histologie oog.pdf
Summary
# Anatomie van de oogbol
De oogbol is een complex orgaan dat is opgebouwd uit drie concentrische lagen en verschillende interne structuren, verantwoordelijk voor het waarnemen van licht, vormen, intensiteit en kleur [1](#page=1).
## 1. Anatomie van de oogbol
De wand van de oogbol bestaat uit drie hoofdlaagjes, ook wel oogrokken genoemd: de buitenste oogrok (tunica fibrosa), de middelste oogrok (tunica vasculosa) en de binnenste oogrok (tunica nervosa). De tunica nervosa is verder onderverdeeld in de pars optica, pars ciliaris en pars iridis retinae. Binnenin de oogbol bevinden zich het kamervocht, de lens en het corpus vitreum [1](#page=1).
### 1.1 Buitenste oogrok (tunica fibrosa)
De tunica fibrosa vormt de stevige, beschermende buitenlaag van de oogbol en helpt bij het behouden van de vorm en integriteit van het oog. Dit deel is opgedeeld in twee regio's: de doorzichtige cornea (hoornvlies) aan de voorzijde en de witte sclera (oogwit) die de achterste 5/6 van de oogbol beslaat. De overgangszone tussen de cornea en de sclera wordt de limbus genoemd. Rondom de sclera bevindt zich het kapsel van Tenon [2](#page=2).
#### 1.1.1 Cornea (hoornvlies)
De cornea is het transparante voorste deel van de tunica fibrosa en speelt de belangrijkste rol in de breking van lichtstralen, met een brekingskracht die tweemaal zo groot is als die van de lens. De cornea is zeer lichtdoorlatend vanwege zijn regelmatige structuur en de aanwezigheid van glycosaminoglycanen. De cornea heeft een diameter van ongeveer 1 cm en een dikte van ongeveer 1 mm. Histologisch bestaat de cornea uit vijf lagen, van buiten naar binnen [3](#page=3):
* **Cornea-epitheel:** Een meerlagig, niet-verhoornend plaveiselepitheel dat de cornea aan de buitenzijde bekleedt. Het heeft een onregelmatig oppervlak met microvilli en microplicae om de traanfilm te helpen vasthouden. Het epitheel is rijk aan zenuwuiteinden en heeft een grote regeneratiecapaciteit. De cornea is avasculair; het wordt centraal gevoed vanuit het kamervocht en perifeer door bloedvaten in de limbus [3](#page=3).
* **Membraan van Bowman (lamina limitans anterior):** Een 10 µm dikke laag onder het basale membraan van het epitheel. Het is geen echte membraan maar het buitenste deel van het stroma, celvrij en samengesteld uit fijne collageenvezels zonder elastische vezels [4](#page=4).
* **Stroma (substantia propria):** Vormt 90% van de dikte van de cornea en bestaat uit parallelle bindweefsellamellen met afgeplatte fibroblasten (keratocyten). De collageenvezels van opeenvolgende lamellen kruisen elkaar onder een rechte hoek. De aanwezigheid van glycosaminoglycanen (kerataansulfaat en chondroïtinesulfaat) is cruciaal voor de lichtdoorlatendheid. Het stroma is ook goed bezenuwd, avasculair en bevat geen lymfevaten [4](#page=4).
* **Membraan van Descemet (lamina limitans posterior):** Een echte basale membraan gevormd door het endotheel, ongeveer 10 µm dik en rijk aan collageenfibrillen [4](#page=4).
* **Endotheel (mesotheel):** Een dunne laag afgeplatte hexagonale cellen die het binnenoppervlak van de cornea bekleedt. Deze cellen zijn waarschijnlijk mesotheelcellen en spelen een rol bij actief transport van ionen en vloeistoffen, evenals de synthese van de membraan van Descemet. Ze zijn verbonden door zonulae occludentes (tight junctions) [4](#page=4).
#### 1.1.2 Sclera
De sclera is een stevige, ondoorzichtige laag van dicht collageen bindweefsel, die kan worden beschouwd als een voortzetting van de dura mater. Het oogwit is het zichtbare deel aan de voorzijde. De dikte van de sclera is ongeveer 1 mm. Achteraan wordt de sclera doorboord door vezels van de nervus opticus, wat de lamina cribrosa vormt. De sclera bestaat uit drie lagen [5](#page=5):
* **Episclera:** De buitenste laag, bestaande uit losmazig bindweefsel met veel bloedvaten, die de sclera verbindt met het kapsel van Tenon. Ter hoogte van de limbus gaat de episclera over in het bindweefsel van de conjunctiva [5](#page=5).
* **Substantia propria (eigenlijke sclera):** Opgebouwd uit parallelle lagen dikke collageenvezels met een onregelmatige oriëntatie binnen elk vlak. Fibroblasten en elastische vezels zijn aanwezig. In tegenstelling tot de cornea bevat de sclera wel bloedvaten, zij het minder dan de episclera. Een lager gehalte aan glycosaminoglycanen verklaart de opaciteit [5](#page=5).
* **Suprachoroidea (lamina fusca):** Een dun laagje losmazig bindweefsel met talrijke melanocyten aan de binnenzijde van de substantia propria, die grenst aan de choroidea [6](#page=6).
#### 1.1.3 Corneosclerale junctie (limbus)
De limbus is de 1,5 tot 2 mm brede overgangszone tussen de cornea en de sclera, van groot fysiologisch belang. Hier gaat het cornea-epitheel over in het epitheel van de conjunctiva. De membraan van Bowman eindigt abrupt en gaat over in het stroma van de conjunctiva. Het stroma van de cornea loopt door in de substantia propia van de sclera. Waar de membraan van Descemet stopt, vormt zich een trabeculair netwerk, begrensd door endotheelcellen die continu zijn met het cornea-endotheel. De ruimten tussen de trabekels, de ruimten van Fontana, verbinden de voorste oogkamer met het kanaal van Schlemm. Het kanaal van Schlemm is een circulair kanaal dat het kamervocht afvoert naar de venen van de limbus en episclera [6](#page=6).
#### 1.1.4 Kapsel van Tenon (fascia oculi)
Het kapsel van Tenon is een stevige huls van dicht collageen bindweefsel rond de oogbol, buiten de sclera. Het ligt tussen de episclera en het orbitale vetweefsel. De ruimte van Tenon, onder het kapsel en binnen de episclera, maakt beweging van de oogbol mogelijk. Het kapsel dient als een sferisch "gewrichtskapsel", loopt van de nervus opticus tot het corpus ciliare, en wordt doorboord door de oogspieren [7](#page=7).
### 1.2 Middelste oogrok (vaatvlies of uvea)
De uvea is de meest gevasculariseerde en gepigmenteerde laag van het oog, beschouwd als een voortzetting van de leptomeningen van het CZS. Het vaatvlies bestaat uit drie delen: de choroidea, het corpus ciliare en de iris [7](#page=7).
#### 1.2.1 Choroidea
Dit vlies strekt zich uit van de nervus opticus tot aan het corpus ciliare (ora serrata). De choroidea heeft drie lagen, van buiten naar binnen [8](#page=8):
* **Lamina vasculosa (stroma):** De dikste laag, rijk aan arteriolen, venulen en losmazig bindweefsel met fibroblasten en melanocyten [8](#page=8).
* **Lamina choriocapillaris:** Een dunne laag die bestaat uit één laag capillairen die de retina voeden [8](#page=8).
* **Membraan van Bruch:** Bevat de basale membraan van het pigmentepitheel van de retina en elastische vezels; is PAS-positief [8](#page=8).
#### 1.2.2 Corpus ciliare
Het corpus ciliare is een voortzetting van de choroidea vanaf de ora serrata tot aan de iris. Het heeft een voorste deel met radiaire uitstulpingen (corona ciliaris) en een vlakker achterste deel (orbiculus ciliaris). De processus ciliares dienen als aanhechtingspunt voor de zonula van Zinn, de ophangbanden van de lens. De bouw lijkt op die van de choroidea, maar mist de lamina choriocapillaris en bevat glad spierweefsel (musculus ciliaris) en een epitheel aan de binnenzijde (pars ciliaris retinae). Het corpus ciliare heeft een rijk capillair netwerk betrokken bij de productie van kamervocht [9](#page=9).
* **Musculus ciliaris:** Gladde spiervezelbundels die bij contractie de spanning op de lens verminderen, waardoor de lens boller wordt en accommodatie mogelijk wordt. De contractie wordt geïnnerveerd door de parasympathicus [9](#page=9).
* **Ciliair stroma:** Losmazig bindweefsel rijk aan elastische vezels, fibroblasten, melanocyten en bloedvaten (capillairen en venulen met gefenestreerd capillair endotheel). Dit is de voortzetting van de lamina vasculosa van de choroidea [10](#page=10).
* **Ciliair epitheel:** Een dubbele laag cuboïdale epitheelcellen, met een sterk gepigmenteerde buitenste laag en een ongepigmenteerde binnenste laag. De binnenste laag vormt de bloed-kamervochtbarrière. De processus ciliares produceren kamervocht, dat via de pupil en voorste oogkamer naar het kanaal van Schlemm stroomt [11](#page=11).
#### 1.2.3 Iris (regenboogvlies)
De iris is het meest anterieure deel van de uvea, een dunne, circulaire plaat met een centrale opening, de pupil. De iris bestaat uit [11](#page=11):
* **Stroma:** Losmazig bindweefsel met bloedvaatjes, fibroblasten en melanocyten, waarvan de hoeveelheid de oogkleur bepaalt. Het anterieure oppervlak wordt begrensd door hetzelfde endotheel als de binnenzijde van de cornea [12](#page=12).
* **Gladde spiervezels:**
* **Musculus sphincter pupillae:** Circulaire spiervezels nabij de pupilrand, geïnnerveerd door parasympathische vezels, verantwoordelijk voor miosis (pupilvernauwing) [12](#page=12).
* **Musculus dilatator pupillae:** Radiaal georiënteerde myo-epitheliale uitlopers van de pars iridis retinae, geïnnerveerd door orthosympathische vezels, verantwoordelijk voor mydriasis (pupilverwijding) [12](#page=12).
* **Pigmentepitheel:** Een dubbele laag gepigmenteerde epitheelcellen aan de posterieure zijde van de iris (pars iridis retinae). De achterste laag is cuboïdaal tot laag cilindrisch; de voorste laag bestaat uit myo-epitheelcellen waarvan de uitlopers de musculus dilatator pupillae vormen. Samen met de melanocyten in het stroma voorkomen pigmentcellen ongewenste lichtreflectie [13](#page=13).
### 1.3 Binnenste oogrok of retina (netvlies)
Het netvlies is het lichtgevoelige deel van het oog (pars optica retinae), dat zich uitstrekt van de papilla nervi optici tot aan het corpus ciliare (ora serrata). Het bestaat uit het pigmentepitheel (RPE) en de neurale retina. Centraal in de retina ligt de macula lutea, met in het midden de fovea centralis (scherpste zicht). De papilla nervi optici is de blinde vlek waar de nervus opticus de oogbol verlaat [13](#page=13).
#### 1.3.1 Celtypes van de retina
* **Pigmentepitheel:** Eenlagig cuboïdaal epitheel dat licht absorbeert, de bloed-retinabarrière vormt, en deelneemt aan de turn-over van fotoreceptorcellen. Het isomeriseert ook all-trans-retinal naar 11-cis-retinal [14](#page=14).
* **Fotoreceptorcellen:** Gespecialiseerde neuronen (staafjes en kegeltjes) die licht waarnemen. Ze bestaan uit een buitenste segment (fotosensitief deel met membranenlamellen), een binnenste segment (met organellen), een cellichaam (met kern) en een axon (met synapsen) [14](#page=14).
* **Staafjes:** Ongeveer 120 miljoen per oog, lang en smal, verantwoordelijk voor zicht bij weinig licht. Het visuele pigment is rodopsine [15](#page=15).
* **Kegeltjes:** Ongeveer 6 miljoen per oog, korter en breder, met kegelvormige buitenste segmenten. Verantwoordelijk voor zicht bij veel licht, scherp zicht en kleurenzicht. Er zijn drie soorten met iodopsine pigmenten [15](#page=15).
* **Direct geleidende neuronen:**
* **Bipolaire cellen:** Brengen signalen over van fotoreceptoren naar ganglioncellen [16](#page=16).
* **Ganglioncellen:** Vormen de laatste schakel; hun axonen vormen de nervus opticus [16](#page=16).
* **Associatieneuronen:**
* **Horizontale cellen:** Verbinden fotoreceptoren onderling en met bipolaire cellen [16](#page=16).
* **Amacriene cellen:** Verbonden met elkaar, bipolaire cellen en ganglioncellen [16](#page=16).
* **Steuncellen:**
* **Cellen van Müller:** Verticale gliacellen die de breedte van de retina overspannen en vastgehecht zijn aan fotoreceptoren [16](#page=16).
* **Astrocyten:** Bevinden zich vooral tussen ganglioncellen en in de zenuwvezellaag [16](#page=16).
#### 1.3.2 Lagen van de retina
De retina is opgebouwd uit tien lagen, inclusief het pigmentepitheel [17](#page=17):
1. Pigmentepitheel [17](#page=17).
2. Dendrieten van staafjes en kegeltjes [17](#page=17).
3. Lamina limitans externa [17](#page=17).
4. Buitenste korrellaag (kernen van fotoreceptoren) [17](#page=17).
5. Buitenste plexiforme laag (synapsen fotoreceptoren met bipolaire/horizontale cellen) [17](#page=17).
6. Binnenste korrellaag (kernen van bipolaire, horizontale, amacriene en Müller cellen) [17](#page=17).
7. Binnenste plexiforme laag (synapsen bipolaire met ganglioncellen, plus amacriene cellen) [17](#page=17).
8. Laag ganglioncellen (cellichamen en kernen) [17](#page=17).
9. Nervus opticus-zenuwvezellaag (axonen van ganglioncellen) [17](#page=17).
10. Lamina limitans interna [17](#page=17).
#### 1.3.3 Gespecialiseerde zones van de retina
* **Macula lutea:** Bevat geel caroteenpigment en zorgt voor het scherpste zicht [18](#page=18).
* **Fovea centralis:** Het centrum van de macula, met alleen kegeltjes en geen bloedvaten; licht valt direct op de fotoreceptoren. De axonen van fotoreceptoren en de daaropvolgende neuronen lopen hier schuin om de bodem vrij te houden [18](#page=18).
* **Papilla nervi optici (blinde vlek):** De plaats waar de zenuwvezels de retina verlaten en bloedvaten de retina binnenkomen en verlaten; geen fotoreceptoren [18](#page=18).
### 1.4 Ooginhoud
#### 1.4.1 Kamervocht
Kamervocht lijkt qua samenstelling op cerebrospinaal vocht en voorziet de lens en cornea van voedingsstoffen, aangezien deze avasculair zijn [19](#page=19).
#### 1.4.2 Lens
De lens is een doorzichtige, biconvexe structuur achter de pupil, met een diameter van ongeveer 9 mm en een dikte van 4 mm. De lens is elastisch en heeft de neiging bol te worden, een proces dat wordt tegengewerkt door de spanning van de zonula ciliaris (zonula van Zinn). De lens bestaat uit [19](#page=19):
* **Lenskapsel:** Een dikke basale membraan die aan de buitenzijde zit, met collageen IV als belangrijke component [20](#page=20).
* **Lensepitheel:** Bekleedt de voorzijde van de lens, bestaande uit cuboïdale cellen die naar de equator toe cilindrisch worden en kunnen delen en differentiëren tot lensvezels [20](#page=20).
* **Lensvezels:** Gevormd uit epitheelcellen nabij de equator; de kernen liggen in het equatorvlak. Naarmate ze naar het centrum schuiven, verliezen ze hun kern en stapelen ze kristallines op. De jonge, gekernde vezels vormen de cortex lentis, de oudere, kernloze vezels de nucleus lentis. Lensvezels zijn langwerpige, hexagonale structuren die parallel aan elkaar liggen en lagen vormen die lijken op een ui. De vorming van nieuwe lensvezels gaat langzaam door bij volwassenen [20](#page=20).
#### 1.4.3 Corpus vitreum
Het corpus vitreum is een transparante, gelatineuze structuur die de oogbol vult tussen de lens en de retina. Het bestaat voor 99% uit water, hyaluronzuur, en kleine hoeveelheden collageenvezels en vrije cellen (hyalocyten). Embryonaal werd de lens gevoed door de arteria hyaloidea, die later regresseert [21](#page=21).
---
# Gespecialiseerde structuren en functies van het oog
Dit gedeelte beschrijft specifieke zones en componenten binnen het oog en hun rol in gezichtsperceptie, met aandacht voor de retina, ooginhoud en hun onderlinge relaties.
### 2.1 Gespecialiseerde zones van de retina
De retina bevat gespecialiseerde gebieden die essentieel zijn voor scherp zicht en gedetailleerde beeldvorming.
#### 2.1.1 Macula lutea
De macula lutea is een centrale, gespecialiseerde zone van de retina die geel pigment bevat. Dit pigment, caroteen, bevindt zich in de cellichamen van bipolaire neuronen en ganglioncellen. De macula lutea is verantwoordelijk voor het scherpste zicht [18](#page=18).
#### 2.1.2 Fovea centralis
In het centrum van de macula lutea bevindt zich de fovea centralis. Deze zone is uniek omdat er uitsluitend kegeltjes aanwezig zijn en er geen bloedvaten voorkomen. Hierdoor valt het licht direct op de fotoreceptoren. De axonen van de fotoreceptoren wijken hier naar perifeer uit om synapsen te maken met bipolaire cellen, die eveneens centrifugale oriëntatie vertonen en bijna horizontaal lopen. Deze bipolaire cellen maken vervolgens weer synapsen met de ganglioncellen, die eveneens een schuine tot horizontale positie aannemen. Als gevolg hiervan bestaat de bodem van de fovea centralis enkel uit pigmentepitheelcellen en kegeltjes [18](#page=18).
#### 2.1.3 Papilla nervi optici
De papilla nervi optici, ook wel de discus nervi optici genoemd, is de plaats waar de zenuwvezels van de ganglioncellen de retina verlaten. Dit is tevens de locatie waar bloedvaten de retina binnendringen en verlaten. De bloedtoevoer van de retina geschiedt via de terminale arteria centralis retinae, die zich vertakt over het binnenste retinale oppervlak. Capillairen dringen door tot in de binnenste lagen van de retina, met uitzondering van de fovea centralis. De buitenste lagen van de retina worden van voeding voorzien door diffusie vanuit de capillairen in de choriocapillaris [18](#page=18) [19](#page=19).
### 2.2 Inhoud van het oog
Het oog bevat verschillende transparante structuren die essentieel zijn voor de breking van licht en het behoud van de intraoculaire druk.
#### 2.2.1 Kamervocht
Kamervocht vertoont qua samenstelling gelijkenissen met cerebrospinaal vocht. Het is van cruciaal belang voor het transporteren van voedingsstoffen naar de avasculaire lens en cornea [19](#page=19).
#### 2.2.2 Lens
De lens is een zeer doorschijnend, biconvex orgaan dat zich direct achter de pupil bevindt. De lens heeft een diameter van ongeveer 9 mm en een dikte van ongeveer 4 mm. De rand van de lens, die naar het corpus ciliare wijst, wordt de equator genoemd. De achterzijde van de lens is boller dan de voorzijde [19](#page=19).
De lens bestaat uit drie hoofdbestanddelen:
* **Lenskapsel:** Dit is een dikke basale membraan aan de buitenzijde van de lens, wat verklaard kan worden door de embryologische oorsprong als een instulping van het ectoderm. Collageen IV is een belangrijke component van dit kapsel. Aan de equator eindigen de vezels van de zonula ciliaris in het lenskapsel [20](#page=20).
* **Lensepitheel:** Het voorste deel van de lens is bedekt met een eenlagig, kubisch epitheel. De cellen nabij de equator worden cilindrisch en kunnen delen en differentiëren tot lensvezels [20](#page=20).
* **Lensvezels:** Deze worden gevormd ter hoogte van de equator en worden naar het centrum toe steeds langwerpiger en fijner. De kernen van de lensvezels bevinden zich rond het equatorvlak. Tijdens de differentiatie verliezen de lensvezels hun kern en accumuleren ze proteïnen, voornamelijk kristallines. De jongste, nog gekernde vezels vormen de cortex lentis, terwijl de oudste, kernloze vezels de nucleus lentis vormen. Lensvezels zijn sterk gedifferentieerde epitheelcellen, hexagonaal van vorm op doorsnede, en 7 tot 10 mm lang. Ze zijn parallel aan elkaar en het oppervlak georiënteerd, waardoor lamellen ontstaan die lijken op schillen van een ui. De vorming van nieuwe lensvezels blijft, zij het traag, ook bij volwassenen doorgaan [20](#page=20).
De lens hangt via de zonula ciliaris (zonula van Zinn) vast aan het corpus ciliare. De lens is elastisch en neigt naar een bolle vorm, wat wordt tegengegaan door de spanning van de zonulavezels. Deze vezels vormen een ring die het corpus ciliare met de lens verbindt ter hoogte van de equator [19](#page=19).
#### 2.2.3 Corpus vitreum
Het corpus vitreum (glasachtig lichaam) is een transparante, gelatineuze structuur die de oogbol vult tussen de lens en de retina. Het bestaat voor 99% uit water. Het resterende deel wordt voornamelijk gevormd door het glycosaminoglycaan hyaluronzuur (hyaluronan). Daarnaast bevat het corpus vitreum zeldzame hoeveelheden collageenvezels en vrije cellen genaamd hyalocyten. Hyalocyten omvatten onder andere fibroblasten, die hyaluronzuur en collageenvezels produceren, en macrofagen. Embryonaal werd de lens gevoed door de arteria hyaloidea, die na regressie [21](#page=21).
### 2.3 Rol van verschillende componenten in gezichtsperceptie
De gespecialiseerde structuren en inhoud van het oog werken samen om visuele informatie te verwerken. De macula lutea en fovea centralis garanderen gedetailleerd en scherp zicht door de concentratie van fotoreceptoren (kegeltjes) en het ontbreken van bloedvaten die de lichttransmissie zouden kunnen belemmeren. Het kamervocht voorziet de avasculaire lens en cornea van essentiële voedingsstoffen. De transparantie en optische eigenschappen van de lens, in combinatie met de gelatineuze structuur van het corpus vitreum, zorgen voor de juiste breking en focussering van licht op de retina, wat de basis vormt voor het waarnemen van beelden. De correcte integratie van deze structuren en hun functies is fundamenteel voor een heldere gezichtsperceptie [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21).
---
# Hulporganen van het oog en het traanapparaat
De hulporganen van het oog, bestaande uit de oogleden, conjunctivae en het traanapparaat, spelen een cruciale rol in de bescherming en hydratatie van de oogbol [22](#page=22).
### 3.1 Conjunctivae en oogleden
De conjunctivae zijn de mucosae die zowel het achterste oppervlak van de oogleden (conjunctiva palpebrae) als het voorste deel van de oogbol (conjunctiva bulbi) bedekken, lopend van de ooglidranden tot de corneosclerale junctie. Tussen de oogleden en de oogbol bevindt zich een instulping van conjunctiva die de bovenste en onderste fornix vormt. Het conjunctivale epitheel is meerlagig, columnair of squameus, met slijmbekercellen, en gaat over in epidermis bij de ooglidranden en in de cornea bij de corneosclerale junctie [22](#page=22).
**Opbouw van de oogleden:**
* **Huid:** De buitenzijde van de oogleden is bedekt met dunne huid die kleine haartjes, talgklieren (klieren van Zeis) en speciale apocriene zweetklieren (klieren van Moll) bevat. Ter hoogte van de ooglidranden bevinden zich wimpers, gerangschikt in drie tot vier rijen [22](#page=22) [23](#page=23).
* **Dwarsgestreept spierweefsel:** Direct onder de huid bevindt zich het dwarsgestreepte spierweefsel van de musculus orbicularis oculi [23](#page=23).
* **Tarsus:** Centraal in de oogleden ligt een harde fibreuze plaat, de tarsus, waarin de klieren van Meibom zijn ingebed. Deze klieren zijn gespecialiseerde talgklieren die een olieachtige stof produceren die de verdamping van de traanfilm vermindert en het oogoppervlak smeert. De openingen van deze klieren liggen op de overgang tussen huid en conjunctiva [23](#page=23).
* **Musculus tarsalis superior (Müller):** Bundels gladde spiervezels in het bovenste deel van het bovenste ooglid hechten aan de tarsus en helpen bij het openhouden van het oog [23](#page=23).
* **Conjunctiva palpebrae:** De binnenste laag van het ooglid wordt gevormd door de conjunctiva palpebrae [23](#page=23).
> **Tip:** De klieren van Meibom zijn essentieel voor de stabiliteit van de traanfilm door de lipidelaag die ze produceren.
### 3.2 Traanapparaat
Het traanapparaat bestaat uit de traanklier, de puncta lacrimales, de canaliculi lacrimales, de saccus lacrimalis en de ductus nasolacrimalis [23](#page=23).
**Componenten en functies:**
* **Traanklier:** Gelegen in het laterale bovenste deel van de orbita, bestaat deze klier uit ongeveer 10-20 lobjes die via afzonderlijke lozingsgangen uitmonden in de bovenste fornix. De traanklier is een sereuze klier en produceert traanvocht uit acini, afgelijnd door hoog-columnair sereus epitheel met myo-epitheelcellen. Het traanvocht bevochtigt, smeert en spoelt het oppervlak van de oogbol en oogleden [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Afvoergangen:** De kleinste afvoergangen zijn bekleed met cuboïdaal epitheel en myo-epitheelcellen, terwijl de grotere lozingsgangen eenlagig cuboïdaal tot cilindrisch epitheel hebben [24](#page=24).
* **Traanpunten (puncta lacrimales):** Na het spoelen van de conjunctivale ruimtes bereikt het traanvocht de interne canthus, waar het tijdelijk wordt opgevangen in de lacus lacrimalis. Vanuit de lacus lacrimalis voeren twee kleine ostia, de traanpunten, het traanvocht af [24](#page=24).
* **Traankanaaltjes (canaliculi lacrimales):** Elk ooglid heeft één traankanaaltje dat het traanvocht van de traanpunten afvoert. Deze kanaaltjes zijn bekleed met meerlagig plaveiselcelepitheel [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Traanzak (saccus lacrimalis):** De twee canaliculi lacrimales komen samen in de traanzak [24](#page=24).
* **Neus-traankanaal (ductus nasolacrimalis):** Vanuit de traanzak loopt het traanvocht via de ductus nasolacrimalis naar de neusholte (meatus inferior). De traanzak en ductus nasolacrimalis zijn bekleed met pseudomeerlagig respiratoir epitheel [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Caruncula lacrimalis:** In de bodem van de lacus lacrimalis bevindt zich een kleine welving van losmazig bindweefsel, afgelijnd door niet-verhoornd meerlagig plaveiselcelepitheel met enkele muceuze cellen. Deze caruncula bevat talgklieren die verantwoordelijk zijn voor het witte secreet in de inwendige ooghoek [25](#page=25).
* **Accessoire traankliertjes:** Verspreide accessoire traankliertjes zijn ook in de conjunctiva te vinden [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** De lipidelaag geproduceerd door de klieren van Meibom voorkomt dat de traanfilm te snel verdampt, wat essentieel is voor comfort en zicht. Het traanvocht zelf is een sereuze afscheiding die zorgt voor smering en reiniging van het oogoppervlak [23](#page=23) [24](#page=24).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Retina (Netvlies) | De binnenste oogrok die het lichtgevoelige deel van het oog vormt en signalen naar de hersenen doorgeeft via neuronen. |
| Tunica fibrosa (Buitenste oogrok) | De harde, beschermende buitenlaag van het oog, bestaande uit de doorzichtige cornea (hoornvlies) aan de voorzijde en de witte sclera aan de achterzijde. |
| Cornea (Hoornvlies) | Het transparante voorste deel van de buitenste oogrok dat verantwoordelijk is voor het grootste deel van de lichtbreking, met een dikte van ongeveer 1 mm en 5 histologische lagen. |
| Sclera | Het witte, ondoorzichtige achterste deel van de buitenste oogrok, bestaande uit dicht collageen bindweefsel dat stevigheid en vorm aan het oog geeft. |
| Tunica vasculosa (Vaatvlies of uvea) | De middelste, sterk gevasculariseerde en gepigmenteerde laag van het oog, die bestaat uit de choroidea, het corpus ciliare en de iris. |
| Choroidea | Het eigenlijke vaatvlies, gelegen tussen de sclera en de retina, dat de retina voedt en bestaat uit de lamina vasculosa, lamina choriocapillaris en de membraan van Bruch. |
| Corpus ciliare | Een deel van het vaatvlies dat overgaat van de choroidea naar de iris, bestaande uit glad spierweefsel (musculus ciliaris) en een epitheel (pars ciliaris retinae) dat betrokken is bij de productie van kamervocht en accommodatie. |
| Iris (Regenboogvlies) | Het meest anterieure deel van de uvea, een gekleurde spier die de pupilgrootte reguleert om de hoeveelheid licht die de retina bereikt te controleren. |
| Tunica nervosa (Retina) | De binnenste oogrok, het lichtgevoelige deel van het oog, bestaande uit fotoreceptorcellen (staafjes en kegeltjes) en verschillende lagen neuronen die visuele informatie verwerken. |
| Fotoreceptorcellen | Gespecialiseerde neuronen in de retina (staafjes en kegeltjes) die licht omzetten in elektrische signalen, essentieel voor zicht. |
| Staafjes | Fotoreceptorcellen die gevoelig zijn voor laag licht en verantwoordelijk zijn voor het nachtzicht; er zijn er ongeveer 120 miljoen per oog. |
| Kegeltjes | Fotoreceptorcellen die verantwoordelijk zijn voor kleurenzicht en scherp zicht bij veel licht; er zijn er ongeveer 6 miljoen per oog. |
| Kamervocht | Een waterige vloeistof die de voorste en achterste oogkamers vult, belangrijk voor de voeding van de lens en cornea, en voor het handhaven van de oogdruk. |
| Lens | Een transparante, biconvexe structuur achter de pupil die helpt bij het focussen van licht op de retina door middel van accommodatie. |
| Corpus vitreum (Glasachtig lichaam) | Een transparante, gelatineuze structuur die de ruimte tussen de lens en de retina vult, voornamelijk bestaande uit water en hyaluronzuur. |
| Conjunctiva | De dunne, doorzichtige slijmvlieslaag die de binnenzijde van de oogleden en het voorste deel van de oogbol bedekt. |
| Traanapparaat | Het systeem dat verantwoordelijk is voor de productie en afvoer van tranen, bestaande uit de traanklier, traanpunten, traankanaaltjes, traanzak en traanbuis. |
| Musculus ciliaris | Glad spierweefsel in het corpus ciliare dat bij contractie de vorm van de lens verandert, waardoor accommodatie mogelijk wordt. |
| Musculus sphincter pupillae | Een cirkelvormige spier in de iris die bij contractie de pupil vernauwt (miosis). |
| Musculus dilatator pupillae | Een radiale spier in de iris die bij contractie de pupil verwijdt (mydriasis). |
| Lamina cribrosa | Een deel van de sclera aan de achterzijde waar de vezels van de nervus opticus de oogbol verlaten. |
| Ora serrata | De gekartelde lijn waar de echte retina ophoudt en overgaat in het niet-lichtgevoelige deel van de retina (pars ciliaris retinae). |
| Fovea centralis | Een kleine inzinking in het centrum van de macula lutea, het punt van scherpste zicht, dat uitsluitend kegeltjes bevat. |
| Macula lutea (Gele vlek) | Een gespecialiseerde centrale zone van de retina die geel pigment bevat en verantwoordelijk is voor het scherpste zicht. |
| Papilla nervi optici (Blinde vlek) | De plaats waar de axonen van de ganglioncellen de retina verlaten om de nervus opticus te vormen; er zijn geen fotoreceptoren aanwezig. |
| Zonula van Zinn (Zonula ciliaris) | Fijne collageenvezels die de lens verbinden met het corpus ciliare en helpen bij het vasthouden en accommoderen van de lens. |