FysiologieII_Les11_longendeel2_lever_KP_student.pdf
Summary
# Longaandoeningen en longfunctieonderzoeken
1. Longaandoeningen en longfunctieonderzoeken
Dit onderdeel behandelt verschillende longaandoeningen en de methoden die worden gebruikt om de longfunctie te onderzoeken.
## 1.1 Longaandoeningen
Longaandoeningen kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën [3](#page=3):
* **Obstructieve longaandoeningen**: Gekenmerkt door vernauwing van de luchtwegen [3](#page=3).
* **Restrictieve longaandoeningen**: Gekenmerkt door een verminderde longcapaciteit, vaak door beschadiging van het longweefsel [13](#page=13) [3](#page=3).
* **Infectieuze longaandoeningen**: Gekenmerkt door ontsteking van de longen [3](#page=3).
* **Vasculaire longaandoeningen**: Aandoeningen van de longvaten die de doorstroming van bloed door de longen beïnvloeden [3](#page=3).
* **Aangeboren longaandoeningen**: Zoals cystische fibrose, wat leidt tot slijmophoping in de luchtwegen [12](#page=12) [3](#page=3).
## 1.2 Longfunctieonderzoeken
Longfunctieonderzoeken zijn essentieel voor de diagnose van longaandoeningen. Ze meten de werking en inhoud van de longen [6](#page=6) [7](#page=7).
### 1.2.1 Basis longfunctieonderzoek
Basis longfunctieonderzoek omvat de volgende methoden [6](#page=6):
#### 1.2.1.1 Spirometrie
Spirometrie is een onderzoek waarbij de hoeveelheid en snelheid van lucht die tijdens het ademen wordt verplaatst, wordt gemeten. Het wordt gebruikt om obstructieve of restrictieve aandoeningen te diagnosticeren aan de hand van verschillende parameters [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Het spirogram**: Dit is een grafische weergave van de ademhaling tijdens een spirometrietest. Het toont vier fasen: maximale inspiratie, snelle expiratie, volgehouden expiratie en weer maximale inspiratie [8](#page=8).
> **Tip:** Spirometrie combineert woorden uit het Latijn ('spirare' - ademen) en Grieks ('metron' - meten) [7](#page=7).
#### 1.2.1.2 Parameters van de spirometrie
Belangrijke parameters die worden gemeten tijdens spirometrie zijn:
* **FEV1 (Forced Expiratory Volume)**: De maximale hoeveelheid lucht die na een volledige inademing snel en geforceerd in één seconde kan worden uitgeademd [9](#page=9).
* Referentiewaarden voor mannen: 3,5 – 4,5 liter [9](#page=9).
* Referentiewaarden voor vrouwen: 2,5 – 3,25 liter [9](#page=9).
* **FVC (Forced Vital Capacity)**: De totale hoeveelheid lucht die na een volledige inademing maximaal kan worden uitgeademd [10](#page=10).
* **Tiffeneau-index**: De verhouding van FEV1 ten opzichte van FVC [11](#page=11).
* Formule: $\text{Tiffeneau-index} = \frac{\text{FEV1}}{\text{FVC}}$ ] [11](#page=11).
* Normaal gesproken kan iemand 70% tot 80% van zijn vitale capaciteit uitademen binnen de eerste seconde van een geforceerde uitademing [11](#page=11).
#### 1.2.1.3 Interpretatie van spirometrie bij longaandoeningen
* **Obstructieve longziekten**: Kenmerken zich vaak door een sterke daling in FEV1. Dit kan komen door vernauwing door bronchoconstrictie (zoals bij COPD, astma, chronische longontsteking) of door slijmophoping (bijvoorbeeld bij cystische fibrose) . Een daling van FEV1 leidt tot een daling van de Tiffeneau-index (< 70%) . Bij astma zou de FEV1 moeten herstellen na gebruik van bronchodilatatie medicatie [12](#page=12).
* **Restrictieve longziekten**: Hierbij is er vooral een daling in FVC, omdat de totale capaciteit afneemt door beschadiging van het longweefsel (zoals bij fibrose) of door verminderde werking van de ademhalingsspieren. Ook na resectie van een long kan dit voorkomen. De Tiffeneau-index kan bij restrictieve aandoeningen normaal of zelfs verhoogd zijn [13](#page=13).
#### 1.2.1.4 Bodybox
De bodybox wordt gebruikt om de luchtwegweerstand te meten: hoe makkelijk lucht door de longen stroomt. De test vindt plaats in een gesloten cabine. Tijdens de test ademt de patiënt in en uit, waarbij de spirometer op een gegeven moment 'blokkeert' gedurende enkele seconden. Een verhoogde luchtweerstand wijst op een obstructieve aandoening [14](#page=14).
#### 1.2.1.5 Diffusietest
De diffusietest meet of de gasuitwisseling efficiënt plaatsvindt en bepaalt het zuurstofgehalte in de uitgeademde lucht. De patiënt ademt een gasmengsel in met een samenstelling vergelijkbaar met de atmosfeer (80% N2 en 20% O2) . Na krachtig inademen wordt de adem 6 tot 10 seconden ingehouden, waarna rustig wordt uitgeademd. Gedurende het ingehouden ademmoment vindt de gaswisseling tussen de longblaasjes en het bloed plaats [15](#page=15).
### 1.2.2 Bloedgasbepalingen
Bloedgasbepalingen (ook wel bekend als arteriële bloedgasanalyse) zijn een ander belangrijk onderzoek voor de longfunctie. Deze meten de concentraties van zuurstof en koolstofdioxide in het bloed, evenals de zuurgraad (pH) . Ze geven inzicht in de effectiviteit van de gasuitwisseling en de ademhalingsregulatie [16](#page=16).
---
# Bloedgasbepalingen
Bloedgasbepalingen analyseren specifieke parameters in het bloed om de zuurstof- en koolstofdioxidehuishouding en de zuurgraad te evalueren, en hun veranderingen bij longaandoeningen [17](#page=17).
### 2.1 Gemeten parameters
Bij bloedgasbepalingen worden verschillende cruciale parameters gemeten [17](#page=17):
* **pO2 (partiële druk van zuurstof)**: Geeft aan hoeveel zuurstof van de longen naar het bloed diffundeert. Een normale waarde ligt tussen de 75 en 100 mmHg [17](#page=17).
* **pCO2 (partiële druk van koolstofdioxide)**: Meet de efficiëntie waarmee kooldioxide uit het lichaam wordt verwijderd. De normale range is 35 tot 45 mmHg [17](#page=17).
* **pH**: Bepaalt de zuurgraad of alkaliteit van het bloed, en indiceert of er sprake is van acidose of alkalose [17](#page=17).
* **O2-saturatie**: Vertegenwoordigt het percentage hemoglobine dat zuurstof transporteert. Een normale waarde is tussen de 95% en 100% [17](#page=17).
> **Tip:** Bloedgasbepalingen kunnen zowel in rust als tijdens een inspanningstest worden uitgevoerd, waarbij waarden voor en na maximale inspanning worden bepaald om de effecten van inspanning op de ademhaling te beoordelen [17](#page=17).
### 2.2 Veranderingen bij longaandoeningen
Bloedgasbepalingen zijn essentieel voor het diagnosticeren en monitoren van longaandoeningen, waarbij specifieke patronen van afwijkingen optreden bij obstructieve en restrictieve longziekten [18](#page=18).
#### 2.2.1 Obstructieve longaandoening
Bij obstructieve longaandoeningen, zoals COPD en astma, is er sprake van vernauwing van de luchtwegen, wat de gasuitwisseling belemmert [18](#page=18).
* **pO2**: De pO2 is verlaagd ($ \downarrow $ ) door de obstructie en de verminderde diffusie van zuurstof [18](#page=18).
* **pCO2**: De pCO2 is verhoogd ($ \uparrow $ ) omdat de verwijdering van kooldioxide wordt gehinderd [18](#page=18).
* **pH**: De pH kan verlaagd ($ \downarrow $ ) zijn als gevolg van de onvoldoende verwijdering van kooldioxide, wat leidt tot acidose [18](#page=18).
* **O2-saturatie**: De zuurstofsaturatie is verlaagd ($ \downarrow $ ) [18](#page=18).
#### 2.2.2 Restrictieve longaandoening
Restrictieve longaandoeningen worden gekenmerkt door schade aan het longweefsel of een verminderde rekbaarheid van de longen, wat resulteert in een kleiner oppervlak voor gasuitwisseling [18](#page=18).
* **pO2**: De pO2 is sterk verlaagd ($ \downarrow\downarrow $ ) door de longschade en de gereduceerde alveolaire oppervlakte voor uitwisseling [18](#page=18).
* **pCO2**: De pCO2 is initieel ongeveer normaal, maar kan in ernstigere stadia verhoogd ($ \uparrow $ ) zijn [18](#page=18).
* **pH**: De pH is initieel normaal tot alkalisch (als compensatiemechanisme), maar kan in latere stadia verlaagd ($ \downarrow $ ) zijn [18](#page=18).
* **O2-saturatie**: De zuurstofsaturatie is verlaagd ($ \downarrow $ ) [18](#page=18).
---
# Beeldvorming van de longen
Dit onderwerp behandelt diverse beeldvormende technieken voor de longen, waaronder bronchoscopie, röntgenopnames, CT-scans en MRI-scans, en hun toepassingen bij de diagnose van longafwijkingen [19](#page=19).
### 3.1 Bronchoscopie
De bronchoscopie is een endoscopisch onderzoek van de luchtwegen (bronchiën). Het maakt evaluatie van het slijmvlies mogelijk en biedt de optie voor het nemen van een biopt [20](#page=20).
### 3.2 Röntgenopnames (X-ray scan)
Röntgenopnames bieden 2D-beeldvorming van de longen. Het is een efficiënte procedure die gebruikt wordt voor het opsporen van diverse afwijkingen [21](#page=21).
### 3.3 CT-scan
Een CT-scan, of computertomografie, maakt gebruik van röntgenstralen om gedetailleerde beelden te genereren. Deze techniek biedt een overzicht van de longen in 3D met hoge resolutie. Het is nuttig voor het opsporen van ontstekingen en andere afwijkingen [22](#page=22).
Een specifieke toepassing is de pulmonaire angiografie, die gebruikt wordt om bloedvaten in kaart te brengen, bijvoorbeeld bij verdenking op een longembolie. Voor deze procedure is contraststof nodig [22](#page=22).
**Voorbeeld:** Een patiënt met milde hypoxemie en een bevestigde COVID-19 diagnose onderging hoge-resolutie CT-scans van de longen en CT-pulmonaire angiografie. De long-CT toonde diffuse gebieden van opaciteit in beide longen, wat kon wijzen op virale pneumonie. De CT-angiografie onthulde vullingsdefecten in de tak van de longslagader naar de rechter onderkwab, suggererend een acute longembolie [23](#page=23).
### 3.4 MRI
MRI kan dienen als alternatief voor CT-scans, met als voordeel dat het geen straling gebruikt. Dit maakt het een geschikte optie voor bijvoorbeeld kinderen en zwangere vrouwen. Ook wanneer contraststof moeilijk geelarreerd kan worden, zoals bij nierinsufficiëntie, kan MRI een alternatief zijn [24](#page=24).
Hoewel minder frequent ingezet dan CT, is MRI nuttig voor diverse doeleinden, waaronder:
* Tumorkarakterisatie [24](#page=24).
* Monitoren van cystische fibrose [24](#page=24).
* Identificeren van embolieën [24](#page=24).
* En andere indicaties [24](#page=24).
---
# Leverfuncties en leveraandoeningen
De lever is een essentieel orgaan met talloze stofwisselingsfuncties en speelt een cruciale rol bij de verwerking van afvalstoffen en medicijnen, waarbij stoornissen kunnen leiden tot diverse ziektebeelden [27](#page=27) [29](#page=29) [30](#page=30).
### 4.1 Leverfuncties
De lever is betrokken bij een breed scala aan stofwisselingsprocessen, waaronder die van koolhydraten, eiwitten en lipiden, evenals de regulatie van vitaminen en de productie van gal [27](#page=27) [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 4.1.1 Koolhydraatstofwisseling
De lever reguleert de bloedsuikerspiegel door middel van verschillende processen:
* Hepatic interconversie van monosachariden tot glucose [27](#page=27).
* Glycolyse en glycogenese, gestimuleerd door insuline [27](#page=27).
* Glycogenolyse, gestimuleerd door hormonen zoals glucagon [27](#page=27).
* Gluconeogenese, gestimuleerd door onder andere adrenaline, glucocorticoïden, groeihormoon en glucagon [27](#page=27).
#### 4.1.2 Eiwitstofwisseling
De lever is verantwoordelijk voor:
* Transaminering en desaminering van aminozuren, wat relevant is voor het meten van ALT en AST enzymen [27](#page=27).
* De synthese van eiwitten, waaronder plasma-eiwitten zoals albumine [27](#page=27).
#### 4.1.3 Lipidenstofwisseling
De lever is actief in de synthese en afbraak van lipiden, zoals cholesterol, fosfolipiden, triglyceriden, lipoproteïnen en vetzuren [28](#page=28).
#### 4.1.4 Vitaminestofwisseling
* De lever faciliteert de absorptie van vetoplosbare vitaminen (A, D, E, K) [28](#page=28).
* Vitamine B12, vitamine A en vitamine D worden in de lever opgeslagen [28](#page=28).
* De lever produceert vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren [28](#page=28).
#### 4.1.5 Galproductie en afvalverwerking
* De lever produceert gal, een oplossing die voor 95% uit water bestaat, aangevuld met galzouten, cholesterol, bilirubine (een afbraakproduct van heem uit hemoglobine) en ionen. Gal wordt opgeslagen in de galblaas [29](#page=29).
* De lever metabiliseert steroïdhormonen, thyroïdhormonen, bilirubine en veel geneesmiddelen [30](#page=30).
* Ammoniak (NH3), een toxische stof die vrijkomt bij de desaminering van aminozuren, wordt door de lever ontgift. Het grootste deel van NH3 wordt omgezet in ureum voor excretie via de nieren; een deel wordt omgezet in glutamine door reactie met glutamaat [30](#page=30).
### 4.2 Leveraandoeningen
Leveraandoeningen omvatten een breed spectrum van ziekten, variërend van chronische schade tot acuut leverfalen [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 4.2.1 Leverfibrose en levercirrose
* **Leverfibrose** is een proces van leververlittekening als gevolg van chronische leverschade. Indien tijdig behandeld, is dit omkeerbaar, maar het kan evolueren naar onomkeerbare leverschade, bekend als levercirrose [34](#page=34).
* **Oorzaken van leverfibrose/cirrose** zijn onder meer:
* Overmatig alcoholgebruik [34](#page=34).
* Chronische hepatitis C [34](#page=34).
* Leververvetting [34](#page=34).
* Auto-immuun hepatitis [34](#page=34).
* Hemochromatose (genetische ijzerstapeling) [34](#page=34).
* Ziekte van Wilson (genetische koperstapeling) [34](#page=34).
* Problemen met de galwegen, zoals obstructie [34](#page=34).
* **Gevolgen van leverfibrose:**
* **Portale hypertensie:** Door de stijfheid van de lever neemt de doorgankelijkheid van bloedvaten af, wat leidt tot een verhoogde druk in de poortader [35](#page=35).
* **Symptomen van portale hypertensie:**
* Ascites (vocht in de buikholte), mede door hypertensie en reactie van het RAAS, en verminderde plasma-eiwitten [35](#page=35).
* Oedeem (zwelling in de voeten) [35](#page=35).
* Spataders in slokdarm en maag, doordat de verhoogde druk bloed naar kleinere vaten duwt, wat ernstige bloedingen kan veroorzaken [35](#page=35).
* **Andere symptomen geassocieerd met leverfibrose/cirrose:**
* Geelzucht (icterus), door verstoring van de conjugatie en/of uitscheiding van bilirubine [36](#page=36).
* Spierverlies, door verminderde eiwitsynthese en verhoogde myostatin (door teveel ammoniak) [36](#page=36).
* Verwardheid (hepatische encefalopathie) in een later stadium, door de opstapeling van afvalstoffen [36](#page=36).
#### 4.2.2 Leverfalen
Leverfalen kan zowel chronisch (voortkomend uit levercirrose) als acuut (bv. door paracetamol-intoxicatie) optreden [38](#page=38).
* **Gevolgen van leverfalen:**
* Verminderde ureumproductie leidt tot een ophoping van ammoniak (NH3) in het bloed, wat kan resulteren in een hepatisch coma [38](#page=38).
* Verminderde albumineproductie kan leiden tot vochtophoping, met name ascites [38](#page=38).
* Verminderde productie van stollingsfactoren leidt tot een verlengde stollingstijd, met risico op uitwendig (neus, mond, feces, urine) en inwendig (huid, organen) bloedverlies [38](#page=38).
#### 4.2.3 Icterus (geelzucht)
Icterus is een geelkleuring van de huid en slijmvliezen, veroorzaakt door een verhoogd bilirubineniveau in het bloed. Bilirubine is van nature niet wateroplosbaar en wordt in de lever geconjugeerd met glucuronide voor uitscheiding via de gal [39](#page=39).
* **Pre-hepatische icterus:** Ontstaat door een verhoogde afbraak van rode bloedcellen (RBC), waardoor de lever de conjugatie van bilirubine niet kan bijhouden [39](#page=39).
* **Hepatische icterus:** Kan diverse oorzaken hebben:
* Deficiënte conjugatie, bijvoorbeeld door genetische afwijkingen of competitie door medicatie (GM). Bij pasgeborenen kan een immatuur leverenzymsysteem tijdelijke icterus veroorzaken [39](#page=39).
* Leverbeschadiging door fibrose/cirrose, medicatie-intoxicatie, kanker, of virale hepatitis [39](#page=39).
* **Post-hepatische icterus:** Wordt veroorzaakt door een blokkade van de galwegen, bijvoorbeeld door tumoren of galstenen, waardoor de lever wel geconjugeerd bilirubine kan produceren, maar dit niet kan uitscheiden [39](#page=39).
#### 4.2.4 Metabool-geassocieerde leververvetting (NAFLD/NASH)
Dit is de meest voorkomende leverziekte in de Westerse wereld en begint met de opstapeling van vet in de lever (leversteatose). Het kan zich ontwikkelen tot chronische hepatitis, fibrose, cirrose en uiteindelijk leverkanker [40](#page=40).
* **Risicofactoren:**
* Obesitas [40](#page=40).
* Ongezonde levensstijl: sedentaire levensstijl, te veel vet eten [40](#page=40).
* Hypercholesterolemie [40](#page=40).
* Verhoogd triglyceridengehalte [40](#page=40).
* Diabetes type 2, gekenmerkt door insulineresistentie, wat leidt tot vetafbraak en accumulatie in de lever. Bovendien stimuleert verhoogde gluconeogenese in de lever de lipogenese [40](#page=40).
### 4.3 Diagnose van leveraandoeningen
De diagnose van leveraandoeningen steunt op anamnese, laboratoriumonderzoek, en beeldvormende technieken [41](#page=41) [42](#page=42) [46](#page=46).
#### 4.3.1 Anamnese
Een grondige anamnese omvat vragen over:
* Aanwezigheid van diabetes [42](#page=42).
* Levensstijl: beweging, roken, alcoholgebruik, dieet [42](#page=42).
* Specifieke klachten [42](#page=42).
* Eerdere of gelijktijdige ziektes [42](#page=42).
#### 4.3.2 Laboratoriumparameters
Verschillende bloedwaarden kunnen inzicht geven in de leverfunctie en -schade:
* **Bilirubine:** Het meten van geconjugeerd en ongeconjugeerd bilirubine in bloed of urine helpt bij het onderscheiden van de oorzaak van icterus. Een hoge ongeconjugeerde fractie wijst op hepatische icterus, terwijl een hoge geconjugeerde fractie duidt op post-hepatische icterus [43](#page=43).
* **Albumine:** Albumine wordt exclusief in de lever gesynthetiseerd. Een significante of langdurige leverziekte kan leiden tot een verlaagd albuminegehalte (hypoalbuminemie). Let op: hypoalbuminemie kan ook voorkomen bij ondervoeding of verlies via de nieren [43](#page=43).
* **Leverenzymen:**
* **Alanine aminotransferase (ALT) en aspartaat aminotransferase (AST):** Leverschade veroorzaakt het vrijkomen van deze enzymen in het bloed. ALT is meer leverspecifiek dan AST, dat ook in mitochondriën voorkomt. De AST/ALT-ratio is een belangrijke indicator; normaal is deze ongeveer 1. Bij de meeste leverziekten is de ratio lager dan 1, hoewel bij sommige leverziekten de ratio groter dan 1 kan zijn [44](#page=44).
* **γ-glutamyl transferase (GGT):** Een verhoogde GGT-waarde wordt gezien bij elke vorm van leverbeschadiging en is een gevoelige parameter voor leveraandoeningen [44](#page=44).
* **Andere bloedwaarden:**
* Opsporen van auto-antilichamen [46](#page=46).
* Meten van koper- en ijzergehaltes voor het opsporen van stapelingsziekten [46](#page=46).
* Infectiewaarden, zoals C-reactieve proteïne (CRP) [46](#page=46).
#### 4.3.3 Beeldvormende technieken
* **Echografie van de lever:** Biedt visualisatie van de structuur van de lever [46](#page=46).
* **Elastometrie:** Een techniek binnen de echografie die de "stijfheid" van de lever meet. Verhoogde stijfheid is indicatief voor fibrose [46](#page=46).
* **CT/MRI:** Kunnen ingezet worden, bijvoorbeeld voor het opsporen van metastasen [46](#page=46).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Spirometrie | Een onderzoeksmethode om de werking en inhoud van de longen te meten met behulp van een spirometer, waarbij parameters zoals FEV1, FVC en de Tiffeneau-index worden bepaald. |
| FEV1 (Forced Expiratory Volume) | De maximale hoeveelheid lucht die na een volledige inademing snel en geforceerd kan worden uitgeademd in één seconde. Dit is een belangrijke parameter voor het diagnosticeren van obstructieve longziekten. |
| FVC (Geforceerde Vitale Capaciteit) | De totale hoeveelheid lucht die na een volledige inademing maximaal kan worden uitgeademd. Het is een maat voor de totale longcapaciteit die actief kan worden gebruikt. |
| Tiffeneau-index | De verhouding tussen FEV1 en FVC, uitgedrukt als een percentage. Deze index helpt bij het onderscheiden van obstructieve en restrictieve longaandoeningen, waarbij een waarde lager dan 70% op obstructie duidt. |
| Obstructieve longziekten | Aandoeningen die gekenmerkt worden door een vernauwing van de luchtwegen, wat resulteert in een verminderde luchtstroom uit de longen. Voorbeelden zijn COPD en astma. |
| Restrictieve longziekten | Aandoeningen waarbij de longcapaciteit verminderd is door schade aan het longweefsel of door verminderde werking van de ademhalingsspieren, wat leidt tot een beperkte inademing. |
| Bodybox | Een apparaat dat wordt gebruikt om de luchtwegweerstand en de longinhoud te meten. Het meet hoe gemakkelijk lucht door de longen kan stromen en is nuttig bij het diagnosticeren van obstructieve aandoeningen. |
| Diffusietest | Een test die meet hoe efficiënt zuurstof van de longblaasjes naar het bloed wordt getransporteerd. Het evalueert de gasuitwisseling in de longen. |
| pO2 (partiële druk van zuurstof) | Een parameter uit bloedgasbepalingen die aangeeft hoeveel zuurstof van de longen naar het bloed gaat. Normale waarden liggen tussen 75-100 mmHg. |
| pCO2 (partiële druk van kooldioxide) | Een parameter uit bloedgasbepalingen die aangeeft hoeveel kooldioxide uit het lichaam wordt verwijderd. Normale waarden liggen tussen 35-45 mmHg. |
| pH | De zuurgraad van het bloed, gemeten in bloedgasbepalingen. Afwijkingen in pH kunnen duiden op alkalose of acidose, wat gerelateerd kan zijn aan longaandoeningen. |
| O2-saturatie | Het percentage hemoglobine dat zuurstof draagt in het bloed. Een normale O2-saturatie ligt tussen de 95-100%. |
| Bronchoscopie | Een medische procedure waarbij een flexibele buis met een camera (bronchoscoop) wordt gebruikt om de luchtwegen, met name de bronchiën, te onderzoeken en te beoordelen. |
| CT-scan (Computer Tomografie) | Een beeldvormende techniek die röntgenstralen gebruikt om gedetailleerde dwarsdoorsneden van het lichaam te creëren. Het biedt een hoge resolutie en 3D-beeld van de longen. |
| MRI (Magnetic Resonance Imaging) | Een beeldvormende techniek die magnetische velden en radiogolven gebruikt om gedetailleerde beelden van organen en weefsels te maken, zonder gebruik van röntgenstraling. |
| Koolhydraatstofwisseling | Een reeks biochemische processen die de lever uitvoert, waaronder de omzetting van monosachariden tot glucose, glycolyse, glycogenese en glycogenolyse, onder invloed van hormonen zoals insuline en glucagon. |
| Eiwitstofwisseling | De processen waarbij eiwitten worden afgebroken en gesynthetiseerd. De lever speelt een cruciale rol in de transaminering en desaminering van aminozuren en de synthese van plasma-eiwitten. |
| Lipidenstofwisseling | De processen die betrekking hebben op de synthese en afbraak van lipiden, waaronder cholesterol, fosfolipiden en triglyceriden. De lever is hierbij essentieel. |
| Leverfibrose | Het proces van verlittekening van de lever als gevolg van chronische leverschade. Indien tijdig behandeld, kan dit omkeerbaar zijn, maar het kan evolueren naar levercirrose. |
| Levercirrose | Een ernstige, onomkeerbare leverschade gekenmerkt door uitgebreide verlittekening en verstoring van de normale leverstructuur, vaak een gevolg van chronische leveraandoeningen. |
| Leverfalen | Een ernstige aandoening waarbij de lever niet langer in staat is om zijn vitale functies uit te voeren, wat kan leiden tot levensbedreigende complicaties zoals hepatisch coma. |
| Icterus (geelzucht) | Een aandoening die wordt gekenmerkt door een geelachtige verkleuring van de huid en de ogen, veroorzaakt door een ophoping van bilirubine in het bloed. |
| Metabool-geassocieerde leververvetting | Een leveraandoening die wordt gekenmerkt door de opstapeling van vet in de lever, vaak geassocieerd met obesitas, ongezonde voeding en diabetes type 2. |
| Hepatische encefalopathie | Een complicatie van leverfalen waarbij afvalstoffen, zoals ammoniak, zich ophopen in het bloed en de hersenfunctie beïnvloeden, leidend tot verwardheid en coma. |
| Portale hypertensie | Een verhoogde bloeddruk in de poortader, vaak veroorzaakt door leverfibrose, wat leidt tot complicaties zoals ascites, oedeem en spataders in de slokdarm. |
| Bilirubine | Een geel pigment dat ontstaat bij de afbraak van hemoglobine. De lever conjugueert bilirubine om het wateroplosbaar te maken voor uitscheiding via de gal. |
| Albumine | Een eiwit dat voornamelijk door de lever wordt gesynthetiseerd. Het speelt een belangrijke rol in het handhaven van de oncotische druk van het bloed en het transport van diverse stoffen. |
| ALT (Alanine Aminotransferase) | Een enzym dat voornamelijk in de levercellen voorkomt. Verhoogde niveaus in het bloed duiden op leverschade. |
| AST (Aspartaat Aminotransferase) | Een enzym dat, naast de lever, ook in andere weefsels zoals spieren en hart voorkomt. Verhoogde waarden kunnen duiden op schade aan deze weefsels, inclusief de lever. |
| γ-glutamyl transferase (GGT) | Een enzym dat gevoelig is voor leverbeschadiging en verhoogd kan zijn bij diverse leveraandoeningen, waaronder cholestase en alcoholisch leverlijden. |