Cover
Zacznij teraz za darmo HOOFDSTUK 6 ontwikkeling.docx
Summary
# Cognitieve ontwikkeling in de babytijd
Dit onderwerp verkent de cognitieve ontwikkeling bij baby's, met nadruk op de ontwikkeling van geheugen en taal, vanuit theoretische perspectieven zoals Piaget en informatieverwerking.
### 1.1 Cognitieve ontwikkeling via Piaget
Hoewel de documentatie binnen dit hoofdstuk niet diep ingaat op Piaget's theorie over cognitieve ontwikkeling in de babytijd (wat typisch sensomotorische stadia zou omvatten), ligt de focus van de verstrekte tekst op geheugen en taalontwikkeling.
### 1.2 Het geheugen in de babytijd
Het geheugen bij baby's is een complex onderwerp dat laat zien dat zij wel degelijk in staat zijn om informatie te onthouden.
#### 1.2.1 Het bestaan van babygeheugen
Baby's kunnen zich wel degelijk dingen herinneren. Dit geheugen omvat het vermogen om nieuwe stimuli te onderscheiden van reeds bekende stimuli.
#### 1.2.2 De duur van herinneringen
* **Infantiele amnesie:** Dit verwijst naar de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar.
* **Duurzame herinneringen uit de babytijd:** Ondanks infantiele amnesie, kunnen er wel degelijk duurzame herinneringen gevormd worden die uit de babytijd stammen.
#### 1.2.3 De neurologische basis van het geheugen
Het geheugen bij baby's kan worden onderverdeeld in twee types:
* **Impliciet geheugen:** Dit zijn herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn. Ze beïnvloeden ons gedrag en onze reacties zonder dat we er actief aan denken.
* **Expliciet geheugen:** Dit omvat bewuste herinneringen die we doelbewust kunnen ophalen.
### 1.3 De wortels van onze taal
De taalontwikkeling bij baby's is een fascinerend proces dat begint met geluiden en zich geleidelijk ontwikkelt tot het gebruik van symbolen.
#### 1.3.1 Basisbeginselen van taal
De ontwikkeling van taal omvat verschillende componenten:
* **Fonologie:** Betrekking op de basisklanken van een taal, ook wel fenomenen genoemd.
* **Morfologie:** Gaat over hoe woorden worden gevormd en de structuur van woorden.
* **Semantiek:** Omvat de regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen.
#### 1.3.2 Taalbegrip versus taalproductie
* **Taalbegrip:** Het vermogen om te begrijpen wat er gezegd wordt. Dit ontwikkelt zich over het algemeen eerder dan taalproductie.
* **Taalproductie:** Het vermogen om taal te gebruiken om te communiceren.
#### 1.3.3 Vroege geluiden en communicatie
* **Geboorteschreeuw:** De allereerste klank die een baby produceert.
* **Prelinguïstische communicatie (eerste levensjaar):** Dit is communicatie die plaatsvindt vóór de ontwikkeling van gesproken taal en gebeurt via geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren en imitatie.
* **Brabbelen (ongeveer 2-3 maanden tot 1 jaar):** Baby's maken op spraak lijkende, maar betekenisloze geluiden. Vanaf ongeveer 6 maanden wordt dit brabbelen taalspecifiek, wat betekent dat het de klanken van de moedertaal begint te imiteren.
#### 1.3.4 De eerste woorden: éénwoordzin (holofrase)
* **Ontwikkeling:** De eerste woordjes verschijnen meestal tussen 10 en 14 maanden.
* **Definitie:** Een éénwoordzin, ook wel holofrase genoemd (tot ongeveer 18 maanden), is een uiting van één woord die voor een hele zin staat. De betekenis is sterk afhankelijk van de context waarin de uiting wordt gebruikt.
* **Vocabularium:** Rond 15 maanden hebben baby's gemiddeld 10 woorden. Tot 18 maanden kan één woord de betekenis van een volledige zin overbrengen.
#### 1.3.5 De eerste zinnen: tweewoordzinnen
* **Ontwikkeling:** Dit vindt plaats 8 tot 12 maanden na het eerste woord.
* **Functie:** Baby's combineren individuele woorden tot zinnen die één gedachte uitdrukken.
* **Telegramstijl:** Dit is een manier van praten waarbij woorden die niet cruciaal zijn voor de boodschap worden weggelaten, vergelijkbaar met telegrammen.
* **Pivotwoorden:** Een kleine groep woorden die een kind veel gebruikt en waarmee het nieuwe combinaties maakt.
* **Semantische intentie:** Zelfs in vroege zinnen kan een kind al een specifieke betekenis aanduiden.
#### 1.3.6 Stijlen van taalgebruik
* **Referentiële stijl:** Taal wordt primair gebruikt om objecten te benoemen.
* **Expressieve stijl:** Taal wordt primair gebruikt om gevoelens en behoeften van zichzelf en anderen uit te drukken.
#### 1.3.7 Woordgebruiksfouten
* **Overextensie (overgeneralisatie):** Een woord wordt voor een bredere betekenis gebruikt dan volwassenen dat doen. Bijvoorbeeld, alle viervoetige dieren worden 'koe' genoemd.
* **Onderextensie (ondergeneralisatie):** Een woord wordt in een beperktere betekenis gebruikt dan volwassenen dat doen. Bijvoorbeeld, alleen het eigen huisdier wordt een 'poes' genoemd, maar andere katten niet.
* **Neologisme:** Een kind verzint een nieuw woord als het een bepaalde betekenis wil uitdrukken waarvoor het nog niet het juiste woord kent, zoals "uitslikken".
### 1.4 Verschillende perspectieven op taalontwikkeling
Er zijn verschillende theoretische benaderingen om de ontwikkeling van taal te verklaren.
#### 1.4.1 Leertheorie (nurture)
* **Basis:** Vanuit het behavioristisch perspectief wordt gesteld dat taalontwikkeling verloopt via bekrachtiging en conditionering.
* **Mechanismen:** Leren van associaties en het ontvangen van beloningen spelen een cruciale rol.
* **Omgevingsfactoren:** Sociale interacties zijn van essentieel belang.
#### 1.4.2 Nativistische benadering (nature)
* **Kernfiguur:** Noam Chomsky.
* **Basis:** Er is een aangeboren vermogen om taal te gebruiken.
* **Universele grammatica:** Alle talen hebben een gemeenschappelijke, onderliggende grammaticale structuur.
#### 1.4.3 Interactionele benadering
* **Integratie:** Taalontwikkeling is het gevolg van een combinatie van genetisch bepaalde aanleg (nature) en omgevingsfactoren (nurture).
#### 1.4.4 Invloed van 'babytaal' (child-directed speech)
* **Voorkeur van baby's:** Baby's hebben een voorkeur voor korte, eenvoudige zinnen die in hoge en gevarieerde tonen worden uitgesproken.
* **Sekseverschillen (Gleason):**
* Meisjes horen op 32 maanden gemiddeld twee keer zoveel verkleinwoorden als jongens, ook op latere leeftijd.
* Jongens ontvangen vaker kordate, kortere taal, terwijl meisjes vaker warm taalgebruik wordt geboden dat betrekking heeft op emoties.
* **Invloed op gedrag als volwassenen:** Mensen die zijn opgevoed volgens vrouwelijke gendernormen gebruiken vaker aarzelende en minder assertieve taal dan mensen die zijn opgevoed volgens mannelijke gendernormen.
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat hoewel de 'babytaal' de aandacht van de baby trekt, de volledige ontwikkeling van taal sterk afhankelijk is van de rijke en gevarieerde taalinput uit de omgeving.
---
# Het geheugen in de babytijd
Baby's bezitten het vermogen tot geheugen, wat zich uit in het onderscheiden van nieuwe van bekende stimuli en het vormen van duurzame herinneringen, ondanks de algemene afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar (infantiele amnesie).
### 2.1 Neurologische basis van het geheugen
Het geheugen bij baby's kent twee vormen:
* **Impliciet geheugen:** Dit betreft herinneringen waarvan men zich niet bewust is. Deze herinneringen worden automatisch opgeslagen en opgeroepen zonder bewuste inspanning.
* **Expliciet geheugen:** Dit omvat bewuste herinneringen die men doelbewust kan ophalen. Dit is de vorm van geheugen die we associëren met het actief herinneren van gebeurtenissen.
### 2.2 Vermogen tot onderscheiden en duur van herinneringen
* **Onderscheiden van stimuli:** Baby's hebben het vermogen om nieuwe stimuli te onderscheiden van stimuli die ze eerder hebben waargenomen. Dit is een vroege indicatie van geheugenvorming.
* **Duur van herinneringen:** Hoewel er sprake is van infantiele amnesie, wat de afwezigheid van expliciete herinneringen aan de eerste levensjaren betekent, kunnen baby's wel degelijk duurzame herinneringen vormen. Deze herinneringen kunnen zich manifesteren in het gedrag of de reacties van het kind op latere leeftijd, ook al zijn ze niet bewust op te roepen.
> **Tip:** Het vermogen om stimuli te onderscheiden is een cruciale stap in de ontwikkeling van het geheugen. Het toont aan dat de hersenen informatie kunnen opslaan en verwerken.
> **Voorbeeld:** Een baby die bij een bepaalde geluid schrikt en dit geluid later opnieuw hoort, kan opnieuw angstig reageren. Dit duidt op een opgeslagen herinnering aan de negatieve ervaring.
---
# De ontwikkeling van taal en communicatie bij baby's
Dit deel van het document bespreekt de basisprincipes van taal, taalbegrip, taalproductie, de stadia van vocalisatie en woordgebruik, en de ontwikkeling van zinnen bij baby's.
### 3.1 De wortels van onze taal
#### 3.1.1 De basisbeginselen van taal
Taal is een complex systeem dat ons in staat stelt informatie uit te wisselen. De belangrijkste componenten zijn:
* **Fonologie:** De studie van de basisklanken van een taal, de zogenaamde fonemen.
* **Morfologie:** De studie van hoe woorden worden gevormd en de structuur van woorden.
* **Semantiek:** Het geheel van regels dat de betekenis van woorden en zinnen bepaalt.
#### 3.1.2 Taalbegrip en taalproductie
Er is een duidelijk verschil tussen het begrijpen van taal en het produceren van taal:
* **Taalbegrip:** Dit omvat het vermogen om te begrijpen wat er gezegd wordt. Taalbegrip ontwikkelt zich doorgaans eerder dan taalproductie. Baby's kunnen nieuwe woorden per maand leren.
* **Taalproductie:** Dit omvat het gebruik van taal om te communiceren. Ook hier leren baby's een aanzienlijk aantal nieuwe woorden per maand.
Communicatie zelf wordt gedefinieerd als het uitwisselen en overdragen van informatie met behulp van woorden of gebaren, gelaatsuitdrukkingen en lichaamshouding.
### 3.2 Vroege geluiden en communicatie
#### 3.2.1 De geboorteschreeuw en prelingüïstische communicatie
De eerste klank die een baby maakt, is de geboorteschreeuw. Gedurende het eerste levensjaar maken baby's gebruik van **prelingüïstische communicatie**, wat inhoudt dat ze communiceren via geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren en imitatie.
#### 3.2.2 Brabbelen en vocalisaties
* **Brabbelen:** Dit zijn op spraak lijkende, maar betekenisloze geluiden die baby's maken.
* **Vocalisaties:** Dit zijn eveneens op spraak lijkende, maar betekenisloze geluiden.
Brabbelen en vocalisaties beginnen meestal rond de leeftijd van twee tot drie maanden en gaan door tot ongeveer één jaar. Vanaf zes maanden beginnen deze geluiden taalspecifiek te worden, wat betekent dat de baby de klanken van de moedertaal begint te imiteren.
### 3.3 De eerste woorden en zinnen
#### 3.3.1 Eénwoordzinnen (holofrases)
Tussen ongeveer tien tot veertien maanden beginnen baby's hun eerste woordjes te spreken. Een **éénwoordzin**, ook wel **holofrase** genoemd, is een uiting van één woord die voor een hele zin staat. De betekenis van een holofrase is sterk afhankelijk van de context waarin de uiting wordt gebruikt.
* Rond de leeftijd van vijftien maanden hebben baby's gemiddeld een vocabulaire van ongeveer tien woorden.
* Tot de leeftijd van achttien maanden kunnen de uitingen van één woord de betekenis van een volledige zin dragen.
#### 3.3.2 De sprong in woordenschat (vanaf 18 maanden)
Vanaf de leeftijd van achttien maanden vindt er een aanzienlijke sprong in de woordenschat plaats. Het vocabulaire kan dan groeien van ongeveer vijftig naar wel vierhonderd woorden.
#### 3.3.3 Tweewoordzinnen en telegramstijl
Ongeveer acht tot twaalf maanden na het eerste woord beginnen baby's **tweewoordzinnen** te vormen. Dit zijn combinaties van individuele woorden die samen één gedachte uitdrukken.
* **Gebruikelijke volgorde van het Nederlands:** Baby's beginnen de gebruikelijke woordvolgorde van hun moedertaal te volgen.
* **Pivotwoorden:** Een kleine groep woorden die het kind veel gebruikt en combineert om nieuwe zinnen te vormen.
* **Semantische intentie:** Het kind kan al een specifieke betekenis aanduiden met zijn woorden.
* **Telegramstijl:** Dit is een manier van praten waarbij woorden worden weggelaten die niet cruciaal zijn voor de boodschap, vergelijkbaar met een telegram.
#### 3.3.4 Verschillende spreekstijlen
Er worden verschillende spreekstijlen onderscheiden bij jonge kinderen:
* **Referentiële stijl:** Taal wordt primair gebruikt om objecten te benoemen.
* **Expressieve stijl:** Taal wordt primair gebruikt om gevoelens en behoeften van zichzelf en anderen uit te drukken.
### 3.4 Verbreding en beperking van woordbetekenis
#### 3.4.1 Overextensie
**Overextensie** (of overgeneralisatie) treedt op wanneer een kind een woord gebruikt voor meer betekenissen dan volwassenen dat doen. Een klassiek voorbeeld is het gebruik van het woord "koe" voor alle dieren die op vier poten lopen.
#### 3.4.2 Onderextensie
**Onderextensie** (of ondergeneralisatie) vindt plaats wanneer een kind een woord in een beperktere betekenis gebruikt dan volwassenen. Bijvoorbeeld, als een kind zijn eigen huisdier als "poes" aanduidt, maar andere katten niet zo noemt.
#### 3.4.3 Neologisme
Een **neologisme** is een nieuw woord dat een kind zelf verzint om een betekenis uit te drukken waarvoor het nog niet het juiste woord kent. Een voorbeeld hiervan is het woord "uitslikken".
### 3.5 Verschillende perspectieven op taalontwikkeling
Er zijn diverse theorieën die proberen de taalontwikkeling te verklaren:
#### 3.5.1 Leertheorie (nurture)
Vanuit een behavioristisch perspectief wordt verondersteld dat taalontwikkeling plaatsvindt via de wetten van **bekrachtiging en conditionering**. Kinderen leren taal door associaties te maken en beloningen te ontvangen. Sociale factoren worden hierbij als cruciaal beschouwd.
#### 3.5.2 Nativistische benadering (nature)
Noam Chomsky is een belangrijke vertegenwoordiger van deze theorie. De **nativistische benadering** stelt dat mensen een aangeboren vermogen hebben om taal te leren. Dit wordt ondersteund door het concept van een **universele grammatica**, een onderliggende grammatica die in alle talen aanwezig zou zijn.
#### 3.5.3 Interactionele benadering
Deze benadering ziet taalontwikkeling als het resultaat van een combinatie van **genetisch bepaalde aanleg (nature) en omgevingsfactoren (nurture)**.
> **Tip:** De interactionele benadering wordt over het algemeen als de meest complete verklaring voor taalontwikkeling beschouwd, omdat het rekening houdt met zowel biologische aanleg als de invloed van de omgeving.
### 3.6 De invloed van taalgebruik op baby's
#### 3.6.1 Praten tegen kleine kinderen: babytaal
Baby's vertonen een duidelijke voorkeur voor korte, eenvoudige zinnen die worden uitgesproken in hoge en gevarieerde tonen. Dit type spraak, vaak "babytaal" genoemd, is speciaal aangepast om de aandacht van baby's te trekken en hun taalbegrip te faciliteren.
#### 3.6.2 Sekseverschillen in taalgebruik (Gleason)
Onderzoek van Gleason heeft sekseverschillen in taalgebruik bij kinderen aangetoond:
* Meisjes horen tot hun 32e maand twee keer zoveel verkleinwoorden als jongens. Dit patroon blijft ook op latere leeftijd zichtbaar.
* Jongens krijgen vaker kordate, kortere taal te horen, terwijl meisjes eerder warmer taalgebruik wordt aangeboden dat meer gericht is op emoties.
#### 3.6.3 Invloed op gedrag als volwassenen
Deze vroege verschillen in taalgebruik kunnen ook invloed hebben op het gedrag van mensen als volwassenen. Mensen die zijn opgevoed volgens vrouwelijke gendernormen, gebruiken mogelijk aarzelender en minder assertief taalgebruik (bijvoorbeeld "misschien kunnen we naar de cinema gaan") vergeleken met mensen die zijn opgevoed volgens mannelijke gendernormen (bijvoorbeeld "kom, we gaan naar de cinema").
---
# Perspectieven op taalontwikkeling en sekseverschillen
Dit onderwerp verkent de diverse theoretische benaderingen van taalontwikkeling en onderzoekt de invloed van sekse op taalgebruik en communicatiestijlen bij volwassenen.
### 4.1 De wortels van onze taal
De ontwikkeling van taal begint met de basisbeginselen van communicatie en evolueert naar complexe structuren.
#### 4.1.1 De basisbeginselen van taal
* **Fonologie**: Betrekking op de basisklanken van een taal, genaamd fonemen.
* **Morfologie**: Betrekking op hoe woorden worden gevormd, dus op de structuur van woorden.
* **Semantiek**: Het geheel van regels dat de betekenis van woorden en zinnen bepaalt.
#### 4.1.2 Taalbegrip en taalproductie
* **Taalbegrip**: Het vermogen om te begrijpen wat er gezegd wordt. Dit ontstaat doorgaans eerder dan taalproductie.
* **Taalproductie**: Het gebruik van taal om te communiceren.
* **Tempo**: De snelheid waarmee kinderen nieuwe woorden leren en gebruiken is significant; in de babytijd en vroege peutertijd worden per maand aanzienlijke hoeveelheden nieuwe woorden verworven.
#### 4.1.3 Vroege geluiden en communicatie
* **Geboorteschreeuw**: De eerste klank die een baby maakt.
* **Prelinguïstische communicatie**: Communicatie in het eerste levensjaar die plaatsvindt via geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren en imitatie, nog voordat er sprake is van echte taal.
* **Brabbelen**: Het maken van op spraak lijkende, maar betekenisloze geluiden. Dit gebeurt vanaf ongeveer 2 à 3 maanden tot 1 jaar.
* **Taalspecifiek brabbelen**: Vanaf ongeveer 6 maanden begint het brabbelen meer overeenkomsten te vertonen met de klanken van de moedertaal.
#### 4.1.4 De eerste woorden
* **Eénwoordzin (holofrase)**: Tot ongeveer 18 maanden uiten kinderen zich met één woord dat de betekenis van een volledige zin draagt, waarbij de betekenis sterk afhankelijk is van de context.
* **Ontwikkeling van vocabulaire**: Rond 10 tot 14 maanden verschijnen de eerste woordjes. Op 15 maanden kan het vocabulaire ongeveer 10 woorden bevatten. Tegen 18 maanden vindt er een explosieve groei plaats, waarbij het vocabulaire kan toenemen van 50 naar wel 400 woorden.
#### 4.1.5 De eerste zinnen
* **Tweewoordzinnen**: Ontstaan ongeveer 8 tot 12 maanden na het eerste woord. Kinderen combineren individuele woorden tot zinnen die één gedachte uitdrukken.
* **Gebruikelijke volgorde**: Kinderen passen zich aan de gebruikelijke woordvolgorde van hun moedertaal aan.
* **Pivotwoorden**: Een kleine groep woorden die kinderen veelvuldig gebruiken en combineren met andere woorden.
* **Semantische intentie**: Een kind kan al een specifieke betekenis aanduiden met zijn woordcombinaties.
* **Telegramstijl**: Een manier van praten waarbij woorden die niet cruciaal zijn voor de boodschap worden weggelaten, wat leidt tot korte, bondige zinnen.
#### 4.1.6 Stijlen van taalgebruik bij peuters
* **Referentiële stijl**: Taal wordt primair gebruikt om objecten te benoemen.
* **Expressieve stijl**: Taal wordt primair gebruikt om gevoelens en behoeften van zichzelf en anderen uit te drukken.
#### 4.1.7 Woordbetekenisontwikkeling
* **Overextensie**: Een kind gebruikt een woord voor een bredere reeks betekenissen dan volwassenen dat doen.
> **Example:** Het woord "koe" wordt gebruikt voor alle vierpotige dieren.
* **Onderextensie**: Een kind gebruikt een woord in een beperktere betekenis dan volwassenen dat doen.
> **Example:** Het woord "poes" wordt alleen gebruikt voor het eigen huisdier, maar niet voor andere katten.
* **Neologisme**: Een kind verzint een nieuw woord als het een betekenis wil uitdrukken waarvoor het de juiste term nog niet kent.
> **Example:** Het woord "uitslikken" voor iets wat men niet wil eten.
### 4.2 Verschillende perspectieven op taalontwikkeling
Er bestaan diverse theoretische benaderingen die proberen de mechanismen achter taalontwikkeling te verklaren.
#### 4.2.1 Leertheorie (nurture)
Vanuit een behavioristisch perspectief wordt gesteld dat taalontwikkeling verloopt via de wetten van bekrachtiging en conditionering. Kinderen leren taal door het maken van associaties en ontvangen beloningen voor correct taalgebruik. Sociale factoren spelen hierbij een cruciale rol.
#### 4.2.2 Nativistische benadering (nature)
Noam Chomsky is een sleutelfiguur binnen deze benadering. Deze theorie postuleert een aangeboren vermogen tot taalgebruik, de zogenaamde Universele Grammatica. Dit concept suggereert dat er een gemeenschappelijke, onderliggende grammatica bestaat die alle talen deelt.
#### 4.2.3 Interactionele benadering
Deze benadering ziet taalontwikkeling als het resultaat van een interactie tussen genetisch bepaalde aanleg en omgevingsfactoren.
* **Babytaal**: Het spreken tegen kleine kinderen, vaak gekenmerkt door korte, eenvoudige zinnen in hoge en gevarieerde tonen. Baby's tonen een voorkeur voor dit type taalgebruik.
### 4.3 Sekseverschillen in taalontwikkeling
Onderzoek heeft aangetoond dat er sekseverschillen kunnen bestaan in taalgebruik en communicatiestijlen.
* **Verkleinwoorden**: Meisjes horen op 32 maanden vaker verkleinwoorden dan jongens, een patroon dat ook op latere leeftijd standhoudt.
* **Verschillen in taalinput**: Jongens krijgen vaker kordate, kortere taal te horen, terwijl meisjes vaker warmer taalgebruik ervaren dat betrekking heeft op emoties.
#### 4.3.1 Invloed op gedrag als volwassenen
Deze vroege verschillen kunnen invloed hebben op het taalgebruik van volwassenen:
* Mensen die zijn opgevoed volgens vrouwelijke gendernormen gebruiken mogelijk aarzelender en minder assertief taalgebruik (bijvoorbeeld: "Misschien kunnen we naar de cinema gaan?").
* Mensen die zijn opgevoed volgens mannelijke gendernormen gebruiken mogelijk directer en assertiever taalgebruik (bijvoorbeeld: "Kom, we gaan naar de cinema.").
> **Tip:** Houd er rekening mee dat dit algemene trends zijn en er aanzienlijke individuele variatie bestaat in taalgebruik, onafhankelijk van sekse.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cognitieve ontwikkeling | Het proces waarbij intellectuele vaardigheden, zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing, zich ontwikkelen gedurende de kindertijd en adolescentie. |
| Piaget | Jean Piaget was een Zwitserse psycholoog die bekend staat om zijn theorie over cognitieve ontwikkeling bij kinderen, waarin hij stelt dat kinderen actief de wereld leren door interactie en ervaring. |
| Informatieverwerkingstheorie | Een theoretisch kader dat menselijke cognitie vergelijkt met de werking van een computer, waarbij de nadruk ligt op hoe informatie wordt opgenomen, verwerkt, opgeslagen en teruggehaald. |
| Geheugen in de babytijd | De ontwikkeling en capaciteit van baby's om informatie op te slaan en weer op te halen, variërend van kortetermijnherkenning van stimuli tot potentieel langetermijnherinneringen. |
| Lichamelijk geheugen | Verwijst naar het vermogen van het lichaam om herinneringen op te slaan, vaak geassocieerd met fysieke ervaringen of trauma, die onbewust het gedrag kunnen beïnvloeden. |
| Infantiele amnesie | De afwezigheid van herinneringen aan ervaringen die hebben plaatsgevonden vóór de leeftijd van ongeveer drie jaar, wat te wijten is aan de onrijpheid van de hersenen en de vorming van het zelfbewustzijn. |
| Impliciet geheugen | Een vorm van langetermijngeheugen die onbewuste herinneringen bevat, zoals vaardigheden en aangeleerde reacties, die niet intentioneel kunnen worden opgehaald. |
| Expliciet geheugen | Een vorm van langetermijngeheugen die bewuste herinneringen bevat, zoals feiten en gebeurtenissen, die doelbewust kunnen worden herinnerd en gedeeld. |
| Fonologie | De studie van de klanksystemen van talen, inclusief de productie en perceptie van spraakklanken (fonemen) en hoe deze klanken worden georganiseerd binnen een taal. |
| Morfologie | Het onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de structuur van woorden en de vorming van nieuwe woorden door middel van morfemen, de kleinste betekenisdragende eenheden. |
| Semantiek | De studie van de betekenis van woorden, zinnen en teksten, inclusief hoe betekenis wordt gecreëerd en geïnterpreteerd in verschillende contexten. |
| Taalbegrip | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te interpreteren en te begrijpen, inclusief de betekenis van individuele woorden, zinnen en de algehele boodschap. |
| Taalproductie | Het vermogen om taal te gebruiken om te communiceren, zowel gesproken als geschreven, inclusief het vormen van woorden en zinnen om gedachten, ideeën en gevoelens uit te drukken. |
| Prelinguïstische communicatie | Vormen van communicatie die optreden voordat een kind de taal vaardigheid ontwikkelt, zoals geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren en imitatie. |
| Brabbelen | Het produceren van op spraak lijkende, maar nog betekenisloze geluiden door baby's en jonge kinderen, wat een belangrijke stap is in de ontwikkeling van spraak. |
| Holofrase (éénwoordzin) | Een enkele woorduiting die de betekenis van een hele zin draagt, waarbij de specifieke betekenis sterk afhankelijk is van de context en de non-verbale signalen van het kind. |
| Telegramstijl | Een manier van spreken waarbij grammaticale functiewoorden worden weggelaten om de boodschap efficiënter over te brengen, vergelijkbaar met een telegram. |
| Overextensie | Een fout in taalontwikkeling waarbij een kind een woord gebruikt om een bredere categorie van objecten of concepten te beschrijven dan volwassenen dat doen. |
| Nativistische benadering | Een theoretisch perspectief op taalontwikkeling dat stelt dat mensen een aangeboren biologische aanleg hebben voor het verwerven van taal, zoals voorgesteld door Noam Chomsky met het concept van de universele grammatica. |
| Universele grammatica | Een theoretisch concept van Noam Chomsky dat suggereert dat alle menselijke talen een onderliggende, aangeboren structuur delen die het leerproces van taal vergemakkelijkt. |
| Interactionele benadering | Een theorie die taalontwikkeling ziet als een resultaat van de interactie tussen aangeboren capaciteiten (nature) en omgevingsfactoren (nurture), waarbij sociale interactie cruciaal is. |
| Sekseverschillen in taalgebruik | Observaties en onderzoeken die verschillen in taalgebruik en -ontwikkeling tussen jongens en meisjes suggereren, bijvoorbeeld in het gebruik van verkleinwoorden of de toon van de taal. |