Cover
Zacznij teraz za darmo Samenvatting_AOPP-Lien_ (3).docx
Summary
## Inleiding tot Handelingsgerichte Diagnostiek (HGD)
Handelingsgerichte diagnostiek (HGD) is een methodiek die als doel heeft om door middel van een gestructureerd en doelgericht proces inzicht te verkrijgen in de problemen en sterktes van een kind en zijn context. De kwaliteit van de hulpverlening begint bij het beeld dat de hulpverlener vormt van het kind en de context waarin het functioneert. Door tijd te investeren in een grondige diagnostiek, kan de therapie succesvoller, korter en efficiënter verlopen, met een focus op het kind, evidence-based practice en maatwerk. HGD werkt vraaggestuurd en koppelt continu terug naar de hulpvraag, wat de rode draad doorheen het hele proces vormt.
### Kenmerken van HGD
HGD wordt gekenmerkt door een functionele benadering, waarbij diagnostiek in dienst staat van de behandeling. Het is een doelgericht, systematisch proces dat aansluit bij de wetenschappelijke cyclus. Verdere kenmerken zijn:
* Vraaggericht en op maat
* Feedback gestuurd
* Functioneel
* Oplossingsgericht
* Evidence-based
* Therapeutische waarde
* Classificaties worden gebruikt in het belang van het kind
* Gestructureerd volgens vijf fasen (het 'hoe', 'wanneer' en 'wie') en zes uitgangspunten (het 'wat' en 'waarom').
## Vijf fasen van HGD
De vijf fasen van HGD structureren het proces van de hulpvraag naar het antwoord, waarbij terugkoppeling en cyclisch werken essentieel zijn. Een verkort model (light HGD) is mogelijk indien de situatie dit toelaat.
### Fase 1: Intakefase
De intakefase focust op de aanmelding, het intakegesprek en de opbouw van de therapeutische relatie. Het verkennen van de hulpvraag en context, het verzamelen en clusteren van informatie, en het toepassen van gerichte gesprekstechnieken (zoals actief luisteren, concretiseren en samenvatten) staan centraal. Het is cruciaal om de theorie van het cliëntsysteem te kennen om hierop te kunnen afstemmen.
#### Stappen in de intakefase
1. **Voorbereiden intakegesprek**: Dossieranalyse, identificeren van relevante informanten, en voorbereiden van het ‘gouden mailtje’ om de cliënt voor te bereiden en stress te verminderen. Hierbij wordt rekening gehouden met de rechten van minderjarigen, afhankelijk van hun wilsbekwaamheid.
2. **Start: aanmeldingsreden, hulpvragen, wensen en verwachtingen**: Identificeren van de aard van de vraag (onderkennend, verklarend, veranderingsgericht, adviserend, evaluerend), de motieven voor aanmelding, en het bijstellen van onrealistische verwachtingen. Er wordt aandacht besteed aan de hulpvraag achter de hulpvraag.
3. **Positieve en negatieve aspecten (overzicht)**: Inventariseren van wat er goed gaat (sterke kanten, uitzonderingen) en wat er moeilijk loopt (problematische aspecten, gedrag, beleving van de opvoeder), vanuit het perspectief van de cliënt. Hierbij wordt signaleringsgedrag van het kind benadrukt en het belang van het onderscheid tussen ideografisch en nomothetisch perspectief. Eventueel afnemen van screeningsinstrumenten.
4. **Verklaringen (inzicht)**: Verkennen van de theorieën van de cliënt over het ontstaan en instandhouden van de problemen, en het integreren van externe en interne attributies, herattributie, voorgeschiedenis en expertkennis.
5. **Inschatten veiligheid kind**: Cruciaal voor de ontwikkeling van het kind. Dit vereist transparante bevraging, het vertrouwen op het buikgevoel, en zo nodig het gebruik van risicotaxatie-instrumenten. Bij vermoeden van kindermishandeling is contact met hulplijn 1712 of Vertrouwenscentrum Kindermishandeling noodzakelijk.
6. **Veranderwensen en oplossingen (uitzicht)**: Formuleren van realistische en haalbare doelen in termen van gewenst gedrag of situatie, en het identificeren van de benodigde behoeften om deze doelen te bereiken.
7. **Afronding: werkafspraken en evaluatie intakegesprek**: Herbekijken van de hulpvraag, afstemmen op verwachtingen en doelen, en het maken van concrete werkafspraken. Elk gesprek wordt geëvalueerd.
### Fase 2: Strategiefase
De strategiefase richt zich op het bepalen van het diagnostisch traject en het opstellen van een Voorlopig Integratief Beeld (VIB). De beschikbare informatie wordt geordend in clusters, de ernst van de problemen wordt ingeschat, en er wordt bepaald of er meer informatie nodig is. Zo nodig worden hypothesen geformuleerd die worden omgezet in toetsbare onderzoeksvragen. De rol van de professional is hier primair die van expert, met aandacht voor wetenschappelijke kennis, valkuilen, en consistentie met de intake.
#### Stappen in de strategiefase
1. **Ordenen beschikbare informatie in clusters**: Samenvatten en groeperen van informatie (problematisch, positief, leer- en ontwikkelingsgeschiedenis) voor overzicht, focus en richting.
2. **Inschatten van de ernst**: Bepalen of het gedrag valt binnen de normale ontwikkeling of problematisch is, en de mate van ernst inschatten aan de hand van criteria zoals Rutter en instrumenten zoals STEP of WHODAS 2.0.
3. **Weten we al genoeg?**: Beoordelen of de beschikbare informatie volstaat om de hulpvraag te beantwoorden, waarbij het type vraagstelling (onderkennend, verklarend, veranderingsgericht, adviserend) de volgende stappen bepaalt.
4. **Formuleren van hypothesen**: Opstellen van toetsbare, wetenschappelijk verantwoorde hypothesen vanuit een transactioneel referentiekader, met oog voor alternatieve verklaringen en consistentie met de hulpvraag.
5. **Beschikbare informatie integreren**: Voorbereiden van de integratie- en aanbevelingsfase, vooral bij een verkort traject.
6. **Consistentie met intakefase checken**: Nagaan of de informatie uit de intake is benut en of het traject aansluit bij de wensen van de cliënt.
7. **Gekozen traject afstemmen met cliëntsysteem**: Consensuaal bepalen van het verdere diagnostische pad.
### Fase 3: Onderzoeksfase
In de onderzoeksfase worden hypothesen getoetst en onderzoeksvragen beantwoord. Dit omvat het expliciteren van begrippen, het kiezen van geschikte onderzoeksmiddelen (multi-method, multi-informant), het formuleren van toetsingscriteria, het bespreken van de onderzoeksopzet met het cliëntsysteem, het verzamelen van gegevens, en de interpretatie ervan. De professional fungeert hier zowel als expert (kennis van instrumenten) als samenwerkingspartner (cliënt als medeonderzoeker).
#### Stappen in de onderzoeksfase
1. **Expliciteren begrippen in de onderzoeksvraag**: Theoretisch kaderen van de te onderzoeken begrippen.
2. **Kiezen van instrumenten**: Selecteren van genormeerde tests, vragenlijsten, observatie-instrumenten, diagnostische interviews, dossieranalyse of projectieve technieken, rekening houdend met psychometrische kwaliteit, kosten-batenanalyse en culturele sensitiviteit.
3. **Formuleren van toetsingscriteria**: Vooraf vaststellen van criteria om hypothesen al dan niet aan te nemen of te verwerpen.
4. **Bespreken onderzoeksopzet met cliëntsysteem**: Transparante communicatie over het plan, de instrumenten, mogelijke uitkomsten en de rol van de cliënt.
5. **Verzamelen onderzoeksgegevens**: Zorgvuldige afname van instrumenten, met aandacht voor afnamevoorwaarden, objectiviteit, representativiteit en de rol van de cliënt als medeonderzoeker. Focus op zowel problematische als beschermende factoren.
6. **Interpreteren gegevens en beantwoorden onderzoeksvragen**: Hypothesen bevestigen of verwerpen, en de onderzoeksvragen beantwoorden op basis van de verzamelde data.
### Fase 4: Integratie- en Aanbevelingsfase
In deze fase wordt het Voorlopig Integratief Beeld (VIB) getoetst en aangepast tot een Getoetst Integratief Beeld (GIB). Dit resulteert in een samenhangend beeld van de problematiek en de factoren die hierbij een rol spelen. Vervolgens worden doelen geformuleerd voor het kind, de opvoeding en het onderwijs, vertrekkende van de behoeften van het kind. Op basis hiervan worden wenselijke en haalbare aanbevelingen geformuleerd, met argumenten voor en tegen, en wordt de haalbaarheid ervan ingeschat.
#### Stappen in de integratie- en aanbevelingsfase
1. **Getoetst integratief beeld (GIB)**: Integreren van getoetste hypothesen en data, met aandacht voor uniciteit, transactionele verbanden en positieve factoren.
2. **Diagnostische interventiesessie (optioneel)**: Indien nodig, een sessie om tot een gezamenlijke kijk te komen.
3. **Formuleren van doelen (kind, opvoeding, onderwijs)**: SMARTI geformuleerde doelen, gekoppeld aan behoeften, positief geformuleerd en realistisch.
4. **Van doelen naar behoeften (kind)**: Identificeren wat het kind nodig heeft om de doelen te bereiken.
5. **Van doelen naar behoeften (opvoeders)**: Bepalen wat opvoeders of het onderwijs nodig hebben om aan de behoeften van het kind te voldoen.
6. **Formuleren van wenselijke aanbevelingen**: Voorstellen van interventies met argumenten voor en tegen, rekening houdend met de haalbaarheid en de wensen van het cliëntsysteem.
### Fase 5: Adviesfase
De adviesfase draait om het bespreken van het GIB, de doelen, behoeften en aanbevelingen met het cliëntsysteem. Het doel is een gemeenschappelijk beeld te vormen, de cliënt te informeren en te empoweren, en tot een 'yes-advies' te komen waar iedereen achter staat. Dit mondt uit in concrete afspraken en een evaluatie van het diagnostisch proces. De rol van de professional is hier primair die van samenwerkingspartner.
#### Stappen in de adviesfase
1. **Voorbereiden van het adviesgesprek**: Bepalen wie aanwezig is, welke informatie gedeeld wordt, en hoe het gesprek wordt gestructureerd.
2. **Inleiding van het adviesgesprek**: Zorgen voor een comfortabele sfeer, het duidelijk maken van het doel en de agenda.
3. **Bespreken samenhangend beeld**: Heldere en cliëntvriendelijke uitleg van het GIB, met aandacht voor de reacties van de cliënt.
4. **Bespreken doelen, behoeften en aanbevelingen**: Koppelen van doelen aan behoeften en aanbevelingen, met argumenten en aandacht voor succesfactoren en belemmeringen.
5. **Overleg met betrokkenen**: Samen beslissen welke aanbeveling(en) gekozen worden, met aandacht voor veiligheid en haalbaarheid.
6. **Afronding adviesfase**: Maken van concrete afspraken en evaluatie van het proces.
## Zes uitgangspunten van HGD
De zes uitgangspunten vormen het fundament voor handelingsgericht denken en doen, en sturen de vijf fasen aan. Ze bevorderen hulp op maat.
1. **Doelgericht**: Informatieverzameling met focus op interventie en functionaliteit.
2. **Transactioneel**: Rekening houden met de wisselwerking tussen kind en omgeving.
3. **Behoeften**: Centraal stellen van de behoeften van het kind en het systeem.
4. **Positief**: Focus op sterktes, kansen en oplossingen om een hoopvoller beeld te creëren en motivatie te verhogen.
5. **Samenwerken**: Betrekken van alle betrokkenen, met speciale aandacht voor de mening van kinderen.
6. **Systematisch**: Werken volgens een duidelijke structuur, met gebruik van wetenschappelijke kennis en feedback.
### HGD-denkschema
Het HGD-denkschema helpt bij het ordenen van gegevens, gaande van overzicht (roos) via inzicht (geel) naar uitzicht (groen), en bewaakt structuur en consistentie.
## Evidence-based diagnostiek
Evidence-based diagnostiek betekent het benutten van wetenschappelijke kennis en het hanteren van de scientist-practitioner rol. Valkuilen zoals het verwarren van correlatie en causatie, cirkelredeneringen, en tunnelvisie (verankeringsbias, affectbias, beschikbaarheidsbias, bevestigingsbias, overschatten van ervaring) moeten vermeden worden.
### Scientist-Practitioner
De scientist-practitioner integreert wetenschappelijke kennis met praktische expertise.
### Proces
Essentieel in het proces zijn de **samenwerkingsrelatie** (betrokkenheid, betrouwbaarheid, respect), **gespreksvaardigheden** (duidelijkheid, transparantie, eerlijkheid) en **meet, weet en beslis** (gebruik van vakkennis, structuur, feedback, reflectie).
## Gedragsstoornissen (Onderzoeksfase - Fase 3)
Bij het onderzoeken van gedragsstoornissen wordt gewerkt vanuit het transactioneel model, waarbij kindkenmerken (genetische aanleg, temperament, executieve functies) en omgevingskenmerken (opvoeding, schoolcontext, SES) in kaart worden gebracht. Diagnostiek kan plaatsvinden op onderkennend (brede screening met ASEBA, SDQ) en verklarend niveau (ontwikkelingsanamnese, specifieke instrumenten zoals GvK, VvGK, SCID-junior).
### Risico- en beschermende factoren
* **Kindfactoren**: Persoonlijkheid (HiPIC), emotieregulatie (FEEL-KJ), executieve functies (BRIEF).
* **Omgevingsfactoren**: Opvoedingsgedrag ((V)SOG), ouder-kindrelatie (ECR-R-C), schoolcontext, sociale media.
### Zelfverwondend gedrag (ZVG)
Bij ZVG is het belangrijk de onderliggende functie te achterhalen. Dit vereist aandacht voor kindkenmerken (temperament, emotieregulatie, zelfbeeld) en omgevingskenmerken (stressvolle gebeurtenissen, opvoedingsgedrag). Instrumenten zoals SITBI en SIQ-TR kunnen worden ingezet. De therapeutische relatie en het openlijk bespreken van ZVG zijn cruciaal.
### Depressieve klachten
Risicofactoren omvatten biologische, psychologische en omgevingsfactoren. Diagnostiek gebeurt op onderkennend niveau (CDI-2) en verklarend niveau (anamnese, CBSK/CBSA, YSQ, ECR-R-C). De invloed van schema's en hechting is hierbij significant.
### Angstklachten
Risicofactoren omvatten genetische aanleg, neurobiologie, temperament, cognitieve processen, emotieregulatie en omgevingsfactoren zoals ouderlijke psychopathologie en hechting. Diagnostiek op onderkennend niveau (SCARED-NL) en verklarend niveau (anamnese, psychische klachten bij ouders, NOSI-K) is van belang.
### Verslaving
Verslaving heeft een sterke genetische component, neuropsychologische invloed en is gerelateerd aan temperament, zelfbeeld, emotieregulatie en omgevingsfactoren. Vroegdetectie (AUDIT, SEM-J, CRAFFT) en verklarende diagnostiek (anamnese, schema's, CGG) zijn essentieel.
### Temporele verbanden
Instrumenten zoals ABC-schema, G-schema, eetdagboeken en topografische analyses helpen bij het in kaart brengen van temporele verbanden en functionele analyses.
## Persoonlijkheidsdiagnostiek bij kinderen en jongeren
Persoonlijkheidsdiagnostiek biedt adaptief inzicht in de dynamiek tussen eigenschappen, sterktes en kwetsbaarheden van een kind. Het helpt bij het begrijpen van comorbiditeit en het formuleren van realistische therapiedoelstellingen. De HiPIC is een veelgebruikt instrument voor persoonlijkheidsdiagnostiek bij jonge kinderen.
### Persoonlijkheidstrekken als bouwstenen
Persoonlijkheidstrekken zijn relatief stabiele tendensen die het gedrag beïnvloeden. Stabiliteit neemt toe met leeftijd, maar er blijft ruimte voor plasticiteit. De Big Five en de Little Five zijn belangrijke modellen hierbij.
### Persoonlijkheid en psychopathologie
Er is een significante relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie. Kwetsbaarheidsmodellen verklaren hoe bepaalde kinderen vatbaarder zijn voor maladaptieve uitkomsten. Differentiatie op symptoomniveau kan verklaard worden vanuit persoonlijkheidsfacetten.
### Veerkracht
Veerkracht kan begrepen worden als het compenseren van kwetsbaarheden door bepaalde persoonlijkheidseigenschappen. Het in kaart brengen van sterktes is cruciaal voor effectieve interventies.
## Cultuurresponsieve Psychotherapie
Cultuurresponsieve zorg is essentieel om mentale gezondheidsongelijkheid aan te pakken. Dit vereist aandacht voor culturele identiteit, intersectionaliteit, en de sociaal-culturele en structurele factoren die mentale gezondheid beïnvloeden.
### Kernbegrippen
* **Cultuur**: Gedeelde betekenissen en praktijken die ervaringen en gedragingen bepalen.
* **Culturele identiteit**: Identiteiten gevormd door sociale categorieën en maatschappelijke context.
* **Intersectionaliteit**: Het begrijpen van ervaringen vanuit de samenhang van meerdere identiteitsassen.
* **Etnische minderheidsgroep**: Groepen die door sociale en structurele processen als minderheid worden gezien, ongeacht het aantal.
### Mentale gezondheidsongelijkheid
Dit verwijst naar onrechtvaardige verschillen in mentale gezondheid, toegang tot zorg en kwaliteit van hulp voor etnische minderheidsgroepen.
### Verklaringen voor mentale gezondheidsongelijkheid
* **Socio-cultureel**: Psychotherapie als Westers construct, culturele normen en waarden in de hulpverlening.
* **Structureel**: Ongelijkheid in onderwijs, SES, discriminatie, racisme, en gebrek aan inclusief beleid.
* **Hulpverlening**: Ongelijke toegang tot zorg, taalbarrières, bias in diagnose, institutionele vooringenomenheid.
### Adresseren van mentale gezondheidsongelijkheid
Dit kan op verschillende niveaus: focus op de therapeut-cliënt dyade, decoloniaal perspectief, feministische psychotherapie, bottom-up benaderingen, en samenwerking met diverse systemen.
#### Therapeutische houding
* **Stereotypen & vooroordelen**: Bewustzijn van eigen vooroordelen en microagressies.
* **Meta-stereotypen**: Overtuigingen over wat de ander denkt.
* **Multicultural Orientation (MCO)**: Culturele nederigheid, comfort en kansen.
#### Broaching
Het proactief en open bespreken van culturele identiteiten in de therapie, met aandacht voor de cliënt's perspectief.
## Integratie- en Aanbevelingsfase (Fase 4)
Het doel is het overbruggen van de kloof tussen diagnostische bevindingen en passend advies. Dit gebeurt door het formuleren van een Getoetst Integratief Beeld (GIB), concrete doelen en behoeften, en wenselijke aanbevelingen, steeds in samenspraak met het cliëntsysteem.
## Adviesfase (Fase 5)
In deze fase wordt het adviesgesprek voorbereid en gevoerd. Het GIB, doelen, behoeften en aanbevelingen worden besproken, waarbij de cliënt centraal staat in de besluitvorming. Het resultaat is een plan waar alle betrokkenen achter staan.
## Verslaggeving
Verslaggeving is cruciaal voor communicatie, verantwoording en het inzichtelijk maken van het diagnostisch proces. Het verslag moet cliëntgericht, samenwerkingsgericht, doelgericht, systematisch en wetenschappelijk verantwoord zijn, met aandacht voor de wisselwerking en afstemming tussen kind en context. Het onderscheid tussen feiten en interpretaties, het vermijden van jargon, en het opnemen van positieve factoren zijn hierbij belangrijk.
## Suïcidepreventie bij kinderen en jongeren
Suïcidaliteit is een complex fenomeen dat multifactorieel bepaald wordt. Vroege detectie en interventie zijn cruciaal. Het is belangrijk om signalen te herkennen, suïcidaliteit bespreekbaar te maken en een veiligheidsproces (safety plan) op te stellen, met betrekking van naasten en continuïteit van zorg.
### Definities
* **Zelfdoding/Suïcide**: Een daad met dodelijke afloop, gesteld door de persoon zelf met de intentie om gewenste veranderingen te bewerkstelligen.
* **Suïcidepoging**: Niet-habitueel gedrag zonder dodelijke afloop, met de intentie om te sterven.
* **Suïcidegedachten**: Actief denken aan of overwegen van suïcide als oplossing voor problemen.
### Suïcidaal proces
Dit proces is vaak onzichtbaar en gekenmerkt door tunnelvisie. Er is ambivalentie, en de gedachte aan zelfdoding is zelden een bewuste keuze in de zin van het kunnen vergelijken van opties.
### Verklarend model
Het bio-psychosociaal model verklaart suïcidaliteit door de interactie van biologische, psychologische en sociale factoren, versterkt door stressfactoren en drempelfactoren. Beschermende factoren zijn essentieel voor preventie.
### Signaleren en Bespreekbaar Stellen
Signalen van suïcidaliteit kunnen verbaal, non-verbaal of gedragsmatig zijn. Het is cruciaal om suïcidaliteit bespreekbaar te maken, ook bij kinderen en jongeren, om het taboe te doorbreken en hulp te bieden.
### Risicofunctie
Vragen gericht op de huidige suïcidale intentie, concrete plannen, betekenis, ambivalentie, hopeloosheid, emoties, symptomen, risicofactoren (eerder suïcidaal gedrag, stressoren, drempelfactoren) en beschikbare hulpbronnen helpen bij het inschatten van het risico en het bepalen van interventies.
### Interventies
De basisprincipes zijn contact maken, veiligheid bevorderen, naasten betrekken en zorgcontinuïteit waarborgen. Een **Safety Plan** is een concreet hulpmiddel dat samen met de cliënt wordt opgesteld.
---
* **Tip**: Raadpleeg altijd de meest recente richtlijnen en protocollen bij het werken met suïcidaliteit.
* **Tip**: Wees alert op plotselinge verbeteringen na een crisissituatie, aangezien dit ook kan wijzen op een besluit tot suïcide.
## Integrale Jeugdhulp (IJH)
Integrale Jeugdhulp (IJH) is een Vlaams beleidsprogramma dat erop gericht is om passend en samenhangend in te spelen op de zorgvragen en behoeften van kinderen, jongeren en hun opvoedingsmilieu. Het bevordert samenwerking tussen actoren en streeft naar tijdige toegang tot laagdrempelige hulp.
### Kernprincipes van IJH
1. **Belang van de minderjarige staat centraal**: Alle beslissingen worden genomen in het belang van het kind.
2. **Alle rechten zijn voor alle minderjarigen gelijk**: Rechten gelden voor iedereen en zijn even belangrijk.
3. **Bekwaamheid**: Minderjarigen zijn, vanaf een bepaalde leeftijd en maturiteit, bekwaam om hun rechten zelf uit te oefenen.
### Het IJH-landschap
IJH werkt volgens een stepped-care principe, waarbij men start met de minst intensieve zorg (0e lijn: zelfzorg, mantelzorg, peer support) en opschaalt indien nodig (1e lijn: CAW, CLB, NAFT; 2e lijn: CGG, MFC, COS; 3e lijn: Residentiële hulp, OCJ, VK).
### Crisisjeugdhulp
Crisisjeugdhulp is bedoeld voor acuut beleefde noodsituaties waarbij onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is. Dit gebeurt vrijwillig, maar bij escalatie of onvrijwilligheid kan de tussenkomst van OCJ, VK of de jeugdrechter ingeroepen worden.
---
* **Tip**: Begrijp de verschillende lijnen van zorg en de rol van de toegangspoort in het IJH-landschap om efficiënt te kunnen doorverwijzen.
* **Tip**: Wees je bewust van de mogelijkheden van ‘Vroeg en Nabij’ om preventief en laagdrempelig te werken.
## Hulpmiddelen en Rapportering
Diverse instrumenten en modellen ondersteunen het HGD-proces, zoals de ASEBA en SDQ voor screening, de HiPIC voor persoonlijkheidsdiagnostiek, en verschillende vragenlijsten en interviews voor specifieke problematieken. Rapportering vereist een cliëntgerichte, systematische en wetenschappelijk verantwoorde aanpak, met duidelijke argumentatie en aandacht voor zowel sterktes als zwaktes. Een voorbeeld van een kindbrief toont hoe complexe informatie op een begrijpelijke manier kan worden overgebracht.
---
* **Belangrijk**: Bij het rapporteren is het essentieel om de taal van de cliënt te gebruiken, jargon te vermijden, en onderscheid te maken tussen feiten en interpretaties. De HiPIC-scoringsinterpretatie (decielen) en rapportagerichtlijnen (CeMeNT) zijn hierbij leidend.
Dit studiehandboek biedt een uitgebreid overzicht van de kernprincipes en fasen van Handelingsgerichte Diagnostiek, met specifieke aandacht voor verschillende problematieken en de rol van cultuur en suïcidepreventie. De nadruk ligt op een evidence-based, cliëntgerichte en systemische benadering. Succes met de voorbereiding op je examens!
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Handelingsgerichte diagnostiek (HGD)** | Een systematisch en doelgericht diagnostisch proces dat functioneel is, oplossingsgericht werkt, evidence-based is en gericht is op het kind, met als uiteindelijk doel het formuleren van passende interventies en aanbevelingen. |
| **Vraaggestuurd werken** | Een benadering waarbij het diagnostisch en therapeutisch proces continu wordt afgestemd op en teruggekoppeld naar de initiële hulpvraag van de cliënt, wat fungeert als de rode draad door het gehele traject. |
| **Evidence-based werken** | Het baseren van diagnostische en therapeutische beslissingen en interventies op wetenschappelijk bewijs en gevalideerde protocollen, met behoud van oog voor de uniciteit en maatwerk van het cliëntsysteem. |
| **Transactioneel model** | Een theoretisch kader dat de wisselwerking en onderlinge beïnvloeding tussen het kind, de opvoeding en de onderwijscontext beschrijft, wat cruciaal is voor het begrijpen van gedrag en het formuleren van interventies. |
| **Voorlopig Integratief Beeld (VIB)** | Een conceptuele casusbeschrijving, opgesteld in de strategiefase, die een voorlopige integratie van beschikbare informatie en geformuleerde hypothesen biedt als basis voor het verdere diagnostische traject. |
| **Culturele identiteit** | Identiteiten die voortkomen uit sociale categorieën zoals gender, etniciteit, taal, religie, klasse, seksuele oriëntatie, etc., en die cultureel zijn ingevuld binnen een specifiek referentiekader. |
| **Intersectionaliteit** | Een denkmodel dat stelt dat de ervaringen van individuen niet te begrijpen zijn vanuit één identiteitsas, maar door de onderlinge samenhang van alle assen, wat leidt tot unieke combinaties van privileges en kwetsbaarheden. |
| **Suïcidaliteit** | Het geheel van gedachten, plannen, intenties en handelingen gericht op het beëindigen van het eigen leven, voortkomend uit een complexe interactie van biologische, psychologische en sociale factoren. |