Cover
Zacznij teraz za darmo H1_Inleiding_in_de_levenslooppsychologie (2).pptx
Summary
# Algemene introductie en organisatie van het vak
Dit onderwerp introduceert de cursus levenslooppsychologie, de docent, de cursusstructuur, studiemateriaal, evaluatievormen en gedragsafspraken, en plaatst het vak binnen de opleiding.
## 1. Algemene introductie en organisatie van het vak
### 1.1 Kennismaking met de docent en organisatie
Dit vak wordt gedoceerd door Sylvie Ackaert. Zij is bereikbaar via e-mail op sylvie.ackaert@howest.be. Communicatie verloopt bij voorkeur via het Howest e-mailadres en studenten wordt gevraagd om een antwoord binnen de vijf werkdagen te verwachten, rekening houdend met vakantieperiodes.
**Vakinhoudelijke informatie:** Alle details over het vak, inclusief de studiefiche, situering binnen de opleiding en leerresultaten, zijn te vinden op TGW S&B.
**Aanwezigheid en activiteiten:** Er is geen expliciete vermelding van verplichte aanwezigheid of verplichte activiteiten. Studenten wordt aangeraden de infobalie van de docent en het lessenrooster te raadplegen voor specifieke vereisten. Bij afwezigheid dient de docent per e-mail op de hoogte gebracht te worden.
### 1.2 Gedragsafspraken
Er gelden specifieke gedragsafspraken om een respectvolle en professionele leeromgeving te waarborgen:
* **Respectvolle houding:** Een respectvolle omgang naar docenten, medestudenten en de gebouwen wordt verwacht.
* **Professionele communicatie:** Communicatie dient te gebeuren via het officiële Howest e-mailadres, met verzorgd en respectvol taalgebruik.
* **Vragen stellen:** Vragen stellen wordt aangemoedigd; bij voorkeur tijdens de les.
* **Persoonlijke vragen/gesprekken:** Studenten die nood hebben aan een gesprek of persoonlijke vragen hebben, kunnen de docent aanspreken of een e-mail sturen (niet via Teams).
* **Stiptheid:** De les start en eindigt op tijd. Bij onverwachte afwezigheid van de docent wordt geduld gevraagd of wordt deze via e-mail op de hoogte gebracht.
* **Tijdens de les:** Enkel water is toegestaan; frisdrank en eten zijn niet toegelaten.
> **Tip:** "Goede afspraken maken goede vrienden" benadrukt het belang van deze regels voor een soepele samenwerking.
### 1.3 Situering van het vak binnen de opleiding
Het vak levenslooppsychologie (3SP) is een onderdeel van de opleiding TGW en S&B. Het vak situeert zich specifiek binnen de beroepsrol 'coach'. Andere rollen binnen de opleiding zijn 'Manager' (rood), 'Trainer' (groen), en 'Professional' (blauw plus keuzemodules).
### 1.4 Leerresultaten en doelstellingen
De leerresultaten (LR) en doelstellingen (SB) van het vak, met name LR1 tot LR6 en SB03, zijn te vinden op TGW.
### 1.5 Studiemateriaal
Het studiemateriaal voor dit vak omvat:
* **Cursus:** Het handboek 'Psychologie van de levensloop' door P. & M. Craeynest (2025).
* **Online tool:** www.sofialearn.com, met opdrachten en kennisvragen (vereist licentiecode, te vinden achterin het boek).
* **Powerpoints:** Beschikbaar op Leho. Deze zijn een samenvatting van het boek. Het examen is gebaseerd op de inhoud van de powerpoints. Zaken die enkel in het boek staan en niet in de slides, moeten niet gekend zijn.
* **Document te kennen leerstof:** Dit document geeft een overzicht van de leerstof per powerpoint en is een hulpbron bij het studeren.
> **Tip:** Het aanschaffen van het handboek wordt sterk aangeraden omdat de powerpoints slechts een samenvatting zijn en het boek helpt bij het dieper begrijpen van de leerstof.
### 1.6 Opbouw van de cursus
De cursus omvat 10 lessen:
* 2 inleidende lessen.
* 8 lessen, waarbij telkens één levensfase wordt behandeld.
De volgende ontwikkelingsdomeinen komen aan bod:
* Lichamelijke en motorische ontwikkeling
* Cognitieve ontwikkeling en ontwikkeling in waarneming
* Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling
### 1.7 Evaluatie
De evaluatie van het vak vindt plaats via een **schriftelijk examen in januari**, dat voor 100% meetelt.
* **Duur:** 2 uur.
* **Onderdelen:**
* Een aantal open vragen (kennis en inzicht).
* 1 casusvraag.
* 20 multiplechoice vragen.
Voorbeelden van examenvragen zullen op Leho worden geplaatst. Er zijn geen opdrachten op punten.
### 1.8 Terreinverkenning: Geschiedenis en definities
#### 1.8.1 Definities van ontwikkelingspsychologie
* **Ontwikkelingspsychologie:** De wetenschap die het gedrag doorheen de verschillende levensfasen van de mens bestudeert. Gedrag omvat handelen, waarnemen, denken en gevoelens.
* **Gedrag:** Het geheel van acties en reacties van een organisme, inclusief uitwendig waarneembaar gedrag en inwendig gedrag zoals denken en voelen.
#### 1.8.2 Korte historiek van de ontwikkelingspsychologie
* **Voorwetenschappelijke periode:** Inzichten en bedenkingen over typisch gedrag per leeftijd, vaak van filosofische aard en niet wetenschappelijk getoetst.
* **18e - 19e eeuw (Genetische psychologie):** Start van de genetische psychologie, met focus op de 'wording' of het ontstaan van de volwassen mens. Kenmerken:
* **Babybiografieën:** Observaties van het gedrag van kinderen, zoals die van Charles Darwin.
* **Enquêtes:** Gebruik van vragenlijsten door o.a. Stanley Hall om voorschoolse evolutie te bestuderen.
* **Ordening van gegevens:** Wilhelm Stern ontwikkelde de cross-sectionele methode, Alfred Binet meetinstrumenten voor intelligentie.
* **Focus op kinderen:** De nadruk lag voornamelijk op de ontwikkeling tot aan de puberteit, met het idee dat ontwikkeling daarna stilviel. Rijping werd als de belangrijkste factor gezien.
* **Tweede helft 20e eeuw (Levenslooppsychologie):** Ontwikkeling wordt gezien als een levenslang proces.
* **Verruiming van het onderzoeksveld:** Door sociologisch onderzoek naar adolescentie en medisch onderzoek naar ouderdom werd de focus verlegd naar de gehele levensloop.
* **Verschillende disciplines:** Sociologie (adolescentie), medisch oogpunt (ouderdom), en psychologie (volwassenheid) droegen bij aan een breder begrip.
* **Levenslang veranderingsproces:** De ontwikkeling stopt niet na de puberteit, maar gaat door tot de dood.
#### 1.8.3 Indeling in fasen
Het vak deelt de levensloop in verschillende fasen in:
* Kinderpsychologie
* Jeugd- of adolescentiepsychologie
* Psychologie van de volwassenheid
* Psychogerontologie (psychologie van de ouderdom)
> **Tip:** Een gedifferentieerde indeling binnen deze lange periodes is zinvol, maar eenduidige tijdsafbakeningen zijn moeilijk te maken vanwege interindividuele, culturele en historische verschillen.
#### 1.8.4 Ontwikkelingsdomeinen
De ontwikkeling omvat diverse, nauw verbonden domeinen:
* Lichamelijk
* Motorisch
* Zintuiglijk (waarneming)
* Cognitief
* Sociaal-persoonlijkheid
#### 1.8.5 Factoren die de ontwikkeling sturen
De ontwikkeling wordt beïnvloed door verschillende factoren:
* **Erfelijkheid ('nature'):**
* **Genotype:** De erfelijke codes in de cellen.
* **Fenotype:** De zichtbare eigenschappen die voortkomen uit de interactie tussen genotype en omgeving.
* **DNA en chromosomen:** Genen, samengesteld uit DNA, bevinden zich op 46 chromosomen en coderen voor eiwitten. Het genoom omvat alle genen.
* **Polygene overerving:** Eigenschappen worden vaak door meerdere genen bepaald die elkaar kunnen versterken of hinderen.
* **Complicerende processen:** Mutaties kunnen blijvende veranderingen in erfelijk materiaal veroorzaken, terwijl epigenetica tijdelijke veranderingen in genexpressie beschrijft zonder het DNA zelf te veranderen.
* **Omgeving ('nurture'):**
* **Biochemische invloeden:** Bijvoorbeeld het effect van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap.
* **Materiële omgeving:** Een talig milieu is cruciaal voor taalontwikkeling. Er bestaan kritieke periodes voor bepaalde ontwikkelingen.
* **Psychosociaal:** Opvoedingsstijl, de kindertijd en adolescentie hebben een blijvende impact.
* **Ecologisch systeemtheorie (Bronfenbrenner):** Deze theorie beschrijft vijf invloedsniveaus:
* **Microsysteem:** Directe omgeving (gezin, vrienden, school).
* **Mesosysteem:** Interacties tussen microsystemen (bv. ouderlijke betrokkenheid bij school).
* **Exosysteem:** Indirecte invloeden via de omgeving van directe contacten (bv. positie van ouders).
* **Macrosysteem:** Bredere cultuur, waarden, gebruiken.
* **Chronosysteem:** Tijdsdimensie, veranderingen in omgevingsinvloeden over tijd.
* **Interactie tussen erfelijkheid en milieu:** Zelfbepaling en persoonlijke vrijheid spelen een rol; de mens is geen passieve ontvanger van invloeden. Zelfbepaling geeft richting aan de ontwikkeling, bijvoorbeeld door te ontsnappen uit kansarme situaties of keuzes te maken met betrekking tot gezondheid.
#### 1.8.6 Onderzoeksmethoden
Er zijn drie belangrijke methoden om ontwikkeling te bestuderen:
* **Longitudinaal onderzoek:** Hetzelfde individu of dezelfde groep over een lange periode volgen.
* **Voordelen:** Gedetailleerd inzicht in individuele ontwikkeling.
* **Nadelen:** Tijdsintensief, risico op vertekening door herhaalde metingen (oefeneffect), uitval van deelnemers, en cohorteffecten.
* **Cross-sectioneel (transversaal) onderzoek:** Op één moment verschillende leeftijdsgroepen onderzoeken en vergelijken.
* **Voordelen:** Relatief snel en efficiënt.
* **Nadelen:** Gevoelig voor cohorteffecten (verschillen tussen generaties) en tijdseffecten (gebeurtenissen in de meetperiode).
* **Sequentieel onderzoek:** Een combinatie van longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek, waarbij verschillende cohorten over tijd worden gevolgd. Dit helpt cohort- en tijdseffecten te controleren.
> **Tip:** Het begrijpen van de voor- en nadelen van elke onderzoeksmethode is cruciaal, vooral om potentiële vertekeningen in onderzoeksresultaten te herkennen.
### 1.9 Belang van levenslooppsychologie voor TGW en S&B
Het vak is relevant voor de beroepsrollen coaching, training en projectwerk, omdat het inzicht biedt in:
* Het afstemmen van coaching, gezondheidsprogramma's en events op de specifieke levensfase van cliënten en doelgroepen.
* Het begrijpen van de eigen levenslijn, wat bijdraagt aan doelgerichte zorg.
---
# Historische ontwikkeling en methoden van ontwikkelingspsychologie
De ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die het gedrag doorheen de verschillende levensfasen van de mens bestudeert, met aandacht voor handelen, waarnemen, denken en gevoelens.
### 2.1 Een korte historiek
De studie van de menselijke ontwikkeling kent een lange geschiedenis, beginnend met inzichten en overpeinzingen van filosofen, alvorens te evolueren naar een wetenschappelijke benadering.
#### 2.1.1 Voorwetenschappelijke ontwikkelingspsychologie
Inzichten en bedenkingen over wat "typisch" is voor bepaalde leeftijden, zoals die van filosofen, werden aanvankelijk niet getoetst door wetenschappelijk onderzoek.
#### 2.1.2 De start van de genetische psychologie (18e-19e eeuw)
De 18e en 19e eeuw markeren de start van de genetische psychologie, die de nadruk legde op de "wording" of het ontstaan van de volwassen mens. Dit ging gepaard met de opkomst van babybiografieën, waarin niet louter werd nagedacht, maar ook werd geobserveerd. Aanvankelijk richtten deze studies zich vooral op de eigen kinderen. Wetenschappers zoals Charles Darwin, Stanley Hall en Alfred Binet droegen bij aan de ontwikkeling van meer objectieve methoden, waaronder enquêtes en ordening van gegevens. De focus lag grotendeels op kinderen en adolescenten.
> **Tip:** De periode van de genetische psychologie kenmerkt zich door de overtuiging dat ontwikkeling voornamelijk erfelijk bepaald is en dat de volwassenheid het eindstadium vormt.
#### 2.1.3 Ontwikkeling als levenslang proces (tweede helft 20e eeuw)
Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw verschoof de focus naar de opvatting dat ontwikkeling een levenslang proces is. Sociologisch onderzoek naar adolescentie en medisch onderzoek naar ouderdom droegen bij aan deze verruiming van het onderzoeksveld. De levenslooppsychologie werd een belangrijk subdomein, dat de gehele menselijke levensduur bestudeert.
Deze verruiming leidde tot een meer gedifferentieerde indeling van de psychologie:
* Kinderpsychologie
* Jeugd- of adolescentiepsychologie
* De psychologie van de volwassenheid
* De psychologie van de ouderdom of psychogerontologie
> **Tip:** Hoewel een gedifferentieerde indeling zinvol is, zijn exacte leeftijdsafbakeningen voor fasen binnen de adolescentie, volwassenheid en ouderdom lastig te geven door interindividuele, culturele en historische verschillen.
#### 2.1.4 Ontwikkelingsdomeinen
Binnen de ontwikkelingspsychologie worden diverse domeinen onderscheiden, die nauw met elkaar verbonden zijn:
* Lichamelijke ontwikkeling
* Motorische ontwikkeling
* Zintuiglijke (waarneming) ontwikkeling
* Cognitieve ontwikkeling
* Sociaal-persoonlijkheidsontwikkeling
#### 2.1.5 Culturele en historische verschillen
Het is cruciaal om rekening te houden met culturele en historische verschillen bij het afbakenen van ontwikkelingsfasen. Universele ontwikkelingsprincipes kunnen zich in verschillende culturen op uiteenlopende manieren uiten.
> **Voorbeeld:** Hechting is universeel, maar de uitingen ervan verschillen: in Nederland strekken kinderen vaak beide armpjes omhoog om opgepakt te worden, terwijl in Kenia (Gusii) kinderen één hand uitsteken om de ouder te begroeten.
#### 2.1.6 Continuïteit versus discontinuïteit in ontwikkeling
Er is geen eenduidigheid over de vraag of ontwikkeling continu (gestaag en geleidelijk) of discontinu (in sprongen met abrupte veranderingen en fasen) verloopt. Beide perspectieven kunnen van toepassing zijn op verschillende aspecten van de ontwikkeling.
### 2.2 Onderzoeksmethoden in de ontwikkelingspsychologie
Om de ontwikkelingsprocessen wetenschappelijk te bestuderen, zijn verschillende methoden ontwikkeld. De drie belangrijkste methodes zijn: longitudinaal, cross-sectioneel en sequentieel onderzoek.
#### 2.2.1 Longitudinaal onderzoek
Bij longitudinaal onderzoek wordt een groep mensen van dezelfde leeftijd over een lange periode gevolgd en herhaaldelijk onderzocht.
> **Voorbeeld:** Om de ontwikkeling van intelligentie te onderzoeken, start men in 2000 met 1000 zevenjarigen en meet men hun IQ. Dezelfde groep wordt vervolgens in 2005, 2010, 2015, etc., opnieuw onderzocht.
**Voordelen:**
* Biedt inzicht in individuele veranderingen en stabiliteit over tijd.
**Nadelen:**
* Zeer tijdsintensief.
* Risico op vertekening door herhaaldelijke tests (oefeneffect).
* Uitval van deelnemers kan leiden tot vertekening van de resultaten.
* **Cohorteffecten:** Resultaten kunnen specifiek zijn voor de onderzochte generatie en minder generaliseerbaar naar andere groepen.
* **Tijdseffecten:** Specifieke maatschappelijke gebeurtenissen tijdens het onderzoek kunnen de resultaten beïnvloeden, onafhankelijk van de levensfase.
#### 2.2.2 Cross-sectioneel (transversaal) onderzoek
Cross-sectioneel onderzoek meet op één specifiek moment in de tijd een groep mensen van verschillende leeftijden en vergelijkt deze groepen.
> **Voorbeeld:** Op één moment wordt een groep zevenjarigen onderzocht (IQ-test), vervolgens een groep twaalfjarigen, enzovoort, waarna de resultaten worden vergeleken.
**Voordelen:**
* Relatief snel en kosteneffectief.
**Nadelen:**
* **Cohorteffecten:** Verschillen tussen groepen kunnen voortkomen uit verschillende levenservaringen van de generaties, niet enkel uit leeftijdsverschillen.
* **Tijdseffecten:** Toevallige gebeurtenissen op het moment van meting kunnen de resultaten van alle leeftijdsgroepen tegelijk beïnvloeden.
#### 2.2.3 Sequentieel onderzoek
Sequentieel onderzoek combineert elementen van longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek door meerdere cohorten over langere tijd te bestuderen. Dit maakt het mogelijk om cohort- en tijdseffecten beter te controleren.
> **Voorbeeld:** Men onderzoekt meerdere groepen mensen die geboren zijn in verschillende jaren (bijvoorbeeld 1950, 1960, 1970) meerdere keren over een periode van jaren. Door mensen met dezelfde leeftijd uit verschillende cohorten te vergelijken, kunnen cohort- en tijdseffecten worden gefilterd.
**Voordelen:**
* Kan cohort- en tijdseffecten beter controleren dan de andere methoden.
* Biedt een complexer en genuanceerder beeld van ontwikkelingsprocessen.
### 2.3 Factoren die de ontwikkeling sturen
De ontwikkeling van een individu wordt beïnvloed door een complexe interactie tussen verschillende factoren.
#### 2.3.1 Rol van de erfelijkheid (nature)
Erfelijkheid verwijst naar de genetische codes die aanwezig zijn in de cellen van een individu (genotype) en die bijdragen aan de zichtbare eigenschappen (fenotype). Genen, opgebouwd uit DNA en georganiseerd in chromosomen, coderen voor eiwitten die de basis vormen voor biologische en psychologische eigenschappen.
> **Tip:** Het is belangrijk te onthouden dat niet altijd één gen direct correspondeert met één eigenschap. Vaak is er sprake van polygene overerving, waarbij meerdere genen samenwerken en elkaar kunnen versterken of hinderen.
**Complicerende processen:**
* **Polygene overerving:** Meerdere genen betrokken bij de ontwikkeling van een eigenschap.
* **Omgevingsinvloeden:** Het genotype wordt omgezet in een fenotype onder invloed van omgevingsfactoren (bijvoorbeeld voedings- en bewegingsgewoonten die lengte en gewicht beïnvloeden).
* **Mutaties:** Blijvende veranderingen in het erfelijk materiaal, die zowel tot ziekten kunnen leiden als een motor voor evolutie kunnen zijn.
* **Epigenetica:** Tijdelijke veranderingen die niet het erfelijk materiaal zelf aanpassen, maar wel de expressie ervan kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld de impact van de hongerwinter op latere generaties).
#### 2.3.2 Impact van de omgeving (nurture)
Omgevingsfactoren spelen een cruciale rol in de ontwikkeling. Deze kunnen biochemisch van aard zijn (bv. alcoholgebruik tijdens zwangerschap) of betrekking hebben op de materiële en psychosociale omgeving.
> **Voorbeeld:** Een kind dat opgroeit in een talig milieu zal taal beter leren dan een kind dat daarin verstoken blijft. Kritieke periodes voor taalontwikkeling benadrukken het belang van vroege omgevingsinvloeden.
De **ecologische systeemtheorie van Bronfenbrenner** beschrijft vijf invloedniveaus:
* **Microsysteem:** Directe omgeving en interacties (bv. gezin, vrienden, school).
* **Mesosysteem:** Onderlinge relaties tussen microsystemen (bv. interactie tussen ouder en school).
* **Exosysteem:** Onrechtstreekse invloeden via personen uit het microsysteem (bv. werksituatie van ouders).
* **Macrosysteem:** Bredere cultuur, waarden en normen.
* **Chronosysteem:** Tijdsdimensie, hoe veranderingen in omgevingsinvloeden door de tijd heen de ontwikkeling beïnvloeden.
#### 2.3.3 De interactie tussen erfelijkheid en milieu
Ontwikkeling is het resultaat van een constante en complexe interactie tussen genetische aanleg en omgevingsinvloeden. Het individu is geen passieve ontvanger van deze invloeden, maar kan door zelfbepaling en persoonlijke keuzes ook richting geven aan zijn eigen ontwikkeling. Het idee van zelfbepaling of persoonlijke vrijheid is hierbij essentieel.
> **Voorbeeld:** Individuen kunnen ontsnappen aan omstandigheden van kansarmoede of actief werken aan een gezondere levensstijl, ondanks genetische aanleg of omgevingsdruk.
---
# Factoren die de ontwikkeling sturen: erfelijkheid en omgeving
Dit onderwerp onderzoekt de complexe wisselwerking tussen erfelijkheid ('nature') en omgeving ('nurture') die menselijke ontwikkeling vormgeeft, met aandacht voor genetische invloeden, epigenetica en ecologische systeemtheorieën.
### 3.1 De rol van erfelijkheid (nature)
Erfelijkheid verwijst naar de genetische codes die de basis vormen voor onze eigenschappen. Het **genotype** omvat de onzichtbare erfelijke codes die aanwezig zijn in de cellen van een individu, terwijl het **fenotype** de zichtbare eigenschappen omvat.
* **Genetische basis:** Cellen bevatten genen die zijn opgebouwd uit DNA. DNA vormt compacte draadjes die verspreid zijn over 46 chromosomen. Een stukje DNA, een gen, codeert voor eiwitten. Het geheel van alle genen wordt het **genoom** genoemd.
* **DNA naar eiwit:** De omzetting van DNA naar eiwitten gebeurt in de celkern en via RNA in de ribosomen. De letters van RNA worden per drie afgelezen, wat de aanmaak van specifieke aminozuren stuurt. Deze aminozuren vormen ketens die zich plooien tot eiwitten met een specifieke structuur en functie.
* **Complicerende processen:**
* **Polygene overerving:** Veel eigenschappen, zowel biologische als psychologische, worden beïnvloed door de interactie van meerdere genen die elkaar kunnen versterken of hinderen.
* **Omgevingsinvloeden:** Het fenotype wordt gevormd door de interactie tussen genotype en omgevingsinvloeden. Lengte en gewicht zijn hiervan voorbeelden, waarbij genen voor groeihormonen en stofwisselingsprocessen interageren met voedings- en bewegingsgewoonten.
* **Mutaties:** Plotse, permanente veranderingen in het erfelijk materiaal kunnen ziekten veroorzaken, maar vormen ook een motor voor evolutie.
* **Epigenetica:** Dit zijn tijdelijke veranderingen die de uitwerking van genetisch materiaal beïnvloeden zonder het DNA zelf te veranderen. Omgevingsfactoren kunnen de expressie van genen op een bepaalde generatie beïnvloeden en deze invloed doorgeven aan volgende generaties, zoals aangetoond bij de hongerwinter.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat eigenschappen zelden door één enkel gen worden bepaald. De complexiteit van genetica betekent dat er vaak een samenspel is van meerdere genen en omgevingsfactoren.
### 3.2 De impact van de omgeving (nurture)
De omgeving speelt een cruciale rol in de ontwikkeling, vanaf de biochemische factoren in de prenatale fase tot aan bredere culturele invloeden.
* **Biochemische invloeden:** In de prille ontwikkeling is de omgeving van biochemische aard. Een giftige omgeving, bijvoorbeeld door alcoholgebruik van de zwangere vrouw, kan de ontwikkeling van de foetus schaden.
* **Materiële omgeving:** Factoren zoals opgroeien in een talig milieu zijn essentieel voor de ontwikkeling, bijvoorbeeld voor taalverwerving. Er bestaan kritieke periodes waarin bepaalde vaardigheden verworven moeten worden.
* **Psychosociale invloeden:** Opvoedingsstijlen thuis en sociale interacties gedurende de kindertijd en adolescentie hebben een levenslange impact.
#### 3.2.1 De ecologische systeemtheorie van Bronfenbrenner
Deze theorie beschrijft de ontwikkeling als een proces dat plaatsvindt binnen een reeks geneste omgevingen.
* **Microsysteem:** Directe omgevingen waar het individu dagelijks contact mee heeft, zoals gezin, vriendenkring, school en werkplek. Er is sprake van tweerichtingsverkeer: het individu beïnvloedt de omgeving en wordt erdoor beïnvloed.
* **Mesosysteem:** De onderlinge interacties tussen verschillende microsystemen. Bijvoorbeeld de manier waarop ouders omgaan met de schoolverwachtingen van hun kinderen.
* **Exosysteem:** Sociale omgevingen die geen directe invloed hebben op het individu, maar wel onrechtstreeks via de mensen waarmee het individu omgaat. Denk aan de maatschappelijke positie van de ouders of de beschikbaarheid van voorzieningen in de buurt.
* **Macrosysteem:** Bredere culturele context, inclusief waarden, normen en gebruiken. Dit kan variëren van een traditionele tot een open samenleving, of de invloed van economische periodes.
* **Chronosysteem:** De tijdsdimensie, die aangeeft dat omgevingsinvloeden gedurende het leven kunnen veranderen (bv. een scheiding, een nieuwe baan, maatschappelijke veranderingen).
> **Example:** Een kind dat opgroeit in een wijk met weinig recreatiemogelijkheden (exosysteem) en waar de ouders werkloos zijn (macrosysteem-invloed via economisch klimaat), kan hierdoor minder sociale contacten leggen met leeftijdsgenoten (microsysteem) dan een kind uit een welvarender omgeving. Deze veranderingen in de omgeving (chronosysteem) kunnen de ontwikkeling van het kind sterk beïnvloeden.
### 3.3 De interactie tussen erfelijkheid en milieu
Menselijke ontwikkeling is niet enkel een product van erfelijkheid of omgeving, maar van een constante en dynamische interactie tussen beide. Bovendien is de mens geen passieve ontvanger van deze invloeden; het individu neemt ook zelf de regie over zijn ontwikkeling.
* **Zelfbepaling:** Termen als zelfbepaling en persoonlijke vrijheid benadrukken dat mensen actief hun eigen levensloop kunnen vormgeven, bijvoorbeeld door te ontsnappen uit kansarme situaties of gezonde keuzes te maken. Dit impliceert niet dat men geen verantwoordelijkheid meer draagt.
> **Tip:** Beschouw ontwikkeling als een continu proces van wederzijdse beïnvloeding tussen de biologische aanleg (nature) en de omgevingsfactoren (nurture), waarbij de persoon zelf ook een actieve rol speelt in zijn of haar levenspad.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Levenslooppsychologie | De wetenschappelijke studie van gedrag doorheen de verschillende levensfasen van de mens, inclusief handelen, waarnemen, denken en gevoelens. |
| Ontwikkelingspsychologie | De tak van de psychologie die zich bezighoudt met de studie van gedragsveranderingen in de loop van het leven, inclusief cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke ontwikkelingen. |
| Genotype | De onzichtbare erfelijke codes die aanwezig zijn in de cellen van een individu, bepaald door de combinatie van genen die het van zijn ouders erft. |
| Fenotype | De zichtbare eigenschappen of kenmerken van een individu, die het resultaat zijn van de interactie tussen het genotype en omgevingsinvloeden. |
| Erfelijkheid (Nature) | Het deel van de ontwikkeling dat wordt bepaald door genetische aanleg en biologische factoren die van de ouders worden doorgegeven. |
| Omgeving (Nurture) | Het deel van de ontwikkeling dat wordt beïnvloed door externe factoren zoals opvoeding, cultuur, sociale interacties en fysieke omgeving. |
| Longitudinaal onderzoek | Een onderzoeksmethode waarbij dezelfde groep mensen over een langere periode herhaaldelijk wordt onderzocht om ontwikkelingspatronen te observeren. |
| Cross-sectioneel onderzoek | Een onderzoeksmethode waarbij op één specifiek moment verschillende leeftijdsgroepen worden vergeleken om ontwikkelingsverschillen in kaart te brengen. |
| Sequentieel onderzoek | Een complexe onderzoeksmethode die zowel longitudinale als cross-sectionele elementen combineert om cohort- en tijdseffecten te controleren en zo een nauwkeuriger beeld van ontwikkeling te krijgen. |
| Ecologisch systeemtheorie | Een theorie van Urie Bronfenbrenner die de ontwikkeling van een individu plaatst binnen een reeks van geneste omgevingssystemen (microsysteem, mesosysteem, exosysteem, macrosysteem, chronosysteem). |
| Zelfbepaling | Het vermogen van een individu om actief richting te geven aan zijn eigen ontwikkeling en keuzes te maken, in plaats van enkel een passieve ontvanger te zijn van invloeden. |
| Gedragsafspraken | Regels en normen die gesteld worden binnen een academische omgeving om een respectvolle en professionele interactie tussen studenten en docenten te waarborgen. |
| Studiefiche | Een document dat essentiële informatie bevat over een specifiek vak, zoals leerresultaten, studiemateriaal, evaluatievormen en contactgegevens van de docent. |
| MC-vragen | Multiple Choice vragen, een veelgebruikte vraagvorm bij examens waarbij studenten uit een reeks opties de juiste moeten kiezen. |