brede kijk 1.pdf
Summary
# Het menselijk lichaam en de zintuigen
*Summary generation failed for this topic.*
---
# Gezondheidseducatie en preventie
*Summary generation failed for this topic.*
---
# Seksuele ontwikkeling en opvoeding bij jonge kinderen
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide studiehandleiding voor het onderwerp "Seksuele ontwikkeling en opvoeding bij jonge kinderen", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3 Seksuele ontwikkeling en opvoeding bij jonge kinderen
Dit onderdeel behandelt de psychoseksuele ontwikkeling van kinderen, de manieren om met hen over seksualiteit te praten, biologische en genderverschillen, en de omgang met intieme gevoelens en gedragingen, inclusief de uitleg over de oorsprong van baby's en diverse gezinsvormen .
### 3.1 Leerdoelen
Na het bestuderen van dit onderwerp kun je:
* Een sluitende definitie voor ‘seksualiteit’ geven .
* De fasen in de psychoseksuele ontwikkeling opsommen en bij elke fase een aantal kenmerken benoemen .
* Een aantal geslachtsverschillen tussen jongens en meisjes opsommen .
* Verwoorden dat je je bewust moet zijn van de verwachtingen van de omgeving rondom jongen- of meisje-zijn .
* Een aantal grenzen aangeven wat wel en niet kan op seksueel gebied .
* De vier fasen in de beeldvorming van kleuters omtrent voorlichting bespreken (volgens Anne Bernstein) .
* Een situatie bespreken aan de hand van het stuurwiel-concept (niet expliciet gedefinieerd in de tekst, maar impliciet in het geven van richtlijnen) .
### 3.2 Seksuele vorming bij jonge kinderen
Het bieden van een gezonde en kritische opvoeding ter voorbereiding op samenleven is essentieel. Dit omvat ook relationele en seksuele vorming, wat openheid en het ter discussie stellen van eigen normen en waarden vereist. Ouders en scholen dragen hierin een complementaire verantwoordelijkheid. Relationele en seksuele opvoeding is een complex proces dat geleidelijke opbouw, kennisoverdracht en vaardigheidsontwikkeling vereist, en is van groot belang vanaf de jongste jaren. Het gaat verder dan enkel kennis over voortplanting; het omvat het begrijpen van zichzelf en anderen, omgaan met gevoelens, verschillen en het leren samenleven .
### 3.3 Inleiding tot kinderseksualiteit
Kinderen verkennen vanaf jonge leeftijd hun eigen lichaam, wat bijdraagt aan het besef van hun eigen "IK". In onze cultuur, waar kleding en taboes een rol spelen, kan dit leiden tot onzekerheid bij volwassenen bij het omgaan met kinderlijke nieuwsgierigheid en uitspraken over seksualiteit. Het is cruciaal om de vragen van kinderen serieus te nemen en op een passende, begrijpelijke en aannemelijke manier te beantwoorden .
### 3.4 Wat is kinderseksualiteit?
#### 3.4.1 Seksualiteit, wat is dat eigenlijk?
Seksualiteit is een complex en persoonlijk begrip dat moeilijk eenduidig te definiëren is. Het omvat lichamelijkheid, intimiteit, lust en gevoelens. Een werkbare definitie is: "alle gedragingen en gevoelens die te maken hebben met je eigen lichaam en dat van een ander en die dat speciale (spannende, opgewonden, prettige) gevoel bij jezelf of bij die ander veroorzaken, dat alles is seksualiteit". Dit omvat zowel fysieke sensaties als emotionele reacties en kan via verschillende zintuigen ervaren worden .
#### 3.4.2 Seksualiteit en volwassenen
Voor volwassenen heeft seksualiteit vaak een lichamelijke component (vrijen, aanraken, etc.) en een emotionele betekenis (communicatie, geborgenheid, ontspanning). Het kan geuit worden via woorden, gebaren, kleding, enzovoort .
#### 3.4.3 Seksualiteit, bestaat dat bij kinderen?
Hoewel volwassenen seksualiteit vaak associëren met vrijen, geslachtsgemeenschap en orgasme, wat niet typerend is voor kinderen, bestaat seksualiteit bij hen wel degelijk. Kinderseksualiteit heeft meer te maken met het ontdekken van het eigen lichaam en de bijbehorende gevoelens. Het omvat gedragingen zoals naar elkaars lichamen kijken, aanraken, en zelfbevrediging, die prettige en spannende gevoelens kunnen opwekken. Orgasme en geslachtsgemeenschap zijn doorgaans geen doel of onderdeel van kinderseksualiteit, hoewel kinderen een orgasme kunnen bereiken. Er is sprake van een ontwikkelingsproces waarbij seksualiteit een relationeel aspect krijgt en zich ontwikkelt naar lichamelijke aantrekkingskracht en verliefdheid .
> **Tip:** Kinderseksualiteit mag niet vergeleken worden met volwassen seksualiteit, omdat het andere aspecten, functies en uitingsvormen kent .
Voorbeelden die de specifieke aard van kinderseksualiteit illustreren:
* Baby-erecties worden door sommigen gezien als een teken van seksueel welbehagen, anderen wijten het aan druk op de blaas .
* Huidcontact en massage geven kinderen een prettig gevoel, wat bijdraagt aan zelfwaardering en een gezonde emotionele en seksuele ontwikkeling .
* Het uitkleden en bekijken van elkaars lichamen is een natuurlijk spelletje op jonge leeftijd, voortkomend uit nieuwsgierigheid en potentieel spannende gevoelens opwekkend .
Kinderen ontdekken al jong dat aanraking van de geslachtsdelen een aangenaam gevoel geeft, wat kan leiden tot wrijven met de geslachtsdelen tegen voorwerpen .
#### 3.4.4 Weinig onderzoek naar seksuele ontwikkeling van kinderen
Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar de seksuele ontwikkeling van kinderen, in tegenstelling tot de lichamelijke, emotionele en verstandelijke ontwikkeling. Redenen hiervoor zijn onder meer de ontkenning van kinderseksualiteit in het verleden en de methodologische uitdagingen bij het onderzoeken van seksueel gedrag en emoties bij kinderen (zoals de moeilijkheid van het vertalen van begrippen en het gebrek aan observeerbaarheid). Veel bestaande onderzoeken zijn retrospectief, gebaseerd op herinneringen van volwassenen, wat niet altijd betrouwbaar is .
### 3.5 De psychoseksuele ontwikkeling (Freudiaanse theorie)
#### 3.5.1 Algemeen
De theorie van de psychoseksuele ontwikkeling, ontwikkeld door Freud in de 19e eeuw, beschrijft de ontwikkeling van de seksuele drift vanaf de geboorte. De gehele huidoppervlakte wordt bij pasgeborenen als een tastzintuig ervaren, waarbij speciale lichaamszones (erogene zones) bronnen van genot worden. Deze zones, de orale, anale en fallische, vormen de basis voor de onderscheiden fasen. De bespreking richt zich op de baby-, peuter- en kleuterfase, relevant voor de praktijk .
#### 3.5.2 De orale fase (van geboorte tot anderhalf jaar)
Deze fase staat in het teken van de mondzone en is de eerste seksuele fase. Zuigen aan de moedermelk stilt de honger en geeft de baby voldaanheid en lust. De mond is de eerste erogene zone vanwege de connectie met voedselopname. Baby's gebruiken hun eigen lichaam voor zuigervaringen. Het basisthema is behoeftebevrediging, waarbij de "moeder" een cruciale rol speelt in het bevredigen van behoeften en reduceren van spanning. Een typische angst in deze fase is verlaten te worden .
#### 3.5.3 De anale fase (van anderhalf jaar tot 3 jaar)
De anale zone is belangrijk voor het lichamelijk functioneren en wordt gestimuleerd tijdens de stoelgang. De stoelgang kan een masturbatieachtige prikkeling geven, waarbij het inhouden van de stoelgang de prikkeling en het lustgevoel kan vergroten. De stoelgang kan ook een uitdrukkingsmiddel zijn: geven drukt volgzaamheid uit, weigeren op het potje gaan drukt protest uit .
#### 3.5.4 De fallische fase en het Oedipuscomplex (van 3 tot 5 à 6 jaar)
Deze fase wordt gekenmerkt door de centrale rol van het mannelijke lid (penis) en het vrouwelijke equivalent (clitoris) .
##### 3.5.4.1 De fallische fase
* **Masturbatie:** Kenmerkend, hoewel het zelfbevrediging betreft en een orgasme nog onmogelijk is. De masturbatie in deze fase zou gepaard gaan met fantasieën over "indringen" en de wens tot verwekking, waarbij de ouders het object van deze fantasieën zijn .
* **Castratiecomplex:** Angst voor lichamelijke tekorten en beperkingen, vooral bij jongens door de constatering dat meisjes geen penis hebben. Dit kan zich uiten in angst voor haar knippen, tanden trekken of nagels knippen, en interesse in "kapotte" zaken .
* **Seksuele nieuwsgierigheid:** De kijklust en nieuwsgierigheid naar de lichamen van anderen nemen sterk toe. Dit leidt tot spelletjes zoals "doktertje spelen" en interesse in het samen in bad gaan. Nieuwsgierigheid kan ook gewekt worden door de geboorte van broertjes of zusjes, met vragen over waar kinderen vandaan komen .
##### 3.5.4.2 Het Oedipuscomplex
Dit complex is een fundamenteel concept in Freuds theorie en behoort tot de fallische fase .
* **Het Oedipusverhaal:** Een Griekse mythe over Oedipus, die onbewust zijn vader doodt en met zijn moeder trouwt, wat leidt tot grote ellende .
* **Interpretatie in de ontwikkeling:**
* **Jongen:** De seksuele strevingen richten zich op de moeder als infantiel seksueel object, met rivaliteit en vijandigheid jegens de vader. Later identificeert de jongen zich met de vader. Het complex ontstaat wanneer de seksuele wensen op de moeder een grotere rol spelen en de vader als rivaal wordt gezien. Angst voor castratie door de vader, die hij bij meisjes ziet gebeuren, leidt tot identificatie met de vader om diens gunst te winnen .
* **Meisje (volgens Freuds latere theorie):** Complexer dan bij jongens. De moeder is het eerste liefdesobject, maar het meisje is boos omdat ze geen penis heeft (penisnijd). Ze geeft clitorale seksualiteit op en ontwikkelt een minderwaardigheidsgevoel. De vader wordt het liefdesobject en de moeder de rivaal. Er is geen duidelijk motief voor de opheffing, het kan geleidelijk verlaten of verdrongen worden .
#### 3.5.5 De latentiefase (van 6 tot 11 jaar)
In deze fase richt het kind zich op nieuwe, sociaal nuttige doelen; de seksuele ontwikkeling en activiteit vallen grotendeels stil .
#### 3.5.6 Tot slot
De seksuele ontwikkeling verloopt in fasen, waarbij de aangegeven leeftijden richtlijnen zijn en ruimer geïnterpreteerd kunnen worden. Kenmerkend gedrag is niet de norm, maar een observatie van wat bij veel kinderen voorkomt. Er zijn overlappingen tussen fasen, en elk kind ontwikkelt zich uniek .
### 3.6 Praten met kinderen over seksualiteit
Kinderen stellen vanaf jonge leeftijd vragen over de wereld, waaronder over seksualiteit. Volwassenen worstelen hier vaak mee, uit onwetendheid of schroom .
#### 3.6.1 Praten over seksualiteit is belangrijk
Praten over seksualiteit is belangrijk omdat het inzicht geeft in wat kinderen weten en denken, en problemen aan het licht brengt. Het zorgt ervoor dat kinderen correcte informatie krijgen en leert hen de waarden en normen van de opvoeder. Zwijgen leidt ertoe dat kinderen informatie elders zoeken, mogelijk uit onbetrouwbare bronnen. Kinderen die open en positief over seksualiteit worden voorgelicht, hebben later minder problemen en zijn weerbaarder tegen misbruik .
#### 3.6.2 Je eigen opvoeding telt mee
De manier waarop seksualiteit in de eigen jeugd is ervaren, beïnvloedt de houding en opvattingen hierover. Bewustzijn van dit proces helpt om beter te begrijpen waarom men op bepaalde vragen en situaties reageert zoals men doet. Het is belangrijk om woorden te kiezen die prettig en aanvaardbaar aanvoelen .
#### 3.6.3 Mening van ouders en de school
Het bespreken van seksualiteit met kinderen is anders dan in de privésfeer, omdat rekening gehouden moet worden met de mening van ouders en collega's. Veel scholen vermijden het onderwerp uit onzekerheid of angst voor negatieve reacties van ouders. Instellingen die een deel van de opvoeding overnemen, zouden een duidelijk standpunt moeten innemen over seksualiteit, bij voorkeur op papier, zodat er duidelijke richtlijnen zijn voor het handelen. Dit vereist interne bespreking binnen het team om de visies van collega's op elkaar af te stemmen .
#### 3.6.4 De beste leeftijd om erover te praten
Kinderen kunnen op elke leeftijd over seksualiteit praten, aangezien ze nieuwsgierig zijn naar de wereld om hen heen. Volwassenen maken van seksualiteit een apart, soms schaamtevol onderwerp, wat kinderen opmerken aan hun reacties. Antwoorden moeten duidelijk en aansluitend op de vraag zijn, zonder overladen te worden met details .
### 3.7 Ben je een jongen of een meisje?
#### 3.7.1 Ontdekkingsmomenten in de kleuterklas
Kinderen tonen een grote interesse in hun eigen lichaam en dat van anderen door het bestuderen, tonen en aanraken van geslachtsdelen, wat hen gevoelens leert ervaren. Vanaf ongeveer drie jaar ontdekken kinderen de provocerende kracht van bepaalde woorden ("vieze woorden") en gebruiken ze deze om reacties uit te lokken of als scheldwoorden. De ontdekkingsdrang wordt beïnvloed door de thuissituatie en de openheid daarover .
> **Voorbeeld:** Het verhaal "Samen in het bad" illustreert hoe kinderen uit verschillende thuissituaties verschillend omgaan met bloot-zijn en samen in bad gaan, en hoe belangrijk het is om de grenzen van een kind te respecteren .
* **Toiletbezoeken:** Dit zijn natuurlijke momenten om verschillen tussen jongens en meisjes te benoemen en te begeleiden, inclusief het experimenteren met rechtopstaand plassen .
* **Omkleedmomenten:** Gelegenheden om de nieuwsgierigheid naar elkaars lichamen te begeleiden, wat bijdraagt aan identiteitsvorming en het creëren van een sfeer van vertrouwen en openheid .
* **Met een hand in het broekje:** Dit gedrag, voortkomend uit het ontdekken van prettige gevoelens, moet niet direct afgeleerd worden. Het is belangrijk om het kind te laten merken dat het geliefd is en geen "vieze" dingen doet, maar wel duidelijk te maken dat het nu niet kan. Een negatieve reactie kan schuldgevoelens veroorzaken .
#### 3.7.2 Seksuele spelletjes
Het is normaal dat kleuters nieuwsgierig zijn naar elkaars lichamen en dit uiten in spelletjes zoals "doktertje spelen". Deze spelletjes draaien om het ontdekken van lichamen en gevoelens, niet om volwassen seks .
> **Belangrijk:** Er zijn grenzen aan deze spelletjes, zowel bij kinderen onderling als tussen kinderen en volwassenen. Bij ongelijke leeftijden is er sprake van een emotioneel overwicht, wat kan leiden tot manipulatie of dwang. Ook kinderen van dezelfde leeftijd kunnen te ver gaan wanneer er dwang of pijn bij komt kijken. Kinderen leren dat seksualiteit niet samengaat met pijn of dwang .
#### 3.7.3 Seksueel (on)toelaatbaar gedrag
Sensoa hanteert zes criteria om seksueel acceptabel gedrag te beoordelen:
1. **Wederzijdse toestemming:** Alle betrokkenen gaan akkoord en voelen zich prettig .
2. **Vrijwilligheid:** Geen sprake van beloning, misleiding, druk of dwang .
3. **Gelijkwaardigheid:** Gedrag tussen gelijkwaardige partners qua leeftijd, kennis, macht, enz .
4. **Leeftijd of ontwikkeling:** Gedrag past bij de ontwikkelingsfase .
5. **Context:** Gedrag is aangepast aan de situatie en omstandigheden .
6. **Impact:** Gedrag is niet schadelijk (fysiek, emotioneel, psychisch) en laat een goed gevoel na .
#### 3.7.4 Het verschil vanaf de geboorte, meer dan alleen de uiterlijke verschillen?
* **Biologische verschillen:** Naast uiterlijke verschillen zijn er biologische verschillen door hormonen, zoals een verder ontwikkelde beendergestel bij meisjes bij de geboorte, jongens die langer en zwaarder maar kwetsbaarder zijn, en een hogere calorieopname en stofwisseling bij jongens vanaf de tweede maand .
* **Genderverschillen:** Dit zijn ideeën en verwachtingen over hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen, die kinderen ontwikkelen en gebruiken voor hun identiteit. Deze verschillen zijn niet vaststaand en variëren per samenleving en generatie. Opvoeders kunnen deze verschillen versterken of afzwakken. Gedrag dat traditioneel niet bij een geslacht hoort, is niet onnatuurlijk of onacceptabel .
> **Belangrijk:** Benadruk de overeenkomsten tussen jongens en meisjes, niet alleen de verschillen. Het onnodig benadrukken van sekseverschillen kan leiden tot hokjesdenken en stereotypen. Het besef van eigen geslacht (genderidentiteit) ontwikkelt zich tussen twee en vier jaar, aanvankelijk vaak gebaseerd op uiterlijke kenmerken. Sekserolgedrag is duidelijk aanwezig vanaf drie jaar. Opvoeders moeten waken voor het veroordelen van gedrag dat traditioneel niet bij een gender hoort .
* **MVX:** Een groeiend aantal mensen voelt zich niet thuis binnen de klassieke indeling man/vrouw, wat de diversiteit aan identiteiten benadrukt. Transpersonen en mensen die zich ergens in het grijze gebied bevinden, confronteren ons met de betekenis van mannelijkheid en vrouwelijkheid. De kern is dat iedereen een unieke samenstelling van menselijke kwaliteiten heeft en dat de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen .
### 3.8 Ben je verliefd?
#### 3.8.1 Kinderen die verliefd zijn
Verliefdheden en verkeringen op de basisschool worden door volwassenen vaak niet serieus genomen, terwijl ze voor kinderen net zo heftig zijn. De invulling van deze gevoelens is echter leeftijdsgebonden en verschilt van volwassenen .
* **Vierjarige:** Verliefdheid betekent een speciale vriendschap, geuit door vaker samen spelen of iets geven .
* **Zevenjarige:** Kan verlegen worden van verliefdheid en dit duidelijk onderscheiden van vriendschap .
* **Tienjarige:** Weet dat er behoefte is om bij elkaar te zijn en dat een vluchtige aanraking spannend kan zijn .
Verliefdheid bij kinderen is serieus bedoeld en kan, binnen de brede definitie van seksualiteit, ook als zodanig worden beschouwd .
> **Voorbeeld prentenboek:** "Kikker is verliefd" illustreert hoe verliefdheid gepaard kan gaan met intense emoties, verlegenheid en het tonen van affectie op een kinderlijke manier .
### 3.9 Zoenen en knuffelen
#### 3.9.1 De lichaamstaal
Mensen zoeken naar veilige geborgenheid. Knuffelen en aanraking overbruggen tijdelijk gemis aan nabijheid en geven een veilig gevoel. Het begeleiden van kinderen in hun omgang met knuffels kan een basis vormen voor latere (seksuele) relaties. Het non-verbale aspect, zoals knuffelen en aanraken, is essentieel. Jonge kinderen hebben behoefte aan aanraking en knuffels om zich fijn en aangenaam te voelen .
> **Voorbeeld:** De situaties van Rob, Christel en Kris illustreren hoe aanraking, knuffels en zoenen belangrijk zijn voor kinderen en hoe opvoeders hier positief op kunnen reageren .
#### 3.9.2 Prentenboeken die aansluiten bij “zoenen en knuffelen”
* "Ik vind jou lief" van Sanderijn van der Doef behandelt zoenen en knuffelen als uitingen van affectie .
* "Kusjes en Knuffels" van Dr. Catherine Dolto-Tolitch is een peuterboekje dat diverse manieren van kusjes en knuffels aan bod laat komen .
### 3.10 Vrijen
De veranderende seksuele moraal heeft geleid tot verschuivende grenzen, waardoor seksualiteit bespreekbaarder is geworden, maar de vraag waar de grenzen liggen blijft relevant. Ouders en opvoeders maken zich zorgen over de grenzen in seksueel gedrag, mede door de toename van berichten over incest en misbruik .
#### 3.10.1 Grenzen die aangeven wat wel en niet kan op seksueel gebied
De opvoeder bepaalt zelf de grenzen die hij/zij belangrijk vindt .
#### 3.10.2 Je eigen grenzen bepalen
Incestdeskundigen stellen dat een belangrijk criterium voor ontoelaatbaar gedrag is wanneer de volwassene er zelf opgewonden van raakt. Het gebruiken van erotische gevoelens bij kinderen ter bevrediging van eigen lusten overschrijdt een grens en dringt kinderen een volwassen seksualiteitsbeleving op waar ze niet aan toe zijn. Ook als een kind het zelf wil of vraagt, wordt een grens overschreden, omdat kinderen de gevolgen niet kunnen overzien. Experimenteren op seksueel gebied vindt plaats met leeftijdsgenoten, niet met personen van veel oudere of jongere leeftijd .
#### 3.10.3 De grenzen van het kind respecteren
Het is cruciaal om de grenzen van het kind te respecteren, die signalen geven over wat wel en niet kan. Dit geldt voor aanrakingen en het zich al dan niet willen uitkleden in het bijzijn van anderen. Kinderen moeten leren dat hun lichaam van hen is en dat volwassenen niet zomaar mogen bepalen hoe hun lichaam wordt aangeraakt. Het leren 'nee' te zeggen tegen ongewenste aanrakingen, maakt kinderen weerbaarder tegen misbruik .
#### 3.10.4 Kinderen die er zelf om vragen
Zelfs als kinderen vragen om seksueel gedrag, is het antwoord dat dit niet kan, zeker niet met volwassenen. Het laten zien van een vrijpartij van ouders aan kinderen wordt tegenwoordig afgeraden, omdat kinderen dit anders kunnen interpreteren dan volwassenen en er bang van kunnen worden of zich ermee willen bemoeien. Seksualiteit tussen volwassenen hoort thuis in de volwassen wereld en niet in de kinderwereld .
#### 3.10.5 Wat doe ik als kinderen proberen geslachtsgemeenschap te hebben?
Na seksuele voorlichting kunnen kinderen gedrag van volwassenen imiteren, inclusief pogingen tot nabootsing van geslachtsgemeenschap, wat vooral voorkomt bij kinderen onder de zeven jaar. Andere vormen van volwassen seksueel gedrag zoals tongzoenen en oraal-genitaal gedrag kunnen ook bij kinderen onder de twaalf jaar worden waargenomen. Dit is niet automatisch afwijkend, tenzij het gedrag frequent voorkomt en een agressieve component heeft .
> **Belangrijk:** Wijs kinderen erop dat het inbrengen van voorwerpen in vagina of anus gevaarlijk en pijnlijk kan zijn, en dat men nooit iets mag doen bij het lichaam van een ander wat die ander niet wil .
#### 3.10.6 Prentenboek dat aansluit bij “vrijen”
* "Ik vind jou lief" van Sanderijn van der Doef beschrijft wat vrijen inhoudt, inclusief de concepten van penis, vagina, zaadcellen, eicel en de mogelijke groei tot een baby .
### 3.11 Waar komen baby’s vandaan?
Kinderen uiten soms wonderlijke ideeën over de oorsprong van baby's, zelfs na goede voorlichting. De kinderlijke redenering volgt de eigen manier van denken die past bij hun ontwikkelingsfase .
#### 3.11.1 Vier fasen in de kleuterleeftijd (volgens Anne Bernstein)
De Amerikaanse psychologe Anne Bernstein onderscheidt vier fasen, relevant voor kleuters:
1. **Baby's komen letterlijk ergens vandaan (3-4 jaar):** Kinderen zijn ervan overtuigd dat ze eerst ergens anders waren en daarna in de buik van de mama zijn gegaan .
* **Bijpassende uitleg:** "Een mama en een papa kunnen samen een baby maken. Zo'n baby groeit een tijd in de buik van de mama tot hij groot en sterk genoeg is om in de wieg te liggen en melk te drinken." .
2. **Baby's worden in elkaar gezet (rond 4 jaar):** Kinderen beseffen dat een baby een nieuw wezen is en "gemaakt" wordt. Niet-voorgelichte kinderen denken aan een fabriek; voorgelichte kinderen denken aan mama's handen in haar buik of speciale voeding .
* **Bijpassende uitleg:** "Een pop kun je wel op die manier maken... Maar baby-armpjes en baby-beentjes kun je nergens kopen. Dat hoeft ook niet, want baby's hoef je niet te maken, die kunnen groeien. Ze kunnen groeien uit dingen die papa en mama in hun buik hebben. Mama's hebben eitjes in hun buik en papa's zaadjes en als die bij elkaar gaan, groeit daar een baby van in de buik van mama. Maar je kunt de zaadjes van de papa niet zomaar in de buik van mama ploppen... papa's kunnen wel hun piemel in een gaatje tussen mama's benen stoppen, en dan kunnen de zaadjes uit de piemel in mama's buik komen." .
3. **Baby's groeien zoals plantjes (inzicht in fysiologie):** Kinderen beginnen het verhaal van ei en zaadje te begrijpen, maar passen het op hun eigen manier toe (bv. zaadje groeit als zonnepit, ei groeit met zaad als beschermlaag/mest). Kenmerkend is dat ze zelf het gevoel hebben dat er iets niet klopt .
* **Bijpassende uitleg:** "Je begrijpt wel dat baby's een vader en moeder nodig hebben om voor hen te zorgen... Papa's en mama's doen dat ook. Zo dicht dat de piemel van de papa in de vagina van de mama komt. Uit de piemel komen een heleboel zaadjes. Als een zaadje in de buik van de mama tegen een ei aankomt, blijven ze aan elkaar zitten en die twee samen zijn dan een piepklein dingetje waaruit de baby verder groeit." .
4. **Baby's groeien uit samensmelting van sperma en ei (rond 7 jaar):** Kinderen begrijpen dat nieuw leven ontstaat uit de samensmelting van zaad en ei, hoewel de precieze mechanismen onduidelijk kunnen blijven .
#### 3.11.2 Aandachtspunten bij het geven van voorlichting
Anne Bernstein geeft algemeen advies voor voorlichting:
* Overlaad het kind niet met kennis; vertel niet meer dan gevraagd wordt .
* Wees zuinig met details bij kleintjes, om verwarrende fantasietjes te voorkomen .
* Trek niet te veel vergelijkingen met de dierenwereld, dit kan verwarring zaaien .
* Houd de regel aan dat een kind een uitleg kan begrijpen die één fase verder is dan hijzelf .
* Communiceer met ouders over de voorlichting die gegeven wordt, omdat de keuze bij de ouders ligt .
> **Voorbeeld prentenboeken:** Boeken zoals "Ik vind jou lief" en "Het ei van mama" bieden verschillende benaderingen om het thema "waar komen baby's vandaan?" uit te leggen aan jonge kinderen, variërend van eitjes en zaadjes tot de geboorte en de ontwikkeling van de baby in de buik .
### 3.12 Twee mama's of twee papa's
Steeds meer kinderen komen in aanraking met diverse gezinssituaties, zoals gezinnen met twee moeders of twee vaders. Het is belangrijk dat deze kinderen zich ook vertegenwoordigd voelen en hun vragen kwijt kunnen .
> **Voorbeeld prentenboeken:**
> * "Koning en Koning" behandelt een liefdesrelatie tussen twee prinsen .
> * "De mama's van Sterre" bespreekt holebi-ouderschap op een speelse en begrijpelijke manier .
> * "Twee papa's voor Tango" vertelt het waargebeurde verhaal van twee mannetjespinguïns die een ei krijgen en samen een gezin vormen .
### 3.13 Besluit
Het bespreken van seksuele opvoeding in de klas is niet eenvoudig. Het is cruciaal om hierover in gesprek te gaan met collega's en directie, een standpunt in te nemen en ouders te informeren over de aanpak. Hoewel er negatieve reacties kunnen zijn, ontvangt men ook veel positieve feedback .
---
# Historisch bewustzijn en erfgoededucatie
Dit deel van de cursus verkent de concepten van tijd en erfgoed, en benadrukt het belang van erfgoededucatie voor het ontwikkelen van historisch bewustzijn bij kinderen.
## 4. Historisch bewustzijn en erfgoededucatie
### 4.1 Tijd: dagelijkse versus historische tijd
#### 4.1.1 Dagelijkse tijd
Dagelijkse tijd richt zich op het ritme van de dag en nacht, de wisseling van seizoenen en het levensritme van de mens. Kinderen leren over tijdsbegrippen zoals dagen, weken, maanden en uren, en de samenhang daartussen. De nadruk ligt hierbij op het cyclische element van tijd, waarbij gebeurtenissen zich herhalen. Dagelijkse tijd wordt op school vaak behandeld door middel van kalenders, klokken en gesprekken over weekdagen en seizoenen .
> **Tip:** Het werken met kalenders en klokken is een belangrijk dagelijks ritueel in het kleuteronderwijs, wat bijdraagt aan het besef van dagelijkse tijd .
#### 4.1.2 Historische tijd
Historische tijd daarentegen gaat niet over gebeurtenissen die zich herhalen, maar om het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd: het verleden, heden en de toekomst. Het lineaire en niet-herhaalbare karakter van tijd staat hier centraal. Het historisch tijdsbesef kan bij jonge kinderen gestimuleerd worden door terug te kijken naar bijvoorbeeld geboortekaartjes en babyfoto's, of vooruit te kijken door te praten over de toekomst. Kinderen beginnen het begrip 'vroeger' te begrijpen tussen de leeftijd van vier en negen jaar, wat wijst op een beginnend besef van een verleden .
> **Tip:** Beginnen met het historisch besef bij kinderen kan door te praten over hun eigen geschiedenis en hier activiteiten aan te koppelen .
#### 4.1.3 Tijdbeleving
Tijdbeleving is subjectief; tijd kan "vliegen" of "traag gaan". Het omvat ook het maken van tijd voor momenten en ervan genieten, zoals verjaardagsfeestjes of de komst van Sinterklaas. Het idee van 'na-genieten' en 'na-praten' getuigt van een positieve instelling ten opzichte van tijd .
### 4.2 Historische informatie en evolutie
#### 4.2.1 Historische periodes
Om het verleden bevattelijk te maken, wordt de geschiedenis opgedeeld in periodes. Het Katholiek Onderwijs gebruikt traditioneel een opdeling in zes periodes:
* **Oudste tijden** (... - ca. 800 v.C.): tijd van zwervers en boeren .
* **Oudheid** (ca. 800 v.C. – ca. 500 n.C.): tijd van Grieken en Romeinen .
* **Middeleeuwen** (ca. 500 – ca. 1500): tijd van burchten en steden .
* **Nieuwe tijd** (ca. 1500 – ca. 1800): tijd van vorsten en ontdekkingen .
* **Nieuwste tijd** (ca. 1800 – 1945): tijd van volkeren .
* **Eigen tijd** (1945 -...) :
De overgangen tussen deze periodes worden aangeduid door kernjaartallen, waarbij 'ca.' (circa) aangeeft dat het om een benadering gaat en niet om een exacte overgang .
> **Tip:** Een eeuw is een periode van 100 jaar. De eerste eeuw liep van jaar 1 tot 100. Om te bepalen tot welke eeuw een jaartal behoort, kijk je naar de laatste twee cijfers: als deze 00 zijn, vormen de honderdtallen het eeuwgetal; anders vormt het honderdtal + 1 het eeuwgetal .
#### 4.2.2 De oudste tijden
* **De eerste mensen:** De prehistorie, de periode vóór het schrift (ca. 3500 v.C.), omvat de evolutie van mensachtigen tot de *Homo sapiens*. De eerste *Homo sapiens* ontstonden zo'n 200.000 jaar geleden in Afrika. Deze vroege mensensoorten konden rechtop staan en vermoedelijk spreken. Ze leefden als jager-verzamelaars, trokken in kleine groepen rond en ontwikkelden werktuigen en het gebruik van vuur .
* **Van nomaden naar landbouwers:** Rond 8500 v.C. ontstond de agrarische maatschappij, waarbij mensen zich op één locatie vestigden (sedentarisatie) en zelf voedsel kweekten door domesticatie van planten en dieren. Dit leidde tot bevolkingsgroei, sociale verschillen, een veranderende rol van mannen en vrouwen, en nieuwe uitvindingen zoals het wiel en de boot .
* **Ontstaan van het schrift:** Rond 3500 v.C. ontstond het schrift, wat het einde van de prehistorie markeerde en het begin van de geschiedenis. Het schrift ontstond uit noodzaak voor het innen van belastingen en als geheugensteun voor handelaren .
* **Egypte:** Het Oude Egypte (3500 v.C. - 1000 v.C.) was een hoogstaande beschaving aan de Nijl, met farao's als goddelijke koningen. De Egyptenaren geloofden sterk in het hiernamaals, wat leidde tot het mummificatieproces en de bouw van piramides als graven voor de elite [287-288](#page=287,288) .
#### 4.2.3 Oudheid
* **De oude Grieken:** Vanaf ca. 800 v.C. ontstonden in Griekenland stadstaten (poleis) die onafhankelijk waren. Hoewel politiek en economisch verdeeld, deelden ze taal en godsdienst. De Olympische Spelen in Olympia, waarvan de eerste gedateerde editie uit 776 v.C. stamt, waren een belangrijk feest ter ere van de goden. De Griekse beschaving kende een hoge ontwikkeling op het gebied van kunst, architectuur, wetenschap en filosofie [289-290](#page=289,290) .
* **Het Romeinse rijk:** Het Romeinse rijk ontwikkelde zich vanuit Rome en werd later bestuurd door keizers. Het rijk kende een hoogtepunt in de 2e eeuw n.C.. In onze streken (Gallië) eindigde de prehistorie met de komst van Julius Caesar in 57 v.C.. De Romeinen hadden een hoogstaande cultuur met gebouwen zoals tempels, wegennetwerken en aquaducten. Ze organiseerden "brood en spelen", waaronder gladiatorengevechten. Het West-Romeinse rijk viel in 476 n.C. door corruptie, kosten van het leger en invallen van vreemde stammen .
#### 4.2.4 Middeleeuwen
De Middeleeuwen (ca. 500 – ca. 1500) worden opgedeeld in de vroege en late Middeleeuwen .
* **Vroege Middeleeuwen:** De Franken vestigden zich in onze streken. Karel de Grote consolideerde een groot rijk. Het leenstelsel ontstond, waarbij land werd uitgeleend aan leenmannen. Vanaf 810 vielen de Vikingen (Noormannen) de streken binnen. Lokale heren bouwden burchten ter verdediging, die later evolueerden van houten constructies naar stenen donjons en versterkte muren [293-294](#page=293,294). Ridders waren geharnaste krijgers te paard die trouw zwoeren aan hun heer en land in leen kregen. De samenleving was een standenmaatschappij: geestelijken, adel en boeren/handelaars .
* **Late Middeleeuwen:** Steden ontstonden door economische heropleving, landbouwoverschotten en bevolkingsgroei. Kooplieden vestigden zich, vaak nabij burchten of abdijen, en met goede transportmogelijkheden. Steden zoals Gent en Brugge ontwikkelden zich. Belforten dienden voor het bewaren van privileges, wapens, stadskas, als uitkijktoren en voor het luiden van de stormklok. Ambachtslieden specialiseerden zich in bepaalde vakken, en handelaren verkochten hun producten .
#### 4.2.5 Nieuwe tijd
De Nieuwe Tijd (ca. 1500 – ca. 1800) kenmerkte zich door strijd om grondgebied en macht, vaak vermengd met godsdienstconflicten (ontstaan van het Protestantisme). Er vond een nieuwe kijk op de wereld en de mens plaats, met belangrijke ontdekkingen en uitvindingen. Het heliocentrisme van Copernicus, de cartografie van Mercator en de anatomie van Vesalius zijn voorbeelden van wetenschappelijke vooruitgang. De boekdrukkunst, uitgevonden door Gutenberg, revolueerde de verspreiding van kennis. Europese ontdekkingsreizen breidden de wereldkaart uit en leidden tot kolonisatie en de uitwisseling van goederen, maar ook tot slavernij [299-300](#page=299,300). Piraterij bestond ook in deze periode, vaak in de vorm van kaapvaart .
#### 4.2.6 Nieuwste tijd
De Nieuwste Tijd (ca. 1800 – 1945) zag grote veranderingen zoals revoluties, het ontstaan van België en twee wereldoorlogen .
* **Franse Revolutie:** In 1789 vond de Franse Revolutie plaats, die het standensysteem omverwierp met de leuze 'Gelijkheid, Broederlijkheid, Vrijheid'. Napoleon Bonaparte nam later de macht over en breidde het Franse grondgebied uit .
* **Ontstaan van België:** Na de periode onder Nederland scheurde België zich in 1830 los en vormde een eigen natie .
* **Industriële maatschappij:** De Industriële Revolutie transformeerde de economie van handwerk naar gemechaniseerde productie in fabrieken. Dit leidde tot uitbuiting van arbeiders, slechte leefomstandigheden en kinderarbeid. Wetgeving en leerplicht verbeterden de situatie .
* **Eerste Wereldoorlog:** Van 1914 tot 1918 werd België meegesleept in de Eerste Wereldoorlog, veroorzaakt door spanningen tussen Europese grootmachten. De loopgravenoorlog aan het westfront kenmerkte zich door hevige strijd om weinig terreinwinst .
* **Tweede Wereldoorlog:** Adolf Hitler kwam in 1933 aan de macht in Duitsland en begon met veroveringen. De oorlog, die in 1939 begon met de inval in Polen, bracht de asmogendheden tegenover de geallieerden. De Duitse bezetting van België duurde van 1940 tot 1944. De Holocaust, de systematische vervolging en moord op Joden, is een donkere pagina uit deze oorlog .
#### 4.2.7 Eigen tijd
De Eigen Tijd begon in 1945 en kenmerkt zich door veranderingen zoals de Koude Oorlog, het vrouwenstemrecht, de Europese Unie en de opkomst van het internet. De Koude Oorlog (tot 1990) was een periode van grote spanningen tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten, zonder direct militair conflict .
### 4.3 Erfgoed
#### 4.3.1 Wat is erfgoed?
Erfgoed omvat sporen uit het verleden die overgeleverd zijn in het heden en die we willen bewaren voor de toekomst. Het gaat niet alleen om grote monumenten of museumstukken, maar ook om tradities, gebruiken, verhalen, landschappen en gebruiken. Erfgoed vertelt een verhaal en is belangrijk voor individuen, groepen en gemeenschappen. De betekenis van erfgoed is persoonlijk en kan evolueren .
#### 4.3.2 Categorieën van erfgoed
Erfgoed kan verdeeld worden in drie categorieën:
* **Roerend erfgoed:** Tastbare voorwerpen zoals oude munten en documenten .
* **Onroerend erfgoed:** Gebouwen, monumenten en landschapskenmerken .
* **Immaterieel erfgoed:** Gebruiken, rituelen en verhalen .
> **Tip:** Om het soort erfgoed te bepalen, kun je jezelf afvragen: Kan ik het aanraken? Zo ja, is het roerend of onroerend. Zo nee, is het immaterieel [305-306](#page=305,306).
#### 4.3.3 Erfgoed in de schoolbuurt en om de wereld te begrijpen
Erfgoed in de schoolbuurt, zoals straten, huizen en verhalen, is kosteloos beschikbaar en brengt het verleden concreet dichterbij voor kinderen. Het is een belangrijk onderdeel van omgevingsonderwijs. Het confronteren van kinderen met sporen uit het verleden helpt hen te beseffen dat het leven vandaag het resultaat is van mensen die voor hen leefden, en dat ze zelf deel uitmaken van het verleden [306-307](#page=306,307). Erfgoed is als het DNA van onze samenleving en helpt deze te begrijpen .
#### 4.3.4 GLOKAAL erfgoed
Erfgoed educatie moet het lokale verhaal plaatsen binnen een groter Belgisch, Europees of wereldwijd geheel, wat men 'GLOKAAL' erfgoed noemt (globaal en lokaal). Dit sluit aan bij het motto van duurzame ontwikkeling: 'think globally, act locally'. Het houdt ook rekening met de diverse en interculturele achtergronden in een klas, waarbij erfgoed een ideaal uitgangspunt is om de culturele identiteit van anderen te ontdekken .
### 4.4 Erfgoededucatie
#### 4.4.1 Wat is erfgoededucatie?
Erfgoededucatie is elke vorm van onderwijs die uitgaat van sporen in het heden uit het verleden en deze inbedt in een context die kennis en/of een erfgoedervaring teweegbrengt. De focus ligt op de 'ervaring' in plaats van enkel op kennis. Het doel is vaak het doorgeven van zorg voor erfgoed van de ene op de andere generatie, en het aanzetten tot het 'toe-eigenen' van erfgoed en het inzien van het belang ervan voor bewaring .
#### 4.4.2 Onderzoekend op pad
Om erfgoed te ontdekken is het belangrijk om op pad te gaan in de omgeving of concrete erfgoedsporen in de klas te brengen. Een onderzoekende houding is cruciaal om kinderen actief te betrekken en hen tot een 'erfgoedervaring' te laten komen [308-309](#page=308,309). Dit stimuleert kinderen om te kijken, denken, redeneren, fantaseren, experimenteren, overleggen en waarnemen met alle zintuigen .
#### 4.4.3 Multiperspectief
Erfgoededucatie benadrukt het bekijken van de omgeving en erfgoedsporen vanuit verschillende perspectieven, wat automatisch leidt tot het betrekken van andere vakgebieden en cultuur- en persoonsgebonden ontwikkelvelden. Dit versterkt het historisch besef door de samenhang tussen verschillende elementen te ontdekken .
---
# Diversiteit, levensbeschouwing en katholiek onderwijs
Dit deel behandelt de evolutie en betekenis van diversiteit, de verschillende levensbeschouwingen en hun kenmerken, en de rol van het katholiek onderwijs in een diverse samenleving.
## 5. Diversiteit, levensbeschouwing en katholiek onderwijs
### 5.1 Diversiteit
Diversiteit verwijst naar het besef dat elk individu uniek is en er verschillen bestaan tussen mensen en groepen. In de moderne samenleving zijn vaste structuren en identiteiten meer 'vloeibaar' geworden, wat leidt tot een bredere acceptatie en erkenning van diversiteit .
#### 5.1.1 Definities en invalshoeken
Verschillende organisaties en bronnen geven een eigen invulling aan diversiteit:
* **Verso:** Erkenning van individuele uniciteit en groepsverschillen .
* **De Ambrassade:** Focus op fundamentele verschillen in leefomstandigheden van kinderen en jongeren .
* **Movisie:** Alle manieren waarop mensen van elkaar verschillen, zowel aangeboren als aangeleerd .
* **Associatie KU Leuven:** Erkenning en waardering van verschillen om gelijkwaardig om te gaan met elkaar, kansen zien in diversiteit en bouwen aan een niet-discriminerende samenleving .
* **Katholiek Onderwijs Vlaanderen:** Omgaan met verschil als kern van de katholieke dialoogschool, met als doel bijdragen aan een open, verdraagzame en duurzame samenleving .
#### 5.1.2 Aspecten van diversiteit
* **Diversiteit en identiteit:** Identiteit is persoonlijk, sociaal, gelaagd en dynamisch. Het wordt gevormd door persoonlijke kenmerken (leeftijd, opleiding) en sociale belonging (groepen gebaseerd op werk, hobby's, cultuur, religie). Integratie houdt in dat men deel uitmaakt van dit web van groepen en loyaliteit toont aan de samenleving. Jongeren ontwikkelen hun identiteit continu, waarbij ze zich afvragen wie ze zijn en hoe ze verschillen van anderen .
* **Diversiteit en verschil:** Iedereen verschilt van elkaar op basis van talrijke assen van identiteitsvorming, wat resulteert in brede diversiteit. Verschillen kunnen evident of minder evident, zichtbaar of onzichtbaar, bewust of onbewust zijn .
* **Diversiteit en de norm:** Mensen reageren op verschil vanuit hun eigen referentiekader, wat kan leiden tot het indelen van mensen in 'vakjes'. Sterke afwijking van de eigen norm kan angst inboezemen. Variabelen zoals gender, seksuele voorkeur, huidskleur, etniciteit, religie, sociale-economische status, cultuur, beperking of talent bepalen kansen en hindernissen in de maatschappij. Onbewuste beelden en referentiekaders kunnen ongewild barrières opwerpen, wat kan leiden tot ongelijkheid, vooroordelen, uitsluiting en racisme .
#### 5.1.3 Bevolking in België en migratiegeschiedenis
De Belgische bevolking is de laatste decennia sterk toegenomen en cultureel diverser geworden, vooral door migratie. Het aandeel Belgen met een buitenlandse achtergrond en niet-Belgen is significant gestegen. Dit heeft ook gevolgen voor het onderwijs .
De migratiegeschiedenis in België na WOII kan worden onderverdeeld in vier periodes:
1. **Na de Tweede Wereldoorlog (1946-1956):** Groeiende vraag naar arbeidskrachten, met name Italianen, door het kolenakkoord. Dit stopte abrupt na de mijnramp van Marcinelle in 1956 .
2. **De 'golden Sixties' (1956-1969):** Economische groei leidde tot een grote vraag naar arbeidskrachten in diverse sectoren. Er werden akkoorden gesloten met Spanje, Griekenland, Marokko, Turkije en Algerije. De focus op het tijdelijke karakter van de migratie leidde tot weinig investeringen in taalverwerving en integratie .
3. **De migratiestop (1974-1989):** De oliecrisis van 1973 leidde tot economische stagnatie en stijgende werkloosheid. In 1974 werd de instroom van laaggeschoolde buitenlandse werkkrachten beperkt, maar gezinshereniging bleef mogelijk. Dit markeerde een verschuiving naar permanente vestiging .
4. **Superdiversiteit (vanaf 1989 tot nu):** Economische globalisering, technologische ontwikkelingen, de toestroom van vluchtelingen en de uitbreiding van de EU leidden tot een toename en diversificatie van migrantenstromen. Steven Vertovec introduceerde de term 'superdiversiteit', die zowel een kwantitatieve als kwalitatieve toename van diversiteit inhoudt. Superdiversiteit is een feit, geen waardeoordeel .
### 5.2 Levensbeschouwing
Een levensbeschouwing is een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven en de wereld. Er bestaat wereldwijd een grote verscheidenheid aan levensbeschouwingen .
#### 5.2.1 Erkende levensbeschouwingen in België
De Belgische grondwet garandeert de vrijheid van eredienst en levensbeschouwing. In België zijn er acht erkende levensbeschouwingen: Rooms-Katholieke, Israëlitische, Anglicaanse, Protestants-Evangelische, Islamitische, Orthodoxe, Niet-confessionele levensbeschouwing en het Boeddhisme (in voorbereiding) .
#### 5.2.2 Belangrijke aspecten van een levensbeschouwing
Elke levensbeschouwing kan geanalyseerd worden aan de hand van de volgende aspecten :
* **Historiek (kernervaring):** De oorsprong van een levensbeschouwing ligt vaak bij een ingrijpende historische ervaring of een centrale figuur (bv. Abraham, Jezus, Mohammed, Boeddha). De ontwikkeling kent vaak fasen zoals stichtersfase, mondelinge en schriftelijke traditie, institutionalisering, politieke verhoudingen, hervormingen en modernisering [367-368](#page=367,368).
* **Geloofsovertuiging of levensfilosofie:** De specifieke visie op het leven, zichzelf, medemensen en de wereld.
* **Belangrijke geschriften of bronnen:** Heilige teksten die als belangrijk worden beschouwd en aanleiding geven tot studie.
* **Rituelen en symbolen:** Handelingen en objecten die een diepere betekenis vertegenwoordigen en verbondenheid creëren. Rituelen zijn vaak 'symbool-handelingen' die het diepere en hogere oproepen .
* **Belangrijke levensmomenten:** Geboorte, volwassen worden, huwelijk en dood, momenten waarop de zin van het leven centraal staat.
* **Belangrijke plaatsen en voorgangers:** Plaatsen die verbonden zijn met historische gebeurtenissen of waar gelovigen samenkomen, en personen die een leidende rol opnemen.
#### 5.2.3 Jodendom
* **Historiek:** Ontstaan ca. 4000 jaar geleden, verbonden met de aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob, en later met Mozes. De diaspora verwijst naar de verspreiding van Joden over de wereld [371-373](#page=371,373). Stromingen: liberaal en orthodox Jodendom.
* **Geloofsovertuiging:** Monotheïstisch (Jahweh), God als Schepper, een persoonlijke God. Belangrijk zijn de 10 geboden en 613 voorschriften (mitswot), inclusief spijswetten (kosher) [373-375](#page=373,375).
* **Geschriften:** Tenach (Thora, Nevi'iem, Ketoeviem) en rabbijnse literatuur (bv. Talmoed) .
* **Rituelen en symbolen:** Davidster, menora, mezoeza, sjofar, kippa, tefillien, talliet [376-379](#page=376,379). Joodse kalender met feesten zoals Sabbat, Pesach, Rosj Hasjana, Jom Kipoer, Soekot, Chanoeka [379-382](#page=379,382).
* **Levensmomenten:** Besnijdenis (jongens), naamgeving (meisjes), Bar/Bat mitswa (religieuze meerderjarigheid), huwelijk (met choepa), overlijden (begrafenis, sjiva, herdenkingsdag) [383-385](#page=383,385).
* **Plaatsen en voorgangers:** Synagoge, thuis, Klaagmuur in Jeruzalem. Rabbijn (meester/leraar), Kohen (priester) [385-386](#page=385,386).
#### 5.2.4 Boeddhisme
* **Historiek:** Ontstaan ca. 2500 jaar geleden met Siddharta Gautama (de Boeddha). Ontdekking van het lijden en de weg naar verlichting via meditatie. Keizer Ashoka speelde een rol in de verspreiding [387-388](#page=387,388). Stromingen: Theravada (eigen kracht) en Mahayana (hulp van anderen) .
* **Geloofsovertuiging:** Centraal staat het lijden, de oorzaken (begeerte, onwetendheid) en de opheffing ervan via de vier edele waarheden en het achtvoudige pad [389-390](#page=389,390). Doel is het bereiken van Nirwana (toestand van verlichting) en positief karma.
* **Geschriften:** Pali Canon (3 tipitaka's) .
* **Rituelen en symbolen:** Dharma-wiel, Bodhiboom, de drie juwelen (toevluchten: Boeddha, Dharma, Sangha) [391-392](#page=391,392). Rituelen spelen een minder belangrijke rol; belangrijkste feest is Vesakha Puja.
* **Levensmomenten:** Geboorte (zegening), huwelijk (contract, sociaal-cultureel), dood (dichter bij nirwana, crematie) [392-393](#page=392,393).
* **Plaatsen en voorgangers:** Tempel, stoepa. Monniken, lama's (bv. Dalai Lama) [393-394](#page=393,394).
#### 5.2.5 Christendom
* **Historiek:** Ontstaan ca. 2000 jaar geleden met Jezus van Nazareth, geworteld in het Jodendom. Verspreiding vanuit Palestina naar Europa en de rest van de wereld [395-396](#page=395,396). Stromingen: Katholieken, Orthodoxen, Protestantisme (Reformatie), Anglicanen. Oecumene is het streven naar samenwerking tussen kerken [396-397](#page=396,397).
* **Geloofsovertuiging:** Monotheïstisch (Drie-eenheid: Vader, Zoon, Heilige Geest), God als Schepper. Geloofsbelijdenis drukt kern van het geloof uit. Gods droom: het Rijk van God. Tien levenswoorden en de Bergrede (wet van de naastenliefde) zijn ethisch inspirerend [397-398](#page=397,398).
* **Geschriften:** Bijbel (Oude en Nieuwe Testament) .
* **Rituelen en symbolen:** Kruis (paassymbool), Ichtusteken, Christusteken/labarum. Zondag als rustdag, kerkdiensten. Sacramenten (bv. doopsel, eucharistie) .
* **Levensmomenten:** Levensmomenten worden gevierd via sacramenten .
* **Plaatsen en voorgangers:** Rome (Vaticaanstad), Jeruzalem, bedevaartsoorden (Lourdes). Paus, bisschoppen, priesters, paters, broeders, zusters (katholieken); priesters, metropolieten, patriarchen (orthodoxen); voorgangers, predikanten, dominees (protestanten); bisschop, priesters, aartsbisschop van Canterbury (anglicanen) [401-402](#page=401,402).
#### 5.2.6 Islam
* **Historiek:** Ontstaan ca. 1500 jaar geleden met Mohammed in Mekka (ca. 570 n.C.). Oorspronkelijk polytheïstisch Arabisch geloof, later beïnvloed door jodendom en christendom. Mohammed ontving openbaringen van Allah (God) via de engel Gabriël [403-404](#page=403,404). Start van de islamitische jaartelling met de hidjra (vlucht naar Medina) in 622. Stromingen: Soennieten (90%) en Sjiieten (10%), gebaseerd op opvolgingsstrijd na Mohammeds dood .
* **Geloofsovertuiging:** Monotheïstisch (Allah), streven naar eenheid van de gemeenschap. Leven naar het heil van Allah, waarbij daden worden afgewogen voor het paradijs. Jihad betekent 'streven' (innerlijk of verdedigend) [405-406](#page=405,406). De vijf zuilen van de Islam zijn cruciaal: sjahada (geloofsbelijdenis), salaat (ritueel gebed), zakat (aalmoes), Ramadan (vasten), Hadj (bedevaart) [406-407](#page=406,407).
* **Geschriften:** Koran (letterlijke weergave van Allahs openbaring aan Mohammed) en Hadith (overleveringen van Mohammeds daden en uitspraken). Sharia is de islamitische wet [408-409](#page=408,409).
* **Rituelen en symbolen:** Naam van Allah, maansikkel met vijfpuntige ster, gebedssnoer [409-410](#page=409,410). Islamitische kalender (maancyclus). Vrijdag als heilige dag. Feesten: Offerfeest (grote feest), Suikerfeest (kleine feest), geboortefeest van Mohammed [410-411](#page=410,411).
* **Levensmomenten:** Geboorte (fluisteren geloofsbelijdenis, schaap slachten, besnijdenis bij jongens), huwelijk (huwelijksovereenkomst, bruidsschat, voltrokken door imam), begrafenis (ritueel wassen, begraven met gezicht naar Mekka), spijswetten (halal/haram, geen varkensvlees, geen alcohol) [412-413](#page=412,413).
* **Plaatsen en voorgangers:** Moskee, Mekka, Medina, Jeruzalem (Al Aqsa moskee). Imam (voorganger, Koranrecitator), Moefti (wetgeleerde) .
#### 5.2.7 Niet-confessionele levensbeschouwing (Humanisme)
* **Historiek:** Ontstaan vanuit de klassieke Oudheid, via Renaissance en Verlichting. Geen specifieke stichter, maar een gedachtengoed ontwikkeld door diverse denkers zoals Socrates, Erasmus, Kant [415-416](#page=415,416).
* **Geloofsovertuiging/levensfilosofie:** Vrijzinnig humanisme plaatst de mens centraal. Kernbegrippen zijn vrij denken, zelfbeschikking, verantwoordelijkheid, gelijkheid, verdraagzaamheid en solidariteit. Respect voor mensenrechten is het morele referentiekader [416-417](#page=416,417). Zingeving door zelfbeschikking en vrij onderzoek. Streven naar een solidaire democratische samenleving. Maakbaarheid van mens en wereld, met ethische en fysieke grenzen.
* **Geschriften:** Geen heilig boek, maar wel de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens .
* **Rituelen en symbolen:** Symbool van de blije man, de fakkel (rede, kennis, warmte, gevoelens), de man van Vitruvius [418-419](#page=418,419). Feesten: Lentefeest, Feest van de Vrijzinnige Jeugd, Internationale Dag van het Humanisme.
* **Levensmomenten:** Ceremonies/vieringen worden uitgewerkt door humanistische consulenten.
* **Plaatsen en voorgangers:** Vrijzinnige ontmoetingscentra, Huizen van de mens. Coördinator/voorzitter van lokale afdelingen .
### 5.3 De katholieke dialoogschool
De positie van de Rooms-Katholieke godsdienst in Vlaanderen is veranderd van een dominante naar een van vele levensbeschouwingen. Dit heeft gevolgen voor het katholiek onderwijs .
#### 5.3.1 Veranderende positie van de Rooms-Katholieke godsdienst
* Afname van het aantal gelovigen dat gebruik maakt van sacramenten (doopsel, vormsel, kerkelijk huwelijk) .
* Her- en nevenbestemmingen van kerkgebouwen voor andere functies (bv. bibliotheek, culturele centra) .
* Afname van het aantal religieuzen en vergrijzing binnen orden en congregaties .
* Toenemende culturele diversiteit binnen de Katholieke Kerk (bv. anderstalige gemeenschappen) .
* Veel sociale organisaties hebben hun wortels in een christelijke traditie (bv. CM, Boerenbond, KSA, ACV, Cercle Brugge) .
#### 5.3.2 Katholiek Onderwijs Vlaanderen
Katholiek Onderwijs Vlaanderen is de grootste onderwijsspeler in Vlaanderen. Door de veranderende maatschappelijke positie van de Katholieke Kerk worden vragen gesteld over de identiteit van katholieke scholen .
#### 5.3.3 Visietekst Katholieke dialoogschool
De katholieke dialoogschool [425-426](#page=425,426):
* **Verwelkomt gastvrij iedereen** ongeacht levensbeschouwelijke of religieuze achtergrond.
* Biedt **kwaliteitsvol onderwijs** dat mensen vormt tot vrije, competente en solidaire personen. Het is een inclusieve school die zorg draagt voor unieke talenten.
* Ziet **mens en wereld als gave en opgave**, met de liefde van God en Jezus als richtsnoer.
* Nodigt iedereen uit tot **dialoog** om het volle mens- en medemens-zijn te ontdekken. De school brengt de christelijke stem in dit gesprek.
* Een plaats voor **groei, verscheidenheid en verdieping** van de christelijke inspiratie. Draagt bij aan een open, verdraagzame en duurzame samenleving.
#### 5.3.4 Engagementsverklaring van het katholiek onderwijs
De engagementsverklaring [427-428](#page=427,428) beschrijft de wederzijdse verwachtingen tussen de school en de betrokkenen (leerlingen, personeelsleden, schoolleiders, ouders, besturen) binnen het project van de katholieke dialoogschool. Het benadrukt samenwerken, kwaliteitsvolle vorming, en het streven naar een betrokken, solidaire en rechtvaardige samenleving vanuit de katholiek-pedagogische traditie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mens en samenleving | Een invalshoek om de werkelijkheid te verkennen, waarbij de nadruk ligt op de menselijke aspecten en de sociale interacties binnen een gemeenschap of samenleving. |
| Zintuigen | Gespecialiseerde organen die informatie uit de omgeving opvangen en doorgeven aan de hersenen, zoals zicht, gehoor, tast, smaak en reuk. |
| Skelet | Het geraamte van het lichaam, bestaande uit botten, dat zorgt voor stevigheid, bescherming van organen en aanhechting van spieren. |
| Gewricht | De verbinding tussen twee of meer botten, die beweging mogelijk maakt en vaak bekleed is met kraakbeen voor soepele werking. |
| Spierstelsel | Het geheel van spieren in het lichaam die, door samen te trekken, beweging mogelijk maken en organen op hun plaats houden. |
| Zenuwstelsel | Het netwerk van hersenen, ruggenmerg en zenuwen dat zorgt voor de aansturing van het lichaam, de verwerking van prikkels en de coördinatie van handelingen. |
| Huid | Het grootste orgaan van het lichaam, dat beschermt tegen invloeden van buitenaf, reguleert de lichaamstemperatuur en bevat zintuigcellen voor tast, druk en temperatuur. |
| Hormonenstelsel | Een stelsel van klieren die hormonen produceren, chemische stoffen die via het bloed vervoerd worden en specifieke functies in het lichaam reguleren, zoals de energievoorziening en groei. |
| Spijsverteringsstelsel | Het orgaanstelsel dat verantwoordelijk is voor de afbraak en opname van voedsel, van mond tot anus, met organen zoals slokdarm, maag, darmen, lever en alvleesklier. |
| Bloedsomloop | Het systeem van hart en bloedvaten dat zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen door het lichaam transporteert, met het hart als pomp en bloedvaten (slagaders, aders, haarvaten) als transportwegen. |
| Ademhalingsstelsel | Het orgaanstelsel dat zorgt voor de opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide, bestaande uit neus, keel, luchtpijp, bronchiën en longen. |
| Voortplantingsstelsel | Het systeem van organen dat nodig is voor de voortplanting, met geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) en de organen voor hun productie en bevruchting. |
| Medicatie op school | De regels en procedures rond het toedienen van medicijnen aan kinderen op school, waarbij schriftelijke instructies van artsen en ouders vereist zijn. |
| Besmetting | Het overbrengen van ziekteverwekkers (virussen, bacteriën, wormen) van de ene persoon of omgeving op de andere, vaak via druppelinfectie, direct contact of indirect contact. |
| Kinderziekten | Besmettelijke ziekten die vooral voorkomen in de kindertijd, vaak veroorzaakt door virussen of bacteriën, met typische symptomen zoals koorts en huiduitslag, en waar men doorgaans levenslange immuniteit voor verkrijgt. |
| Seksualiteit | Een breed begrip dat alle gedragingen en gevoelens omvat die te maken hebben met het eigen lichaam en dat van een ander, en dat een speciaal (spannend, opgewonden, prettig) gevoel veroorzaakt. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksualiteit bij kinderen, onderverdeeld in fasen (oraal, anaal, fallisch, latentie) volgens Freud, die de nadruk leggen op de erogene zones en de psychologische ontwikkeling. |
| Genderverschillen | Ideeën en verwachtingen over hoe mannen en vrouwen verschillen en zich horen te gedragen, die aangeleerd worden en invloed hebben op de sociale identiteit, naast de biologische verschillen. |
| Erfgoed | Sporen uit het verleden die overgeleverd zijn in het heden en die men wil bewaren voor de toekomst, zoals tastbare voorwerpen (roerend), gebouwen en landschappen (onroerend) en tradities en verhalen (immaterieel). |
| Erfgoededucatie | Onderwijs dat uitgaat van sporen uit het verleden en deze contextualiseert om een ervaring te creëren die naar het verleden verwijst, met als doel kennis, inzichten en attitudes over erfgoed bij te brengen en te stimuleren. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis, regels, theorieën en hypotheses waarmee nieuwe kennis verkregen kan worden, gedreven door verwondering, waarneming en het streven naar waarheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, gebruikmakend van technische systemen die ontworpen zijn om het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger te maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen zijn tussen mensen, zowel in persoonskenmerken waarin we geboren worden (niet-veranderlijk) als in aspecten die later ontstaan (veranderlijk). |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, over het samenleven met anderen en over de wereld, met een focus op zingeving en zelfbeschikking. |
| Katholieke dialoogschool | Een onderwijsmodel dat gastvrijheid, kwaliteitsvol onderwijs en vorming, en dialoog tussen verschillende levensbeschouwingen centraal stelt, geïnspireerd door christelijke waarden. |
| Jodendom | Een monotheïstische levensbeschouwing die zich richt op één God (Jahweh) en de naleving van de Thora en de 613 voorschriften, met belangrijke figuren als Abraham, Mozes en rabbijnen, en symbolen als de Davidster en de menora. |
| Boeddhisme | Een levensbeschouwing gebaseerd op de leer van Boeddha, gericht op het overwinnen van lijden door middel van het achtvoudige pad en meditatie, met als doel het bereiken van nirwana. |
| Christendom | Een monotheïstische levensbeschouwing die zich richt op Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser, met de Bijbel als heilig geschrift en rituelen zoals de eucharistie, gericht op het Rijk van God en naastenliefde. |
| Islam | Een monotheïstische levensbeschouwing die zich richt op Allah als enige God en Mohammed als zijn profeet, met de Koran als heilig schrift en de vijf zuilen (geloofsbelijdenis, gebed, aalmoes, vasten, bedevaart) als leefregels. |
| Niet-confessionele levensbeschouwing | Een levensbeschouwing die de mens en zijn rede centraal stelt, zonder gebonden te zijn aan een specifieke geloofsovertuiging, en die waarden als vrijheid, gelijkheid en solidariteit nastreeft. |
| Tijd | Een fundamenteel concept dat wordt onderverdeeld in dagelijkse tijd (ritmes, cycli) en historische tijd (verleden, heden, toekomst), essentieel voor het begrijpen van de wereld en de menselijke ontwikkeling. |