intra-uterien. De incubatietijd is 12 tot 23 dagen. Besmettelijkheid is gemiddeld en duurt tot 7 dagen na het exantheem. Rubella komt voor op alle leeftijden bij niet-gevaccineerden [98](#page=98).
* **Kliniek:** Milde koorts en lymfeklierzwellingen (vooral retroauriculair). Het exantheem is maculopapulair en fijnvlekkig [98](#page=98).
* **Complicaties:** Zeer zeldzaam. Soms gewrichtsklachten en anemie [98](#page=98).
* **Immuniteit:** Levenslang .
* **Behandeling:** Geen specifieke behandeling. Bij zwangerschap in het eerste trimester kan zwangerschapsonderbreking overwogen worden .
**Congenitaal rubella syndroom (CRS):**
* Viremie bij de moeder kan leiden tot infectie van de placenta en de foetus, wat organogenese kan verstoren .
* **Gevolgen:**
* Eerste maand zwangerschap: 80% kans op misvormingen .
* Derde maand zwangerschap: 15% kans op misvormingen .
* Mogelijke gevolgen zijn miskraam, aangeboren afwijkingen (hart, ogen, gehoor) .
* **“Late onset disease”:** Schade die optreedt tot 7 jaar na de geboorte, waaronder psychomotorische achterstand en gehoorvermindering .
**Laboratoriumdiagnostiek:**
* Antistoffen (IgM, ∆IgG), PCR, viruskweek [98](#page=98).
#### 3.1.6 Vijfde ziekte (Erythema infectiosum)
De vijfde ziekte, ook wel erythema infectiosum of 'slapped cheek' genoemd, wordt veroorzaakt door parvovirus B19 [98](#page=98).
**Epidemiologie en transmissie:**
* Parvovirus B19 is het causale agens [98](#page=98).
* Besmetting vindt plaats via druppelinfectie en intra-uterien, wat kan leiden tot hydrops foetalis. Overdracht via bloedtransfusie is ook mogelijk [98](#page=98).
* De ziekte is endemisch en komt vaak voor in clusters [98](#page=98).
* De incubatietijd is 4 tot 20 dagen [98](#page=98).
* Besmettelijkheid is beperkt [98](#page=98).
* De ziekte treft vooral kinderen van 4 tot 10 jaar [98](#page=98).
**Kliniek:**
* Kenmerkend zijn felrode wangen ("appelwangen") [98](#page=98).
* Op het lichaam verschijnt een maculopapulair, fijnvlekkig exantheem [98](#page=98).
* Hoge koorts die voorafgaat aan het exantheem en lymfadenopathie kunnen optreden [98](#page=98).
**Laboratoriumdiagnostiek:**
* Antistoffen (IgM), PCR [98](#page=98).
**Behandeling:**
* Symptomatisch [98](#page=98).
#### 3.1.7 Bof (Parotitis epidemica)
Bof, ook wel parotitis epidemica genoemd, wordt veroorzaakt door het bofvirus [98](#page=98).
**Viruskenmerken:**
* Het bofvirus is een paramyxovirus .
**Pathogenese en kliniek:**
* De infectie begint in de bovenste luchtwegen, gevolgd door viremie .
* Het virus kan zich verspreiden naar diverse locaties, waaronder de parotisklieren, testes, en het centrale zenuwstelsel (CZS) .
* **Epidemische parotitis:**
* Incubatietijd: 16 tot 21 dagen .
* Verloop: De parotitis begint vaak eenzijdig en wordt na 1 tot 5 dagen dubbelzijdig. De ziekte is heviger bij volwassenen. Koorts is aanwezig .
* **Complicaties:** Zelden fataal.
* Orchitis: Ontsteking van de testes, treedt op na 4 tot 9 dagen, is meestal eenzijdig en komt voor bij ongeveer 25% van de mannen .
* Meningoencephalitis: Ontsteking van hersenvlies en hersenen, treedt op na 4 tot 7 dagen en komt voor bij ongeveer 10% van de patiënten .
**Epidemiologie en transmissie:**
* Besmettelijkheid: Van 5 dagen vóór tot 9 dagen ná het begin van de ziekte .
* Transmissie: Via direct speekselcontact, druppelinfecties, en mogelijk urine. Ongeveer 80% scheidt virus uit via speeksel gedurende 5 dagen .
* De ziekte is endemisch en kan epidemieën veroorzaken in gesloten gemeenschappen zoals scholen .
* Komt vooral voor bij kinderen van 5 tot 9 jaar. Bij volwassenen kan de infectiositeit lager zijn en de incubatietijd langer .
* Uitbraken kunnen voorkomen, zoals de bofuitbraak onder studenten in Gent in 2012 .
**Laboratoriumdiagnostiek en behandeling:**
* Antistoffen (IgM, ∆IgG), PCR, viruskweek [98](#page=98).
* Vaccinatie is de belangrijkste preventiemethode [98](#page=98).
### 3.2 Samenvatting van exanthemateuze kinderziekten
De volgende tabel vat de belangrijkste exanthemateuze kinderziekten samen, inclusief het veroorzakende agens, wijze van besmetting, incubatietijd, epidemiologie, type exantheem, specifieke klinische kenmerken, diagnostiek en behandeling/preventie [98](#page=98).
| Kenmerk | Mazelen (1e) | Roodvonk (2e) | Rubella (3e) | Vijfde ziekte | Roseola infantum (6e) | Bof (Parotitis epidemica) |
| :----------------------- | :--------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------ | :------------------------------------------------------ |
| **Micro-organisme** | Mazelenvirus | *Streptococcus pyogenes* | Rubellavirus | Parvovirus B19 | Humaan herpesvirus (HHV type 6; soms 7) | Bofvirus |
| **Besmetting** | Druppelinfectie | Druppelinfectie, dragerschap keel | Druppelinfectie, intra-uterien | Druppelinfectie, intra-uterien (hydrops foetalis), bloedtransfusie | Druppelinfectie, transplantatie | Druppelinfectie |
| **Incubatietijd** | 10–14 dagen | 2–7 dagen | 12–23 dagen | 4–20 dagen | 10–15 dagen | 12–25 dagen |
| **Epidemiologie** | Uitbraken (niet-gevaccineerden); importinfectie | Endemisch | Uitbraken (niet-gevaccineerden); importinfectie | Endemisch, in clusters | Endemisch | Uitbraken (niet-gevaccineerden); falende immuniteit; import |
| **Besmettelijkheid** | Hoog | Gemiddeld | Gemiddeld | Gemiddeld | Beperkt | Hoog |
| **Periode van besmetting** | Tot 4 dagen na rash | Tot 7 dagen na rash | Tot 7 dagen na exantheem | Vóór de rash | Niet goed bekend | Tot 5 dagen na parotitis |
| **Leeftijd** | Alle leeftijden (niet-gevaccineerden) | Vanaf 3 jaar | Alle leeftijden (niet-gevaccineerden) | Vooral 4–10 jaar | 6 maanden–3 jaar | Meestal <5 jaar |
| **Type exantheem** | Maculopapulair, grofvlekkig, confluerend | Maculopapulair, fijnvlekkig, erytheem; huid voelt als ‘fijn zand’; periorale bleekheid | Maculopapulair, fijnvlekkig | Felrode wangen, maculopapulair op lichaam | Maculopapulair, fijnvlekkig | Vesiculair |
| **Specifieke kenmerken** | Hoge koorts, Koplikvlekjes (mond), conjunctivitis | Hoge koorts, faryngitis/tonsillitis, frambozentong, vervelling na 1–2 weken | Milde koorts, lymfeklierzwellingen (retroauriculair) | Hoge koorts, voorafgaand aan exantheem, lymfadenopathie | Hoge koorts | Parotitis, orchitis, meningitis/encefalitis |
| **Diagnostiek** | Antistoffen (IgM, ∆IgG), PCR, viruskweek | Bacteriële kweek | Antistoffen (IgM, ∆IgG), PCR, viruskweek | Antistoffen (IgM), PCR | Antistoffen (IgM, ∆IgG) | Viruskweek, antistoffen (IgM, ∆IgG), PCR, viruskweek |
| **Behandeling/Preventie**| Symptomatisch/Vaccinatie | Antibiotica | Symptomatisch/Vaccinatie | Symptomatisch | Symptomatisch | Symptomatisch/Vaccinatie |
#### 3.3 Andere oorzaken van huiduitslag
Naast virale en bacteriële infecties zijn er ook andere oorzaken van huiduitslag (rash) .
**Overige infectieuze oorzaken:**
* **Virale 'rash':** Naast de reeds besproken exanthemateuze kinderziekten, kunnen ook CMV en EBV huiduitslag veroorzaken. Tropische ziekten zoals dengue, chikungunya en zika vallen hier ook onder .
* **Bacteriële 'rash':** Naast scarlatina, omvat dit stafylokokken toxic shock syndroom, secundaire syfilis, leptospirose, rickettsiose, gedissemineerde gonococcose en gedissemineerde Pseudomonas-bacteriëmie .
* **Parasitaire 'rash':** Scabiës, vlooienbeten en bedwantsen .
* **Fungale 'rash':** Gedissemineerde Candida-bacteriëmie .
**Niet-infectieuze oorzaken van 'rash':**
* Toxische/allergische reacties .
* Vasculitis .
* Leukemie .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Papillomavirussen | Virussen behorend tot de familie Papovaviridae die infecties kunnen veroorzaken aan huid en slijmvliezen, variërend van goedaardige wratten tot kankers zoals baarmoederhalskanker. Er bestaan meer dan 70 typen van dit virus. |
| Humaan Papillomavirus (HPV) | Een veelvoorkomend virus dat huid- en slijmvliesinfecties veroorzaakt. Verschillende typen HPV kunnen verschillende soorten wratten, zoals verruca vulgaris, plantaris en plana, en genitale wratten (condylomata acuminata) veroorzaken. Sommige typen zijn oncogeen en worden geassocieerd met de ontwikkeling van kankers. |
| Molluscum contagiosum virus | Een virus uit de familie Poxviridae dat de huidaandoening molluscum contagiosum veroorzaakt. Deze infectie kenmerkt zich door kleine, parelwitte tot huidkleurige, bolvormige bultjes met een centrale inkeping, die vooral bij kinderen voorkomt. |
| Poxviridae | Een familie van virussen die onder andere pokkenvirussen omvat, zoals het variola-virus dat de pokken veroorzaakt, vaccinia-virus gebruikt voor vaccinatie, en mpox-virus. Deze virussen repliceren zich in het cytoplasma van geïnfecteerde cellen. |
| Variola (pokken) | Een zeer besmettelijke en vroeger dodelijke virale ziekte veroorzaakt door het variola-virus, een lid van de Poxviridae familie. De ziekte werd effectief uitgeroeid door wereldwijde vaccinatiecampagnes. |
| Vaccinia | Het virus dat de basis vormt van het pokkenvaccin. De precieze herkomst is onduidelijk, maar het is nauw verwant aan andere orthopoxvirussen. Het biedt bescherming tegen zowel pokken als monkeypox. |
| Monkeypox (Mpox) | Een virale zoönose die voornamelijk voorkomt in tropische regenwoudgebieden van Centraal- en West-Afrika. Het wordt veroorzaakt door het monkeypoxvirus, een orthopoxvirus. Symptomen omvatten koorts, huiduitslag en gezwollen lymfeklieren. |
| Virale replicatiecyclus | Het proces waarbij een virus zich vermenigvuldigt binnen een gastheercel. Dit omvat de invasie van de cel, replicatie van genetisch materiaal, synthese van virale eiwitten, assemblage van nieuwe virusdeeltjes en vrijlating uit de cel. |
| Neurovirulentie | De capaciteit van een virus om het zenuwstelsel binnen te dringen en schade aan te richten. Dit vereist specifieke bindingsmechanismen aan neuronen en neuro-invasieve eigenschappen. |
| Latente infectie | Een fase waarin een virus in het lichaam aanwezig is maar geen actieve replicatie vertoont en geen symptomen veroorzaakt. Het virus kan later reactiveren en ziekte veroorzaken, zoals bij herpesvirussen in neurale ganglia. |
| Herpes simplex virus (HSV) | Een dubbelstrengig DNA-virus met een envelop dat infecties veroorzaakt zoals koortslip (HSV-1) en genitale herpes (HSV-2). Kenmerkend is de neurovirulentie en de mogelijkheid tot latente infectie in neurale ganglia. |
| Varicella zoster virus (VZV) | Een herpesvirus dat waterpokken (primaire infectie) en gordelroos (secundaire infectie) veroorzaakt. Na de primaire infectie kan het virus latent aanwezig blijven in sensibele ganglia en later reactiveren. |
| Cytomegalovirus (CMV) | Een wijdverbreid herpesvirus dat bij de meeste mensen asymptomatische primaire infectie veroorzaakt. Bij immuungecompromitteerde patiënten of congenitaal kan het echter ernstige orgaanschade veroorzaken. |
| Epstein Barr virus (EBV) | Een herpesvirus dat mononucleosis infectiosa (klierkoorts) veroorzaakt. Het infecteert B-cellen en kan zowel een lytische als een latente fase hebben. Associaties met bepaalde kankers en multiple sclerose worden onderzocht. |
| Exanthema subitum (zesde ziekte) | Een veelvoorkomende kinderziekte veroorzaakt door humaan herpesvirus type 6 (HHV-6). Het kenmerkt zich door hoge koorts gedurende enkele dagen, gevolgd door huiduitslag na het dalen van de koorts, vooral bij kinderen tussen zes maanden en drie jaar. |
| Humaan herpesvirus type 8 (HHV-8) | Een herpesvirus dat sterk geassocieerd is met Kaposi-sarcoom, een bloedvattumor die vooral voorkomt bij AIDS-patiënten. Het virus kan ook andere lymfoproliferatieve ziekten veroorzaken. |
| Mazelen | Een zeer besmettelijke virale ziekte veroorzaakt door het mazelenvirus (Paramyxoviridae). Het kenmerkt zich door koorts, hoest, conjunctivitis, Koplik-vlekken in de mond en een karakteristieke huiduitslag. Vaccinatie is de belangrijkste preventiemethode. |
| Roodvonk (scarlatina) | Een bacteriële infectie veroorzaakt door Streptococcus pyogenes (groep A streptokokken). Het kenmerkt zich door keelpijn, koorts, huiduitslag (die aanvoelt als fijn zand) en een frambozentong. Behandeling met antibiotica is nodig. |
| Rubella (Derde ziekte) | Een virale infectie veroorzaakt door het rubellavirus. Postnatale infectie is meestal mild, maar congenitale rubella syndroom kan ernstige misvormingen bij de foetus veroorzaken indien de infectie tijdens de zwangerschap optreedt. |
| Erythema infectiosum (Vijfde ziekte) | Een virale infectie veroorzaakt door Parvovirus B19. Kenmerkend is het "slapped cheek" uiterlijk, een rode uitslag op de wangen, gevolgd door een fijne maculopapulaire uitslag op de romp en ledematen. |
| Bof (parotitis epidemica) | Een virale infectie veroorzaakt door het bofvirus. De ziekte kenmerkt zich door zwelling van de speekselklieren (parotis) en kan complicaties veroorzaken zoals orchitis (bij mannen) en meningo-encefalitis. |
| Coplik-vlekken | Kleine, witte of grijsachtige vlekjes met een rood omrande basis die verschijnen op het slijmvlies van de wangen, tegenover de kiezen, in het prodromale stadium van mazelen. Ze zijn pathognomonisch (kenmerkend) voor mazelen. |
| Viremie | De aanwezigheid van virusdeeltjes in het bloed. Dit is een belangrijk aspect in de pathogenese van veel virale infecties, waardoor het virus zich door het lichaam kan verspreiden naar verschillende organen. |
| Latentie | De toestand van een virus dat zich in de gastheer bevindt zonder actieve replicatie of het veroorzaken van symptomen. Het virus kan later reactiveren, zoals bij herpesvirussen in de neurale ganglia. |
| Centrifugale verspreiding | Een verspreidingspatroon van een huiduitslag die begint in het centrum van het lichaam en zich naar de extremiteiten verspreidt, of vanuit een centraal punt naar buiten toe. |
| Centripetale verspreiding | Een verspreidingspatroon van een huiduitslag die begint op de extremiteiten en zich naar het centrum van het lichaam verspreidt, of vanuit een perifeer punt naar het centrum toe. |