Organisatie 2024.pptx
Summary
# Algemene didactiek en lesvoorbereiding
Dit deel van het document behandelt de algemene didactiek met een focus op lesvoorbereiding, organisatie, groepsindeling en overgangen binnen de context van gymnastieklessen.
## 1. Algemene didactiek en lesvoorbereiding
### 1.1 Lesvoorbereiding
Lesvoorbereiding is een cruciaal onderdeel van de algemene didactiek en omvat de planning en organisatie van een les. Dit omvat het bepalen van de benodigde materialen, de indeling van de leerlingen, de verplaatsingen binnen de ruimte en de verschillende opstellingen die gebruikt kunnen worden. Een gedetailleerd grondplan, dat als bijlage kan dienen, helpt bij het visualiseren van de lesopbouw.
#### 1.1.1 Opstellingen
Diverse opstellingen kunnen worden gebruikt om leerlingen te organiseren en de les effectief te laten verlopen. De keuze van de opstelling is afhankelijk van de specifieke activiteit en de didactische doelstellingen. Veelvoorkomende opstellingen zijn:
* **Vrij verspreid:** Leerlingen zijn door de ruimte verspreid, wat ruimte biedt voor individuele oefening of dynamische activiteiten.
* **Frontrijen:** Leerlingen staan in rijen achter elkaar, gericht naar de lesgever, wat efficiënt is voor demonstraties of gezamenlijke instructies.
* **Geschrankt:** Een variatie op de frontrijen waarbij leerlingen in een verspringende formatie staan, wat de zichtbaarheid voor iedereen kan verbeteren.
* **Flankkring:** Leerlingen vormen een kring langs de zijkant van een gebied, vaak gebruikt voor circuloefeningen of spelvormen.
* **Frontkring:** Een kringopstelling waarbij de leerlingen met hun gezicht naar het midden van de kring staan.
* **Banen in lengte:** De ruimte wordt verdeeld in lengtebanen voor activiteiten die voorwaartse beweging vereisen.
* **Golven in breedte:** De ruimte wordt verdeeld in banen dwars op de lengteas, geschikt voor activiteiten die zijwaartse beweging benadrukken.
* **Terugkerend of heen en terug:** Activiteiten waarbij leerlingen een vast parcours herhalen of een heen-en-weer beweging maken.
#### 1.1.2 Groepsindeling en overgangen/lesgewrichten
De organisatie van de les omvat ook specifieke methoden voor groepsindeling en het soepel laten verlopen van overgangen tussen verschillende onderdelen van de les.
* **Posten, standen (circuits):** Hierbij worden verschillende oefenstations (posten) ingericht. De leerlingen rouleren na een bepaalde tijd naar de volgende post. Dit type circuit is gericht op het afwerken van een routine of het opbouwen van conditie.
* **Parcours, omloop (circuits):** Bij dit type circuit maken leerlingen een opeenvolging van opdrachten (een parcours of omloop). De doorschuiving naar de volgende opdracht gebeurt na het voltooien van de huidige opdracht. Dit is effectief voor het oefenen van specifieke vaardigheden of het doorlopen van een uitdagende reeks bewegingen.
#### 1.1.3 Voorbeeld van een circuitorganisatie
De onderstaande oefeningen illustreren hoe een circuit georganiseerd kan worden met behulp van een plattegrond en specifieke instructies voor de leerlingen. Bij elke oefening wordt er vertrokken vanaf een aangewezen startpunt, zoals achter een kegel, en worden de leerlingen per groep verdeeld.
* **Oefening 1: Banken en matten**
* **Organisatie:** Vier leerlingen per oefening. Twee banken staan parallel naast elkaar. Op elke bank ligt een mat.
* **Opdracht:** De leerlingen kruipen onder de banken door, tussen de twee parallelle banken in. Op de terugweg verplaatsen ze zich over een omgekeerde bank.
* **Oefening 2: Sportraam**
* **Organisatie:** Leerlingen bewegen zich op en langs een sportraam.
* **Opdracht:** Klimmen tot de handen de bovenste sport raken, vervolgens zijwaarts bewegen over twee sporten met steun van handen en voeten, en daarna weer afdalen.
* **Oefening 3: Verhoogde banken**
* **Organisatie:** Twee banken staan parallel, en twee andere banken worden er dwars bovenop aan de uiteinden geplaatst, waardoor een verhoogde constructie ontstaat.
* **Opdracht:** Leerlingen kruipen over de eerste verhoogde bank en vervolgens onder de tweede verhoogde bank door.
* **Oefening 4: Bok en plintsegment**
* **Organisatie:** Een plintsegment staat in de lengte voor een bok. Een matje is aan de andere zijde van de bok geplaatst.
* **Opdracht:** Leerlingen lopen over het plintsegment, klimmen over de bok, landen op het matje, en kruipen vervolgens onder een tweede bok door.
* **Oefening 5: Banken, plint en sportraam**
* **Organisatie:** Een bank hangt schuin aan een plint met drie segmenten, die loodrecht staat op een sportraam. Aan de andere kant van de plint is een tweede bank verbonden met het sportraam (bij de 14e sport).
* **Opdracht:** Leerlingen klimmen over de banken en de plint, en komen via het sportraam naar beneden.
* **Oefening 6: Klimraam en valmat**
* **Organisatie:** Een klimraam en een dikke valmat.
* **Opdracht:** Leerlingen klimmen zo hoog als ze durven op het klimraam, kruipen door het klimraam, laten zich hangen, lossen de greep en landen op de dikke valmat.
> **Tip:** Het duidelijk uittekenen van de organisatie van oefeningen als een omloop (circuit) op een plattegrond is essentieel voor een efficiënte lesvoorbereiding en een vlotte uitvoering door de leerlingen. Dit helpt om de logistiek, materiaalkeuze en tijdsplanning te optimaliseren.
---
# Opstellingen en organisatiemodellen
Dit onderdeel introduceert verschillende opstellingen en organisatiemodellen die gebruikt kunnen worden bij sportactiviteiten.
### 2.1 Vrij verspreid
De vrij verspreide opstelling houdt in dat deelnemers zich los en zonder vaste structuur over het beschikbare terrein verspreiden.
### 2.2 Frontkring en flankkring
* **Frontkring:** Deelnemers staan in een rij gericht naar het midden.
* **Flankkring:** Deelnemers staan in een cirkel met de zijde naar het midden gericht.
### 2.3 Banen
Banen kunnen op verschillende manieren worden ingericht:
* **In lengte op de mat:** Deelnemers volgen banen die in de lengterichting van een mat zijn uitgestippeld.
* **In breedte op de mat:** Deelnemers volgen banen die in de breedterichting van een mat zijn uitgestippeld.
* **Golven:** Een dynamische opstelling waarbij deelnemers in een golfbeweging door het terrein bewegen.
* **Terugkerend of heen en terug:** Deelnemers doorlopen een parcours en keren aan het einde terug naar het beginpunt.
### 2.4 Posten/standen
Bij een opstelling met posten of standen vormen deelnemers circuits. Na een bepaalde tijd schuiven de deelnemers door naar de volgende post of stand.
### 2.5 Parcours of omloop
Een parcours of omloop is ook een circuitopstelling, maar hierbij schuiven deelnemers door na het voltooien van een specifieke opdracht op een bepaalde post.
#### 2.5.1 Voorbeelden van parcoursopstellingen
De volgende voorbeelden illustreren hoe verschillende oefeningen kunnen worden ingericht als een omloop:
* **Voorbeeld 1: Bankkruipen**
* **Opstelling:** Vier leerlingen per kegel. Twee parallelle banken met daarop matjes.
* **Uitvoering:** Leerlingen kruipen onder de banken door waar de matjes liggen. Op de terugweg verplaatsen ze zich over een omgekeerde bank.
* **Voorbeeld 2: Klim- en daaloefening**
* **Opstelling:** Leerlingen starten aan de voet van een sportraam.
* **Uitvoering:** Leerlingen klimmen op het sportraam tot de handen de bovenste sport raken. Vervolgens verplaatsen ze zich twee sporten zijwaarts met ondersteuning van handen en voeten en dalen daarna af.
* **Voorbeeld 3: Bankoverkruipen**
* **Opstelling:** Twee parallelle banken met daarop twee dwars geplaatste banken aan de uiteinden.
* **Uitvoering:** Leerlingen kruipen over de eerste verhoogde bank en vervolgens onder de tweede verhoogde bank door.
* **Voorbeeld 4: Bokkenparcours**
* **Opstelling:** Een bank ligt in de lengte voor een bok, met een matje aan de andere zijde van de bok.
* **Uitvoering:** Leerlingen lopen over een plintsegment dat voor de bok ligt, klimmen over de bok en landen op een matje. Daarna kruipen ze onder een tweede bok door.
* **Voorbeeld 5: Gecombineerd banken- en sportraamparcours**
* **Opstelling:** Een schuin hangende bank aan een plintsegment, die loodrecht staat op een sportraam. Aan de andere kant van de plint hangt een tweede bank verbonden met het sportraam.
* **Uitvoering:** Leerlingen klimmen over banken en plinten, en komen vervolgens via het sportraam naar beneden.
* **Voorbeeld 6: Klimraam met valmat**
* **Opstelling:** Een klimraam met aan de voet een dikke valmat.
* **Uitvoering:** Leerlingen klimmen zo hoog als ze durven in het klimraam, kruipen erdoorheen, laten zich los en landen op de valmat.
---
# Circuitvormen en parcours
Dit onderwerp behandelt de organisatie van oefeningen in de vorm van circuits en parcours, waarbij leerlingen na een bepaalde tijd of voltooide opdracht doorschuiven naar de volgende station.
### 3.1 Algemeen principe
Circuitvorming en parcours zijn methodes om oefeningen te organiseren waarbij leerlingen een reeks stations doorlopen. De essentie ligt in het efficiënt laten doorschuiven van de leerlingen om de activiteit in beweging te houden en maximale betrokkenheid te garanderen.
### 3.2 Circuit
Een circuit wordt gekenmerkt door het doorschuiven van leerlingen na een **bepaalde tijd** aan een station. Dit betekent dat de leerlingen op elk station een vaste periode de oefening uitvoeren, waarna het signaal volgt om door te schuiven.
### 3.3 Parcours
Een parcours is een vorm van een circuit waarbij het doorschuiven gebeurt na het **voltooien van een specifieke opdracht**. De nadruk ligt hier op het succesvol afronden van de taak alvorens naar het volgende station te gaan. Dit kan leiden tot variabele tijdsduren per station, afhankelijk van de leerlingen.
### 3.4 Organisatorische overwegingen
Bij de organisatie van circuits en parcours is een gedetailleerde lesvoorbereiding cruciaal. Dit omvat:
* **Plattegrond:** Een grondig plan dat de opstelling van materiaal, de plaatsing van leerlingen, de bewegingen en de te verplaatsen objecten in kaart brengt.
* **Groepsindeling:** Hoe de leerlingen worden verdeeld over de verschillende stations.
* **Overgangen/Lesgewrichten:** Het efficiënt en veilig laten doorschuiven van leerlingen tussen de stations.
#### 3.4.1 Opstellingen
Verschillende opstellingen kunnen gebruikt worden afhankelijk van de oefening en de beschikbare ruimte:
* **Vrij verspreid:** Leerlingen zijn verspreid over het terrein.
* **Frontrijen, geschrankt op lange mat:** Leerlingen staan in rijen, met een onderlinge verspringing op een lange mat.
* **Flankkring:** Leerlingen vormen een kring langs de zijde.
* **Frontkring:** Leerlingen vormen een kring aan de voorkant.
* **Banen in lengte:** Oefeningen worden uitgevoerd in banen die in de lengte van de ruimte zijn uitgetekend.
* **Golven in breedte:** Leerlingen bewegen in golven over de breedte van de ruimte.
* **Terugkerend of heen en terug:** Oefeningen die een heen- en wegbeweging of een repetitief karakter hebben.
#### 3.4.2 Stations in circuits en parcours
Stations in circuits en parcours zijn vaak opgebouwd uit posten of standen die de leerlingen moeten uitvoeren.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de oefeningen aan de stations uitdagend maar haalbaar zijn voor de leerlingen, met aandacht voor veiligheid en een logische opeenvolging.
### 3.5 Voorbeelden van parcoursactiviteiten
De volgende voorbeelden illustreren hoe oefeningen georganiseerd kunnen worden als parcours:
* **Onder banken kruipen en over banken verplaatsen:** Leerlingen starten achter een kegel. Er liggen matjes (vier in totaal) over twee parallelle banken waar leerlingen onderdoor moeten kruipen. Op de terugweg verplaatsen ze zich over een omgekeerde bank.
* **Sportraam oefening:** Leerlingen klimmen op een sportraam tot hun handen de bovenste sport raken. Vervolgens verplaatsen ze zich twee sporten zijwaarts met behulp van handen en voeten, en dalen dan weer af.
* **Kruipen over verhoogde banken:** Twee parallelle banken worden dwars aan de uiteinden overbrugd door twee andere banken. Leerlingen kruipen over de eerste verhoogde bank en vervolgens onder de tweede verhoogde bank door.
* **Bok en matten oefening:** Leerlingen lopen over een plintsegment dat in de lengte voor een bok ligt. Ze klimmen over de bok en landen op een matje aan de andere zijde, waar ze vervolgens onder een andere bok door kruipen.
* **Schuine banken en sportraam:** Een bank hangt schuin aan een plint (loodrecht op een sportraam). Aan de andere kant van deze plint hangt een tweede bank die verbonden is met het sportraam. Leerlingen klimmen over banken/plint en komen via het sportraam naar beneden.
* **Klimraam en valmat:** Leerlingen klimmen op een klimraam tot een gewenst punt, kruipen vervolgens door het klimraam, laten zich hangen, lossen de greep en landen op een dikke valmat.
> **Voorbeeld:** In een parcours voor elementaire gymnastiek kan het eerste station het kruipen onder een bank zijn, het tweede station het over een lage bok springen, en het derde station het rollen op een mat. Het doorschuiven gebeurt pas nadat elke leerling alle drie de opdrachten heeft voltooid.
---
# Praktische oefening en circuitontwerp
Dit onderwerp behandelt de organisatie van verschillende gymnastiekoefeningen als een omloop of circuit, met gedetailleerde beschrijvingen van de oefeningen en hun opstelling.
### 4.1 Circuitontwerp en opstellingen
Een circuit, ook wel een omloop genoemd, is een reeks posten of standen waar leerlingen na een bepaalde tijd doorschuiven. Een parcours of omloop is een circuit waarbij leerlingen doorschuiven na het voltooien van een specifieke opdracht.
#### 4.1.1 Algemene organisatieprincipes
Bij het ontwerpen van een lesvoorbereiding met een circuit, is het cruciaal om de organisatie van de oefeningen te plannen. Dit omvat de opstelling van materiaal, de indeling van de leerlingen, de mogelijke verplaatsingen en de overgangen tussen de oefeningen. De volledige grondplan kan als bijlage worden toegevoegd aan de lesvoorbereiding.
Diverse opstellingen zijn mogelijk, waaronder:
* Vrij verspreid op een halve gymnastiekbalk
* Frontrijen, geschrankt op een lange mat
* Flankkring
* Frontkring
* Banen in de lengte van de mat
* Golven in de breedte van de mat
* Terugkerend of heen en terug
### 4.2 Gedetailleerde oefeningsbeschrijvingen voor een omloop
Hieronder worden specifieke oefeningen beschreven die georganiseerd kunnen worden als een omloop, vertrekkende van achter een kegel waar telkens vier leerlingen staan.
#### 4.2.1 Oefening 1: Banken en matten
* **Materiaal:** Twee banken, vier matten, omgekeerde bank.
* **Uitvoering:** Leerlingen kruipen onder twee parallelle banken waar matten op liggen. Op de terugweg verplaatsen ze zich over een omgekeerde bank.
#### 4.2.2 Oefening 2: Sportraam beklimmen en zijwaarts verplaatsen
* **Materiaal:** Sportraam.
* **Uitvoering:** Leerlingen klimmen op het sportraam totdat hun handen de bovenste sport raken. Vervolgens verplaatsen ze zich twee sporten zijwaarts met steun van handen en voeten en dalen terug af.
#### 4.2.3 Oefening 3: Verhoogde banken overkruipen
* **Materiaal:** Vier banken.
* **Uitvoering:** Twee banken staan parallel. Twee andere banken worden er dwars bovenop aan de uiteinden geplaatst. Leerlingen kruipen over de eerste verhoogde bank en onder de tweede verhoogde bank.
#### 4.2.4 Oefening 4: Bok overklimmen en eronder kruipen
* **Materiaal:** Plintsegment, bok, matje.
* **Uitvoering:** Leerlingen lopen over een plintsegment dat in de lengte voor de bok staat, klimmen over de bok en landen op een matje aan de andere zijde. Daar kruipen ze vervolgens onder een bok.
#### 4.2.5 Oefening 5: Banken, plint en sportraam combinatie
* **Materiaal:** Banken, plint met drie segmenten, sportraam.
* **Uitvoering:** Een bank hangt schuin aan een plint. Deze plint staat loodrecht ten opzichte van het sportraam. Aan de andere kant van de plint hangt een tweede bank die verbonden is met het sportraam (de 14e sport). Leerlingen klimmen over banken/plint en komen langs het sportraam naar beneden.
#### 4.2.6 Oefening 6: Klimraam en valmat
* **Materiaal:** Klimraam, dikke valmat.
* **Uitvoering:** Leerlingen klimmen op een klimraam zo hoog als ze durven. Vervolgens kruipen ze door het klimraam, laten zich hangen, lossen de greep en landen op een dikke valmat.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene didactiek | Dit omvat de algemene principes en theorieën die ten grondslag liggen aan het onderwijsproces, gericht op de effectieve overdracht van kennis en vaardigheden. |
| Lesvoorbereiding | Het proces van het plannen en structureren van een les, inclusief het bepalen van leerdoelen, inhoud, werkvormen, materialen en evaluatiemethoden. |
| Organisatie | De manier waarop lesactiviteiten, materialen, leerlingen en de ruimte worden ingedeeld en beheerd om een gestroomlijnd en effectief leerproces te garanderen. |
| Groepsindeling | De methoden en strategieën die worden gebruikt om leerlingen in groepen te verdelen voor specifieke activiteiten, met overwegingen voor leerdoelen en sociale interactie. |
| Overgangen/lesgewrichten | De momenten en methoden die worden gebruikt om soepel over te gaan van de ene activiteit naar de andere binnen een les, om de continuïteit en focus van de leerlingen te behouden. |
| Vrij verspreid | Een organisatiemodel waarbij leerlingen zich vrij in de ruimte bewegen en verspreiden zonder een strikte formatie. |
| Flankkring | Een kringopstelling waarbij leerlingen naast elkaar staan in een lijn, met de gezichten naar dezelfde kant gericht. |
| Frontkring | Een kringopstelling waarbij leerlingen naast elkaar staan in een cirkel, met de gezichten naar het midden van de kring gericht. |
| Banen in lengte mat | Een organisatievorm waarbij leerlingen in parallelle banen bewegen, meestal in de lengterichting van een ruimte of mat. |
| Golven in breedte mat | Een organisatievorm waarbij leerlingen zich in golvende bewegingen door een ruimte of mat voortbewegen, vaak dwars op de lengterichting. |
| Posten, standen (circuit) | Een circuitvorm waarbij leerlingen verschillende stations of posten doorlopen en na een bepaalde tijd doorschuiven naar de volgende post. |
| Parcours, omloop (circuit) | Een circuitvorm waarbij leerlingen een reeks opdrachten of hindernissen na elkaar uitvoeren, en doorschuiven na het voltooien van elke opdracht. |
| JG (Jimi’s gymroom) | Mogelijk een specifieke softwaretool of methodiek gebruikt voor het ontwerpen en visualiseren van sportoefeningen en circuits. |
| Kegel | Een markeringsobject, vaak kegelvormig, gebruikt om een startpunt, afbakening of doel aan te duiden in sportoefeningen. |
| Bank (sportmateriaal) | Een veelzijdig sportattribuut, vaak een lange, smalle zitplek, dat gebruikt kan worden voor klim-, kruip- of balansopdrachten. |
| Sportraam | Een klimrek of ander klimstructuur dat in sportzalen wordt gebruikt voor het ontwikkelen van kracht en coördinatie. |
| Matje | Een dunne, flexibele onderlegger die bescherming biedt bij landingen of als oppervlak voor oefeningen. |
| Dikke valmat | Een dikkere, gewatteerde mat die wordt gebruikt om de impact van vallen te absorberen en letsel te voorkomen. |