H07-Arbeidsmarkt_docentenversie-2.pptx
Summary
# Het begrip en de werking van de arbeidsmarkt
Dit onderwerp verkent de definitie van de arbeidsmarkt, de dynamiek van vraag en aanbod van arbeid, de rol van gezinnen en bedrijven, en de functie van arbeid als productiefactor.
## 1. Het begrip arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Gezinnen en particulieren treden op als aanbieders van arbeid, terwijl bedrijven en de overheid de vragers zijn. Arbeid wordt beschouwd als een productiefactor, naast kapitaal, technologie en natuurlijke hulpbronnen.
### 1.1 Loonvorming en inkomsten
* **Brutoloon:** Het overeengekomen loon voor de werknemer, alvorens inhoudingen.
* **Socialezekerheidsbijdrage werknemer:** Een percentage van het brutoloon dat wordt ingehouden voor de sociale zekerheid. Dit is 13,07% op het brutoloon voor de meeste werknemers.
* **Belastbare loon:** Het loon na aftrek van de socialezekerheidsbijdragen.
* **Bedrijfsvoorheffing:** Een voorschot op de personenbelasting, ingehouden op het belastbare loon.
* **Nettoloon:** Het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk op zijn bankrekening ontvangt.
* **Netto belastbaar inkomen:** Het inkomen waarop de werknemer personenbelasting betaalt. Dit is het brutoloon op jaarbasis minus RSZ-bijdragen en andere aftrekposten (zoals hypotheekrente, beroepskosten, studiekosten, etc.).
* **Werkgeversbijdrage:** Bovenop het brutoloon betaalt de werkgever ook nog een bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), die ongeveer 25% van het brutoloon bedraagt.
#### 1.1.1 Loonbegrippen
* **Nominale loon:** Het loon uitgedrukt in een geldbedrag.
* **Reële loon:** De koopkracht van het nominale loon, rekening houdend met de inflatie.
#### 1.1.2 Totale loonkost voor de werkgever
De totale loonkost voor een onderneming omvat zowel directe als indirecte loonkosten:
* **Directe loonkosten:** Brutoloon, werkgeversbijdragen RSZ, vakantiegeld, dertiende maand, extralegale voordelen.
* **Indirecte loonkosten:** Kosten gerelateerd aan arbeidsongevallenverzekering, aansluiting geneeskundige dienst, beheerskosten van het sociaal secretariaat.
### 1.2 Eenheidsstatuut werknemers
Sinds 1 januari 2014 geldt er een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden. Dit betekent dat de onderscheiden regels voor opzeggingstermijnen en carensdagen verdwijnen. Verdere onderhandelingen blijven nodig voor vakantiegeld, gewaarborgd loon, technische werkloosheid en aanvullende pensioenen. De arbeidsdeal van regering Michel I (2020) en de arbeidsdeal van regering De Croo (2022) bevatten verdere hervormingen, zoals een vierdagenweek, het recht om offline te zijn, en soepelere regels voor avond- en overwerk.
#### 1.2.1 Doel van hervormingen
Het doel van deze hervormingen is het creëren van een performantere arbeidsmarkt en het handhaven of versterken van de Belgische concurrentiepositie.
## 2. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
### 2.1 Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid door werknemers hangt af van:
* **Het reële loon:** Een hoger reëel loon stimuleert over het algemeen het aanbod van arbeid.
* **Het niet-arbeidsinkomen:** Hogere inkomsten uit vermogen of overheidstransfers verminderen het aanbod van arbeid, omdat werken minder noodzakelijk wordt.
### 2.2 Vraag naar arbeid
De vraag naar arbeid door werkgevers wordt bepaald door de marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP A).
* **Marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP A):** De extra omzet die een extra werknemer genereert. Deze is gelijk aan de marginale fysieke productiviteit van arbeid (MFP A) vermenigvuldigd met de prijs van het goed ($MWP_A = MFP_A \times p$).
* **Marginale kost van arbeid (MK A):** De extra loonkost die gepaard gaat met het aannemen van een extra werknemer. Deze is gelijk aan het (reële) loon ($MK_A = w$).
Een winstmaximaliserende onderneming zal arbeid aanwerven tot het punt waarop de marginale waardeproductiviteit gelijk is aan de marginale kost van arbeid ($MWP_A = MK_A$). Dit betekent dat de vraag naar arbeid wordt bepaald door de voorwaarde $MFP_A \times p = w$, oftewel het reële loon moet gelijk zijn aan de marginale waardeproductiviteit van arbeid.
#### 2.2.1 Invloed van technologische vooruitgang
* **Arbeidsbesparende technologische vooruitgang:** Leidt tot een verschuiving van de vraagcurve naar links, omdat er minder arbeid nodig is om dezelfde productie te realiseren.
* **Productiviteitsverhogende technologische vooruitgang:** Kan de vraagcurve naar rechts doen verschuiven, afhankelijk van of de technologie complementair of substitueerbaar is met arbeid.
### 2.3 Evenwicht op de arbeidsmarkt (Neoklassiek model)
In een model van volkomen concurrentie op de arbeidsmarkt:
* Individuele gezinnen en ondernemingen hebben geen invloed op het reële loon (prijsnemers).
* Er is vrije toetreding en uittreding tot de markt.
* Iedereen beschikt over volledige informatie over het reële loon.
* Arbeid is een homogene dienst.
In dit evenwichtspunt is er enkel sprake van **vrijwillige werkloosheid**.
#### 2.3.1 Gevolgen van een minimumloon
Wanneer de overheid een minimumloon oplegt dat hoger ligt dan het evenwichtsloon, ontstaat er **onvrijwillige werkloosheid**. Het aanbod van arbeid overtreft de vraag bij dat hogere loon.
### 2.4 Institutionalistische visie op de arbeidsmarkt
Vanuit een institutionalistische visie hangt het gedrag van werknemers en werkgevers af van tradities en instituties. Loonbepaling is niet volledig afhankelijk van vraag en aanbod. Factoren die hierbij een rol spelen zijn:
* Arbeidsmarktsegmentatie.
* Economische discriminatie.
* Onderhandelingen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties.
* Bilateraal monopolie (zowel werknemer als werkgever hebben marktmacht).
## 3. Wie werkt er en wie niet?
### 3.1 Categorieën op de arbeidsmarkt
* **Bevolkingsgroep:** Alle personen.
* **Niet-actieven:** Personen die niet kunnen en/of niet willen werken (bv. gepensioneerden, studenten die niet werken, langdurig zieken).
* **Beroepsbevolking:** Personen die wel kunnen en willen werken (leeftijd 15-64 jaar).
* **Werkenden:** Personen die betaald werk verrichten.
* **Niet werkende werkzoekenden (NWWZ):** Personen die niet werken, maar wel actief zoeken en beschikbaar zijn voor werk. Dit kan uitkeringsgerechtigd of niet-uitkeringsgerechtigd zijn.
### 3.2 Kernbegrippen
* **Bevolkking op arbeidsleeftijd:** Alle personen tussen 15 en 64 jaar.
* **Werkzaamheidsgraad:** Het percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat werkt. In België verbeterde deze van 64,7% naar 71,9% in 2023.
* **Werkloosheidsgraad:** Het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is. In mei 2025 bedroeg deze 6,4% in België, wat voor het eerst sinds 2007 boven het Europees gemiddelde lag.
## 4. Vormen van werkloosheid
* **Natuurlijke werkloosheid:** Bestaat uit frictionele en structurele werkloosheid.
* **Frictionele werkloosheid:** Tijdelijke werkloosheid die ontstaat door de tijd die nodig is om een nieuwe baan te vinden na ontslag of bij een eerste indiensttreding.
* **Structurele werkloosheid:** Werkloosheid die voortkomt uit een mismatch tussen de vaardigheden van werknemers en de vereisten van de beschikbare banen (kwalitatief) of een tekort aan banen (kwantitatief). Dit kan ook voorkomen in hoogconjunctuur.
* **Conjuncturele (economische) werkloosheid:** Werkloosheid die ontstaat door een tekort aan de totale vraag in de economie tijdens een recessie.
* **Seizoenswerkloosheid:** Werkloosheid die optreedt door de wisselende seizoenen (bv. in de landbouw of toerisme).
* **Technische werkloosheid:** Tijdelijke werkloosheid door omstandigheden buiten de wil van de werknemer om (bv. slecht weer, stilstand machines).
* **Verborgen werkloosheid:** Personen die wel willen werken maar niet actief op zoek zijn, of die onder hun niveau werken.
* **Gewilde werkloosheid:** Een theoretisch concept waarbij men bewust niet werkt omdat het niet-arbeidsinkomen de moeite waard is.
## 5. Werkgelegenheidsvallen
Werkgelegenheidsvallen zijn situaties waarin het financieel niet meer aantrekkelijk is om arbeid aan te bieden of om iemand aan te werven.
* **Werkloosheidsval:** Het verschil tussen het ontvangen van een werkloosheidsuitkering en het ontvangen van een nettoloon is te klein, waardoor werken nauwelijks loont.
* **Activiteitsval:** Situationele ontoereikendheid van het inkomen voor een huishouden wanneer één van de leden niet meer werkt.
* **Armoedeval:** De armoedegrens ligt zo laag dat zelfs met werken men nog steeds in armoede leeft.
* **Productiviteitsval:** Situaties waarin de productiviteit van een werknemer laag is, waardoor de werkgever terughoudend is om hem aan te werven.
## 6. Bestrijden van werkloosheid
### 6.1 Bestrijden van conjuncturele werkloosheid
Dit vereist een vergroting van de effectieve vraag (EV) door overheidsingrijpen:
* Eigen consumptie en investeringen van de overheid vergroten.
* Consumptie van gezinnen stimuleren (bv. via belastingen of subsidies).
* Investeringen van bedrijven stimuleren.
### 6.2 Bestrijden van kwantitatieve structurele werkloosheid
* Creëren van nieuwe arbeidsplaatsen faciliteren.
* Loonstijgingen matigen en loonkostenstijgingen afremmen.
* Herverdeling van de beschikbare arbeid stimuleren (bv. via vrijwillige deeltijdse arbeid, loopbaanonderbreking).
### 6.3 Bestrijden van kwalitatieve structurele werkloosheid
* Het onderwijs en de opleidingen afstemmen op de behoeften van het bedrijfsleven.
* Nascholing aanbieden om werknemers flexibeler inzetbaar te maken.
## 7. Loonstarheid
Loonstarheid verwijst naar de trage of geen reactie van de reële lonen op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt. Mogelijke verklaringen zijn:
* Werkloosheidsuitkeringen die een bodem vormen voor lonen.
* Minimumlonen die een loonbodem creëren.
* Collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) en vakbondsoptreden die lonen beïnvloeden.
### 7.1 Invloed van inflatie op de arbeidsmarkt
Inflatie vermindert de koopkracht van lonen. In België en Luxemburg is er een automatische aanpassing aan de gezondheidsindex, wat kan leiden tot een loon-prijsspiraal.
### 7.2 Invloed van directe belastingen op de arbeidsmarkt
Progressieve inkomensbelasting kan leiden tot:
* Minder werken (indien het netto loon te sterk daalt).
* Meer werken (indien het marginale netto loon voldoende hoog blijft).
* Meer kans op zwartwerk.
De Laffercurve illustreert de relatie tussen belastingtarieven en belastinginkomsten.
## 8. Inkomensherverdeling, ongelijkheid en armoede
### 8.1 Inkomensherverdeling
* **Primair inkomen:** Inkomen verdiend door het ter beschikking stellen van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur).
* **Secundair inkomen:** Primair inkomen na belastingen en RSZ-bijdragen, plus ontvangen transferten (bv. sociale uitkeringen).
* **Tertiair inkomen:** Secundair inkomen na indirecte belastingen, plus ontvangen prijsverlagende subsidies.
### 8.2 Ongelijke verdeling van het inkomen
De verdeling van inkomen is vaak ongelijk. Factoren die deze ongelijkheid verminderen zijn vakbondsacties en het herverdelingsbeleid van de overheid. Factoren die ongelijkheid bevorderen zijn de moeilijkheid om van sociaaleconomische klasse te veranderen, de instroom van goedkope arbeid, beleggingsmogelijkheden voor grotere inkomens, en erfenissen.
### 8.3 Armoede
Armoede kan op verschillende manieren worden gedefinieerd (budgetmethode, relatieve benadering, deprivatie-index, subjectieve methodes). Complexe oorzaken zijn onder meer lage scholing, gebrek aan vaardigheden, ouderdom, ziekte, handicap en echtscheiding.
#### 8.3.1 Maatschappelijke discussie: Basisinkomen
De discussie over een basisinkomen, waarbij iedereen een onvoorwaardelijk inkomen ontvangt, wordt gevoerd met oog op mogelijke voor- en nadelen voor de arbeidsmarkt en de maatschappij.
## 9. De Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025
De Belgische arbeidsmarkt kent enerzijds een verbeterde werkzaamheidsgraad en een lage werkloosheidsgraad, maar anderzijds zijn er nog kloven te dichten op het gebied van integratie en activatie van inactieven. Culturele obstakels, taalbarrières, ongelijke toegang tot onderwijs en discriminatie blijven uitdagingen. De krappe arbeidsmarkt blijft aanhouden, maar de werkloosheidsgraad is recent gestegen boven het Europees gemiddelde door faillissementen. Het behalen van de doelstellingen voor werkzaamheidsgraad blijft moeilijk, en het spanningsveld tussen automatische loonsindexatie en concurrentievermogen blijft bestaan. De opkomst van AI zal naar verwachting de arbeidsmarkt ingrijpend veranderen, maar niet noodzakelijk leiden tot een stijging van de werkloosheid.
## 10. Arbeidsmarktbeleid en hervormingen
Recente arbeidsdeals en hervormingen beogen een flexibelere en efficiëntere arbeidsmarkt. Maatregelen omvatten onder meer het eenheidsstatuut, het optrekken van de pensioenleeftijd, degressieve werkloosheidsuitkeringen, en soepelere regels voor overuren. De focus ligt op interne mobiliteit, digitale en soft skills, thuiswerk, en de bescherming van werknemers in de platformeconomie.
---
> **Tip:** Bestudeer de grafische analyses van de arbeidsmarkt nauwkeurig, met name de vraag- en aanbodcurven en de effecten van overheidsinterventies zoals minimumlonen. Begrijp de verschillen tussen de neoklassieke en institutionalistische visies.
>
> **Tip:** Oefen met het herkennen van de verschillende vormen van werkloosheid en werkgelegenheidsvallen aan de hand van concrete casussen.
>
> **Tip:** Houd de recente ontwikkelingen en beleidsmaatregelen met betrekking tot de Belgische arbeidsmarkt nauwlettend in de gaten, aangezien deze de theorie in de praktijk kunnen illustreren.
---
# Het eenheidsstatuut en recente hervormingen op de arbeidsmarkt
Dit onderwerp bespreekt de evolutie van de Belgische arbeidsmarkt, met een specifieke focus op de invoering van het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden en de impact daarvan, alsook andere belangrijke arbeidsmarkthervormingen zoals de arbeidsdeal.
### 7.1 De invoering van het eenheidsstatuut
Het eenheidsstatuut, ingevoerd per 1 januari 2014, beoogt de afschaffing van de wettelijke verschillen tussen arbeiders en bedienden op het gebied van opzeggingstermijnen en de carensdag. Deze wetgeving vloeit voort uit de noodzaak om de Belgische arbeidsmarkt performanter te maken en de concurrentiepositie te handhaven of te versterken.
#### 7.1.1 Doelstellingen en gevolgen
Het hoofddoel van het eenheidsstatuut is het creëren van een meer homogene en flexibele arbeidsmarkt. De belangrijkste gevolgen voor de werknemer omvatten:
* **Kortere opzegtermijnen en lagere ontslagvergoedingen:** Voor de meeste werknemers worden de opzegtermijnen korter, wat impliceert dat de ontslagvergoedingen eveneens dalen.
* **Afschaffing van de proefperiode:** Sinds de invoering van het eenheidsstatuut is de proefperiode afgeschaft. Om dit te compenseren, werden de opzegtermijnen voor ontslagen binnen de eerste zes maanden aangepast en verkort vanaf 1 mei 2018.
* **Verplichte outplacementbegeleiding:** Werkgevers zijn verplicht om outplacementbegeleiding aan te bieden aan ontslagen werknemers.
#### 7.1.2 Verdere onderhandelingen
Naast de opzeggingstermijnen en de carensdag, waren er nog verdere onderhandelingen nodig voor andere aspecten, waaronder:
* Vakantiegeld
* Gewaarborgd loon
* Technische werkloosheid
* Aanvullende pensioenen
#### 7.1.3 Overige arbeidsmarkthervormingen
Het eenheidsstatuut is slechts één onderdeel van een bredere reeks arbeidsmarkthervormingen. Andere belangrijke maatregelen omvatten:
* Het optrekken van de pensioenleeftijd.
* De invoering van degressieve werkloosheidsuitkeringen.
* Sociale akkoorden over hogere minimumlonen.
* Soepelere regels voor het presteren van overuren.
### 7.2 Recente hervormingen op de arbeidsmarkt
De Belgische arbeidsmarkt is continu in beweging, met recente hervormingen die inspelen op nieuwe economische realiteiten en maatschappelijke noden.
#### 7.2.1 De arbeidsdeal van regering Michel I (4 februari 2020)
Deze arbeidsdeal omvatte diverse maatregelen, waaronder:
* Een antigenderdiscriminatiewet.
* Nieuwe regels voor de Belgische arbeidsmarkt.
#### 7.2.2 De arbeidsmarkt post-corona
De coronapandemie heeft blijvende veranderingen teweeggebracht op de arbeidsmarkt, met een focus op:
* **Interne mobiliteit:** Werknemers die zich binnen de eigen organisatie kunnen ontwikkelen.
* **Digitale en soft skills:** Belang van digitale vaardigheden en soft skills neemt toe.
* **Thuiswerken:** Thuiswerken wordt een blijvend fenomeen.
* **Online recruitment:** Wervingsprocessen verschuiven naar online kanalen.
* **Tijdelijke krachten:** Groeiend gebruik van tijdelijke arbeidskrachten.
#### 7.2.3 De arbeidsdeal van regering De Croo (Akkoord sinds juni 2022)
Dit akkoord bevat onder andere de volgende elementen:
* **Vierdagenweek:** Mogelijkheid tot een vierdaagse werkweek.
* **Recht om offline te zijn:** Werknemers krijgen het recht om buiten werktijd niet bereikbaar te zijn.
* **Variabele uurroosters:** Werknemers worden sneller geïnformeerd over variabele uurroosters.
* **Werken tijdens de opzegtermijn:** Mogelijkheden om aan de slag te blijven tijdens de opzegtermijn.
* **Soepeler avondwerk:** Meer flexibiliteit voor avondwerk.
* **Bescherming in platformeconomie:** Verhoogde bescherming voor werknemers in de deeleconomie.
* **Recht op opleiding:** Werknemers krijgen recht op bijscholing en opleiding.
### 7.3 Huidige trends en uitdagingen op de Belgische arbeidsmarkt (2024-2025)
De Belgische arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een spanningsveld tussen enerzijds een verbeterende werkzaamheidsgraad en anderzijds blijvende uitdagingen zoals de krappe arbeidsmarkt en de noodzaak tot verdere hervormingen.
* **Werkzaamheidsgraad:** De werkzaamheidsgraad is gestegen van $64,7\%$ naar $71,9\%$ in 2023.
* **Krappe arbeidsmarkt en werkloosheidsgraad:** Ondanks een zeer lage werkloosheidsgraad van $6,4\%$ in mei 2025, ligt deze voor het eerst sinds 2007 boven het Europese gemiddelde, mede door faillissementsgolven.
* **Werkgelegenheidsdoelstellingen:** Het behalen van een werkzaamheidsgraad van $80\%$ tegen 2029 blijft een uitdaging, maar is essentieel voor het begrotingsevenwicht.
* **Automatische loonindexatie versus concurrentiekracht:** Het spanningsveld tussen automatische loonsindexatie en de wet op de concurrentiekracht blijft een punt van aandacht.
* **Uitdagingen voor integratie en activatie:** Er is nood aan beleid dat gericht is op de integratie en activatie van inactieven op de arbeidsmarkt.
* **Impact van AI:** Studies tonen aan dat Artificiële Intelligentie (AI) de Belgische arbeidsmarkt zal omvormen, maar dit hoeft niet noodzakelijk tot een stijging van de werkloosheid te leiden.
---
> **Tip:** Het is cruciaal om de verschillende soorten werkloosheid te kunnen onderscheiden (structureel, conjunctureel, frictioneel, etc.) en te weten hoe de overheid deze probeert te bestrijden. Dit helpt bij het analyseren van de effectiviteit van arbeidsmarkthervormingen.
> **Tip:** Begrijp de nuances tussen brutoloon, belastbaar loon, nettoloon en netto belastbaar inkomen, aangezien deze verschillende aspecten van de inkomsten van een werknemer weergeven en de belastingdruk beïnvloeden.
> **Tip:** Houd rekening met het verschil tussen het neoklassieke model van de arbeidsmarkt (volkomen concurrentie) en de meer realistische institutionele visie, waarbij factoren zoals vakbonden, tradities en arbeidsmarktsegmentatie een rol spelen in loonvorming en werkgelegenheid.
---
---
# Werkgelegenheid en werkloosheid in België
Dit document bevat informatie over de Belgische arbeidsmarkt, de werkgelegenheidsgraad, werkloosheidscijfers en de uitdagingen die daarmee gepaard gaan.
## 3. Werkgelegenheid en werkloosheid in België
Dit onderwerp behandelt de huidige stand van zaken van de Belgische arbeidsmarkt, inclusief werkzaamheidsgraad, werkloosheidscijfers en de uitdagingen die hiermee gepaard gaan.
### 3.1 Begrip ‘arbeidsmarkt’
De arbeidsmarkt omvat het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Gezinnen en particulieren treden op als aanbieders, terwijl bedrijven en de overheid de vragers zijn. Arbeid wordt hierbij beschouwd als een productiefactor naast kapitaal, technologie en natuurlijke hulpbronnen.
#### 3.1.1 Brutoloon versus nettoloon
Het **brutoloon** is het totale loon dat een werknemer verdient. Hiervan worden sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing afgetrokken om het **nettoloon** te bepalen, het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk ontvangt. De werkgever betaalt eveneens bijdragen aan de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid).
* **Nettoloon**: Het bedrag dat maandelijks op de rekening van de werknemer wordt overgeschreven.
* **Netto belastbaar inkomen**: Het inkomen waarop de werknemer belast wordt in de personenbelasting. Dit is het brutoloon op jaarbasis minus de RSZ-bijdragen en aftrekposten (zoals hypotheekrente, beroepskosten, etc.).
#### 3.1.2 Nominaal loon versus reëel loon
* **Nominaal loon**: Het loon uitgedrukt in een geldbedrag.
* **Reëel loon**: De koopkracht van dat geldbedrag, gecorrigeerd voor inflatie.
#### 3.1.3 Totale loonkost voor de werkgever
De totale loonkost voor de werkgever bestaat uit:
* **Directe loonkosten**: Brutoloon, werkgeversbijdragen RSZ, vakantiegeld, dertiende maand, extralegale voordelen, premies voor arbeidsongevallenverzekering, aansluiting bij een geneeskundige dienst, en beheerskosten van het sociaal secretariaat.
* **Indirecte loonkosten**: Deze omvatten de werkgeversbijdragen aan de RSZ, die aanzienlijk zijn (ongeveer 25% op het brutoloon).
#### 3.1.4 Onderscheid arbeider/bediende
Het onderscheid tussen arbeiders en bedienden is grotendeels verdwenen sinds 1 januari 2014 door de invoering van een eenheidsstatuut. Dit omvatte maatregelen zoals aangepaste opzeggingstermijnen en de carensdag. Verdere harmonisatie is nog nodig voor onder andere vakantiegeld, gewaarborgd loon en aanvullende pensioenen.
> **Tip:** Het eenheidsstatuut is een belangrijk onderdeel van de arbeidsmarkthervorming in België, gericht op een performantere arbeidsmarkt en het behouden van concurrentiepositie.
#### 3.1.5 Arbeidsdeal van regering Michel I
Deze deal uit 2020 introduceerde onder andere de antigenderdiscriminatiewet op de Belgische arbeidsmarkt.
#### 3.1.6 Arbeidsmarkt post corona
Kenmerken van de arbeidsmarkt na corona zijn:
* Focus op interne mobiliteit.
* Belang van digitale en soft skills.
* Thuiswerken wordt een blijvertje.
* Toename van online recruitment.
* Meer inzet van tijdelijke krachten.
#### 3.1.7 Arbeidsdeal van regering De Croo
Dit akkoord, bereikt in juni 2022, bevat bepalingen over:
* De vierdagenweek.
* Het recht om offline te zijn.
* Sneller op de hoogte zijn van variabele uurroosters.
* Mogelijkheid om te werken tijdens de opzegtermijn.
* Soepeler avondwerk.
* Meer bescherming voor werknemers in de platformeconomie.
* Het recht op opleiding.
#### 3.1.8 Aanwending socialezekerheidsbijdragen
Socialezekerheidsbijdragen worden betaald door zowel werknemers (13,07% op brutoloon) als werkgevers (ongeveer 25% op brutoloon). In 2015 resulteerden deze bijdragen in een totale ontvangst van ongeveer 69 miljard euro. De patronale bijdrage is geëvolueerd door de taxshift.
### 3.2 De Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025
De Belgische arbeidsmarkt kent enkele opvallende trends:
* **Werkzaamheidsgraad**: Deze verbeterde aanzienlijk, van 64,7% naar 71,9% in 2023. Het overheid heeft de ambitie om tegen 2029 een werkzaamheidsgraad van 80% te bereiken, wat cruciaal is voor het begrotingsevenwicht.
* **Werkloosheidsgraad**: Deze is zeer laag op 6,4% in mei 2025. Echter, voor het eerst sinds 2007 ligt dit cijfer boven het Europees gemiddelde, mede door faillissementsgolven.
* **Uitdagingen**: De kloof tussen de werkzaamheidsgraad en het ambitieuze doel vereist het opruimen van obstakels zoals culturele barrières, taalproblemen, ongelijke toegang tot onderwijs, vooroordelen en discriminatie.
* **Spanningsveld**: Het spanningsveld tussen automatische loonsindexatie en de wet op de concurrentiekracht blijft een belangrijk discussiepunt.
### 3.3 Arbeidsmarktmodellen
#### 3.3.1 Model van volkomen concurrentie (Neoklassieke visie)
Dit model gaat uit van:
* Individuele gezinnen en ondernemingen kunnen het reële loon niet beïnvloeden (prijsnemers).
* Vrije toetreding en uittreding tot de markt.
* Volledige informatie over het reële loon.
* Arbeid als een homogene dienst.
In het evenwichtspunt van dit model is er enkel vrijwillige werkloosheid.
* **Aanbod van arbeid**: Hangt af van het reële loon en het niet-arbeidsinkomen (uit vermogen of overheidstransfers). Een hoger niet-arbeidsinkomen verkleint het aanbod van arbeid.
* **Vraag naar arbeid**: Werkgevers bepalen de vraag naar arbeid op basis van de marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP A), de marginale kost van arbeid (MK A) en de marginale fysieke productiviteit van arbeid (MFP A). Winstmaximalisatie treedt op wanneer MWP A = MK A, ofwel wanneer het reële loon gelijk is aan de marginale productiviteit van arbeid ($w = p \cdot MFP_A$).
**Effect van overheidsinterventies:**
* **Minimumloon**: Het opleggen van een minimumloon boven het evenwichtsloon leidt tot onvrijwillige werkloosheid (een overschot aan aanbod van arbeid).
#### 3.3.2 Arbeidsmarkt vanuit institutionalistische visie
Deze visie erkent dat gedrag van werknemers en werkgevers wordt beïnvloed door tradities en instituties. Loonbepaling is niet enkel afhankelijk van vraag en aanbod, maar ook van:
* **Arbeidsmarktsegmentatie**: Verschillende segmenten met eigen kenmerken en loonvorming.
* **Economische discriminatie**.
* **Collectieve onderhandelingen**: Vakbonden en werkgeversorganisaties spelen een cruciale rol in loonvorming.
In de praktijk lijkt de arbeidsmarkt vaak meer op een bilateraal monopolie.
#### 3.3.3 Impact van technologische vooruitgang
* **Technologische vooruitgang (extra productie)**: Verhoogt de vraag naar arbeid, waardoor de vraagcurve naar rechts verschuift.
* **Arbeidsbesparende technieken**: Vermindert de vraag naar arbeid, waardoor de vraagcurve naar links verschuift.
#### 3.3.4 Effecten op aanbodcurve
* **Stijging bevolking op werkbekwame leeftijd**: Verhoogt het aanbod van arbeid, waardoor de aanbodcurve naar rechts verschuift.
* **Toename niet-arbeidsinkomen**: Verkleint het aanbod van arbeid, waardoor de aanbodcurve naar links verschuift.
### 3.4 Wie werkt er en wie niet?
De arbeidskrachten worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
* **Niet-actieven**: Personen die niet kunnen en/of niet willen werken (bv. door leeftijd, pensioen, ziekte, etc.).
* **Beroepsbevolking**: Personen tussen 15 en 64 jaar die kunnen én willen werken.
* **Werkenden**: Personen die arbeid verrichten.
* **Niet werkende werkzoekenden (NWWZ)**: Personen die wel willen werken, maar momenteel geen werk hebben. Dit kan onderverdeeld worden in uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden.
**Definities:**
* **Bevolkingsop arbeidsleeftijd**: Alle personen tussen 15 en 64 jaar.
* **Beroepsbevolking (labour force)**: Werkenden + niet werkende werkzoekenden.
* **Werkzaamheidsgraad (employment rate)**: De beroepsbevolking gedeeld door de bevolking op arbeidsleeftijd.
* **Werkloosheidsgraad (unemployment rate)**: Niet werkende werkzoekenden gedeeld door de beroepsbevolking.
> **Tip:** De interactie tussen de beroepsbevolking, werkenden en niet-werkende werkzoekenden is cruciaal voor het begrijpen van de werkloosheidscijfers.
In België is er een noodzaak voor beleid dat gericht is op de integratie en activatie van niet-actieven.
### 3.5 Vormen van werkloosheid
* **Frictionele werkloosheid**: Tijdelijke werkloosheid die ontstaat door het zoeken naar een nieuwe baan na ontslag of het verlaten van een vorige job.
* **Seizoenswerkloosheid**: Werkloosheid die optreedt door schommelingen in de vraag naar arbeid gedurende het jaar, vaak in sectoren als toerisme of landbouw.
* **Conjuncturele (economische) werkloosheid**: Werkloosheid die verband houdt met de economische cyclus. Bij een economische neergang daalt de vraag naar goederen en diensten, wat leidt tot minder werkgelegenheid.
* **Structurele werkloosheid**: Langdurige werkloosheid die voortkomt uit fundamentele onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt. Dit kan worden onderverdeeld in:
* **Kwalitatieve structurele werkloosheid**: Er is een mismatch tussen de vaardigheden van werkzoekenden en de vereisten van de beschikbare banen.
* **Kwantitatieve structurele werkloosheid**: Er is een structureel tekort aan arbeidsplaatsen in een bepaalde regio of sector.
* **Natuurlijke werkloosheid**: Het percentage werkloosheid dat als normaal wordt beschouwd in een economie, inclusief frictionele en structurele werkloosheid.
* **Verborgen werkloosheid**: Personen die wel willen werken, maar niet actief op zoek zijn naar werk (bv. ontmoedigde werknemers).
* **Technische werkloosheid**: Tijdelijke werkloosheid die wordt veroorzaakt door economische omstandigheden of technische problemen bij de werkgever, waardoor het bedrijf tijdelijk geen werk kan bieden.
### 3.6 Werkgelegenheidsvallen
Werkgelegenheidsvallen zijn situaties waarin het voor een persoon financieel niet aantrekkelijk is om arbeid aan te bieden, of voor een onderneming om iemand aan te werven. Dit kan verschillende vormen aannemen:
* **De werkloosheidsval**: Het verschil tussen het nettoloon van een werkende en de werkloosheidsuitkering met toeslagen is te klein, waardoor werken minder loont.
* **De activiteitsval**: Situaties waarin de overheidstussenkomsten (bijv. kinderbijslag, huursubsidies) worden afgebouwd naarmate het inkomen stijgt, waardoor de netto-inkomsten nauwelijks toenemen bij het aanvaarden van werk.
* **De armoedeval**: Het risico om ondanks tewerkstelling toch in armoede te blijven door lage lonen en hoge leefkosten.
* **De productiviteitsval**: Een situatie waarin de productiviteit van een werknemer lager wordt ingeschat dan de loonkost, wat de werkgever ontmoedigt om die persoon aan te werven.
### 3.7 Bestrijden van werkloosheid
Verschillende strategieën kunnen worden ingezet om werkloosheid te bestrijden:
* **Bestrijden van conjuncturele werkloosheid**: Dit vereist een stimulering van de effectieve vraag door de overheid (eigen consumptie/investeringen vergroten, consumptie gezinnen en bedrijven stimuleren).
* **Bestrijden van kwantitatieve structurele werkloosheid**:
* Creëren van nieuwe arbeidsplaatsen.
* Matigen van loonstijgingen en afremmen van loonkostenstijgingen.
* Herverdeling van beschikbare arbeid door stimuleren van deeltijds werk, loopbaanonderbreking, etc.
* **Bestrijden van kwalitatieve structurele werkloosheid**:
* Afstemmen van het onderwijs op de behoeften van het bedrijfsleven.
* Aanbieden van nascholing en omscholing.
> **Tip:** De studie van ING over AI en de Belgische arbeidsmarkt (april 2024) suggereert een omwenteling maar geen stijging van de werkloosheid, mits gerichte aanpak van digitale en soft skills.
### 3.8 Loonstarheid
Loonstarheid verwijst naar het langzaam of niet reageren van de reële lonen op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt. Verklaringen hiervoor zijn:
* Werkloosheidsuitkeringen.
* Minimumlonen.
* Vakbondsoptreden.
#### 3.8.1 Invloed van inflatie op de arbeidsmarkt
Inflatie tast de koopkracht aan. In België en Luxemburg wordt dit deels ondervangen door automatische aanpassing aan de gezondheidsindex, wat echter kan leiden tot een loon/prijsspiraal.
#### 3.8.2 Invloed van directe belastingen op de arbeidsmarkt
Progressief stijgende inkomensbelastingen kunnen werknemers ontmoedigen om meer te werken of kunnen de kans op zwartwerk verhogen. De Laffercurve illustreert de relatie tussen belastingtarieven en belastingopbrengsten.
### 3.9 Inkomensherverdeling, ongelijkheid en armoede
#### 3.9.1 Primaire, secundaire en tertiaire inkomensverdeling
* **Primair inkomen**: Verkregen door terbeschikkingstelling van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur).
* **Secundair inkomen**: Primair inkomen minus belastingen en RSZ-bijdragen, plus ontvangen transferten.
* **Tertiair inkomen**: Secundair inkomen minus indirecte belastingen, plus prijsverlagende subsidies.
#### 3.9.2 Ongelijke verdeling van het inkomen
Factoren die de ongelijkheid verminderen zijn vakbondsacties en herverdelingsbeleid van de overheid. Factoren die ongelijkheid bewerkstelligen zijn onder meer de moeilijkheid om van sociaaleconomische klasse te veranderen, de instroom van goedkope arbeid, beleggingsmogelijkheden voor grote inkomens en erfenissen.
#### 3.9.3 Armoede
Er zijn verschillende manieren om armoede te definiëren (budgetmethode, relatieve benadering, deprivatie-index, subjectieve methodes). Complexe oorzaken van armoede zijn onder meer lage scholing, gebrek aan werkattitudes en vaardigheden, ouderdom, ziekte, handicap en echtscheiding. De sociale economie wordt gezien als een mogelijke oplossing.
> **Tip:** Het begrip 'basisinkomen' is een maatschappelijk discussiepunt met zowel voor- als nadelen.
---
# Inkomensverdeling, ongelijkheid en armoede
Dit gedeelte van de studie behandelt de verdeling van inkomens binnen een samenleving, de mechanismen achter inkomensongelijkheid en de problematiek van armoede.
### 4.1 Primaire, secundaire en tertiaire inkomensverdeling
De inkomensverdeling kan op verschillende niveaus worden geanalyseerd:
#### 4.1.1 Primaire inkomensverdeling
Dit is de verdeling van inkomen die voortvloeit uit het ter beschikking stellen van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur, ondernemerschap). Dit omvat lonen, winsten, rente en pacht.
#### 4.1.2 Secundaire inkomensverdeling
Dit niveau houdt rekening met herverdelingsmaatregelen van de overheid. Het wordt berekend als het primaire inkomen minus directe belastingen en sociale zekerheidsbijdragen, plus ontvangen transferten (zoals sociale uitkeringen).
$$ \text{Secundair inkomen} = \text{Primair inkomen} - \text{Belastingen} - \text{RSZ-bijdragen} + \text{Transferten} $$
#### 4.1.3 Tertiaire inkomensverdeling
Dit is de meest uitgebreide vorm van inkomensverdeling. Het tertiaire inkomen wordt verkregen door van het secundaire inkomen de indirecte belastingen af te trekken en prijsverlagende subsidies op te tellen.
$$ \text{Tertiair inkomen} = \text{Secundair inkomen} - \text{Indirecte belastingen} + \text{Prijsverlagende subsidies} $$
### 4.2 Ongelijke verdeling van het inkomen
Inkomensongelijkheid verwijst naar de scheve verdeling van inkomen binnen een bevolking.
#### 4.2.1 Factoren die ongelijkheid verminderen
* **Vakbondsacties:** Collectieve onderhandelingen kunnen leiden tot hogere lonen voor werknemers.
* **Herverdelingsbeleid van de overheid:** Via belastingen en sociale uitkeringen probeert de overheid de inkomensverschillen te verkleinen.
#### 4.2.2 Factoren die ongelijkheid bewerkstelligen
* **Moeilijkheid om van sociaaleconomische klasse te veranderen:** Dit kan leiden tot een voortzetting van bestaande ongelijkheden over generaties heen.
* **Immigratie van goedkope, ongeschoolde arbeid:** Dit kan de lonen in bepaalde sectoren onder druk zetten.
* **Beleggingsmogelijkheden voor grote inkomens:** Kapitaalbezitters kunnen hun vermogen verder laten groeien, wat de inkomensongelijkheid vergroot.
* **Erfenissen:** Grote vermogens kunnen via erfenis worden doorgegeven, wat bestaande ongelijkheden bestendigt.
#### 4.2.3 Indicatoren van inkomensongelijkheid
* **Decielen:** De bevolking wordt verdeeld in tien gelijke groepen (decielen) op basis van inkomen. Deciel 1 vertegenwoordigt de armste 10%, en deciel 10 de rijkste 10%. De verhouding van inkomens tussen deze decielen geeft een indicatie van de ongelijkheid.
* **Inkomenskwintielverhouding (S80/S20):** Dit meet de verhouding tussen het totale inkomen van de rijkste 20% van de bevolking en het totale inkomen van de armste 40% van de bevolking. Een hogere verhouding duidt op grotere ongelijkheid.
> **Tip:** Het is belangrijk om de verschillende manieren waarop inkomensongelijkheid gemeten en gevisualiseerd kan worden, te kennen, aangezien dit essentieel is voor het interpreteren van statistieken en beleidsdiscussies.
### 4.3 Armoede
Armoede is een complexe problematiek met diverse definities en oorzaken.
#### 4.3.1 Definities van armoede
Er bestaan verschillende benaderingen om armoede te definiëren:
* **Budgetmethode:** Een absolute norm gebaseerd op de minimale kosten voor levensonderhoud.
* **Relatieve benadering:** Armoede wordt gedefinieerd in verhouding tot de gemiddelde levensstandaard in een samenleving. Iemand wordt als arm beschouwd als zijn inkomen onder een bepaald percentage van het mediane inkomen ligt.
* **Deprivatie-index:** Meet het gebrek aan toegang tot bepaalde goederen en diensten.
* **Subjectieve methodes:** Gebaseerd op hoe mensen hun eigen financiële situatie ervaren.
#### 4.3.2 Complexe oorzaken van armoede
Armoede is zelden te herleiden tot één enkele factor. Vaak is er sprake van een combinatie van oorzaken, waaronder:
* Lage scholing
* Gebrek aan essentiële werkattitudes en vaardigheden
* Ouderdom
* Ziekte of handicap
* Echtscheiding of andere familiale problemen
#### 4.3.3 De sociale economie als potentiële oplossing
De sociale economie, die zich richt op sociale doelstellingen naast economische activiteit, kan een rol spelen in het aanpakken van armoede door het creëren van werkgelegenheid en het bieden van ondersteuning aan kwetsbare groepen.
> **Tip:** Bestudeer de verschillende definities van armoede grondig. Het begrijpen van deze definities is cruciaal, omdat de gekozen definitie de omvang en aard van het armoedeprobleem beïnvloedt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arbeidsmarkt | Het geheel van de vraag naar en het aanbod van arbeid, waarbij gezinnen en particulieren de aanbieders zijn en bedrijven en de overheid de vragers. Arbeid wordt beschouwd als een productiefactor naast kapitaal, technologie en natuurlijke hulpbronnen. |
| Brutoloon | Het totale loonbedrag dat een werkgever aan een werknemer toekent, voordat er sociale zekerheidsbijdragen en belastingen worden afgetrokken. Dit is de basis waarop andere looncomponenten en bijdragen worden berekend. |
| Nettoloon | Het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk op zijn bankrekening ontvangt na aftrek van de verschuldigde belastingen en sociale zekerheidsbijdragen. Dit vertegenwoordigt de beschikbare koopkracht van de werknemer. |
| Netto belastbaar inkomen | Het inkomen waarop een werknemer daadwerkelijk wordt belast in de personenbelasting. Dit wordt berekend op jaarbasis en omvat het brutoloon verminderd met de RSZ-bijdragen en aftrekbare kosten. |
| Nominaal loon | Het loon uitgedrukt in een specifiek geldbedrag op een bepaald moment, zonder rekening te houden met inflatie. Het geeft de absolute waarde van het inkomen weer. |
| Reëel loon | Het loon uitgedrukt in koopkracht, rekening houdend met het algemene prijspeil. Het geeft aan hoeveel goederen en diensten met het verdiende loon daadwerkelijk gekocht kunnen worden. |
| Totale loonkost voor de werkgever | De totale kosten die een werkgever maakt voor het in dienst nemen van een werknemer. Dit omvat niet alleen het brutoloon, maar ook werkgeversbijdragen, vakantiegeld, dertiende maand en extralegale voordelen. |
| Eenheidsstatuut | Een wettelijke hervorming die beoogt de verschillen tussen arbeiders en bedienden te verminderen, met name op het gebied van opzeggingstermijnen en de carensdag, met als doel een performantere arbeidsmarkt te creëren. |
| Werkzaamheidsgraad | Het percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat daadwerkelijk werkt. Een hogere werkzaamheidsgraad wordt over het algemeen geassocieerd met een gezondere economie. |
| Werkloosheidsgraad | Het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is maar actief op zoek is naar werk. Dit is een belangrijke indicator voor de gezondheid van de arbeidsmarkt. |
| Spanningsveld automatische loonsindexatie vs. concurrentiekracht | De uitdaging waarbij automatische looncorrecties door inflatie de concurrentiepositie van een land kunnen ondermijnen, omdat de lonen sneller stijgen dan de productiviteit of de lonen in concurrerende landen. |
| Neoklassiek model van de arbeidsmarkt | Een economisch model dat de arbeidsmarkt analyseert onder perfecte concurrentie, waarbij lonen en werkgelegenheid worden bepaald door het snijpunt van vraag en aanbod, en er enkel vrijwillige werkloosheid is. |
| Marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP) | De extra opbrengst die een onderneming genereert door één extra eenheid arbeid in te zetten. Dit is een belangrijke factor in de vraag naar arbeid. |
| Marginale kost van arbeid (MK) | De extra kosten die een onderneming maakt voor één extra eenheid arbeid, wat doorgaans overeenkomt met het loon. |
| Werkgelegenheidsvallen | Situaties waarin het voor een individu financieel niet meer aantrekkelijk is om arbeid aan te bieden of voor een werkgever om iemand aan te werven, vaak als gevolg van een combinatie van uitkeringen, belastingen en loonkosten. |
| Loonstarheid | Het verschijnsel waarbij de reële lonen traag of niet reageren op veranderingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, vaak door factoren als werkloosheidsuitkeringen, minimumlonen en vakbondsafspraken. |
| Primaire inkomensverdeling | De verdeling van inkomen die voortkomt uit het ter beschikking stellen van productiefactoren zoals arbeid, kapitaal en natuurlijke hulpbronnen. |
| Secundaire inkomensverdeling | De verdeling van inkomen nadat belastingen en sociale zekerheidsbijdragen zijn afgetrokken, en transferten van de overheid zijn bijgeteld. |
| Tertiaire inkomensverdeling | De verdeling van inkomen na aftrek van indirecte belastingen en toevoeging van prijsverlagende subsidies, wat resulteert in de uiteindelijke koopkracht. |
| Armoede | Een situatie van ernstige geldelijke tekorten die de basisbehoeften van een persoon of huishouden belemmert. Er zijn verschillende definities en methoden om armoede te meten, zoals de budgetmethode en de relatieve benadering. |