samenvatting ortho.docx
Summary
# Grondhouding van de orthopedagogisch begeleider
Dit onderwerp behandelt de essentiële basishouding en persoonlijke kwaliteiten die een orthopedagogisch begeleider dient te bezitten, waaronder liefde, bijtanken, openheid en intentionaliteit, om effectief met cliënten te kunnen werken.
## 1 De grondhouding van de orthopedagogisch begeleider
De basishouding van de orthopedagogisch begeleider is cruciaal voor een effectieve agogische relatie. Deze relatie is niet primair gericht op de interactie tussen begeleider en cliënt, maar op het bevorderen van de dialoog tussen de cliënt en zijn omgeving. De unieke persoonlijkheid van de begeleider speelt hierin een belangrijke rol.
### 1.1 Liefhebben
Een fundamenteel aspect van de grondhouding is het vermogen om lief te hebben. Dit betekent dat de begeleider zich belangeloos inzet voor de cliënt, blij is met zijn welzijn, meelijdt bij tegenslag en bereid is zichzelf op te offeren indien nodig. Als orthopedagogisch begeleider is het essentieel om voldoende overschot aan levenskracht, toekomstperspectief, moed, hoop, plezier, liefde en doorzettingsvermogen te hebben. Als men zelf nog veel vitaliteit nodig heeft om de eigen persoonlijkheid vorm te geven, kan men zich onvoldoende openstellen voor de cliënt.
> **Tip:** Een overschot aan levenskracht en positieve energie stelt de begeleider in staat om zich volledig te richten op de cliënt en zijn behoeften.
### 1.2 Bijtanken
Voortdurende zelfzorg is noodzakelijk. Bijtanken kan plaatsvinden door gesprekken met collega's die met vergelijkbare problemen kampen, deelname aan bredere samenlevingsvormen, rollen wisselen met collega's, of door vakantie te nemen. Het is belangrijk om hier voldoende tijd voor vrij te maken.
### 1.3 Openheid
Openheid houdt in dat de begeleider zich openstelt voor de noden, wensen en mogelijkheden van de cliënt. Dit vereist emotionele beschikbaarheid, wat meer inhoudt dan enkel fysieke aanwezigheid. Het betekent aandacht hebben voor de cliënt, goed luisteren en openstaan voor wat de cliënt voelt en nodig heeft. Gevoelens van de begeleider mogen hierbij niet in de weg staan. Daarnaast is het belangrijk om zelfbewust te zijn van eigen pedagogische vooroordelen en deze niet te laten meespelen, om zo een objectieve kijk op de cliënt te behouden.
### 1.4 Intentionaliteit
Intentionaliteit betekent dat het handelen van de begeleider afgestemd is op de cliënt, diens eigenheid, mogelijkheden en beperkingen. Dit uit zich in duidelijke en ondubbelzinnige signalen in woord en daad. De begeleider voelt aan wanneer het initiatief genomen moet worden en wanneer de cliënt aan zet is. Het herkennen van de hulpvraag van de cliënt geeft inzicht in wat er gedaan moet worden.
### 1.5 Aanraken: troosten, knuffelen, steunen
Inzichten uit de ontwikkelingspsychologie tonen aan dat lichamelijk contact, zoals troosten, knuffelen en steunen, op bepaalde momenten van groot belang kan zijn. Voor een kind is lichamelijk contact met ouders een bron van veiligheid. Het tastzintuig speelt een cruciale rol bij leren; grijpen gaat vaak aan begrijpen vooraf.
## 2 Welzijn en de dimensies van kwaliteit van leven
Welzijn kan worden begrepen aan de hand van verschillende dimensies, waaronder emotioneel welzijn, persoonlijke relaties, materieel welzijn, persoonlijke ontwikkeling, zelfbepaling, onafhankelijkheid en sociale participatie. Gebeurtenissen, zoals de coronapandemie en de bijbehorende lockdown, kunnen effecten hebben op al deze dimensies. Bij het maken van keuzes in de begeleiding is het belangrijk om alle dimensies in acht te nemen en zich niet blind te staren op één aspect.
### 2.1 Risico's in de hulpverlening en de invloed op kwaliteit van leven
De kwaliteit van leven kan onder druk komen te staan wanneer begeleiding te veel gericht is op controle of wanneer er spanning ontstaat tussen vrijheid en beheersing. Het stellen van grenzen is essentieel voor veiligheid en structuur, maar mag niet ten koste gaan van het welzijn van de cliënt. Ongewenste effecten, zoals een afname van autonomie of gevoelens van onmacht, dienen voorkomen te worden. De houding van hulpverleners heeft invloed op het zelfbeeld en de kwaliteit van leven van de cliënt. Een ethisch verantwoorde begeleiding vereist een balans tussen veiligheid en de regie over het eigen leven, met nadruk op dialoog en samenwerking.
### 2.2 Zelfbepaling en persoonlijke ontwikkeling onder druk
Organisatorische of economische redenen kunnen ertoe leiden dat er keuzes voor cliënten worden gemaakt, wat hun autonomie beperkt en kan leiden tot aangeleerde hulpeloosheid. Het is cruciaal om een balans te vinden tussen ondersteuning en het bieden van autonomie.
### 2.3 Interpersoonlijke relaties en sociale inclusie onder druk
Een beperkt sociaal netwerk kan cliënten belemmeren in het opbouwen van betekenisvolle relaties. Gebrek aan sociale inclusie verhindert deelname aan het 'gewone leven'. Het onderhouden en uitbreiden van sociale netwerken is essentieel om isolatie te voorkomen.
### 2.4 De rol van de orthopedagogisch begeleider bij het verkleinen van risico's
De orthopedagogisch begeleider kan bijdragen aan de kwaliteit van leven door:
1. **Groei in relaties te stimuleren:** Aanmoedigen van contacten met familie, vrienden en buren, helpen bij conflictoplossing en ondersteunen bij het opbouwen van vertrouwen.
2. **Competenties te ontwikkelen:** Ondersteunen bij het ontdekken van talenten en vaardigheden om een gevoel van bekwaamheid te bevorderen, en het aanleren van nieuwe vaardigheden ter bevordering van zelfstandigheid.
3. **Keuzes maken te stimuleren:** CLIËNTEN opties bieden, voorkeuren en interesses uiten, betrekken bij levensbeslissende keuzes, de gevolgen van keuzes helpen begrijpen en hun keuzes honoreren.
4. **Respect en status aan te moedigen:** Cliënten met respect en waardigheid behandelen, actief luisteren naar hun mening, hen betrekken bij besluitvormingsprocessen en hun inzet waarderen.
5. **Deelname aan de maatschappij te faciliteren:** Uitgaan van gewone diensten, deelname aan activiteiten en evenementen stimuleren en faciliteren, en samenwerken met lokale organisaties.
### 2.5 Kwaliteit van leven: het Circle of Courage model
Het Circle of Courage model beschrijft vier basiswaarden voor opvoeding en begeleiding die bijdragen aan kwaliteit van leven:
* **Beloning (Spirit of belonging):** De behoefte om erbij te horen en relaties aan te gaan, essentieel voor zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld.
* **Mastery (Spirit of Mastery):** De behoefte om zichzelf te ontwikkelen door competenties en vaardigheden te ontwikkelen, wat leidt tot inspiratie, motivatie en eigenwaarde.
* **Independance (Spirit of Independence):** De behoefte aan autonomie, ontwikkeld door het maken van eigen keuzes zonder inmenging, wat bijdraagt aan het opbouwen van eigenheid.
* **Generosity (Spirit of Generosity):** De behoefte om bij te dragen aan de maatschappij door talenten te delen, wat zorgt voor een gevoel van trots en geluk.
Investeren in deze pijlers vergroot de kwaliteit van leven door zelfontwikkeling, verbondenheid, autonome handeling en betekenisvolle relaties.
## 3 Kwaliteit van zorg versus kwaliteit van leven
Kwaliteit van zorg is niet hetzelfde als kwaliteit van leven. Kwaliteit van zorg richt zich op het perspectief van het zorgaanbod en wordt vaak gemeten aan de hand van objectieve criteria. Kwaliteit van leven is echter een individueel en subjectief verhaal van beleving. Hoewel objectieve gegevens belangrijk zijn, dient de kwaliteit van zorg altijd in functie te staan van de individuele kwaliteit van leven.
## 4 Orthopedagogisch handelen in de maatschappelijke context
Orthopedagogisch handelen vindt plaats in de samenleving en is ingebed in maatschappelijke contexten, waaronder onze eigen 'vanzelfsprekendheden'. Deze vanzelfsprekendheden, gevormd door ervaringen, opvoeding en kennis, bepalen hoe we naar de wereld kijken en hoe we anderen beoordelen. Ons referentiekader, ook wel paradigma genoemd, omvat een samenhangend geheel van ideeën, theorieën, mens- en wereldbeelden, waarden en normen. Paradigma's kunnen verschuiven wanneer ze niet langer passende antwoorden bieden op heersende problemen.
### 4.1 Het defectparadigma
Tot de jaren zeventig domineerde het defectparadigma het denken over mensen die 'anders' waren. Dit paradigma omvatte zowel een medisch als een moreel-religieus model, waarin de handicap als een defect bij het individu zelf werd gesitueerd. Dit leidde tot segregatie en het idee dat mensen met een handicap buiten de samenleving stonden.
#### 4.1.1 Kritieken op het defectparadigma
In de jaren zestig en zeventig ontstond er veel kritiek op het defectparadigma. Het idee van een handicap als een louter intra-individuele ziekte werd verlaten ten gunste van een meer holistische visie die rekening hield met sociale structuren. Het medisch model werd als te statisch beschouwd, wat de ontwikkeling van mensen met een handicap belemmerde. Ook de negatieve effecten van leven in instituten, die leidden tot ontmenselijking, werden aan de kaak gesteld.
### 4.2 Het burgerschapsparadigma
Het burgerschapsparadigma stelt dat mensen met een ondersteuningsvraag in de eerste plaats burgers zijn van de samenleving en aanspraak kunnen maken op hun burgerrechten en -plichten. Dit paradigma erkent en waardeert diversiteit in de samenleving. De kern van het burgerschapsparadigma wordt samengevat in vier pijlers:
* **Volwaardig burgerschap:** Iedereen heeft dezelfde rechten en plichten.
* **Gelijkwaardigheid:** Erkennen en waarderen van verschillen, waarbij gestreefd wordt naar een gelijkwaardige positie, niet noodzakelijk een gelijke positie. Gelijkheid kan juist tot onrechtvaardigheid leiden door verschillen te ontkennen. Gelijkwaardig handelen betekent naast de ander staan en bewust omgaan met macht.
* **Inclusie:** Het recht op volwaardige deelname aan de samenleving op gelijke voet met andere burgers, met gelijke keuzemogelijkheden en respect voor individuele keuzes. Inclusie is een tweerichtingsverkeer waarbij zowel de persoon met een beperking als de maatschappij inspanningen levert. Kenmerken van inclusie zijn participatie, verbondenheid, wederkerigheid en erkenning.
* **Kwartiermaken:** Een methodiek om aan inclusie te werken door het creëren van veilige plekken en gastvrijheid voor 'vreemdelingen' in de maatschappij. Dit houdt het opschorten van productiegerichtheid in ten gunste van aanwezigheid en gedeelde beleving.
### 4.3 Empowerment
Empowerment richt zich op het vergroten van de eigen kracht en macht van personen of gemeenschappen in een benadeelde positie. Het benadrukt de krachten die mensen hebben, in plaats van hun tekortkomingen. Het is een proces van zelfversterking dat gericht is op het ongedaan maken van achterstelling en het scheppen van ruimte voor ontwikkeling en een zinvol bestaan.
### 4.4 Emancipatorisch werken
Emancipatorisch werken streeft naar een volwaardige plaats in de samenleving voor bevolkingsgroepen die een achtergestelde positie kennen. Dit houdt het bevorderen van zelfstandigheid, controle, participatie en keuzevrijheid in.
#### 4.4.1 Zelfregie en keuzevrijheid
De emancipatorische begeleidingsvisie stimuleert cliënten om meer regie over hun eigen leven te nemen, door middel van gedoseerd aanbieden van keuzemogelijkheden, beginnend met eenvoudige keuzes en later opschuivend naar complexere en fundamentele kwesties.
### 4.5 Netwerkversterking
Naast professionele ondersteuning is het belang en de kracht van het sociale netwerk van de cliënt cruciaal. De orthopedagogisch begeleider draagt actief bij aan het versterken van dit netwerk en erkent het als partner in het verbeteren van de kwaliteit van leven. Werkwijzen omvatten het in kaart brengen van het netwerk, het verbeteren van de kwaliteit van contacten en het betrekken van buren en buurtbewoners.
## 5 Methodisch agogisch handelen
Agogisch handelen is gericht op veranderingsprocessen en kenmerkt zich door een doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust karakter.
* **Doelgericht:** Het vooraf formuleren van een duidelijk doel is essentieel.
* **Systematisch:** Het aanbrengen van volgorde, stellen van prioriteiten en verfijnen van stappen.
* **Procesmatig:** Zorgen voor een doorlopende ontwikkelingslijn en bewust zijn van de invloed van verschillende fasen.
* **Bewust:** Weten wat men doet en waarom, met een onderbouwing van het handelen. Dit omvat zowel een technisch/nauwkeurige als een sociaal-ethische component.
### 5.1 Voordelen van methodisch agogisch handelen
* **Anticiperen:** Vooruitkijken en handelen afstemmen op het gekozen doel en plan, wat leidt tot meer controle en een kleinere kans op fouten.
* **Heldere communicatie:** Het plan, de doelstellingen en de keuzes duidelijk maken aan cliënt en betrokkenen.
* **Evalueren:** Het handelen bijsturen op basis van reflectie en evaluatie van gemaakte keuzes en resultaten.
* **Overdracht:** Het plan en de voortgang kunnen overgedragen worden aan collega's, wat de continuïteit van de zorg ten goede komt.
### 5.2 De regulatieve cirkel van het methodisch agogisch handelen
Dit model beschrijft een cyclisch proces met de volgende stappen, die idealiter in dialoog met de cliënt worden doorlopen:
1. **Vraagverduidelijking/analyse:** Grondig inzicht krijgen in de uitgangssituatie, met de cliënt als volwaardige partner in het omschrijven van de eigen vraag en beleving. De focus ligt op herstel en empowerment, en erkent ervaringsdeskundigheid.
2. **Bepalen van doelen:** Formuleren van doelstellingen volgens de SMART-criteria (Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch, Tijdsgebonden).
3. **Strategie:** Kiezen van de meest geschikte middelen om het beoogde doel te bereiken.
4. **Interventie:** Uitvoeren van de gekozen interventies, waarbij het hulpverleningsproces in al zijn facetten bewaakt wordt (werkrelatie, samenwerkingsrelatie, eigen strategie, logistieke aspecten).
5. **Terugblikken, evalueren:** Het eigen gedrag bijsturen na reflectie op eerder handelen, context en betekenisgeving, om zo nieuwe perspectieven te creëren.
Dit proces kan leiden tot een spiraalvormige ontwikkeling, waarbij elke cyclus op een hoger niveau terechtkomt.
---
# Kwaliteit van leven en uitdagingen in de hulpverlening
Dit onderwerp verkent de acht dimensies van kwaliteit van leven, de risico's die deze dimensies in de hulpverlening kunnen beïnvloeden, en hoe een orthopedagogisch begeleider deze risico's kan verkleinen door gerichte acties.
## 2. Kwaliteit van leven en uitdagingen in de hulpverlening
Kwaliteit van leven is een complex, multidimensionaal concept dat de subjectieve beleving van welzijn door een individu omvat. Het wordt beïnvloed door diverse factoren en is niet enkel te herleiden tot de kwaliteit van de geboden zorg.
### 2.1 De acht dimensies van kwaliteit van leven
Hoewel de specifieke acht dimensies niet gedetailleerd in de tekst staan, wordt hun belang benadrukt in het kader van hulpverlening en het maken van keuzes. Enkele van deze dimensies die expliciet worden genoemd of geïmpliceerd zijn:
* **Emotioneel welzijn:** Dit omvat gevoelens van stress, angst en algemene emotionele stabiliteit.
* **Persoonlijke relaties (Interpersoonlijke relaties):** De kwaliteit en het bestaan van sociale connecties met familie, vrienden en buren.
* **Materieel welzijn:** Financiële zekerheid en stabiliteit.
* **Persoonlijke ontwikkeling (Zelfbepaling en persoonlijke ontwikkeling):** Mogelijkheden voor groei, leren en het verwerven van vaardigheden.
* **Sociale participatie (Sociale inclusie):** Deelname aan het maatschappelijk leven, inclusief vrijetijdsactiviteiten en werk.
* **Onafhankelijkheid (Zelfbepaling):** De mate waarin iemand controle heeft over zijn eigen leven en keuzes kan maken.
> **Tip:** Het is cruciaal om bij het maken van keuzes in de hulpverlening alle dimensies van kwaliteit van leven in acht te nemen en je niet blind te staren op slechts één aspect.
### 2.2 Invloed van gebeurtenissen op kwaliteit van leven
Gebeurtenissen, zoals de coronapandemie met bijbehorende lockdowns, kunnen significante effecten hebben op meerdere dimensies van kwaliteit van leven. De maatregelen konden leiden tot stress en angst (emotioneel welzijn), eenzaamheid door beperkte sociale interactie (persoonlijke relaties), financiële onzekerheid (materieel welzijn) en beperkte toegang tot ontwikkelingsmogelijkheden (persoonlijke ontwikkeling).
### 2.3 Risico's in de hulpverlening die kwaliteit van leven beïnvloeden
De hulpverlening zelf brengt risico's met zich mee die de kwaliteit van leven van cliënten kunnen onderdrukken.
#### 2.3.1 Emotioneel welzijn onder druk door grenzen en controle
* **Spanning tussen vrijheid en beheersing:** Hulpverleners moeten grenzen stellen voor veiligheid en structuur, maar dit mag niet ten koste gaan van het welzijn en de autonomie van de cliënt.
* **Ongewenste effecten van ingrepen:** Begeleidingsmethoden kunnen leiden tot een afname van autonomie of gevoelens van onmacht bij de cliënt.
* **Invloed op zelfbeeld:** De manier van ingrijpen en de houding van hulpverleners hebben directe impact op het zelfbeeld en de algehele kwaliteit van leven.
* **Ethische afweging:** Een ethisch verantwoorde begeleiding vereist een zorgvuldige balans tussen het waarborgen van veiligheid en het behouden van de regie over het eigen leven.
* **Belang van dialoog:** Samenwerking met de cliënt door middel van dialoog is essentieel om een optimale balans tussen autonomie en ondersteuning te vinden.
#### 2.3.2 Zelfbepaling en persoonlijke ontwikkeling onder druk
* **Beperking van autonomie:** In hulpverleningscontexten, met name in residentiële settings, worden vaak keuzes voor cliënten gemaakt om organisatorische of economische redenen.
* **Aangeleerde hulpeloosheid:** Dit gebrek aan controle kan leiden tot pessimisme en passiviteit bij cliënten.
* **Balans tussen ondersteuning en autonomie:** Het is cruciaal om een gezonde balans te vinden tussen het bieden van ondersteuning en het respecteren van de autonomie van de cliënt.
#### 2.3.3 Interpersoonlijke relaties en sociale inclusie onder druk
* **Beperkt sociaal netwerk:** Veel cliënten hebben een beperkt sociaal netwerk, wat het opbouwen van betekenisvolle relaties belemmert.
* **Gebrek aan sociale inclusie:** Dit verhindert deelname aan het 'gewone leven', zoals vrijetijdsactiviteiten of werk.
* **Crucialiteit van netwerkondersteuning:** Het onderhouden en uitbreiden van sociale netwerken is essentieel om sociale inclusie te bevorderen en isolatie te voorkomen.
### 2.4 Hoe een orthopedagogisch begeleider risico's kan verkleinen
Orthopedagogische begeleiders kunnen actief bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van leven van cliënten door specifieke acties te ondernemen, gericht op de verschillende dimensies:
1. **Groei in relaties stimuleren (dimensie interpersoonlijke relaties):**
* Aanmoedigen van contacten met familie, vrienden en buren.
* Ondersteunen bij conflictoplossing en het opbouwen van vertrouwen.
* Bevorderen van open communicatie en empathie binnen relaties.
2. **Competenties ontwikkelen (dimensie persoonlijke ontplooiing):**
* Ondersteunen bij het ontdekken van talenten en vaardigheden.
* Bevorderen van een gevoel van bekwaamheid en succes.
* Ondersteuning bieden bij het verwerven van nieuwe vaardigheden en het bevorderen van zelfstandigheid.
3. **Keuzes maken stimuleren (dimensie zelfbepaling):**
* Cliënten opties bieden om te kiezen, ook bij kleine zaken.
* Cliënten aanmoedigen hun voorkeuren en interesses te uiten.
* Betrekken bij levensbeslissende keuzes en helpen de gevolgen te begrijpen.
* Keuzes van cliënten honoreren om hen een gevoel van invloed te geven.
* Zorgen dat de begeleider niet alle keuzes overneemt, zelfs bij beperkingen die keuzes beïnvloeden.
4. **Respect en status aanmoedigen (dimensie emotioneel welzijn):**
* Cliënten behandelen met respect en waardigheid, ongeacht hun omstandigheden.
* Actief luisteren naar meningen en hen betrekken bij besluitvormingsprocessen.
* Waardering tonen voor hun inzet.
5. **Deelnemen aan maatschappij (dimensie sociale inclusie):**
* Uitgaan van en gebruikmaken van 'gewone' diensten die ook door andere burgers worden gebruikt.
* Stimuleren en faciliteren van deelname aan activiteiten en evenementen in de maatschappij.
* Samenwerken met lokale organisaties en instanties om deelname aan het gemeenschapsleven mogelijk te maken.
### 2.5 Het burgerschapsparadigma en kwaliteit van leven
Het burgerschapsparadigma stelt dat mensen met een ondersteuningsvraag in de eerste plaats burgers zijn, met gelijke rechten en plichten. Dit model erkent en waardeert diversiteit en streeft naar een volwaardige deelname aan de samenleving. Kernpijlers zijn:
* **Volwaardig burgerschap:** Gelijke rechten en plichten.
* **Gelijkwaardigheid:** Niet gelijkheid, maar het naast de ander staan en bewust omgaan met macht. Het cliëntperspectief is hierbij leidend.
* **Inclusie:** Het recht op volwaardige deelname aan de samenleving met gelijke keuzemogelijkheden en respect voor individuele keuzes. Dit is een tweerichtingsverkeer waarbij ook de maatschappij inspanningen levert. Kenmerken zijn participatie, verbondenheid, wederkerigheid en erkenning.
* **Kwartiermaken:** Een methodiek gericht op het creëren van veilige, gastvrije 'niches' waar drempels die uitsluiting veroorzaken worden opgeschort en diversiteit wordt gewaardeerd.
* **Keuze en controle:** Bevorderen van zelfbepaling en controle over het eigen bestaan, waarbij bevoogding vermeden wordt. Dit omvat keuzevrijheid, participatie en empowerment.
* **Ondersteuning:** Bieden van de nodige hulp om het bestaan vorm te geven, keuzes te maken en deze uit te voeren. Dit omvat zorg en begeleiding.
* **Sociale netwerken (Netwerkversterking):** Erkennen van het belang van sociale netwerken als partner in ondersteuning en werken aan het versterken van deze netwerken.
### 2.6 Empowerment en emancipatorisch werken
* **Empowerment:** Proces van zelfversterking gericht op het vergroten van eigen kracht en macht, met nadruk op competenties en een zinvol bestaan. Krachtgerichte ondersteuning werkt samen met ervaringsdeskundigen.
* **Emancipatorisch werken:** Streven naar een volwaardige plaats in de samenleving door het bevorderen van zelfstandigheid, controle, participatie en zelfregie. Dit betekent dat cliënten gaandeweg de regie over hun leven en keuzes leren nemen, met ondersteuning van de begeleider.
### 2.7 Kwaliteit van zorg versus kwaliteit van leven
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven.
* **Kwaliteit van zorg:** Verwijst naar de manier waarop zorg en ondersteuning worden verleend, vaak vanuit het perspectief van het zorgaanbod. Dit wordt getoetst aan meetbare en objectieve criteria.
* **Kwaliteit van leven:** Is een individueel en persoonlijk verhaal van beleving en welzijn. Hoewel objectieve criteria belangrijk zijn voor kwaliteit van zorg, dient deze altijd in dienst te staan van de subjectieve kwaliteit van leven van de cliënt.
> **Voorbeeld:** Een cliënt kan bijvoorbeeld objectief gezien een volwaardig dagbestedingsprogramma hebben, maar dit betekent niet automatisch dat de cliënt zich er gelukkig of voldaan bij voelt. De subjectieve beleving van de cliënt is hierin leidend.
### 2.8 De grondhouding van de orthopedagogisch begeleider
De basishouding van de orthopedagogisch begeleider is cruciaal voor de kwaliteit van de begeleiding en de kwaliteit van leven van de cliënt. Belangrijke aspecten zijn:
* **Liefhebben:** Een belangeloze inzet voor het welzijn van de cliënt, blij zijn met het kind en meelijden bij moeilijkheden. Dit vereist voldoende eigen levenskracht en veerkracht.
* **Bijtanken:** Regelmatig opladen door middel van gesprekken met collega's, vakantie, of deelname aan bredere samenlevingsvormen om overschot te behouden.
* **Openheid:** Zich openstellen voor de noden, wensen en mogelijkheden van de cliënt, en emotioneel beschikbaar zijn. Dit impliceert het opzijzetten van eigen gevoelens en het bewust hanteren van eigen pedagogische voordelen zonder vooroordelen.
* **Intentionaliteit:** Het handelen afstemmen op de eigenheid, mogelijkheden en beperkingen van de cliënt, met duidelijke signalen in woord en daad. Aanvoelen wanneer initiatief te nemen en de hulpvraag van de cliënt herkennen.
* **Aanraken:** Lichamelijk contact zoals troosten en knuffelen kan een bron van veiligheid zijn, met name voor kinderen, en is belangrijk in het leerproces door de tastzin.
### 2.9 Het belang van methodisch handelen
Methodisch agogisch handelen is essentieel voor kwalitatieve hulpverlening. Dit omvat:
* **Doelgerichtheid:** Het formuleren van duidelijke doelen.
* **Systematischheid:** Het aanbrengen van een logische volgorde en prioriteiten in de stappen.
* **Procesmatigheid:** Bewustzijn van de doorlopende ontwikkelingslijn en de invloed van verschillende fasen.
* **Bewustzijn:** Weten wat je doet en waarom, en het handelen kunnen onderbouwen. Zorgvuldigheid, met zowel een technische als een sociaal-ethische component, is hierbij cruciaal.
**Voordelen van methodisch handelen:**
* **Anticiperen:** Vooruitkijken en het handelen hierop afstemmen, wat leidt tot meer controle en minder kans op fouten.
* **Heldere communicatie:** Het plan en de keuzes duidelijk kunnen maken aan cliënt en betrokkenen.
* **Evalueerbaarheid:** Het handelen kunnen evalueren en bijsturen op basis van reflectie.
* **Overdraagbaarheid:** Het proces kan worden overgedragen aan collega's, wat de continuïteit van zorg ten goede komt.
De **regulatieve cirkel van het methodisch agogisch handelen** beschrijft een cyclisch proces van vraagverduidelijking/analyse, het bepalen van doelen (SMART-geformuleerd), strategiekeuze, interventie (doen), en terugblikken/evalueren. Hierbij is het cruciaal om deze stappen zoveel mogelijk in dialoog met de cliënt te doorlopen. Bij de vraagverduidelijking ligt de nadruk op het perspectief van de cliënt, zijn subjectieve beleving, kwetsbaarheid en weerbaarheid, in plaats van op een medische diagnose.
Het **Paradigma van de Werking** (mogelijk een typfout in brontekst, bedoeld wordt het paradigma van de hulpverlening) onderscheidt verschillende modellen door de geschiedenis heen, van het defectparadigma dat zich richt op individuele tekorten, naar het burgerschapsparadigma dat de cliënt centraal stelt als burger met gelijke rechten en een leven lang ondersteuning verdient. Binnen dit burgerschapsparadigma zijn gelijkwaardigheid, inclusie en kwartiermaken sleutelbegrippen voor het bevorderen van de kwaliteit van leven.
---
# Paradigma's in de orthopedagogie en het burgerschapsparadigma
Dit onderdeel traceert de historische ontwikkeling van denkmodellen in de orthopedagogie, met een specifieke focus op de overgang van het defectparadigma naar het burgerschapsparadigma en de kenmerken van burgerschap.
## 3. Paradigma's in de orthopedagogie en het burgerschapsparadigma
### 3.1 Orthopedagogisch handelen in de samenleving
#### 3.1.1 Mijn vanzelfsprekendheden
Onze eigen 'vanzelfsprekendheden' – overtuigingen die we als vanzelfsprekend beschouwen door onze ervaringen, opvoeding en kennis – bepalen hoe we de wereld en anderen waarnemen. Deze vanzelfsprekendheden zijn cultureel en contextueel bepaald en kunnen leiden tot het indelen van mensen in categorieën, zoals 'mensen wiens kansen bedreigd zijn'.
#### 3.1.3 Ons referentiekader = paradigma
Een **paradigma** is een algemeen aanvaard systeem van vooronderstellingen, methoden, uitgangspunten, mens- en wereldbeelden, waarden en normen dat een samenhangend geheel van ideeën vormt. Het biedt structuur en eensgezindheid, maar kan ook belemmerend werken door het uitsluiten van afwijkende ideeën.
#### 3.1.4 Paradigma's verschuiven
Paradigma's zijn ingebed in een historisch-maatschappelijke context. Wanneer een paradigma geen adequate antwoorden meer biedt op heersende problemen, kan er een **paradigmawissel** plaatsvinden. Dit proces van verandering van diepgewortelde denkpatronen kost tijd.
#### 3.2 Historische evolutie van denkbeelden over handicap
##### 3.2.1 Het defectparadigma
Tot de jaren zeventig was het defectparadigma dominant in het denken over mensen die 'anders' waren. Dit paradigma omvatte zowel een medisch als een moreel-religieus model, waarbij de handicap primair werd gesitueerd bij het individu zelf ('hij heeft een probleem, een defect').
* **Moreel-religieus model:** Handicap werd gezien als een gevolg van (erf)zonde of een straf van God. Mensen met een handicap werden genegeerd, gedood, of als 'beladen met zonde' beschouwd.
* **Medisch model:** Handicap werd opgevat als een ziekte, bepaald door biologische kenmerken. Culturele en sociale factoren werden genegeerd. Dit model benadrukte het individuele tekort, leidde tot **segregatie** (plaatsing buiten de samenleving) en beperkte de ontwikkelingsmogelijkheden van mensen met een handicap.
##### 3.2.1.2 Kritieken op het defectparadigma
In de jaren zestig en zeventig ontstond er veel kritiek, wat leidde tot een paradigmaverschuiving.
* Het idee van handicap als een zuiver intra-individuele ziekte werd verlaten; de nadruk kwam te liggen op de interactie tussen biomedische gegevens en sociale structuren.
* Het medisch model werd als te statisch beschouwd, wat de ontwikkeling van mensen met een handicap belemmerde.
* Er kwam kritiek op de desastreuze effecten van institutioneel leven, waarbij mensen ontmenselijkt konden worden.
* Het concept van het 'wooncontinuüm' werd bekritiseerd omdat woonplaatsen te veel werden bepaald door vaardigheden en te weinig door persoonlijke overwegingen van de bewoner. De aanname was dat mensen pas naar de samenleving konden terugkeren als ze voldoende vaardigheidseisen voldeden.
#### 3.2.3 Het burgerschapsparadigma
Dit paradigma stelt dat mensen met een ondersteuningsvraag in de eerste plaats **burgers** zijn in de samenleving, met specifieke kenmerken zoals een beperking. Lidmaatschap van de samenleving impliceert aanspraak op gewone burgerrechten en -plichten. Het richt zich niet op gelijkheid, maar op het erkennen en waarderen van diversiteit.
##### 3.5 Het burgerschapsparadigma, inzoomend
Het burgerschapsparadigma kent vier pijlers:
1. **Volwaardig burgerschap:** Iedereen heeft dezelfde rechten en plichten.
2. **Gelijkwaardigheid:** Erkennen en waarderen van diversiteit.
3. **Inclusie:** Het recht op volwaardige deelname aan de samenleving.
4. **Kwartiermaken:** Het creëren van veilige plaatsen in de maatschappij voor nieuwkomers.
Daarnaast zijn de volgende concepten essentieel:
* **Keuze en controle:** Iedereen heeft controle over het eigen bestaan; bevoogding en betutteling zijn uit den boze. Dit omvat **keuzevrijheid** en **participatie**.
* **Empowerment:** Het vergroten van de eigen kracht en macht van personen.
* **Ondersteuning:** Sommige personen hebben ondersteuning nodig om hun bestaan vorm te geven en keuzes te maken. Dit omvat **zorg** en **begeleiding**.
* **Sociale netwerken:** Het belang van sociale verbindingen.
* **Vermaatschappelijking:** De maatschappij dient zich aan te passen en inspanningen te leveren.
Dit alles staat in functie van een **goede kwaliteit van leven**.
###### 3.5.1 Gelijkwaardigheid
Gelijkwaardigheid is niet hetzelfde als gelijkheid. Gelijkheid, door verschillen te negeren, kan tot onrechtvaardigheid leiden. Gelijkwaardig handelen betekent naast de ander staan, waarbij macht bewust en zorgvuldig wordt gehanteerd. Het cliëntperspectief als vertrekpunt is de basis van een gelijkwaardige hulpverleningsrelatie en kenmerkend voor het burgerschapsparadigma.
###### 3.5.2 Inclusie
Inclusie is het recht op volwaardige deelname aan de samenleving op gelijke voet met andere burgers, met een onafhankelijk leven, gelijke keuzemogelijkheden en respect voor individuele keuzes. Inclusie is een tweerichtingsverkeer waarbij zowel de persoon met een beperking zich aanpast, als de maatschappij inspanningen levert. Kenmerken van inclusie zijn:
* **Participatie:** Erbij horen met gelijke rechten.
* **Verbondenheid:** Sociaal en emotioneel verbonden zijn.
* **Wederkerigheid:** Een balans tussen geven en nemen tussen persoon en omgeving.
* **Erkenning:** Het aanvaarden van 'anders' zijn, inclusief beperkingen, mogelijkheden en groeikansen.
###### 3.5.3 Kwartiermaken: een methodiek om aan inclusie te werken
Kwartiermaken is een methodiek om gastvrijheid te creëren voor 'vreemdelingen' in de maatschappij. Kwartiermakers lopen voorop om veilige plaatsen te creëren, waar drempels die uitsluiting veroorzaken worden opgeschort en diversiteit wordt gewaardeerd. Zo'n plek, een 'niche', biedt:
* Prettige ruimtelijke verhoudingen en emotioneel steunende mensen.
* Ruimte voor keuzes en zelfzien als handelend persoon.
* Ontwikkeling van eigenwaarde en uitnodiging tot medezeggenschap.
* Opschorting van productiegerichtheid ten gunste van aanwezigheid en samen beleven.
###### 3.5.4 Empowerment
Empowerment, ook wel krachtgerichte ondersteuning genoemd, focust op het vergroten van de eigen kracht en macht van personen in een benadeelde positie. Het benadrukt de kracht van mensen in plaats van hun tekortkomingen en is een proces van zelfversterking om achterstelling ongedaan te maken en ruimte te scheppen voor competenties en een zinvol bestaan. Er wordt samengewerkt met ervaringsdeskundigen.
###### 3.5.5 Emancipatorisch werken
Emancipatie is het streven van een bevolkingsgroep, die een achtergestelde positie kent, naar een volwaardige plaats in de samenleving. Dit veronderstelt het bevorderen van zelfstandigheid, het verwerven van controle en het stimuleren van participatie.
####### 3.5.5.1 Zelfregie en keuzevrijheid
Emancipatorische begeleiding stimuleert mensen om regie te nemen over hun leven. Dit kan geleidelijk gebeuren, beginnend met eenvoudige keuzes en evoluerend naar complexere en fundamentele kwesties. Het aanbieden van keuzes dient gedoseerd te gebeuren.
###### 3.5.7 Netwerkversterking
De kracht van sociale netwerken wordt erkend. Het actief bijdragen aan het versterken van het netwerk van de cliënt, en het erkennen van dat netwerk als partner, is essentieel. Werkwijzen omvatten:
* Een open blik op wie belangrijk is in het leven van de cliënt, geleid door diens wensen.
* Het in kaart brengen en tastbaar maken van het netwerk.
* Het verbeteren van de kwaliteit van contacten door mensen met vergelijkbare interesses te verbinden.
* Het betrekken van buren en buurtbewoners.
* Doorzettingsvermogen, ook na tegenslag.
## 4. Methodisch agogisch handelen
Agogisch handelen is gericht op verbetering en optimalisering, en situeert zich in een dynamische begeleidingsrelatie. Het **methodisch karakter** van agogisch handelen omvat vier aspecten:
* **Doelgericht:** Er wordt van tevoren een duidelijk geformuleerd doel nagestreefd.
* **Systematisch:** Er wordt een volgorde aangebracht in de stappen en prioriteiten worden gesteld.
* **Procesmatig:** Er is een doorlopende ontwikkelingslijn in de opeenvolgende stappen.
* **Bewust:** Handelen is onderbouwd en weloverwogen, met aandacht voor zowel technische als sociaal-ethische aspecten.
### Voordelen van methodisch agogisch handelen
* **Anticiperen:** Vooruitkijken en handelen daarop afstemmen, wat leidt tot meer controle en minder fouten.
* **Helder communiceren:** Het plan (doelstellingen, stappen, redenen) kan duidelijk worden gecommuniceerd aan cliënt en anderen.
* **Evalueren:** Onderweg reflecteren en het handelen bijsturen op basis van gemaakte keuzes, uitvoering en resultaten.
* **Overdragen:** Het proces kan aan collega's worden overgedragen, wat de continuïteit van zorg ten goede komt.
Het **regulatieve cirkel van het methodisch agogisch handelen** beschrijft een cyclisch proces van vraagverduidelijking, doelbepaling, strategie kiezen, interveniëren en evalueren. De gouden regel is om deze stappen zoveel mogelijk in dialoog met de cliënt te doorlopen.
#### Vraagverduidelijking/analyse
Een grondig inzicht in de uitgangssituatie is cruciaal voor het stellen van de juiste doelen. De subjectieve beleving van de cliënt is hierbij van primair belang en vormt de belangrijkste bron van deskundigheid. Vragen als "wat is er met jou gebeurd?" en "wat is jouw kwetsbaarheid en jouw weerbaarheid?" helpen bij het verhelderen van de beginsituatie.
#### Het bepalen van doelen
Doelstellingen worden geformuleerd alsof het resultaat reeds bereikt is. Ze dienen **SMART** te zijn: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden.
#### Strategie: het kiezen van de weg, de middelen
Na het bepalen van de doelen, wordt zorgvuldig overwogen welke middelen het meest geschikt zijn om het beoogde doel te bereiken. De organisatie waar men werkt, heeft hierbij vaak een eigen denk- en werkmodel.
#### Interventie: doen
De gekozen interventies worden uitgevoerd, waarbij het hulpverleningsproces in al zijn facetten wordt bewaakt: de werkrelatie met de cliënt en diens systeem, de samenwerkingsrelaties met collega's en andere disciplines, de eigen strategie, en logistieke aspecten.
#### Terugblikken, evalueren
Reflectie op eerder handelen is essentieel om het eigen gedrag bij te sturen en nieuwe perspectieven te ontwikkelen.
### Gedragsdeskundigen en hun rollen (indicatief)
* **Orthopedagoog:** Werkt met complexe opvoedingsvragen, ondersteunt opvoeders, richt zich op diagnostiek en interventies.
* **Psycholoog:** Stelt diagnoses van psychologische en emotionele stoornissen, begeleidt cliënten, geeft psychotherapie.
* **Maatschappelijk werker:** Ondersteunt bij maatschappelijke en sociale problemen, biedt informatie en hulp bij administratieve procedures.
* **Paramedici (bv. Kinesitherapeut, Ergotherapeut):** Werken aan revalidatie, herstel en zelfstandig functioneren ondanks beperkingen.
* **Logopedist:** Behandelt stem-, spraak-, taal- en leerstoornissen, ondersteunt communicatie.
* **Verzorgende/Zorgkundige:** Ondersteunt bij persoonlijke zorg, huishoudelijke taken en psychologische begeleiding.
* **Artsen:** Behandelen cliënten, gespecialiseerde artsen bieden specifieke zorg.
* **Andere beroepen (bv. Leerkracht, Muziektherapeut):** Ondersteunen in specifieke contexten.
### Orthopedagogiek: een omschrijving
* **Kern:** Werken met mensen, afspelend in een relatie, gericht op kwaliteit van leven.
* **Terminologie:** *Ortho* (goed, juist), *Ped* (kind), *Agogie* (begeleiden).
* **Definitie:** Orthopedagogie is het systematisch en bedoeld ontwikkelen en uitvoeren van interventies gericht op het verbeteren van het welzijn (kwaliteit van leven) van individuen en groepen wier kansen in de maatschappij verminderd of bedreigd zijn.
* **Interventie:** Handelen, weloverwogen gedrag.
* **Doelgroep:** Niet enkel mensen met een beperking, maar een brede waaier aan doelgroepen met een bijzondere hulpvraag.
* **Kenmerk:** Niet enkel het resultaat, maar ook het proces is essentieel (systematisch bedoeld).
* **Activiteit:** Niet enkel uitvoeren, maar ook uitdenken van doelen, strategieën, methoden en middelen.
---
# Methodisch agogisch handelen
Methodisch agogisch handelen is doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust handelen dat gericht is op verbetering of optimalisering binnen begeleidingsrelaties.
### 4.1 Het methodisch karakter van agogisch handelen
Agogisch handelen wordt gekenmerkt door vier aspecten die samen het methodische karakter vormen:
* **Doelgericht:** Methodisch handelen vereist dat er van tevoren een duidelijk en goed geformuleerd doel wordt bepaald. Zonder doel is agogisch handelen stuurloos.
* **Systematisch:** Hierbij wordt een logische volgorde aangebracht in de te zetten stappen op weg naar het gestelde doel, met het stellen van prioriteiten en het verfijnen van deze stappen.
* **Procesmatig:** Dit houdt in dat er gewaakt wordt over een doorlopende ontwikkelingslijn in de opeenvolgende stappen, waarbij de invloed van de ene fase op de andere bewust wordt meegenomen.
* **Bewust:** Bij methodisch handelen weet men wat men doet en waarom. Het handelen kan onderbouwd worden en is zorgvuldig en weloverwogen. Dit omvat zowel de technische nauwkeurigheid als de sociaal-ethische component, waarbij eigen gedrag wordt bijgestuurd na reflectie.
#### 4.1.1 Voordelen van methodisch agogisch handelen
Het toepassen van methodisch agogisch handelen biedt verschillende voordelen:
* **Anticiperen:** Door een doel en een plan te hebben, kan men vooruitkijken, het handelen daarop afstemmen, inschattingen maken en zo meer controle uitoefenen en de kans op fouten verkleinen.
* **Heldere communicatie:** Het plan, de doelstellingen, de gekozen stappen en het 'waarom' ervan kunnen helder worden gecommuniceerd aan zowel de cliënt als andere betrokkenen.
* **Evalueren:** Door reflectie tijdens het proces kan worden nagegaan of gemaakte keuzes correct waren, het gewenste resultaat opleverden en haalbaar blijven, waardoor het handelen bijgestuurd kan worden.
* **Overdraagbaarheid:** Een duidelijk gecommuniceerd plan en proces maakt het mogelijk om het werk over te dragen aan collega's, wat de continuïteit van zorg ten goede komt.
### 4.2 Het cyclische model van methodisch agogisch handelen
Methodisch agogisch handelen wordt vaak voorgesteld als een cyclisch proces, ook wel de regulatieve cirkel genoemd. Dit model benadrukt dat evaluatie kan leiden tot het terugkeren naar een eerdere stap om het gewenste resultaat alsnog te bereiken. Elk doorlopen van de cirkel, mits correct uitgevoerd, brengt de persoon op een hoger niveau, vergelijkbaar met een spiraalvorm.
#### 4.2.1 De stappen in de regulatieve cirkel
De gouden regel bij het doorlopen van deze cirkel is om dit zo veel mogelijk in dialoog met de cliënt te doen. De stappen zijn:
* **Vraagverduidelijking/analyse:**
Dit houdt in het verhelderen van de uitgangssituatie en het verkrijgen van een grondig inzicht hierin, wat meer is dan een puur medische diagnose. Het uitgangspunt is de cliënt als volwaardig burger te zien, waarbij de subjectieve beleving centraal staat en ervaringsdeskundigheid erkend wordt. Hulpverleners stellen zich vragend op, zonder uit te gaan van diagnostische categorieën, maar proberen met een open blik de nood van de cliënt te begrijpen. Essentiële vragen hierbij zijn: "Wat is er met jou gebeurd?" (waarbij gekeken wordt naar verlies van mogelijkheden, paniekaanvallen, verdriet etc.) en "Wat is jouw kwetsbaarheid en jouw weerbaarheid?".
* **Het bepalen van doelen:**
Doelstellingen worden geformuleerd alsof het resultaat reeds bereikt is. De acties om het doel te bereiken en de redenen voor het kiezen van de doelstelling worden niet in de doelstelling zelf opgenomen. Doelstellingen dienen SMART te zijn: Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch en Tijdsgebonden.
* **Strategie: het kiezen van de weg, de middelen:**
Nadat de doelen zijn bepaald, wordt overwogen welke middelen het best geschikt zijn om deze te bereiken. Zonder methodiek vervalt men in trial-and-error-hulpverlening. Het denk- en werkmodel van de organisatie waar men werkt, geeft hierbij richting. De vraag die centraal staat is: "Wat heb je nodig?".
* **Interventie: doen:**
Hier worden de gekozen interventies uitgevoerd. Dit gebeurt procesmatig, waarbij het hulpverleningsproces in al zijn facetten bewaakt wordt, waaronder de werkrelatie met de cliënt en het cliëntsysteem, de samenwerking met collega's en andere disciplines, de eigen strategie, en logistieke aspecten.
* **Terugblikken, evalueren:**
Dit is de fase van reflectie op het eigen handelen, de gemaakte keuzes, de uitvoering, de behaalde resultaten en de haalbaarheid. Het is een terugblik op ervaringen, inclusief de context, om betekenis te geven en keuzes te maken voor nieuwe perspectieven. Deze evaluatie kan leiden tot bijsturing en terugkeer naar eerdere stappen.
#### 4.2.2 Belang van dialoog met de cliënt
Gedurende het gehele cyclische proces is het cruciaal om zoveel mogelijk in dialoog met de cliënt te werken. Dit bevordert participatie, autonomie en een gedeelde verantwoordelijkheid voor het proces en de resultaten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Orthopedagogiek | De wetenschappelijke studie van de opvoeding en begeleiding van personen met bijzondere hulpvragen, gericht op het verbeteren van hun welzijn en levenskwaliteit. |
| Dialogaal gebeuren | Een proces van samenspraak en interactie, waarbij de agogische relatie niet enkel gericht is op de interactie tussen opvoeder en kind, maar ook op het bevorderen van de dialoog tussen de cliënt en hun omgeving. |
| Grondhouding | De basishouding en de essentiële persoonlijke kwaliteiten die een orthopedagogisch begeleider dient te bezitten, zoals liefde, openheid en intentionaliteit, om effectief te kunnen functioneren. |
| Vitaliteit | De levenskracht, energie en veerkracht die een persoon bezit, wat essentieel is voor de orthopedagogisch begeleider om zich voldoende open te kunnen stellen voor de cliënt. |
| Intentionaliteit | Het bewust afstemmen van het eigen handelen op de cliënt, rekening houdend met diens eigenheid, mogelijkheden en beperkingen, door duidelijke signalen uit te zenden en het juiste initiatief te nemen. |
| Welbevinden | De subjectieve ervaring van positieve emoties en tevredenheid met het leven, een van de acht dimensies van kwaliteit van leven die aandacht vereist in de orthopedagogische begeleiding. |
| Sociale participatie | De mate waarin individuen actief deelnemen aan sociale activiteiten en zich verbonden voelen met hun gemeenschap, een belangrijke dimensie van kwaliteit van leven. |
| Onafhankelijkheid | De mate waarin een individu controle heeft over zijn of haar eigen leven en zelfstandige keuzes kan maken, wat een kernaspect is van zelfbepaling en kwaliteit van leven. |
| Kwaliteit van leven | Een multidimensionaal concept dat het algemeen welzijn van een individu omvat, gebaseerd op verschillende dimensies zoals emotioneel welzijn, sociale participatie, materiële zekerheid en persoonlijke ontwikkeling. |
| Aangeleerde hulpeloosheid | Een psychologisch fenomeen waarbij individuen, na herhaalde ervaringen van controleverlies, pessimistisch en passief worden en stoppen met het proberen invloed uit te oefenen op hun situatie. |
| Burgerschapsparadigma | Een denkkader binnen de orthopedagogie dat stelt dat personen met een ondersteuningsvraag in de eerste plaats burgers zijn met gelijke rechten en plichten, en dat diversiteit wordt gewaardeerd. |
| Gelijkwaardigheid | Het principe dat alle individuen, ongeacht hun achtergrond of beperkingen, met respect en waardigheid behandeld dienen te worden en gelijke kansen verdienen, wat verschilt van gelijkheid. |
| Inclusie | Het recht op volwaardige deelname aan de samenleving op gelijke voet met andere burgers, waarbij zowel de persoon met een beperking als de maatschappij inspanningen leveren om dit mogelijk te maken. |
| Kwartiermaken | Een methodiek om aan inclusie te werken door het creëren van veilige plekken en gastvrijheid in de maatschappij voor individuen die aansluiting zoeken, waarbij drempels voor uitsluiting worden verlaagd. |
| Empowerment | Het proces van het vergroten van de eigen kracht en macht van individuen of gemeenschappen, met de nadruk op hun capaciteiten en het ongedaan maken van achterstelling. |
| Emancipatorisch werken | Het streven naar een gelijkwaardige positie in de samenleving voor achtergestelde bevolkingsgroepen door het bevorderen van zelfstandigheid, controle en participatie. |
| Methodisch agogisch handelen | Een doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust handelingskader binnen de orthopedagogiek dat richting geeft aan veranderingsprocessen en begeleidingsrelaties. |
| Regulatiecyclus | Een circulair model van methodisch agogisch handelen dat de stappen van vraagverduidelijking, doelbepaling, strategiekeuze, interventie en evaluatie omvat, en dat cyclisch kan worden herhaald. |
| Vraagverduidelijking | Het proces van het grondig inzicht krijgen in de uitgangssituatie en de subjectieve beleving van de cliënt, waarbij de cliënt als volwaardige partner wordt gezien. |
| SMART-doelstellingen | Doelstellingen die Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch en Tijdsgebonden zijn, om een duidelijke en haalbare richting te geven aan interventies. |
| Interventie | Een tussenkomst of handeling die wordt uitgevoerd met een specifiek doel, gericht op het verbeteren van het welzijn of het oplossen van problemen bij de cliënt. |