Klemtonen TAB 4.6 (3).docx
Summary
# ABCDE-benadering van het acuut zieke kind
De ABCDE-benadering is een systematische methode voor de primaire beoordeling van een acuut ziek kind, gericht op het snel herkennen en behandelen van levensbedreigende aandoeningen, met specifieke aandacht voor de verschillen tussen kinderen en volwassenen.
### 1.1 Algemene verschillen tussen kinderen en volwassenen bij cardiorespiratoire arrest
Kinderen en volwassenen verschillen significant in de aanloop naar en tijdens een cardiorespiratoire arrest. Bij kinderen is de primaire oorzaak vaker respiratoir van aard, terwijl bij volwassenen de primaire oorzaak vaker cardiaal is. Dit heeft implicaties voor de klinische presentatie en de benodigde interventies.
### 1.2 De quicklook
De quicklook is een snelle, visuele inschatting van de algemene toestand van het kind om direct gevaar te herkennen. Deze beoordeling gebeurt voordat de gedetailleerde ABCDE-analyse start en omvat het observeren van de algemene indruk, bewustzijnsniveau, ademhaling en circulatie.
> **Tip:** De quicklook helpt om direct te bepalen of spoedinterventie nodig is, zelfs voordat de volledige ABCDE-beoordeling is afgerond.
### 1.3 De ABCDE-benadering: primaire beoordeling
De ABCDE-benadering is een gestructureerde manier om de primaire beoordeling van het acuut zieke kind uit te voeren. De volgorde is cruciaal:
* **A** - Airway (luchtweg)
* **B** - Breathing (ademhaling)
* **C** - Circulation (circulatie)
* **D** - Disability (neurologische status)
* **E** - Exposure (blootstelling en omgeving)
#### 1.3.1 A: Airway (luchtweg)
De beoordeling van de luchtweg is gericht op het verzekeren van een vrije doorgang voor lucht.
* **Beoordeling:**
* Luisteren naar geluiden (ademhalingsgeluiden, snurken, rochelen).
* Observeren van zichtbare obstructies.
* Vragen of het kind kan praten of huilen (indicatie van een open luchtweg).
* **Mogelijke scenario's en oorzaken van een niet-vrije luchtweg:**
* **Obstructie door vreemd lichaam:** Vaak bij jongere kinderen door inhalatie van kleine voorwerpen.
* **Oedeem:** Bij allergische reacties, infecties of trauma.
* **Verhoogde slijmproductie:** Bij infecties zoals bronchitis of pneumonie.
* **Gelekte tong:** Vooral bij verminderd bewustzijn of ontspanning van de tongspieren.
* **Laryngospasme/bronchospasme:** Bij astma-aanvallen of irritatie van de luchtwegen.
* **Acties om een vrije luchtweg te verkrijgen:**
* **Head-tilt/chin-lift of jaw-thrust manoeuvre:** Afhankelijk van de verdenking op cervicale letsels.
* **Verwijderen van zichtbare obstructies:** Met behulp van een zuigapparaat of instrumenten indien nodig.
* **Inbrengen van een orofaryngeale of nasofaryngeale luchtweg:** Indien de tong de luchtweg belemmert.
* **Beademing met ballon (bag-valve-mask) en zuurstof:** Indien zelfstandige ademhaling onvoldoende is.
#### 1.3.2 B: Breathing (ademhaling)
Bij de beoordeling van de ademhaling wordt gefocust op twee hoofdprocessen: de ademhalingsfrequentie en de ademhalingsinspanning.
* **Beoordeling (ROWT-principe):**
* **R**ate (frequentie): Het aantal ademhalingen per minuut. Normale waarden variëren sterk met de leeftijd.
* **O**bstructie (weerstand): Tekenen van weerstand bij de ademhaling, zoals piepen of stridor.
* **W**ork of breathing (ademhalingsarbeid): De inspanning die het kind levert om te ademen (bijv. gebruik van hulpademhalingsspieren, intrekkingen van de borstkas, neusvleugelen).
* **T**idal volume (ademvolume): De hoeveelheid lucht die bij elke ademhaling wordt ingeademd. Dit wordt klinisch beoordeeld door te kijken naar de borstexcursies (hoeveel de borstkas op en neer gaat).
* **Klinische redenering bij ROWT:**
* Een snelle ademhalingsfrequentie (tachypnoe) kan wijzen op hypoxie of metabole acidose.
* Merkbare ademhalingsarbeid met intrekkingen van de borstkas of gebruik van hulpademhalingsspieren duidt op een gecompromitteerde ademhaling.
* Verminderd ademvolume, ondanks een normale of verhoogde frequentie, kan wijzen op uitputting of ernstige ademhalingsproblemen.
#### 1.3.3 C: Circulation (circulatie)
De beoordeling van de circulatie richt zich op de effectiviteit van de bloeddoorstroming.
* **Beoordeling (5 P's):**
* **P**allor (bleekheid): Bleke huidskleur kan wijzen op slechte perfusie.
* **P**uls (pols): Beoordeling van de frequentie, regelmaat en kwaliteit van de pols (perifeer en centraal).
* **P**ressure (bloeddruk): Indien mogelijk te meten, al is dit bij kinderen niet altijd de eerste of meest betrouwbare parameter in acute situaties.
* **P**erfusion (perfusie): Beoordeling van de capillaire refill time (CRT). Een CRT langer dan 2 seconden is verdacht.
* **P**rosthèse (indien van toepassing, maar minder relevant voor acute beoordeling). Meerwaarde is de focus op de effectieve circulatie: **P**eriode van de pols (kwaliteit) en **P**erifere temperatuur (hoe warm of koud de extremiteiten aanvoelen).
* **Klinische redenering bij circulatie:**
* **Gecompenseerde status:** Het lichaam probeert de bloeddruk te handhaven door de hartslag te verhogen, perifeer de bloedvaten te vernauwen (wat leidt tot bleekheid en koude extremiteiten) en de ademhaling te versnellen. Het kind kan nog alert zijn.
* **Gedescompenseerde status:** Het compensatiemechanisme faalt. Kenmerken zijn hypotensie (lage bloeddruk), bradycardie (lage hartslag) ondanks hypoxie, verlaagd bewustzijn, en slechte capillaire refill.
> **Tip:** Bij kinderen met verdenking op shock is het sneller ontwikkelen van een gedescompenseerde status een kritiek verschil met volwassenen. Vroege herkenning van alarmsignalen is levensreddend.
#### 1.3.4 D: Disability (neurologische status)
De beoordeling van de neurologische status (Disability) geeft informatie over de cerebrale perfusie en functie.
* **Beoordeling:**
* **P**upillen: Grootte, symmetrie en reactie op licht.
* **G**lucose: Hypoglycemie kan de neurologische status beïnvloeden.
* **C**NS (Centraal Zenuwstelsel): Beoordeling van de bewustzijnslevel.
* **S**pinal cord (ruggenmerg): Indien er trauma is, is immobilisatie van de wervelkolom belangrijk.
* **Methoden voor bewustzijnsbeoordeling:**
* **AVPU-schaal:**
* **A**lert: Het kind is wakker en reageert adequaat op de omgeving.
* **V**erbaal: Het kind reageert op aanspreken of geluid.
* **P**ijn: Het kind reageert alleen op pijnprikkels.
* **U**nbewust: Het kind reageert nergens op.
* **Pediatric Glasgow Coma Scale (PGCS):** Een meer gedetailleerde schaal die oogopening, verbale reactie en motorische reactie beoordeelt.
#### 1.3.5 E: Exposure (blootstelling en omgeving)
Dit deel van de beoordeling houdt in dat het kind volledig wordt ontbloot om de gehele huid te kunnen inspecteren op uitslag, letsels, temperatuur, en om de algemene toestand te beoordelen. Het omvat ook het controleren op omgevingsfactoren zoals temperatuur en de aanwezigheid van bijvoorbeeld insectenbeten of teken.
* **Beoordeling:**
* Volledige inspectie van de huid op petechiën, purpura, huidlaesies, verwondingen.
* Beoordeling van de lichaamstemperatuur.
* Controleren op teken van misbruik of verwaarlozing.
* Vaststellen van de omgevingstemperatuur.
### 1.4 Stappen na de primaire beoordeling
Na de initiële ABCDE-beoordeling volgen verdere stappen, afhankelijk van de bevindingen:
* **Reanimatie:** Indien cardiorespiratoire arrest is vastgesteld.
* **Behandeling van specifieke problemen:** Bijvoorbeeld het behandelen van een obstructie, hypoxie, shock, of neurologische urgentie.
* **Monitoring:** Continue monitoring van vitale parameters.
* **Verdere diagnostiek:** Laboratoriumonderzoek, beeldvorming, etc.
* **Consultatie van specialisten.**
> **Voorbeeld:** Een kind presenteert zich met snelle, oppervlakkige ademhaling, intrekkingen van de borstkas en een snelle pols. Tijdens de 'E' van Exposure wordt een huiduitslag van petechiën opgemerkt. Dit zou kunnen wijzen op een infectieuze oorzaak met sepsis, waarbij snelle interventie noodzakelijk is.
De beoordeling vanuit een casus met de ABCDE-benadering vereist de integratie van alle observaties om de ernst van de situatie in te schatten en te bepalen waar specifieke acties ondernomen moeten worden.
---
# Nierfalen en nierfunctievervangende therapie bij kinderen
Dit onderwerp omvat de oorzaken, herkenning, traditionele behandelingen en verschillende nierfunctievervangende therapieën voor acuut en chronisch nierfalen bij kinderen.
### 2.1 Nierfalen bij kinderen
#### 2.1.1 Oorzaken van acuut nierfalen
De belangrijkste oorzaken van acuut nierfalen bij kinderen omvatten:
* **Prerenale oorzaken:** Verminderde nierperfusie door bijvoorbeeld dehydratie, shock, of ernstige bloedingen.
* **Intrinsieke (renaal) oorzaken:** Beschadiging van het nierweefsel zelf, zoals acute tubulaire necrose, glomerulonefritis, of hemolytisch uremisch syndroom (HUS).
* **Postrenale oorzaken:** Obstructie van de urinewegen, zoals nierstenen, tumoren, of aangeboren afwijkingen die de afvoer van urine belemmeren.
#### 2.1.2 Oorzaken van chronisch nierfalen
Chronisch nierfalen bij kinderen kent een reeks aan oorzaken, waaronder:
* **Aangeboren afwijkingen:** Zoals hypoplasie, multicystische dysplastische nier, of obstructieve uropathie.
* **Verworven aandoeningen:** Glomerulonefritis, systemische ziekten (bv. lupus), en langdurige obstructieve uropathie.
* **Erfelijke ziekten:** Zoals polycysteuze nierziekte.
#### 2.1.3 Herkenning van symptomen en afwijkende bloedwaarden
Symptomen van nierfalen bij kinderen kunnen variëren en omvatten:
* Verminderde urineproductie of anurie
* Oedeem, met name rond de ogen en in de ledematen
* Hypertensie
* Misselijkheid, braken, en verminderde eetlust
* Lusteloosheid en vermoeidheid
* Groeiachterstand (bij chronisch nierfalen)
Belangrijke afwijkende bloedwaarden bij nierfalen zijn:
* Verhoogd ureum en creatinine: Indicatie van verminderde filtering.
* Verhoogd kalium: Kan leiden tot hartritmestoornissen.
* Verhoogd fosfaat en verlaagd calcium: Gerelateerd aan problemen met botmetabolisme.
* Metabole acidose: Door verminderde uitscheiding van zuren.
* Anemie: Door verminderde productie van erytropoëtine.
#### 2.1.4 Traditionele behandelingen
**Medicatie:**
* Behandeling van onderliggende oorzaken.
* Management van hypertensie met antihypertensiva.
* Correctie van elektrolytenstoornissen (bv. kaliumverlagende middelen, calciumsuppletie).
* Behandeling van anemie met erytropoëtine.
* Ondersteuning bij metabole acidose met bicarbonaat.
**Voedingsgerelateerde aanpak:**
* **Voedingsbeperkingen:**
* Beperking van zout: Ter controle van vochtretentie en hypertensie.
* Beperking van kalium: Om hyperkaliëmie te voorkomen.
* Beperking van fosfaat: Om hyperfosfatemie en secundaire hyperparathyreoïdie te voorkomen.
* Vochtbeperking: Bij ernstig verminderde urineproductie.
* Eiwitbeperking: In selectieve gevallen om ureumproductie te verminderen.
* ** Adequate calorie-inname:** Om groeistagnatie te voorkomen.
### 2.2 Nierfunctievervangende therapie
#### 2.2.1 Peritoneale dialyse (PD)
Peritoneale dialyse is een veelgebruikte therapie bij kinderen vanwege de mogelijkheid tot thuisbehandeling en de geleidelijke removal van afvalstoffen.
* **Principe:** Het buikvlies (peritoneum) fungeert als membraan voor de dialyse. Een dialysaatoplossing wordt in de buikholte gebracht, waarna afvalstoffen en overtollig vocht vanuit het bloed door het buikvlies diffunderen naar het dialysaat.
* **Diffusie:** Verplaatsing van opgeloste stoffen (ureum, creatinine, elektrolyten) van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
* **Osmose:** Verplaatsing van water door een semipermeabel membraan, gestuurd door een osmotische gradiënt (gecreëerd door glucose in het dialysaat).
* **Toepassingen:**
* Continue ambulante peritoneale dialyse (CAPD): Patiënt voert handmatig wissels uit.
* Automatische peritoneale dialyse (APD): Machine voert wissels 's nachts uit.
* **Grootste complicatie:** Peritonitis (ontsteking van het buikvlies), met als gevolg mogelijke schade aan het peritoneum en verminderde effectiviteit van de dialyse. Andere complicaties kunnen kathetergerelateerde infecties zijn.
#### 2.2.2 Hemodialyse (HD)
Hemodialyse wordt minder vaak ingezet bij kinderen dan PD, voornamelijk vanwege de complexiteit en de behoefte aan gespecialiseerde centra.
* **Waarom minder hemodialyse bij kinderen?** De kleinere lichaamsomvang maakt het plaatsen van vasculaire toegang (vaatjes voor dialyse) lastiger en de hemodynamische instabiliteit kan groter zijn.
* **Principe:** Bloed wordt uit het lichaam gepompt, gefilterd via een kunstnier (dialysator), en vervolgens teruggevoerd naar het lichaam. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diffusie en ultrafiltratie om afvalstoffen te verwijderen en vocht te onttrekken.
* **Verschil tussen hemodialyse, hemofiltratie en hemodiafiltratie:**
* **Hemodialyse (HD):** Primair gebaseerd op diffusie voor de verwijdering van afvalstoffen.
* **Hemofiltratie (HF):** Primair gebaseerd op convectie (vloeistofstroom door een membraan) voor de verwijdering van grotere moleculen en overtollig vocht.
* **Hemodiafiltratie (HDF):** Combineert beide principes (diffusie en convectie) voor een bredere verwijdering van afvalstoffen.
* **Route van hemodialyse bij kinderen:** Meestal via een centrale veneuze katheter (vaak tijdelijk geplaatst) of, bij langdurig gebruik, via een arteriovenueze fistel of graft.
* **Meest voorkomende complicaties bij hemodialyse:** Hypotensie, spierkrampen, hoofdpijn, jeuk, en risico op infecties. Ook kan er sprake zijn van ‘dialysis disequilibrium syndrome’ bij snelle verwijdering van afvalstoffen.
#### 2.2.3 NiTtransplantatie
Niertransplantatie is de meest effectieve nierfunctievervangende therapie en biedt de beste kans op een normale groei en ontwikkeling voor kinderen met nierfalen.
* **Donoren:**
* **Levende donoren:** Meestal ouders of andere familieleden. Dit heeft de voorkeur vanwege de betere match en de mogelijkheid tot een geplande transplantatie.
* **Overleden donoren:** Organen van donoren na hersendood.
* **Aanbeveling bij vroege transplantatie:** Vroege transplantatie, idealiter vóór de puberteit, wordt aanbevolen om de impact van nierfalen op groei en ontwikkeling te minimaliseren. Dit kan de noodzaak van dialyse aanzienlijk verkorten en een betere algehele uitkomst bieden. De puberteit brengt eigen uitdagingen met zich mee voor immuunsuppressie en naleving van de behandeling.
---
# Oncologische en hematologische aandoeningen bij kinderen
Dit deel van de studiehandleiding focust op de meest voorkomende kankervormen bij kinderen, met speciale aandacht voor leukemie en lymfomen, de verschillen met kanker bij volwassenen, diagnostische onderzoeken, de pathofysiologie en symptomen van specifieke aandoeningen zoals acute lymfatische leukemie (ALL), behandelingsmodaliteiten zoals chirurgie, radiotherapie en chemotherapie, stamceltransplantatie, en de langetermijngevolgen van behandelingen.
### 3.1 Algemene aspecten van kinderoncologie
#### 3.1.1 Meest voorkomende kankervormen bij kinderen
Bij kinderen komen andere kankertypes vaker voor dan bij volwassenen. De meest voorkomende maligniteiten zijn:
* **Leukemieën:** Kankers van het beenmerg en bloed.
* **Lymfomen:** Kankers van het lymfestelsel.
* **Hersentumoren (Tumoren van het centraal zenuwstelsel - CZS):** Tumoren die ontstaan in de hersenen of het ruggenmerg.
* **Wilms-tumor:** Een vorm van nierkanker.
* **Bot- en wekedel tumoren:** Zoals osteosarcoom en rhabdomyosarcoom.
#### 3.1.2 Verschillen tussen kanker bij kinderen en volwassenen
Er zijn significante verschillen tussen kinderkanker en kanker bij volwassenen:
* **Type tumoren:** Kinderkankers zijn vaker blastoomtumoren of sarcomen, terwijl bij volwassenen carcinomen (epitheel tumoren) overheersen.
* **Oorzaak:** Kindertumoren ontstaan vaak door aangeboren genetische mutaties of worden beïnvloed door factoren tijdens de zwangerschap. Kankers bij volwassenen zijn vaker gerelateerd aan leefstijl en omgevingsfactoren over een langere periode.
* **Groeiwijze:** Kindertumoren groeien vaak sneller dan volwassen tumoren.
* **Behandelingsrespons:** Kinderen reageren over het algemeen beter op chemotherapie dan volwassenen.
#### 3.1.3 Risicopopulatie
Hoewel kanker op elke leeftijd kan voorkomen, zijn er bepaalde risicofactoren en populaties die een verhoogd risico lopen. Dit kan gerelateerd zijn aan genetische syndromen (bv. Li-Fraumeni, neurofibromatose), blootstelling aan bepaalde carcinogenen tijdens de zwangerschap, of een familiegeschiedenis van kanker.
### 3.2 Specifieke hematologische aandoeningen
#### 3.2.1 Leukemie
Leukemie is een kwaadaardige aandoening van het beenmerg, waarbij er een overmatige productie is van abnormale witte bloedcellen. Deze cellen verdringen de normale bloedcellen, wat leidt tot verschillende symptomen.
##### 3.2.1.1 Typische symptomen en pathofysiologie van leukemie
De pathofysiologie van leukemie wordt gekenmerkt door de ongecontroleerde proliferatie van maligne leukemische cellen. Deze cellen infiltreren het beenmerg, de lymfeklieren, de milt, de lever en andere organen. De symptomen zijn een direct gevolg van deze infiltratie en de verdringing van normale bloedcellen:
* **Anemie (door verdringing van rode bloedcellen):**
* Bleekheid
* Vermoeidheid, lusteloosheid
* Kortademigheid (dyspneu)
* Snel hartkloppen (palpitaties)
* **Trombocytopenie (door verdringing van bloedplaatjes):**
* Verhoogde neiging tot bloeden (bv. bloedneuzen, bloedend tandvlees)
* Petëchiën (kleine puntbloedingen) en ecchymosen (blauwe plekken)
* **Neutropenie (door verdringing van neutrofielen):**
* Verhoogde vatbaarheid voor infecties
* Koorts
##### 3.2.1.2 Belangrijkste laboresultaten bij diagnose van leukemie
* **Bloedbeeld (hematologie):**
* Afwijkend aantal witte bloedcellen (leukocytose met aanwezigheid van blasten, of leukopenie).
* Lage hemoglobine- en hematocrietwaarden (anemie).
* Lage trombocytenwaarden (trombocytopenie).
* Aanwezigheid van blasten (ongerijpte leukemische cellen) in het perifere bloed.
* **Beenmergpunctie/biopsie:** Cruciaal voor diagnose, waarbij het percentage blasten wordt bepaald en de specifieke leukemiecel kan worden geïdentificeerd.
* **Cytogenetisch onderzoek en moleculaire analyses:** Worden gebruikt om specifieke chromosomale afwijkingen en mutaties te detecteren, wat prognostisch en therapeutisch relevant is.
#### 3.2.2 Acute Lymfatische Leukemie (ALL)
ALL is de meest voorkomende vorm van leukemie bij kinderen.
##### 3.2.2.1 Oorzaken van ALL
De precieze oorzaak van ALL is onbekend, maar er zijn aanwijzingen voor een multifactoriële etiologie die genetische aanleg combineert met omgevingsfactoren. Factoren die geassocieerd worden met een verhoogd risico zijn:
* Genetische syndromen (bv. Down syndroom).
* Blootstelling aan bepaalde virussen of chemische stoffen.
* Erfelijke aanleg.
##### 3.2.2.2 Invloed van ALL op het lichaam (pathofysiologie)
Bij ALL prolifereren abnormale lymfocyten (lymfo-blasten) ongecontroleerd in het beenmerg en andere lymfoïde weefsels. Deze blasten verdringen het normale beenmergweefsel, wat leidt tot:
* **Osteosynthese:** Infiltratie van het beenmerg kan leiden tot botpijn en zelfs fracturen.
* **Organomegalie:** Infiltratie van de lever, milt en lymfeklieren veroorzaakt hepatomegalie en splenomegalie.
* **Centraal zenuwstelsel (CZS) infiltratie:** ALL kan zich verspreiden naar de hersenen en het ruggenmerg, wat neurologische symptomen kan veroorzaken.
* **Andere orgaaninfiltratie:** Kan ook voorkomen in de huid, testes, en andere weefsels.
##### 3.2.2.3 Typische symptomen van ALL
De symptomen van ALL zijn grotendeels overlappend met die van andere leukemieën, maar kunnen specifiek zijn afhankelijk van de locatie van infiltratie:
* **Algemene symptomen:** Bleekheid, vermoeidheid, lusteloosheid, koorts, gewichtsverlies, vergrote lymfeklieren.
* **Botpijn:** Vooral in de ledematen, kan leiden tot kreupelheid of het vermijden van het gebruik van een ledemaat.
* **Neurologische symptomen (bij CZS infiltratie):** Hoofdpijn, braken, visusstoornissen, craniale zenuwverlammingen, lethargie, gedragsveranderingen.
* **Hepatomegalie/Splenomegalie:** Zichtbaar als een vergrote buik.
* **Andere:** Testiculaire zwelling bij jongens, huidafwijkingen (bv. gingivalehyperplasie).
### 3.3 Specifieke hematologische en oncologische aandoeningen
#### 3.3.1 Lymfomen
Lymfomen zijn kankers die ontstaan in het lymfestelsel, een netwerk van bloedvaten, lymfeklieren en organen die betrokken zijn bij de immuunrespons.
##### 3.3.1.1 Aandachtspunten ter herkenning van een lymfoom
* **Vergrote, meestal pijnloze lymfeklieren:** Vaak in de nek, oksels of liezen.
* **Algemene symptomen (B-symptomen):** Koorts, nachtzweten, onverklaarbaar gewichtsverlies.
* **Organomegalie:** Vergrote milt of lever.
* **Massa's in de borstkas of buik.**
##### 3.3.1.2 Belangrijkste onderzoeken ter diagnose van een lymfoom
* **Lymfeklierbiopsie:** Essentieel voor definitieve diagnose en classificatie van het lymfoom.
* **Beeldvorming:** CT-scans en PET-scans om de uitbreiding van de ziekte (staging) te bepalen.
* **Beenmergpunctie/biopsie:** Om te beoordelen of het beenmerg is aangetast.
* **Bloedonderzoek:** Algemeen bloedbeeld, lever- en nierfunctie, tumormarkers.
#### 3.3.2 Tumoren van het centraal zenuwstelsel (CZS)
Tumoren in de hersenen of het ruggenmerg bij kinderen kunnen variëren in type en locatie.
##### 3.3.2.1 Symptomen en observaties bij tumoren in het CZS
De symptomen zijn afhankelijk van de locatie, grootte en groeisnelheid van de tumor, en de leeftijd van het kind.
* **Verhoogde intracraniële druk:**
* Hoofdpijn (vooral 's ochtends, verbetert na braken).
* Misselijkheid en braken (vaak zonder voorafgaande misselijkheid).
* Visusstoornissen (dubbelzien, wazig zien).
* Letargie, slaperigheid.
* **Focale neurologische uitval:**
* Motorische zwakte of verlamming (bv. aan één zijde van het lichaam).
* Coördinatieproblemen (ataxie).
* Spraak- of slikproblemen.
* Gedragsveranderingen, persoonlijkheidsveranderingen, leerproblemen.
* **Epileptische aanvallen:** Kunnen het eerste teken zijn.
* **Groeiachterstand of puberteitsstoornissen** (bij tumoren rond de hypofyse/hypothalamus).
##### 3.3.2.2 Diagnose van een tumor in het CZS
* **Beeldvorming:** MRI van de hersenen en/of het ruggenmerg met contrast is de gouden standaard. CT-scans kunnen ook gebruikt worden.
* **Liquoronderzoek:** Analyse van hersenvocht kan afwijkingen tonen, vooral bij verspreiding van de tumor.
* **Biopsie of resectie:** Een chirurgische ingreep om tumorweefsel te verkrijgen voor diagnose en/of de tumor te verwijderen.
### 3.4 Behandeling van oncologische en hematologische aandoeningen bij kinderen
#### 3.4.1 Oncologische chirurgie
Chirurgie is een belangrijke behandelingsmodaliteit voor veel solide tumoren bij kinderen.
* **Indicaties:**
* Volledige verwijdering van de tumor (curatieve resectie).
* Reductie van de tumormassa (debulking) om symptomen te verlichten of de effectiviteit van andere therapieën te verhogen.
* Diagnostische biopsie.
* Plaatsen van poorten voor chemotherapie.
#### 3.4.2 Radiotherapie
Radiotherapie gebruikt hoogenergetische straling om kankercellen te doden.
* **Principe:** De straling beschadigt het DNA van de kankercellen, waardoor ze zich niet meer kunnen delen en afsterven. Gezonde cellen kunnen dit schade beter herstellen.
* **Indicaties:** Kan gebruikt worden als primaire behandeling, na chirurgie, of in combinatie met chemotherapie.
* **Verpleegkundige aandachtspunten bij pediatrische patiënten:**
* Zorg voor huidbescherming en -verzorging van het bestraalde gebied.
* Monitoring op toxiciteit (bv. misselijkheid, vermoeidheid, mucositis).
* Psychosociale ondersteuning voor het kind en de ouders, gezien de impact van de behandeling.
* Omgaan met angst en immobiliteit.
#### 3.4.3 Chemotherapie
Chemotherapie gebruikt medicijnen om kankercellen te doden. Het is vaak de hoeksteen van de behandeling voor leukemieën en lymfomen, en wordt vaak gebruikt in combinatie met andere therapieën voor solide tumoren.
* **Toedieningswijzen:**
* Intraveneus (meest voorkomend).
* Oraal (pillen of vloeistoffen).
* Intrathecaal (direct in de cerebrospinale vloeistof bij CZS-tumoren of leukemieproflaxe).
* Intramusculair of subcutaan.
#### 3.4.4 Stamceltransplantatie
Stamceltransplantatie (ook wel beenmergtransplantatie genoemd) is een intensieve behandeling die gebruikt wordt voor bepaalde hematologische maligniteiten en solide tumoren die niet reageren op standaardbehandelingen.
* **Doel:** De patiënt ontvangt hoge doses chemotherapie en/of radiotherapie om alle resterende kankercellen te vernietigen, gevolgd door de infusie van gezonde stamcellen. Deze stamcellen vestigen zich in het beenmerg en produceren nieuwe, gezonde bloedcellen.
* **Soorten stamcellen:**
* **Autologe stamceltransplantatie:** Stamcellen van de patiënt zelf (voorafgaand verzameld en ingevroren).
* **Allogene stamceltransplantatie:** Stamcellen van een donor (familielid of onverwante donor).
* **Voor- en nadelen:** Zeer intensief, met risico op ernstige complicaties zoals infecties en graft-versus-host disease (GVHD) bij allogene transplantatie.
### 3.5 Langetermijngevolgen van oncologische en hematologische behandelingen
Behandelingen voor kanker bij kinderen kunnen leiden tot een reeks langetermijngevolgen, zowel lichamelijk als psychologisch.
#### 3.5.1 Secundaire tumoren
Patiënten die behandeld zijn voor kinderkanker hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van nieuwe, secundaire tumoren op latere leeftijd. Dit komt door de DNA-schade die kan ontstaan door chemotherapie en radiotherapie.
* **Veelvoorkomende secundaire tumoren:** Andere vormen van kanker, zoals borstkanker, schildklierkanker, longkanker, en sarcomen.
#### 3.5.2 Cardiovasculaire gevolgen
Sommige chemotherapeutica (bv. anthracyclines) en radiotherapie op de borstkas kunnen schade veroorzaken aan het hart en de bloedvaten.
* **Gevolgen:** Hartfalen, hartritmestoornissen, hypertensie, verkalking van de kransslagaders op latere leeftijd.
#### 3.5.3 Endocrinologische gevolgen
Behandelingen die de hypofyse, hypothalamus of schildklier beïnvloeden (vooral radiotherapie op het hoofd of de nek) kunnen leiden tot endocriene stoornissen.
* **Gevolgen:** Groeistoornissen (tekort aan groeihormoon), schildklierfunctiestoornissen, problemen met de puberteitsontwikkeling, vruchtbaarheidsproblemen.
#### 3.5.4 Andere langetermijngevolgen
* **Cognitieve problemen:** Moeilijkheden met geheugen, concentratie, en leervermogen, met name na behandeling van CZS-tumoren of na intensieve chemotherapie.
* **Nierfunctiestoornissen.**
* **Gehoorverlies** (door ototoxiciteit van sommige chemotherapieën).
* **Psychosociale uitdagingen:** Angst, depressie, problemen met lichaamsbeeld, aanpassing aan het leven na kanker.
> **Tip:** Het is essentieel om patiënten die kinderkanker hebben gehad, te monitoren voor deze late effecten, zodat problemen vroegtijdig kunnen worden gedetecteerd en behandeld. Dit gebeurt via specifieke late-effecten poliklinieken.
---
# Het verliezende kind: behoeften en communicatietips
Dit gedeelte van de studiehandleiding richt zich op de emotionele en psychologische behoeften van kinderen die te maken krijgen met verlies, met een specifieke focus op communicatie over kanker bij kinderen. Het biedt praktische adviezen voor ouders, definieert signaalgedrag en bespreekt ondersteuning bij rouw, inclusief leeftijdsgebonden conceptuele denkbeelden over de dood.
### 3b.1 De behoeften van het verliezende kind
Kinderen die met verlies te maken krijgen, hebben specifieke emotionele en psychologische behoeften die aandacht verdienen. Het is cruciaal om open en eerlijk te communiceren, aangepast aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.
> **Tip:** De "struisvogeltechniek", waarbij men de realiteit van verlies ontkent of vermijdt, is een grote valkuil omdat het het kind het gevoel kan geven dat het er alleen voor staat en dat zijn gevoelens niet geldig zijn. Dit kan het rouwproces belemmeren.
### 3b.2 Communicatie over kanker bij kinderen
Communicatie met kinderen over ernstige ziekten zoals kanker vereist tact, duidelijkheid en eerlijkheid. De hieronder beschreven principes zijn essentieel voor een effectieve gespreksvoering.
#### 3b.2.1 De regel van 6 voor gesprekken over kanker
De "regel van 6" biedt een raamwerk voor het voeren van gesprekken over kanker met kinderen:
* **6 woorden:** Gebruik korte, duidelijke zinnen. Vermijd jargon.
* **6 seconden:** Geef het kind de tijd om te verwerken en te reageren.
* **6 stappen voorwaarts:** Richt je op wat er nu gebeurt en wat er daarna zal gebeuren, in kleine, behapbare stappen.
* **6 keer herhalen:** Herhaal belangrijke informatie op verschillende manieren en op verschillende momenten.
* **6 soorten vragen:** Gebruik open vragen, gesloten vragen, reflectieve vragen, specifieke vragen, hypothetische vragen en vragen die de emoties van het kind peilen.
* **6 zintuigen:** Betrek zoveel mogelijk zintuigen bij de uitleg (zien, horen, voelen, ruiken, proeven, bewegen).
#### 3b.2.2 Praktische tips voor ouders bij gespreksvoering
Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van hun kind tijdens periodes van ziekte en verlies.
> **Tip:** Wees eerlijk en geef geen valse hoop. Het is beter om te zeggen "Ik weet het niet, maar ik ga het voor je uitzoeken" dan iets te beloven wat niet waargemaakt kan worden.
Praktische tips omvatten:
* **Wees beschikbaar:** Maak tijd vrij om te luisteren.
* **Gebruik eenvoudige taal:** Vermijd medische termen.
* **Ga in op hun vragen:** Beantwoord vragen direct en eerlijk.
* **Erken hun gevoelens:** Laat het kind weten dat het oké is om bang, boos of verdrietig te zijn.
* **Betrek ze waar mogelijk:** Laat het kind, indien mogelijk, deel uitmaken van beslissingen over hun behandeling.
* **Gebruik metaforen en vergelijkingen:** Dit kan helpen om complexe concepten te verduidelijken.
* **Zorg voor structuur en routine:** Dit geeft kinderen een gevoel van veiligheid.
### 3b.3 Signaalgedrag bij kinderen
Signaalgedrag zijn de non-verbale uitingen of gedragsveranderingen die aangeven dat een kind het moeilijk heeft met de situatie. Het herkennen van dit gedrag is essentieel om passende ondersteuning te bieden.
> **Tip:** Signaalgedrag kan variëren van teruggetrokkenheid en prikkelbaarheid tot fysieke klachten zoals buikpijn of hoofdpijn, regressief gedrag (bijvoorbeeld weer in bed plassen) of slaapproblemen.
### 3b.4 Ondersteuning bij rouw
Rouw is een natuurlijk proces na verlies. Bij kinderen kan dit proces anders verlopen dan bij volwassenen, mede afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkelingsniveau.
> **Tip:** Erken dat rouw niet lineair is. Een kind kan momenten van vreugde ervaren, zelfs tijdens het rouwproces, en dat is normaal.
#### 3b.4.1 Leeftijdsgebonden conceptuele denkbeelden over de dood
Het begrip van de dood evolueert met de leeftijd.
* **Peuters en kleuters (ongeveer 2-5 jaar):** Zien de dood vaak als tijdelijk of omkeerbaar, vergelijkbaar met slapen. Ze begrijpen de permanentie ervan nog niet. Ze kunnen zich ook schuldig voelen, denkende dat zij iets hebben gedaan om de dood te veroorzaken.
* **Basisschoolkinderen (ongeveer 6-9 jaar):** Begrijpen dat de dood permanent is, maar kunnen het nog zien als iets dat hen niet direct kan overkomen. Ze kunnen zich ook zorgen maken over wat er met het lichaam gebeurt na de dood. Ze kunnen ook magisch denken, waarbij ze hopen dat de persoon terugkomt.
* **Oudere basisschoolkinderen en pre-adolescenten (ongeveer 9-12 jaar):** Begrijpen de permanentie en onomkeerbaarheid van de dood. Ze kunnen zich ook zorgen maken over de dood zelf, over het achterlaten van hun familie en over de gevolgen voor hun eigen leven. Ze kunnen ook beginnen met het begrijpen van biologische processen die leiden tot de dood.
* **Adolescenten:** Begrijpen de dood op een meer abstracte en filosofische manier. Ze kunnen worstelen met de existentiele vragen rondom de dood en zich zorgen maken over hun eigen sterfelijkheid en die van hun dierbaren. Ze kunnen ook moeite hebben met het uiten van hun verdriet, uit angst om als zwak gezien te worden.
Het is belangrijk om deze conceptuele verschillen te herkennen en de communicatie en ondersteuning hierop af te stemmen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| ABCDE-benadering | Een systematische methode voor de primaire beoordeling van acuut zieke patiënten, waarbij de luchtwegen (Airway), ademhaling (Breathing), circulatie (Circulation), neurologische status (Disability) en blootstelling/omgevingsfactoren (Exposure) sequentieel worden geëvalueerd om levensbedreigende aandoeningen snel te identificeren en te behandelen. |
| Cardiorespiratoire arrest | Een medische noodsituatie waarbij de hartslag en ademhaling van een persoon plotseling stoppen, wat onmiddellijke reanimatie en medische interventie vereist om overleving te waarborgen. |
| Quicklook | Een snelle visuele beoordeling van een acuut zieke patiënt om direct zichtbare tekenen van ernstige pathologie of instabiliteit te identificeren, die voorafgaat aan of parallel loopt met de gedetailleerde ABCDE-evaluatie. |
| SSS | Staat voor "Safe, Sound, Stable" en wordt gebruikt als een samenvattende beoordeling om de algemene stabiliteit van een patiënt na een interventie aan te geven, waarbij een "stable" status betekent dat er geen directe levensbedreigende problemen worden waargenomen. |
| Luchtweg (Airway) | Het pad waarlangs lucht de longen binnenkomt en verlaat; bij de beoordeling van het acuut zieke kind wordt gelet op belemmeringen, stabiliteit en het vermogen om de luchtweg open te houden. |
| Ademhaling (Breathing) | Het proces van in- en uitademen; bij de beoordeling wordt gefocust op de frequentie, diepte, symmetrie en effectiviteit van de ademhaling, evenals op de aanwezigheid van abnormale geluiden of zichtbare inspanning. |
| ROWT | Een acroniem dat mogelijk verwijst naar een specifieke methode of checklist voor het beoordelen van de ademhaling, zoals Respiratoire Output, Werk (Work of Breathing), en ademhalingsgeluiden (Auscultation), maar de precieze betekenis hangt af van de context binnen het lesmateriaal. |
| Circulatie (Circulation) | Het transport van bloed door het lichaam om zuurstof en voedingsstoffen te leveren en afvalstoffen af te voeren; de beoordeling omvat de polsfrequentie, bloeddruk, capillaire refill en huidkleur om de perfusie te evalueren. |
| 5 P’s | Een mogelijke geheugensteun voor de beoordeling van de circulatie, die kan staan voor Pulspalpatie, Perfusie, Pijn, Pasgeboren reflectoren (Reflexen), en Positie, afhankelijk van de specifieke definitie die in het document wordt gebruikt. |
| Gedescenpenseerde status | Een toestand waarin het lichaam de effecten van een ziekte of letsel niet langer effectief kan compenseren, wat leidt tot orgaanfalen of instabiliteit, gekenmerkt door duidelijke alarmsignalen en een verhoogd risico op overlijden. |
| Disability | De beoordeling van de neurologische functie, inclusief bewustzijnsniveau, pupilreacties en motorische functie, met behulp van schalen zoals de Glasgow Coma Scale (GCS) of de AVPU-schaal (Alert, Verbal, Pain, Unresponsive). |
| PGCS | Mogelijk een type Glasgow Coma Scale (GCS) aangepast voor pediatrische patiënten, of een gerelateerde neurologische beoordelingsschaal die de reacties van kinderen op stimuli meet om het bewustzijnsniveau en de hersenfunctie te evalueren. |
| AVPU | Een acroniem voor een eenvoudige methode om de alertheid van een patiënt te beoordelen: Alert (alert), Verbal (reageert op aanspreken), Pain (reageert op pijn), Unresponsive (geen reactie). |
| Exposure | Het laatste onderdeel van de ABCDE-benadering, waarbij de patiënt volledig wordt ontbloot om andere letsels of tekenen van ziekte te kunnen observeren, terwijl tegelijkertijd hypothermie wordt voorkomen. |
| Hemolytisch Uremisch Syndroom (HUS) | Een ernstige medische aandoening die voornamelijk kinderen treft, gekenmerkt door de triade van hemolytische anemie (afbraak van rode bloedcellen), trombocytopenie (tekort aan bloedplaatjes) en acuut nierfalen, vaak veroorzaakt door E. coli-infecties die Shigatoxines produceren. |
| Pathofysiologie | De studie van de abnormale of zieke functies van levende organismen en hun delen, waarbij wordt onderzocht hoe ziekten het lichaam aantasten op cellulair, weefsel- en orgaanniveau. |
| Toxines | Giftige stoffen die door organismen, zoals bacteriën, worden geproduceerd en die schade aan andere organismen kunnen toebrengen, bijvoorbeeld Shigatoxines bij HUS. |
| Acuut nierfalen | Een plotseling verlies van nierfunctie, waardoor de nieren niet in staat zijn afvalstoffen uit het bloed te filteren, water en elektrolyten te reguleren, en hormonen te produceren die nodig zijn voor de aanmaak van rode bloedcellen en botgezondheid. |
| Chronisch nierfalen | Een geleidelijk en onomkeerbaar verlies van nierfunctie over een periode van maanden tot jaren, wat uiteindelijk kan leiden tot nierfalen waarbij dialyse of transplantatie noodzakelijk is. |
| Peritoneale dialyse (PD) | Een vorm van nierfunctievervangende therapie waarbij het buikvlies (peritoneum) wordt gebruikt als membraan om afvalstoffen en overtollig vocht uit het bloed te filteren door middel van een dialyseoplossing die in de buikholte wordt gebracht. |
| Osmose | Het proces waarbij watermoleculen door een semipermeabel membraan diffunderen van een gebied met een lage concentratie opgeloste stof naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stof, om de concentratie aan beide zijden gelijk te maken. |
| Diffusie | Het proces waarbij deeltjes van een gebied met een hoge concentratie naar een gebied met een lage concentratie bewegen, totdat de concentratie gelijkmatig is verdeeld; dit principe wordt gebruikt om afvalstoffen uit het bloed in de dialyseoplossing te verwijderen. |
| Hemodialyse | Een nierfunctievervangende therapie waarbij een kunstnier (dialysator) wordt gebruikt om bloed te filteren en overtollige afvalstoffen en vocht te verwijderen wanneer de nieren niet meer goed functioneren. |
| Hemofiltratie | Een vorm van nierfunctievervangende therapie die voornamelijk gericht is op het verwijderen van vocht uit het bloed met behulp van een drukgradiënt, vaak in combinatie met hemodialyse. |
| Hemodiafiltratie (HDF) | Een gecombineerde nierfunctievervangende techniek die zowel de principes van hemodialyse als hemofiltratie gebruikt om efficiënter afvalstoffen en vocht uit het bloed te verwijderen. |
| Stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij beschadigde of zieke stamcellen worden vervangen door gezonde stamcellen, afkomstig van een donor of de patiënt zelf, vaak gebruikt bij de behandeling van hematologische en oncologische aandoeningen. |
| Secundaire tumoren | Tumoren die ontstaan als gevolg van eerdere kankerbehandelingen, zoals radiotherapie of chemotherapie, of als gevolg van genetische aanleg die door eerdere behandelingen wordt geactiveerd. |
| Oncologische chirurgie | Een chirurgische ingreep die gericht is op het verwijderen van kankergezwellen en, indien nodig, omliggend weefsel om de ziekte te behandelen of te voorkomen dat deze zich verder verspreidt. |
| Radiotherapie | Een kankerbehandeling die gebruikmaakt van hoge-dosis straling om kankercellen te doden of de groei ervan te vertragen; deze straling kan van buitenaf (externe radiotherapie) of van binnenuit (inwendige radiotherapie) worden toegediend. |
| Chemotherapie | Een kankerbehandeling die gebruikmaakt van medicijnen, vaak intraveneus toegediend, om kankercellen te doden of hun groei te remmen door de celdeling te verstoren. |
| Leukemie | Een type kanker dat begint in het beenmerg, het zachte weefsel binnenin botten waar bloedcellen worden aangemaakt, en dat leidt tot een abnormale productie van witte bloedcellen. |
| Lymfoom | Een type kanker van het lymfestelsel, dat deel uitmaakt van het immuunsysteem en helpt bij het bestrijden van infecties; lymfomen ontstaan wanneer B- of T-lymfocyten ongecontroleerd beginnen te groeien. |
| Tumor in het CZS | Een abnormale groei van cellen in de hersenen of het ruggenmerg, het centrale zenuwstelsel (CZS) genoemd, die kwaadaardig (kanker) of goedaardig kan zijn. |
| ALL | Acute Lymfatische Leukemie, de meest voorkomende vorm van leukemie bij kinderen, waarbij het beenmerg een overmatige hoeveelheid onrijpe lymfocyten produceert. |
| Signaalgedrag | Subtiele gedragingen of non-verbale communicatie die wijzen op de emotionele toestand, behoeften of angsten van een kind, vooral wanneer het kind moeite heeft om zijn gevoelens verbaal uit te drukken. |
| Rouwende kinderen | Kinderen die een verlies hebben geleden, zoals het overlijden van een dierbare, en die zich in verschillende stadia van het rouwproces bevinden. |