Cover
Zacznij teraz za darmo armoede
Summary
# Definitie en kenmerken van armoede
Dit onderwerp verklaart armoede als een netwerk van sociale uitsluitingen en beschrijft de kenmerken ervan, zoals het veelvuldige karakter, de positie in het economische productieproces en de heterogeniteit van de groep mensen in armoede.
### 1.1 Definitie van armoede
Armoede wordt gedefinieerd als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving, een kloof die zij niet uit eigen kracht kunnen overbruggen.
### 1.2 Kenmerken van armoede
#### 1.2.1 Veelvoudig karakter
Armoede kenmerkt zich door een veelvoud aan aspecten die cumulatief en met elkaar verweven zijn. Dit uit zich in het 'buitenkant van armoede', wat duidt op de veelvormigheid en onderlinge samenhang van de uitsluitingsmechanismen.
#### 1.2.2 Positie in het economische productieproces
Een cruciale factor in het ontstaan en voortduren van armoede is de positie van individuen binnen het economische productieproces. Economisch productieve arbeid wordt beschouwd als de dominante en best gelegitimeerde verdeelsleutel voor beloningen zoals inkomen, status en macht. Mensen die buiten dit proces vallen of er slechts een marginale rol in spelen, lopen een verhoogd risico op armoede.
#### 1.2.3 Heterogeniteit van de groep mensen in armoede
De groep mensen die in armoede leeft, is geen homogene massa, maar juist heterogeen. Er zijn specifieke breuklijnen te onderscheiden tussen deze groep en de rest van de samenleving, wat niet bij elke vorm van sociale ongelijkheid het geval is.
* **Relationeel:** Armoede kan leiden tot sociaal isolement en een kleiner sociaal netwerk, wat niet alleen de uitwisseling van middelen beperkt, maar ook het gevoel van eigenwaarde kan aantasten.
* **Ruimtelijk:** Armoede kan zich concentreren in specifieke gebieden, zoals bepaalde stadswijken.
* **Maatschappelijke dualisering:** De samenleving kent een dualisering tussen een 'normtraject' (zelfstandige individuen/huishoudens binnen het legale kader) en een traject gekenmerkt door afhankelijkheidsrelaties van overheidsinstanties, een parallel consumptiecircuit, precaire arbeidsstatuten en de informele economie. Deze twee werelden komen zelden met elkaar in contact.
#### 1.2.4 Structureel karakter en afhankelijkheid
Armoede wordt als een structureel probleem beschouwd dat niet op eigen kracht kan worden overbrugd. Het is afhankelijk van sociaal beleid dat wordt gevormd door onderhandelingen tussen arbeidsmarktactoren, waarbij mensen in armoede geen directe onderhandelingsmacht hebben. Afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid creëert bovendien een situatie van 'verschuldiging'.
#### 1.2.5 Ongelijke kansen en maatschappelijke beoordeling
Mensen in armoede hebben niet dezelfde kansen als anderen. Eigenschappen die in een welvarende omgeving als positief worden beschouwd (zoals ondernemingszin, ambitie, zelfzeker optreden) kunnen in een context van middelenarmoede leiden tot crimineel gedrag. De maatschappelijke beoordeling van dit gedrag verschilt ook, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen 'witteboordencriminaliteit' en 'blauweboordencriminaliteit'. De plaats die iemand inneemt in de samenleving bepaalt hoe diegene door de maatschappij zal worden behandeld.
### 1.3 De 'binnenkant' en 'buitenkant' van armoede
#### 1.3.1 De 'buitenkant' van armoede
Dit betreft de veelvuldige en verweven aspecten van uitsluiting die kenmerkend zijn voor armoede.
#### 1.3.2 De 'binnenkant' van armoede
Binnen de groep mensen in armoede bestaan grote intragroepverschillen. Een 'armoedecultuur' kan ontstaan als coping-strategie in een wereld met afwijkende waarden en normen. Soms kan deze cultuur ook opwaartse sociale mobiliteit vanuit de groep zelf tegenwerken.
### 1.4 Absoluut versus relatief armoede
Armoede kan op twee manieren worden gedefinieerd:
* **Absolute armoede:** Dit betreft het gebrek aan basisbehoeften die noodzakelijk zijn voor fysiek overleven, zoals voldoende calorieën, kleding, onderdak en gezondheidszorg. Een voorbeeld is de armoedegrens van de Wereldbank van $3 per dag, hoewel deze indicator in rijke landen de armoede kan onderschatten.
* **Relatieve armoede:** Dit is afhankelijk van de 'algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving'. In een rijke samenleving zoals België kunnen individuen uitgesloten worden van dit aanvaarde leefpatroon, ook al beschikken ze over de basisbehoeften voor overleving.
De keuze van de definitie (globaal of nationaal) en de bijbehorende indicator is afhankelijk van het te belichten thema. Beide perspectieven worden als legitiem beschouwd.
#### 1.4.1 Capability approach van Amartya Sen
Amartya Sen's 'capability approach' stelt dat minimale 'capabilities' (vaardigheden of mogelijkheden) eerder absoluut zijn, maar hun invulling sterk relatief is. Verhongering is een absolute situatie van armoede, ongeacht het aantal mensen dat eraan lijdt. Echter, de mogelijkheid om zonder schaamte door het leven te gaan, is relatief en afhankelijk van de samenleving. De impact van globalisering en sociale media maakt dit concept echter complexer.
### 1.5 Meten van armoede
Het meten van armoede kan op verschillende manieren gebeuren:
* **Directe subjectieve meting:** Afhankelijk van recente veranderingen en de beleving van individuen.
* **Materiële deprivatie:** Het onvermogen om minimaal geachte zaken te veroorloven (minimaal 7 uit 13).
* **Indirecte meting via economische middelen:** Hierbij bepaalt het individu zelf het eigen leven.
* **Risico op armoede (AROP):** Gedefinieerd als een huishoudinkomen lager dan 60% van het mediane equivalent huishoudinkomen.
* **Risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE):** Combineert AROP met ernstige materiële en sociale deprivatie en/of huishoudens met een zeer lage werkintensiteit.
* **Equivalentieschaal:** Een methode om huishoudens van verschillende groottes en samenstellingen vergelijkbaar te maken wat betreft hun inkomen.
### 1.6 Armoede in cijfers
Statistieken tonen de volgende percentages voor risico's op armoede en sociale uitsluiting:
* AROPE: 18,3%
* AROP: 11,4%
* Zeer lage werkintensiteit: 11,4%
* Ernstige materiële en sociale deprivatie: 6,2%
Bij kinderen zijn deze percentages hoger:
* AROPE voor kinderen: 20,2%
* AROP voor kinderen: 14,4%
* Zeer lage werkintensiteit bij gezinnen met kinderen: 9,1%
* Ernstige materiële en sociale deprivatie bij kinderen: 7,9%
Daarnaast zijn er concepten als instroom, uitstroom, hardnekkigheid en intergenerationele overdracht van armoede.
### 1.7 Intergenerationele overdracht van armoede
Dit concept verwijst naar hoe levensomstandigheden in de kindertijd de toekomstige kansen en de kans op armoede van individuen beïnvloeden.
### 1.8 Sociaal werk en armoede
Binnen sociaal werk is er een belang van outreachend werken ('vindplaatsgericht' in plaats van 'onthaalwerking'). Het probleem van 'non-take-up' (mensen die geen gebruik maken van beschikbare hulp) is groter dan dat van uitkeringsfraude, maar krijgt minder aandacht.
---
# Oorzaken en meting van armoede
Dit gedeelte verkent de oorzaken van armoede, met een onderscheid tussen absolute en relatieve armoede, en bespreekt verschillende methoden voor het meten van armoede, zowel subjectief als indirect.
### 2.1 Oorzaken van armoede
Armoede wordt gedefinieerd als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt mensen in armoede van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving, een kloof die zij niet op eigen kracht kunnen overbruggen.
Kenmerkend voor armoede is het veelvoudige karakter, waarbij verschillende aspecten cumuleren en met elkaar verweven zijn. Een belangrijke factor hierbij is de positie in het economische productieproces; economisch productieve arbeid vormt nog steeds de overheersende verdeelsleutel voor inkomen, status en macht.
Mensen in armoede vormen een heterogene groep met typische breuklijnen met de rest van de samenleving, wat niet bij elke vorm van sociale ongelijkheid het geval is. Dit manifesteert zich relationeel in isolement en een kleiner netwerk, en ruimtelijk in specifieke stadswijken. Er is sprake van maatschappelijke dualisering: enerzijds de 'normtraject' individuen en huishoudens binnen het legale kader, anderzijds afhankelijkheidsrelaties van overheidsinstanties, parallelle consumptiecircuits en precaire arbeidsstatuten in de informele economie. Deze twee werelden komen zelden met elkaar in contact.
Armoede is structureel en kan niet op eigen kracht worden overbrugd. Het is afhankelijk van sociaal beleid, afgedwongen in onderhandelingen tussen arbeidsmarktpartijen. Afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid creëert een situatie van 'verschuldiging'. Mensen in armoede hebben niet dezelfde kansen: eigenschappen als ondernemingszin en ambitie worden in een omgeving met middelen als positief beoordeeld, maar bij gebrek aan toegang tot maatschappelijk aanvaarde middelen kunnen ze leiden tot kleine criminaliteit. De maatschappij beoordeelt 'witteboordencriminaliteit' anders dan 'blauweboordencriminaliteit', wat aangeeft dat iemands plaats in de samenleving bepaalt hoe deze wordt behandeld.
Binnen de groep mensen in armoede bestaan grote intragroepverschillen. Soms wordt gesproken van een 'armoedecultuur' als copingsstrategie in een wereld met andere waarden en normen. Deze cultuur kan soms ook opwaartse sociale mobiliteit van binnenuit tegenhouden.
#### 2.1.1 Absolute versus relatieve armoede
* **Relatieve armoede:** is afhankelijk van de 'algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving'. Mensen worden uitgesloten van het algemeen aanvaarde leefpatroon binnen een specifieke samenleving.
* **Absolute armoede:** kenmerkt zich door een gebrek aan basisbehoeften die nodig zijn om fysiek te overleven, zoals calorieën, kleding, onderdak en gezondheid.
De armoedegrens van de Wereldbank, gedefinieerd als leven met minder dan 3 dollars per dag, toont de tekortkoming van absolute metingen in rijke landen, waar armoede hierdoor onderschat wordt. In België zou men bijvoorbeeld geen armoede kennen volgens deze maatstaf.
Amartya Sen's 'capability approach' stelt dat minimale 'capabilities' (vermogens) veeleer absoluut zijn, maar hun invulling sterk relatief is. Verhongering is absoluut armoede, ongeacht de context. Echter, zonder schaamte door het leven kunnen gaan is absoluut, maar de invulling ervan is relatief en afhankelijk van de samenleving. De globalisering en de rol van massa- en sociale media kunnen de interpretatie van relatieve armoede beïnvloeden.
Beide perspectieven, absoluut en relatief, zijn legitiem en kunnen worden gebruikt om armoede te benaderen, afhankelijk van het te belichten thema. Bij het meten van armoede in rijke landen is het relatieve perspectief cruciaal om de uitsluiting van het algemeen aanvaarde leefpatroon te duiden. Omgekeerd, bij het analyseren van armoede in arme landen, of bij wereldwijde vergelijkingen, kan een absolute maatstaf relevanter zijn. De keuze van de indicator hangt af van het specifieke vraagstuk.
### 2.2 Meting van armoede
Er zijn diverse methoden om armoede te meten, die direct of indirect van aard kunnen zijn.
#### 2.2.1 Directe meting
* **Subjectieve meting:** Deze methode is afhankelijk van de waarneming van individuen en kan onderhevig zijn aan recente veranderingen in hun situatie.
#### 2.2.2 Indirecte meting
* **Materiële deprivatie:** Meet of individuen minimaal geachte zaken kunnen veroorloven. In België wordt gesproken van ernstige materiële en sociale deprivatie wanneer men minimaal 7 uit 13 minimaal geachte zaken niet kan veroorloven.
* **Economische middelen (individuele inkomen):** Dit betreft de monetaire middelen waarover een individu of huishouden beschikt, waarbij het individu zelf bepaalt hoe het eigen leven wordt ingevuld.
* **Risico op armoede (AROP - at-risk-of-poverty):** Dit is een relatieve armoedemaat die wordt bepaald door te kijken naar huishoudens met een equivalent inkomen dat lager is dan 60% van het mediane equivalent huishoudinkomen.
* **Risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE):** Dit is een bredere maatstaf die een combinatie hanteert van:
* Het risico op armoede (AROP).
* Ernstige materiële en sociale deprivatie.
* Huishoudens met een zeer lage werkintensiteit.
> **Tip:** Een 'equivalentie-schaal' wordt gebruikt om de inkomens van huishoudens van verschillende groottes en samenstellingen vergelijkbaar te maken. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de kosten voor levensonderhoud niet lineair stijgen met het aantal gezinsleden.
#### 2.2.3 Armoede in cijfers (België)
Volgens statistieken uit [een bron] bedragen de percentages in België:
* **AROPE:** 18,3%
* **AROP:** 11,4%
* **Zeer lage werkintensiteit:** 11,4%
* **Ernstige materiële en sociale deprivatie:** 6,2%
Voor kinderen gelden de volgende percentages:
* **AROPE (kinderen):** 20,2%
* **AROP (kinderen):** 14,4%
* **Zeer lage werkintensiteit (kinderen):** 9,1%
* **Ernstige materiële en sociale deprivatie (kinderen):** 7,9%
#### 2.2.4 Instroom, uitstroom en hardnekkigheid
Bij het analyseren van armoede zijn ook de dynamische aspecten belangrijk:
* **Instroom:** het aantal personen dat arm wordt.
* **Uitstroom:** het aantal personen dat armoede verlaat.
* **Hardnekkigheid:** hoe lang mensen in armoede blijven.
* **Intergenerationele overdracht:** hoe armoede van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven.
#### 2.2.5 Sociaal werk en armoede
In het sociaal werk is outreachend werken ('vindplaatsgericht' werken) belangrijk in plaats van enkel op het onthaal te focussen. Het probleem van 'non-take-up' (mensen die geen gebruik maken van beschikbare hulp) is groter dan dat van uitkeringsfraude, hoewel fraude meer aandacht krijgt.
---
# Armoede in cijfers en intergenerationele overdracht
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over armoede in cijfers en de intergenerationele overdracht ervan, gebaseerd op de verstrekte documentinhoud.
## 3. Armoede in cijfers en intergenerationele overdracht
Deze sectie biedt een kwantitatieve analyse van armoede, met inbegrip van specifieke indicatoren zoals het risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE) en het risico op armoede (AROP), evenals een diepgaande blik op de intergenerationele overdracht van armoede.
### 3.1 Statistische indicatoren van armoede
Armoede wordt in deze context gemeten aan de hand van verschillende statistische indicatoren die een beeld geven van de omvang en aard van armoede binnen een samenleving.
#### 3.1.1 Risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE)
AROPE is een brede indicator die personen omvat die aan minstens één van de volgende drie voorwaarden voldoen:
* Risico op armoede (AROP)
* Ernstige materiële en sociale deprivatie
* Leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit
#### 3.1.2 Risico op armoede (AROP)
AROP is een monetaire armoedemaatstaf. Het wordt gedefinieerd als het aandeel van de bevolking dat een equivalent huishoudinkomen heeft dat lager is dan 60% van de mediaan van de equivalent huishoudinkomens in het betreffende land.
> **Tip:** Het concept van "equivalent huishoudinkomen" wordt gebruikt om rekening te houden met de schaalvoordelen van huishoudens, dat wil zeggen, de besparingen die kunnen worden gerealiseerd door samen te wonen.
#### 3.1.3 Huishoudens met zeer lage werkintensiteit
Deze categorie omvat personen die leven in huishoudens waar de werkende leden gemiddeld minder dan 20% van hun totale potentiële arbeidstijd hebben benut tijdens het referentiejaar.
#### 3.1.4 Ernstige materiële en sociale deprivatie
Dit verwijst naar het onvermogen om minimaal een bepaald aantal (minimaal 7 uit 13) essentieel geachte goederen of diensten te bekostigen. Deze goederen en diensten worden geacht noodzakelijk te zijn om deel te nemen aan de algemeen aanvaarde maatschappelijke levensstandaard.
#### 3.1.5 Cijfers over armoede in België
Volgens de beschikbare gegevens bedragen de armoedecijfers in België:
* AROPE: 18,3% van de bevolking
* AROP: 11,4% van de bevolking
* Zeer lage werkintensiteit: 11,4% van de bevolking
* Ernstige materiële en sociale deprivatie: 6,2% van de bevolking
#### 3.1.6 Cijfers over armoede bij kinderen in België
Voor kinderen specifiek, zijn de cijfers als volgt:
* AROPE bij kinderen: 20,2%
* AROP bij kinderen: 14,4%
* Zeer lage werkintensiteit bij kinderen: 9,1%
* Ernstige materiële en sociale deprivatie bij kinderen: 7,9%
### 3.2 Intergenerationele overdracht van armoede
De intergenerationele overdracht van armoede beschrijft het fenomeen waarbij armoede van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. Dit houdt in dat kinderen die opgroeien in armoede een verhoogd risico lopen om zelf ook arm te blijven wanneer ze volwassen zijn. Dit mechanisme is een cruciaal aspect van de hardnekkigheid van armoede.
> **Tip:** Het begrijpen van de intergenerationele overdracht is essentieel voor het ontwikkelen van effectief sociaal beleid, gericht op het doorbreken van deze vicieuze cirkel. Factoren zoals onderwijs, gezondheid, toegang tot middelen en sociale netwerken spelen hierin een cruciale rol.
#### 3.2.1 Mechanismen van intergenerationele overdracht
De overdracht van armoede kan via diverse kanalen plaatsvinden:
* **Beperkte toegang tot onderwijs en kansen:** Kinderen uit arme gezinnen hebben vaak minder toegang tot kwalitatief goed onderwijs, naschoolse activiteiten en andere ontwikkelingskansen, wat hun toekomstige opleidings- en loopbaanmogelijkheden beperkt.
* **Gezondheidsproblemen:** Armoede kan leiden tot slechtere gezondheid, zowel bij ouders als bij kinderen, door factoren zoals slechte voeding, ongezonde woonomstandigheden en beperkte toegang tot gezondheidszorg. Dit kan de leerprestaties en de arbeidsproductiviteit negatief beïnvloeden.
* **Sociale netwerken:** Kinderen uit armere milieus hebben vaak een kleiner sociaal netwerk, wat hen minder blootstelt aan diverse kansen en rolmodellen.
* **Psychosociale factoren:** De stress en de onzekerheid die gepaard gaan met armoede kunnen een negatieve impact hebben op de emotionele en psychologische ontwikkeling van kinderen, wat later kan leiden tot gedragsproblemen of een lager zelfbeeld.
* **Huishoudens met lage werkintensiteit:** Wanneer ouders langdurig een lage werkintensiteit hebben, kan dit de economische stabiliteit van het gezin ondermijnen en de kinderen minder blootstellen aan een werkethiek.
#### 3.2.2 Link met de definitie van armoede
De intergenerationele overdracht onderstreept het relationele en structurele karakter van armoede zoals gedefinieerd. Het impliceert dat de armen, door de omstandigheden waarin ze opgroeien, niet op eigen kracht de kloof met de algemeen aanvaarde leefpatronen kunnen overbruggen. De gebrekkige kansen en de cumulatieve nadelen zorgen ervoor dat ze in een afhankelijkheidspositie blijven.
---
# Sociaal werk en armoede
Dit onderwerp verkent de rol van sociaal werk bij de aanpak van armoede, met speciale aandacht voor outreachend werken en het probleem van non-take-up.
### 5.1 Armoede: definitie en kernmerken
Armoede wordt gedefinieerd als een netwerk van sociale uitsluitingen die meerdere levensgebieden van individuen en collectieven omvatten. Dit netwerk scheidt armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving, een kloof die zij niet zelfstandig kunnen overbruggen.
#### 5.1.1 Veelvuldig en relationeel karakter
Armoede kent een veelvoudig karakter, waarbij verschillende aspecten elkaar cumuleren en verweven. De positie in het economische productieproces is hierbij een belangrijke factor, aangezien economisch productieve arbeid nog steeds de dominante en best gelegitimeerde verdeelsleutel is voor inkomen, status en macht.
Mensen in armoede vormen geen homogene groep, maar delen typisch breuklijnen met de rest van de samenleving. Dit uit zich in relationeel isolement met een kleiner netwerk, wat niet alleen de uitwisseling van middelen beperkt, maar ook het gevoel van eigenwaarde kan aantasten. Ruimtelijk kan dit zich manifesteren in specifieke stadswijken.
De samenleving kent een maatschappelijke dualisering, waarbij een 'normtraject' bestaat van zelfstandige individuen binnen het legale kader, tegenover afhankelijkheidsrelaties met overheidsinstanties, een parallel consumptiecircuit, precaire arbeidsstatuten en de informele economie. Deze twee werelden komen zelden met elkaar in contact.
#### 5.1.2 Structureel karakter
Armoede is structureel en niet op eigen kracht te overbruggen. De situatie is afhankelijk van sociaal beleid, dat wordt afgedwongen in onderhandelingen tussen arbeidsmarktactoren. Gebrek aan directe onderhandelingsmacht en afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid creëren een situatie van 'verschuldiging'.
Mensen in armoede hebben niet dezelfde kansen. Eigenschappen zoals ondernemingszin, ambitie en zelfzeker optreden worden in een rijke omgeving gewaardeerd, maar in een omgeving met beperkte middelen kunnen deze 'kwade trekken' worden genoemd, wat kan leiden tot criminaliteit. De maatschappij beoordeelt 'witteboordencriminaliteit' anders dan 'blauweboordencriminaliteit', wat aangeeft dat iemands positie in de samenleving bepaalt hoe diegene wordt behandeld.
#### 5.1.3 Omgaan met armoede
Er zijn grote intragroepverschillen binnen de armoede. De 'binnenkant van armoede' kan worden gekenmerkt door een 'armoedecultuur' als copingstrategie in een wereld met waarden en normen waaraan men niet kan voldoen. Soms kan dit ook opwaartse sociale mobiliteit van 'binnenuit' tegenhouden.
### 5.2 Oorzaken van armoede
#### 5.2.1 Absoluut versus relatief
Armoede kan absoluut of relatief worden gedefinieerd.
* **Absolute armoede** verwijst naar het gebrek aan basisbehoeften die nodig zijn voor fysiek overleven, zoals voldoende calorieën, kledij, onderdak en gezondheid. Een voorbeeld hiervan is de armoedegrens van drie Amerikaanse dollars per dag die door de Wereldbank wordt gehanteerd, hoewel deze in welvarende landen de armoede kan onderschatten.
* **Relatieve armoede** is afhankelijk van de 'algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving'. In België zijn er individuen die daadwerkelijk worden uitgesloten van dit patroon. De definitie van relatieve armoede kan ook variëren afhankelijk van de geografische schaal (bijvoorbeeld nationaal versus globaal), waarbij armoede in ontwikkelingslanden door een nationale indicator kan worden onderschat. Beide perspectieven zijn legitiem.
Amartya Sen's 'capability approach' stelt dat minimale 'capabilities' (vermogens) eerder absoluut zijn, maar hun invulling sterk relatief. Verhongering is absoluut armoedig, ongeacht het aantal slachtoffers. Zonder schaamte door het leven kunnen gaan is echter relatief en afhankelijk van de maatschappelijke context. De globalisering en de invloed van massamedia kunnen deze context echter veranderen.
### 5.3 Meten van armoede
Armoede kan op verschillende manieren worden gemeten:
* **Subjectieve meting:** Dit is afhankelijk van recente veranderingen in iemands levenssituatie.
* **Materiële deprivatie:** Het niet kunnen veroorloven van minimaal zeven uit dertien als essentieel beschouwde zaken.
* **Indirecte meting (economische middelen):** Hierbij bepaalt het individu zelf het eigen leven, wat een indicatie geeft van zijn economische middelen.
Een belangrijke indicator is het **risico op armoede (AROP)**, dat wordt gedefinieerd als een huishoudinkomen dat lager is dan 60% van het mediane equivalent huishoudinkomen. Een meer omvattende maatstaf is het **risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE)**, dat naast AROP ook ernstige materiële en sociale deprivatie, en/of huishoudens met een zeer lage werkintensiteit omvat. Bij deze metingen wordt gebruik gemaakt van een equivalentieschaal om rekening te houden met huishoudensamenstellingen.
#### 5.3.1 Armoede in cijfers
Volgens recente gegevens (bron: Statbel) bedraagt het AROPE-percentage 18,3%, het AROP-percentage 11,4%, en het aandeel met zeer lage werkintensiteit 11,4%. Ernstige materiële en sociale deprivatie bedraagt 6,2%. Voor kinderen zijn de cijfers hoger: AROPE 20,2%, AROP 14,4%, zeer lage werkintensiteit 9,1%, en ernstige materiële en sociale deprivatie 7,9%.
#### 5.3.2 Instroom, uitstroom en hardnekkigheid
Naast de huidige prevalentie is ook de dynamiek van armoede van belang: instroom (hoe mensen arm worden), uitstroom (hoe mensen uit armoede geraken) en de hardnekkigheid (hoe lang mensen in armoede blijven).
#### 5.3.3 Intergenerationele overdracht van armoede
Een belangrijk aspect is de intergenerationele overdracht van armoede, waarbij de levensomstandigheden in de kindertijd de toekomstige kansen sterk kunnen beïnvloeden.
### 5.4 Sociaal werk en armoede
Het sociaal werk speelt een cruciale rol in de aanpak van armoede. Hierbij is het belang van **outreachend werken** (ook wel 'vindplaatsgericht werken' genoemd) groter dan dat van enkel onthaalwerking.
#### 5.4.1 Het probleem van non-take-up
Een significant probleem in sociaal werk en armoedebestrijding is **non-take-up**. Dit verwijst naar het fenomeen waarbij mensen die recht hebben op bepaalde voorzieningen, uitkeringen of hulp, deze niet daadwerkelijk aanvragen of gebruiken. Dit probleem is in omvang groter dan uitkeringsfraude, maar krijgt doorgaans minder aandacht. De redenen voor non-take-up kunnen divers zijn, waaronder schaamte, onwetendheid over rechten, drempels bij de aanvraagprocedure, of een gebrek aan vertrouwen in de instanties.
> **Tip:** Outreachend werken is essentieel om drempels te verlagen en mensen te bereiken die anders niet aan de bel zouden trekken. Het focust op proactief contact leggen op de plek waar de persoon zich bevindt.
> **Voorbeeld:** Een sociaal werker die huishoudens in een achtergestelde wijk bezoekt om informatie te geven over beschikbare steunmaatregelen voor energie of onderwijs, in plaats van te wachten tot de mensen zelf naar het sociaal huis komen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Armoede | Een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan, waarbij de armen gescheiden worden van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving en deze kloof niet op eigen kracht kunnen overbruggen. |
| Veelvoudig karakter van armoede | Dit verwijst naar de cumulatie en verwevenheid van verschillende aspecten van armoede, die zich uiten in diverse gebieden van het bestaan en niet beperkt zijn tot één enkel probleemgebied. |
| Economisch productieproces | Het systeem waarin goederen en diensten worden geproduceerd. De positie hierin, met name economisch productieve arbeid, wordt gezien als een belangrijke factor die inkomen, status en macht verdeelt binnen de samenleving. |
| Maatschappelijke dualisering | Het proces waarbij de samenleving zich opdeelt in twee gescheiden werelden: enerzijds het 'normtraject' van zelfstandige individuen binnen het legale kader, en anderzijds groepen die afhankelijk zijn van overheidsinstanties, een parallel consumptiecircuit kennen en precaire arbeidsstatuten of informele economieën hebben. |
| Structurele armoede | Armoede die niet op eigen kracht te overbruggen is en afhankelijk is van sociaal beleid en onderhandelingen tussen arbeidsmarktactoren. Het kan ook voortkomen uit afhankelijkheid van hulpverlening of vrijwilligheid, wat leidt tot een situatie van 'verschuldiging'. |
| Relatieve armoede | Armoede die wordt gedefinieerd in verhouding tot de algemeen aanvaarde leefpatronen binnen een specifieke samenleving. Mensen die zijn uitgesloten van dit patroon, leven in relatieve armoede, zelfs als hun basisbehoeften zijn vervuld. |
| Absolute armoede | Een situatie die wordt gekenmerkt door een gebrek aan basisbehoeften die essentieel zijn voor fysiek overleven, zoals voldoende calorieën, kleding, onderdak en gezondheidszorg. |
| Capability approach | Een theoretisch kader ontwikkeld door Amartya Sen, dat zich richt op de reële vrijheden en mogelijkheden die mensen hebben om een leven te leiden dat zij waardevol achten. Minimale capabilities zijn relatief, maar hun invulling is sterk afhankelijk van de maatschappelijke context. |
| Subjectieve meting van armoede | Een methode om armoede te meten op basis van hoe mensen hun eigen situatie ervaren, vaak afhankelijk van recente veranderingen en persoonlijke percepties. |
| Materiële deprivatie | Het gebrek aan toegang tot goederen en diensten die als minimaal noodzakelijk worden beschouwd voor deelname aan de samenleving en een fatsoenlijk leven. Dit kan variëren van het niet kunnen veroorloven van basisproducten tot sociale uitsluiting. |
| Risico op armoede (AROP) | Een monetaire armoederisicomaat die wordt gedefinieerd als een huishoudinkomen van minder dan 60% van het mediane equivalente huishoudinkomen in een land. Dit indiceert een verhoogd risico op armoede. |
| Risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE) | Een bredere maatstaf die naast het monetaire armoederisico (AROP) ook ernstige materiële en sociale deprivatie en huishoudens met een zeer lage werkintensiteit omvat. |
| Intergenerationele overdracht van armoede | Het fenomeen waarbij armoede van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. Dit kan gebeuren via verschillende mechanismen, zoals beperkte toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en sociale netwerken, die de levensomstandigheden van kinderen beïnvloeden. |
| Outreachend werken | Een vorm van sociaal werk waarbij hulpverleners proactief contact zoeken met kwetsbare individuen of groepen die mogelijk hulp nodig hebben, vaak in hun eigen leefomgeving. Dit staat tegenover een enkelvoudige onthaalwerking. |
| Non-take-up | Het fenomeen waarbij personen die recht hebben op sociale voorzieningen of uitkeringen deze niet aanvragen of ontvangen, vaak door gebrek aan informatie, complexiteit van procedures of sociale schaamte. |