Cover
Zacznij teraz za darmo CWII - Hoorcollege II - kopie (1).pptx
Summary
# Moderniteit als historische fase en denkkader
Dit onderwerp beschrijft moderniteit als een historische periode, gekenmerkt door specifieke sociologische processen, en als een denkkader dat de nadruk legt op rede, wetenschap en vooruitgang, contrasteert met de opkomst van postmoderniteit.
## 1\. Moderniteit als historische fase en denkkader
### 1.1 Moderniteit als historische fase
Moderniteit verwijst naar een historische periode die aanvangt in de 17e eeuw met het Europees verlichtingsdenken en doorloopt tot in de jaren 1980. Deze fase wordt gekenmerkt door een verschuiving van geloof naar rede en wetenschap, met een sterk geloof in de maakbaarheid van de maatschappij en het idee van vooruitgang. Humanistische waarden zoals vrijheid, gelijkheid en broederschap stonden centraal. Het wereldbeeld werd steeds vaker verklaard door wetenschappelijke inzichten.
Dit tijdperk werd gevormd door een samenkomst van diverse sociologische processen:
* **Secularisering:** De afnemende dominantie van religieuze autoriteit, waarbij rationeel en wetenschappelijk denken geleidelijk het geloof verving.
* **Rationalisering:** Een focus op efficiëntie, voorspelbaarheid en controle, waarbij "meten is weten" een belangrijk principe werd.
* **Kapitalisme:** De nadruk op winstmaximalisatie en het geloof in een vrije markt als drijvende kracht.
* **Industrialisering:** De opkomst van machines die menselijke en dierlijke arbeid vervingen, gedreven door technologische ontwikkelingen zoals de winning van fossiele brandstoffen en staalproductie.
* **Urbanisering:** Een grootschalige migratie van platteland naar steden als gevolg van industrialisering, wat leidde tot hogere bevolkingsdichtheden en een toename van individualisme.
* **Bureaucratisering:** De ontwikkeling van hiërarchische organisaties gebaseerd op geschreven regels, procedures en gestandaardiseerde processen, zichtbaar in domeinen als onderwijs, gezondheidszorg en openbaar vervoer.
* **Democratisering:** De toename van inspraak en medezeggenschap, met de ontwikkeling van parlementaire stelsels, vrijheid van meningsuiting en stemrecht voor vrouwen.
* **Globalisering:** Maatschappijen werden minder geïsoleerd door toenemende transnationale productie, handel, consumptie en mobiliteit van personen.
* **Consumentisme:** Het idee dat consumptie bijdraagt aan persoonlijke voldoening, aangewakkerd door marketing, en dat materialisme en massaconsumptie status en identiteit uitdrukken.
### 1.2 Moderniteit als cognitief denkkader
Het cognitieve denkkader van moderniteit, sterk beïnvloed door de Verlichting, kenmerkt zich door een diep geloof in vooruitgang, gebaseerd op de aanname dat rationele en ware kennis tot vrijheid leidt.
Kernpunten van dit denkkader zijn:
* **Verlichting en vooruitgangsdenken:** De nadruk ligt op het verwerven van rationele en ware kennis als middel voor maatschappelijke verbetering en individuele bevrijding.
* **Wetenschap en waarheidsvinding:** Wetenschap wordt gezien als de ultieme methode om objectieve en universele waarheden te ontdekken, wat essentieel wordt geacht voor vrijheid.
* **Objectiviteit en universele waarheden:** Er is een sterk geloof in het bestaan van objectieve feiten en waarheden die onafhankelijk zijn van individuele perspectieven of culturele contexten.
* **Grote ideologieën:** Moderniteit werd de voedingsbodem voor dominante ideologische stromingen zoals liberalisme, socialisme, communisme, christendom, marxisme, democratie en kapitalisme. Deze ideologieën boden uitgebreideExplanationen en toekomstvisies voor de maatschappij.
### 1.3 Moderniteit als artistieke stroming (Modernisme)
Binnen de kunst manifesteerde moderniteit zich als het modernisme, een kritische en experimentele beweging die streefde naar een herdefiniëring van kunst en originaliteit.
Kenmerken van het modernisme zijn:
* **Kritisch en experimenteel:** Kunstenaars braken met traditionele vormen en technieken om nieuwe expressiemogelijkheden te verkennen.
* **Herdefiniëren van kunst en originaliteit:** Er was een sterke nadruk op de intrinsieke kwaliteiten van kunst, zoals kleur en vorm, en op het vangen van de kern van de werkelijkheid in plaats van deze louter te illustreren.
* **Vormen:** Stromingen zoals het postimpressionisme, expressionisme, kubisme en abstracte kunst vallen onder het modernisme. Bekende voorbeelden zijn werken van Edvard Munch, James Ensor, Piet Mondriaan en Pablo Picasso.
* **Architectuur:** Modernistische architectuur, vertegenwoordigd door gebouwen zoals de Villa Savoye van Le Corbusier en het Guggenheim Museum in New York van Frank Lloyd Wright, kenmerkt zich door functionaliteit, strakke lijnen en innovatief materiaalgebruik.
### 1.4 Kritische stemmen in/over moderniteit
Naarmate de moderniteit vorderde, ontstonden er ook kritische stemmen die wezen op de negatieve consequenties van de modernistische principes.
Belangrijke kritiekpunten zijn:
* **Rationaliteit met negatieve gevolgen:** De nadruk op rede en controle leidde tot onvoorziene negatieve effecten.
* **Kolonisering:** Het idee van superioriteit van de westerse rationaliteit leidde tot het marginaliseren van andere kennistradities en de uitbuiting van gekoloniseerde gebieden en volkeren. Dit wordt ook wel de "coloniality of power" genoemd.
* **Sociale ongelijkheden:** Ondanks de idealen van gelijkheid, bleven er significante sociale en economische ongelijkheden bestaan en werden deze soms zelfs versterkt.
* **Gewapende conflicten:** De 20e eeuw werd getekend door grootschalige oorlogen, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog, mede gevoed door nationalistische en ideologische spanningen die voortkwamen uit modernistische denkbeelden.
* **Milieuvervuiling en klimaatopwarming:** De industrialisering en het ongebreidelde streven naar vooruitgang leidden tot ernstige milieuproblemen.
* **Excessen van kapitalisme:** De focus op winstmaximalisatie kon leiden tot uitbuiting en economische instabiliteit.
* **Ontkenning van absolute waarheid:** Het besef groeide dat de door de moderniteit gepropageerde "de waarheid" niet universeel en eenduidig was, maar beïnvloed werd door context, macht en perspectief. Uniformiteit maakte plaats voor de erkenning van diversiteit en pluraliteit.
### 1.5 Postmoderniteit: een tegenbeweging
Postmoderniteit kan worden gezien als een reactie op en een breuk met de kernprincipes van de moderniteit. Het is zowel een historische fase als een denkkader en artistieke stroming die de modernistische grondslagen uitdaagt.
#### 1.5.1 Postmoderniteit als historische fase
Postmoderniteit is een concept dat moeilijk eenduidig te definiëren is, gekenmerkt door een constante wisselwerking tussen het cognitieve en de historische/culturele context. Het begon aanvankelijk als een artistieke ontwikkeling die zich verzette tegen het modernisme.
#### 1.5.2 Postmoderniteit als cognitief denkkader
Het cognitieve denkkader van postmoderniteit markeert het einde van het grote verlichtingsdenken en het geloof in absolute waarheden.
Kernideeën zijn:
* **Einde van de absolute waarheid:** Net als bij het deconstructivisme wordt aangenomen dat er geen absolute, universele waarheid bestaat. In plaats daarvan wordt de waarheid gezien als een constructie die gebonden is aan tijd, plaats en macht. Wetenschap wordt hierbij beschouwd als een narratief dat concurreert met andere verhalen.
> **Tip:** Het deconstructiedenken, ontwikkeld door Jacques Derrida, stelt dat betekenis voortkomt uit de complexe verwevenheid van teksten en ideeën. Dit leidt tot de conclusie dat een absolute, eenduidige waarheid niet te vinden is.
* **Einde van de werkelijkheid:** Baudrillard stelt dat we niet langer de werkelijkheid zelf ervaren, maar de beelden die de media creëren. Dit leidt tot hyperrealiteit, een illusie van de werkelijkheid, en simulacra, kopieën zonder origineel.
> **Example:** Een populaire televisieserie die historische gebeurtenissen dramatiseert, kan zozeer afwijken van de feiten dat de kijker een vertekend beeld krijgt van de werkelijkheid. De serie wordt dan een simulacrum.
* **Geen grote verhalen meer:** Grote ideologieën en universele verklaringen worden vervangen door een erkenning van heterogeniteit, pluraliteit en versnippering. De maatschappij wordt gezien als "verward" en "onzeker".
* **Productief versus pessimistisch postmodernisme:**
* **Pessimistisch postmodernisme (Jameson, Baudrillard):** Ziet postmodernisme als een nieuwe fase van het kapitalisme, gekenmerkt door sociale fragmentatie, symbolische waarden (status, mode, prestige) in plaats van echte waarde, en een overdaad aan beelden en simulaties die de betekenis ondermijnen. Dit resulteert in eclecticisme, cross-overs, recycling, retro-stijlen en ironisch citeren in mediateksten.
* **Productief postmodernisme (Hutcheon):** Benadrukt de mogelijkheden van postmoderniteit, met een focus op inclusie en de opheffing van grenzen tussen hoge en lage cultuur. Parodie wordt gezien als een middel om te de-doxificeren en de dubbele code van de werkelijkheid te onthullen.
#### 1.5.3 Postmoderniteit als artistieke stroming
In de kunst manifesteert postmoderniteit zich door het vervagen van grenzen, eclecticisme en pluralisme.
Kenmerken van postmoderne kunst zijn:
* **Kunst als product in een context:** Kunst wordt niet langer gezien als een geïsoleerd artefact, maar als een product binnen een bredere culturele en maatschappelijke context.
* **Vervagen van grenzen:** De scheiding tussen "hoge" en "lage" cultuur verdwijnt, evenals de grenzen tussen verschillende kunstdisciplines.
* **Eclectisch en pluralistisch:** Kunstwerken combineren elementen uit diverse stijlen, periodes en culturen. Er is ruimte voor meerdere interpretaties.
* **Integratie en bricolage:** Oude realiteiten worden geïntegreerd in nieuwe creaties door middel van technieken als bricolage, recycling en collage. Voorbeelden hiervan zijn werken van kunstenaars als Duchamp, Jeff Koons, Damian Hirst en Andy Warhol, en architecturale projecten zoals het Guggenheim Museum Bilbao, de piramide van het Louvre en het Centre Georges Pompidou.
> **Example:** Het hergebruik van oude reclamebeelden in pop-art, of de combinatie van klassieke architectuur met moderne elementen in een gebouw, illustreert de postmoderne benadering van bricolage.
* * *
# Kritische stemmen over moderniteit
Dit onderdeel bespreekt de negatieve consequenties die voortvloeien uit de moderniteit, en stelt dat universele waarheid niet bestaat ten gunste van diversiteit en pluraliteit.
### 2.1 Negatieve consequenties van moderniteit
De rationaliteit die centraal staat in de moderniteit heeft ook geleid tot diverse negatieve uitkomsten, die kritiek hebben opgeroepen.
#### 2.1.1 Maatschappelijke en politieke gevolgen
* **Kolonisering:** De moderniteit wordt geassocieerd met het concept van 'coloniality of power', wat impliceert dat het Westen zichzelf positioneerde ten koste van de marginalisering van andere kennistradities en culturen.
* **Sociale ongelijkheden:** De vooruitgang binnen de moderniteit heeft niet geleid tot een gelijke verdeling van welvaart en kansen, waardoor sociale kloven werden vergroot.
* **Gewapende conflicten:** Periodes van moderniteit werden gekenmerkt door grootschalige en destructieve gewapende conflicten, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
* **Milieuvervuiling en klimaatopwarming:** De industrialisering en technologische ontwikkelingen, fundamenteel voor de moderniteit, hebben geleid tot ernstige ecologische problemen zoals vervuiling en klimaatverandering.
* **Excessen van kapitalisme:** De nadruk op winstmaximalisatie en de vrije markt binnen het kapitalisme heeft geleid tot uitbuiting en instabiliteit.
#### 2.1.2 De aard van waarheid en uniformiteit
* **Het einde van absolute waarheid:** Een centraal kritiekpunt is dat er geen universele, absolute waarheid bestaat. Wat als waarheid wordt beschouwd, is vaak afhankelijk van specifieke contexten, tijdperken en machtsstructuren.
* **Pleidooi voor diversiteit en pluraliteit:** In tegenstelling tot de neiging tot uniformiteit en standaardisatie binnen de moderniteit, wordt bepleit dat uniformiteit plaats moet maken voor diversiteit en pluraliteit in alle aspecten van de maatschappij en het denken.
### 2.2 Overgang naar postmoderniteit
De kritiek op de moderniteit heeft bijgedragen aan de opkomst van de postmoderniteit, die de modernistische idealen bevraagt en herdefinieert.
> **Tip:** Hoewel de nadruk in dit deel ligt op de kritische stemmen, is het belangrijk te onthouden dat de moderniteit ook belangrijke positieve ontwikkelingen heeft gebracht, zoals democratisering en technologische vooruitgang. De kritiek richt zich op de negatieve bijeffecten en de beperkingen van het modernistische wereldbeeld.
* * *
# Postmoderniteit: concept, denkkader en artistieke stroming
Postmoderniteit transformeert de notie van absolute waarheid en werkelijkheid naar een interpretatie gebaseerd op beelden en narratieven, wat zich weerspiegelt in diverse artistieke stromingen.
### 3.1 Moderniteit versus Postmoderniteit: een overzicht
De overgang van moderniteit naar postmoderniteit markeert een fundamentele verschuiving in historische fasen, cognitieve denkkaders en artistieke expressie. Terwijl moderniteit werd gekenmerkt door de nadruk op rede, vooruitgang en universele waarheden, stelt postmoderniteit deze fundamenten ter discussie.
#### 3.1.1 Moderniteit: als historische fase
De historische fase van de moderniteit begon rond de 17e eeuw met het Europese verlichtingsdenken en liep tot de jaren 1980. Kernkenmerken omvatten:
* **Nadruk op rede (ratio):** In tegenstelling tot geloof werd ratio als leidend principe gezien.
* **Maakbaarheid van de maatschappij:** Het geloof in de mogelijkheid om de samenleving te verbeteren door middel van ratio.
* **Humanisme:** Waarden als vrijheid, gelijkheid en broederschap stonden centraal.
* **Wetenschappelijk wereldbeeld:** De wereld werd verklaard door middel van wetenschap en rationele kennis.
Daarnaast omvatte de moderniteit diverse sociologische processen:
* **Secularisering:** Het afnemen van de dominantie van religieuze autoriteit ten gunste van rationeel wetenschappelijk denken.
* **Rationalisering:** Streven naar efficiëntie, voorspelbaarheid en controle, waarbij "meten is weten" centraal stond.
* **Kapitalisme:** Gericht op winstmaximalisatie en het idee van een vrije markt.
* **Industrialisering:** De opkomst van machines ter vervanging van menselijke en dierlijke arbeid, gedreven door technologische innovaties.
* **Urbanisering:** Grootschalige migratie van platteland naar stedelijke gebieden als gevolg van industrialisering, wat leidde tot een hogere bevolkingsdichtheid en meer individualisme.
* **Bureaucratisering:** Hiërarchische organisaties gebaseerd op geschreven regels en procedures, die vaak leiden tot onpersoonlijke en gestandaardiseerde interacties.
* **Democratisering:** Toenemende inspraak en medezeggenschap, zichtbaar in parlementaire stelsels, vrijheid van meningsuiting en stemrecht.
* **Globalisering:** Minder geïsoleerde samenlevingen door transnationale productie, handel, consumptie en mobiliteit van personen.
* **Consumentisme:** Het streven naar consumptie werd als positief beschouwd, vaak aangewakkerd door marketing om status en identiteit uit te drukken.
#### 3.1.2 Moderniteit: als cognitief denkkader
Het cognitieve denkkader van de moderniteit werd gedomineerd door het verlichtingsdenken en het geloof in vooruitgang.
* **Wetenschap en waarheidsvinding:** Wetenschap werd gezien als de weg naar ware kennis en uiteindelijk tot vrijheid. Objectiviteit en universele waarheden stonden centraal.
* **Grote ideologieën:** Dit tijdperk werd gekenmerkt door dominante ideologieën zoals liberalisme, socialisme, communisme, christendom, marxisme, democratie en kapitalisme.
#### 3.1.3 Moderniteit: als artistieke stroming (Modernisme)
Het modernisme in de kunst was kritisch en experimenteel, met een herdefiniëring van kunst en originaliteit.
* **Nadruk op kleur en vorm:** Kunstenaars verkenden de kern van de werkelijkheid in plaats van deze te illustreren.
* **Voorbeelden:** Stromingen zoals postimpressionisme, expressionisme, kubisme en abstracte kunst kenmerkten deze periode. Denk aan werken als Edvard Munch's "De Schreeuw" of Piet Mondriaan's "Tableau 1". Ook architectuur zoals de Villa Savoye van Le Corbusier en het Guggenheim Museum in New York zijn representatief.
#### 3.1.4 Kritische stemmen in/over moderniteit
Ondanks de idealen van de moderniteit, kwamen er ook kritische stemmen naar voren die de negatieve consequenties van rationaliteit en vooruitgang blootlegden.
* **Negatieve consequenties van rationaliteit:** Kolonisering, sociale ongelijkheden, gewapende conflicten (WOI en WOII), milieuvervuiling en excessen van kapitalisme werden als problematisch ervaren.
* **Afwezigheid van absolute waarheid:** Het besef dat "de waarheid" niet universeel en objectief is, maar beïnvloed wordt door context en macht.
* **Nadruk op diversiteit en pluraliteit:** De uniformiteit van het modernisme maakte plaats voor een erkenning van diversiteit en pluraliteit.
### 3.2 Postmoderniteit: als concept en denkkader
Postmoderniteit kan gezien worden als een historische fase, een cognitief denkkader en een artistieke stroming, waarbij het cognitieve en het historische/culturele contextueel verweven zijn.
#### 3.2.1 Postmoderniteit: als historische fase
Postmoderniteit is aanvankelijk ontstaan als een artistieke reactie op het modernisme. Het kenmerkt zich door een anti-essentialistische benadering.
#### 3.2.2 Postmoderniteit: als cognitief denkkader
Het cognitieve denkkader van de postmoderniteit is cruciaal voor het begrip van de periode.
* **Einde van het grote verlichtingsdenken:** De afwezigheid van absolute waarheid is een centraal concept.
* **Lyotard en het einde van waarheid:** Jean-François Lyotard stelt dat we de waarheid niet meer \_zien, maar de waarheid \_maken. Waarheid wordt gezien als een constructie die afhankelijk is van tijd, plaats en macht. Wetenschap wordt beschouwd als een narratief dat concurreert met andere verhalen.
* **Deconstructivisme (J. Derrida):** Betekenis wordt afhankelijk geacht van de onderlinge verwevenheid, herhaling en constructie van teksten. Dit impliceert dat een absolute waarheid niet bestaat, vergelijkbaar met het concept van intertekstualiteit.
* **Einde van de werkelijkheid (Baudrillard):** Jean Baudrillard analyseert hoe beelden de werkelijkheid overnemen.
* **Hyperrealiteit:** Een illusie van de realiteit gecreëerd door mediabeelden.
* **Simulacrum:** Een kopie zonder origineel, een representatie die geen band meer heeft met de oorspronkelijke realiteit.
* **Afwezigheid van grote verhalen:** De maatschappij wordt gekenmerkt door een gevoel van verwarring en onzekerheid, met heterogeniteit als tegenhanger van de homogeniteit van het modernisme.
* **Kritiek van Habermas:** Jürgen Habermas betwijfelt of maatschappijkritiek gediend is met deze relativisering en benadrukt de behoefte aan algemene normatieve uitgangspunten zoals emancipatie en solidariteit.
* **Jameson: pessimistisch postmodernisme:** Fredric Jameson ziet postmodernisme als een nieuwe fase in het kapitalisme, gekenmerkt door sociale fragmentatie op basis van "symbolische waarden" die gebaseerd zijn op status, mode en prestige in plaats van op echte waarde. Dit wordt versterkt door beeldvorming, massamedia en informatie.
* **Kenmerken volgens Jameson:** Consumptie, spektakelcultuur, parodie en pastiche (intertekstualiteit), en een gebrek aan vernieuwing.
* **Baudrillard: pessimistisch over postmoderniteit (2):** De bombardementen van simulaties door de media ondermijnen stabiele betekenissen ("implosion of meaning"). Dit leidt tot eclecticisme in mediateksten, waarbij bestaande stromingen, genres en stijlen worden vermengd.
* **Cross-over:** Vermenging van genres (bv. "Everything Everywhere All at Once").
* **Vermenging hoge en lage cultuur:** Zoals in Pop Art.
* **Recycling en retro:** Hergebruik van oud materiaal (bv. "Barbie"-film).
* **Ironisch citeren:** Bewust verwijzen naar clichés.
* **Hutcheon: productief postmodernisme:** Linda Hutcheon ziet postmodernisme positiever, met nadruk op het onderscheid tussen postmoderniteit en postmodernisme. Ze benadrukt de de-doxificerende kracht van ironie en ziet postmodernisme als inclusief met immense mogelijkheden.
* **Parodie versus Pastiche:** Parodie is een dubbel gecodeerde vorm van representatie (bv. "Barbie").
#### 3.2.3 Postmoderniteit: als artistieke stroming
De artistieke stromingen binnen het postmodernisme weerspiegelen de conceptuele verschuivingen.
* **Kunst als product in context:** Grenzen tussen hoge en lage cultuur vervagen.
* **Eclecticisme en pluralisme:** Kunst is open voor polyinterpretatie en een mix van stijlen.
* **Bricolage, recycling, collage:** Integratie van oude en nieuwe realiteiten.
* **Voorbeelden:**
* Marcel Duchamp's "Fountain" (ready-made kunst).
* Jeff Koons' "Balloon Dog" en "Michael Jackson & Bubbles".
* Damian Hirst's "The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living" (haai in formol).
* Andy Warhol's portretten (bv. "Michael Jackson").
* Architectuur zoals het Guggenheim Museum Bilbao door Frank Gehry, de piramide van het Louvre door I.M. Pei, en het Centre Georges Pompidou door Rogers & Piano.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen postmoderniteit (de historische periode en brede culturele verschuiving) en postmodernisme (de specifieke artistieke en theoretische manifestaties ervan). Lyotard's nadruk op het einde van grote verhalen en Baudrillard's concept van hyperrealiteit zijn fundamenteel voor het begrijpen van het postmoderne denkkader.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Moderniteit | Een historische periode vanaf de 17e eeuw, gekenmerkt door de nadruk op rede, wetenschap, secularisering, rationalisering, industrialisering, urbanisering, bureaucratisering, democratisering, globalisering en consumentisme. Het verwijst ook naar een denkkader dat vooruitgang, objectiviteit en universele waarheden centraal stelt. |
| Postmoderniteit | Een historische en culturele fase die volgde op de moderniteit, gekenmerkt door scepsis ten opzichte van universele waarheden, grote verhalen en de objectieve werkelijkheid. Het benadrukt diversiteit, pluraliteit en de constructie van waarheid door taal, cultuur en machtsrelaties. |
| Rationalisering | Het proces waarbij maatschappijen en instituties worden georganiseerd op basis van efficiëntie, voorspelbaarheid en controle, vaak door middel van gestandaardiseerde procedures en meetbare resultaten, kenmerkend voor de moderniteit. |
| Secularisering | Het proces waarbij de invloed van religie en religieuze autoriteiten op de maatschappij afneemt, en waarin het rationeel wetenschappelijk denken dominant wordt als verklaring voor de wereld. |
| Kapitalisme | Een economisch systeem dat gericht is op winstmaximalisatie, vrije marktprincipes en privébezit van productiemiddelen, een centraal kenmerk van de moderniteit dat leidde tot industrialisering en consumentisme. |
| Consumentisme | Een sociaal-culturele stroming die de nadruk legt op het verwerven van goederen en diensten als middel voor persoonlijke voldoening, status en identiteitsvorming, aangewakkerd door marketing en massamedia. |
| Verlichting | Een intellectuele en culturele beweging in de 17e en 18e eeuw die de rede, wetenschap en individuele vrijheid centraal stelde, en die een grote invloed had op de ontwikkeling van de moderniteit en het vooruitgangsdenken. |
| Wetenschap als narratief | Een postmodern concept dat stelt dat wetenschappelijke kennis niet gebaseerd is op objectieve waarheden, maar op verhalen of interpretaties die concurreren met andere mogelijke verhalen of verklaringen van de werkelijkheid. |
| Hyperrealiteit | Een postmodern concept geïntroduceerd door Jean Baudrillard, dat verwijst naar een situatie waarin de grens tussen de werkelijkheid en de door media gecreëerde beelden vervaagt, waardoor de illusie van de werkelijkheid sterker wordt dan de realiteit zelf. |
| Simulacrum | Een postmodern concept (Baudrillard) dat een kopie beschrijft die geen origineel meer heeft, een representatie die de oorspronkelijke realiteit niet meer weerspiegelt of zelfs vervangt, leidend tot een implosie van betekenis. |
| Deconstructivisme | Een filosofische benadering (o.a. Derrida) die stelt dat absolute waarheden en vaste betekenissen niet bestaan, en dat de betekenis van teksten afhankelijk is van hun onderlinge verwevenheid, reconstructie en de context waarin ze verschijnen. |
| Parodie | Een vorm van intertekstualiteit binnen het postmodernisme, waarbij een bestaand werk op een humoristische of kritische manier wordt nagebootst, vaak door het te overdrijven of te persifleren, met behoud van een zekere afstandelijkheid. |
| Pastiche | Een postmoderne kunstvorm die stijlen, genres of elementen uit verschillende bestaande werken combineert zonder de kritische of humoristische intentie van parodie. Het is een eclectische imitatie die de grenzen tussen origineel en kopie vervaagt. |