Cover
Zacznij teraz za darmo H1: Blok G&M 1ste Ba Medische Psychologie Hoofdstuk 1 Informatieverwerking.pptx
Summary
# Inleiding tot de psychologie en medische psychologie
**1. Inleiding tot psychologie en medische psychologie**
Dit onderwerp introduceert de basisdefinities van psychologie en medische psychologie, verklaart het verschil met psychiatrie, en behandelt de subspecialisaties binnen de psychologie, met specifieke aandacht voor de rol van medische psychologie bij ziekte en lichamelijke aandoeningen.
### 1.1 Wat is psychologie?
Psychologie wordt gedefinieerd als de wetenschappelijke studie naar de oorzaken en gevolgen van menselijk gedrag. Dit omvat zowel direct waarneembaar gedrag (acties) als indirect waarneembaar gedrag (gedachten, gevoelens), evenals de onderliggende biologische en neuropsychologische processen. De psychologie onderzoekt algemene kenmerken van menselijk gedrag, individuele en groepsverschillen, en zowel normaal als problematisch gedrag, met als doel het menselijk functioneren te onderzoeken en te verklaren.
#### 1.1.1 Psychologie versus psychiatrie
Het is belangrijk om psychologie te onderscheiden van psychiatrie:
* **Psychologie:** Een humane wetenschap die zich richt op de "mind" (en "brain"). Het bestudeert mentale processen zoals perceptie, aandacht, geheugen, leren, cognitie, emoties en gedrag. Binnen de psychologie wordt zowel de normaliteit als de ziekte bestudeerd.
* **Psychiatrie:** Een medische wetenschap die zich richt op de "brain" (en "mind"). Het bestudeert de structuur en neurobiologische processen van de hersenen, met een focus op psychiatrische stoornissen en ziekte.
#### 1.1.2 Subspecialisaties binnen de psychologie
De psychologie kent verschillende subspecialisaties. De tekst noemt drie hoofdrichtingen:
* Klinische psychologie
* Theoretische en experimentele psychologie
* Bedrijfspsychologie en personeelsbeleid
Daarnaast worden er diverse subspecialisaties genoemd, met name binnen de klinische psychologie, waaronder:
* Medische psychologie
* Cognitieve psychologie
* Gedragspsychologie
* Persoonlijkheidspsychologie
* Neuropsychologie
* Sociale psychologie
### 1.2 Wat is medische psychologie?
Medische psychologie is een specialisatie binnen de psychologie die zich richt op het onderzoeken en behandelen van psychologische problemen of klachten die geassocieerd zijn met lichamelijke ziekten of aandoeningen. Dit kan betrekking hebben op diverse aspecten, zoals:
* Het leren omgaan met chronische ziekten (bv. diabetes, multiple sclerose).
* Aanpassing van de levensstijl en het omgaan met verlies van fysieke mogelijkheden of zelfstandigheid.
* Verwerking van verlies, depressie of suïcidaliteit.
* Het verwerken van acute en levensbedreigende aandoeningen (bv. kanker, beroerte).
* Geheugenproblemen als gevolg van hersentrauma of ernstige depressie.
* Ongewenst eetgedrag in relatie tot overgewicht.
De medische psychologie hanteert de visie dat ziekte en gezondheidsproblemen een belangrijke stressor zijn met psychologische gevolgen. De focus ligt op het onderzoeken en behandelen van deze psychologische problemen en hun impact.
### 1.3 Psychologie en informatieverwerking (Basis Cognitieve Psychologie)
De cognitieve psychologie heeft een aanzienlijke invloed op de hedendaagse psychologie. Sinds het einde van de jaren vijftig is er meer aandacht voor de rol van cognitieve processen bij het ontstaan en in stand houden van psychische klachten. De centrale gedachte is dat gedrag niet volledig begrepen kan worden zonder te kijken naar de mentale processen die eraan voorafgaan.
#### 1.3.1 Belang van informatieverwerking
Informatieverwerking is essentieel omdat de psychologie ervan uitgaat dat het menselijk brein functioneert als een informatie-verwerkend systeem, vergelijkbaar met een computer. De belangrijkste processen hierbij zijn:
* **Waarneming/perceptie:** Informatie opnemen via de zintuigen.
* **Interne verwerking:** Informatie interpreteren, denken en redeneren.
* **Opslag (geheugen):** Informatie bewaren.
* **Reactie/gedrag:** Op de informatie reageren.
De cognitieve psychologie bestudeert mentale processen zoals waarneming, aandacht, geheugen, en mentale inhoud zoals gedachten en gevoelens.
#### 1.3.2 Belangrijke termen en concepten
* **Cognities:** De verzameling van mentale processen en activiteiten die betrokken zijn bij waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen. Dit omvat ook gedachten, taal, beelden, feitenkennis, herinneringen, waarden en normen.
* **Informatieverwerking:** De processen die een rol spelen bij de verwerving, opslag en reproductie van kennis of informatie. Dit omvat waarneming, verwerking en geheugen. De cognitieve psychologie bestudeert de invloed van informatieverwerking op emoties, gedrag en fysiologische processen, en vice versa.
* **Schema's:** Geheugenstructuren waarin relatief stabiele kennisrepresentaties zijn opgeslagen over specifieke onderwerpen. Deze zijn gevormd door ervaringen en beïnvloeden hoe we informatie waarnemen, interpreteren en verwerken. Schema's sturen onze informatieverwerking en kunnen leiden tot specifieke gedachten, gevoelens en gedrag (de G-ketting: Gewaarwording/Gebeurtenis -> Gedachten -> Gevoelens -> Gedrag -> Gevolg).
> **Tip:** De G-ketting (Gedachten-Gevoelens-Gedrag) is een cruciaal model in de cognitieve psychologie om de relatie tussen onze interpretaties, emoties en acties te begrijpen. Psychische problemen worden vaak gekenmerkt door disfunctionele denkgewoonten binnen deze ketting.
#### 1.3.3 Voorbeelden van de G-ketting en denkfouten
De G-ketting laat zien dat niet de situatie zelf, maar onze interpretatie ervan onze gevoelens en gedrag bepaalt.
> **Voorbeeld 1:**
> * **Gebeurtenis:** Een hond blaft.
> * **Persoon 1 (Gedachte: "Hij zal bijten"):** Gevoel: Angst. Gedrag: Weglopen.
> * **Persoon 2 (Gedachte: "Wat een mooi dier"):** Gevoel: Opgewondenheid. Gedrag: Dichterbij komen.
> **Voorbeeld 2:**
> * **Gebeurtenis:** Een groep mensen kijkt naar je op een feestje.
> * **Persoon 1 (Gedachte: "Ze lachen met mij"):** Gevoel: Onzekerheid, spanning. Gedrag: Weggaan.
> * **Persoon 2 (Gedachte: "Ze vragen zich af wie ik ben"):** Gevoel: Neutraal. Gedrag: Contact leggen.
Systematische vertekeningen of denkfouten kunnen leiden tot psychische stoornissen. Voorbeelden hiervan zijn:
* **Zwart-wit denken:** Alles in uitersten zien.
* **Toekomst rampzalig voorspellen:** Zeker weten dat iets slechts zal gebeuren.
* **Generaliseren:** Grote conclusies trekken uit één gebeurtenis.
* **Gedachten lezen:** Denken te weten wat anderen denken zonder bewijs.
* **Personaliseren:** Gebeurtenissen sterk op jezelf betrekken.
* **Emotioneel redeneren:** Gevoelens als bewijs zien.
* **Selectief waarnemen:** Alleen op het negatieve letten.
* **Negatief denken:** Neutrale of positieve zaken naar negatief ombuigen.
#### 1.3.4 Informatieverwerking: verwerking van prikkels
Het verwerken van prikkels omvat verschillende mentale processen:
##### 1.3.4.1 Waarneming/perceptie
Waarneming is niet objectief en passief, maar een selectief en interpretatief proces.
* **Externe waarneming:** Via de zintuigen (auditief, visueel, olfactorisch, gustatorisch, tactiel).
* **Interne waarneming:** Waarnemen van interne toestanden zoals lichamelijke sensaties, gedachten en gevoelens.
Pareidolie is een voorbeeld van de aangeboren neiging van de hersenen om betekenis te geven aan onduidelijke waarnemingen, wat een overlevingsfunctie kan hebben. Waarneming werkt via twee complementaire processen:
* **Bottom-up:** Een stimulus-gedreven proces, waarbij ruwe zintuiglijke gegevens worden verwerkt.
* **Top-down:** Gevormd door bestaande kennis en schema's, fungeert als een interpretatief raster over de waargenomen gegevens.
##### 1.3.4.2 Het geheugen
Het geheugen stelt ons in staat informatie op te slaan, te bewaren en terug te zoeken. Het omvat verschillende soorten kennis, zoals beelden, gedachten, herinneringen, geuren, procedures en verwachtingen. Er zijn drie hoofdtypen geheugen:
* **Sensorisch geheugen:** Het eerste stadium, waar zintuiglijke indrukken zeer kort worden vastgehouden (bv. visuele beelden in iconisch geheugen, auditieve prikkels in echoïsch geheugen). Het filtert informatie om te beslissen welke informatie aandacht verdient voor het werkgeheugen.
* **Werkgeheugen (Korte termijn geheugen):** Haalt relevante informatie uit het sensorisch geheugen en koppelt deze aan kennis uit het langetermijngeheugen. Het is een centraal regulerend systeem voor bewuste planning en aandacht. De capaciteit is beperkt (ongeveer 7 items) en de duur kort (seconden tot minuten). Overbelasting leidt tot het verdwijnen van oude informatie.
* **Langetermijn geheugen:** Hier wordt informatie opgeslagen na herhaling en consolidatie. Het heeft een grote capaciteit en informatie blijft er zeer lang bewaard, hoewel herinneringen kunnen vervagen of 'overschreven' kunnen worden. Terugzoeken (retrieval) is essentieel.
Het langetermijngeheugen kan worden onderverdeeld in:
* **Declaratief (Expliciet) geheugen:** Bewust toegankelijke kennis, zoals het episodisch geheugen (persoonlijke gebeurtenissen) en het semantisch geheugen (feiten, woordenschat, wereldkennis).
* **Niet-declaratief (Impliciet) geheugen:** Niet-bewust toegankelijke kennis, zoals het procedureel geheugen (vaardigheden zoals fietsen) en priming (invloed van eerdere prikkels op latere reacties).
**Geheugenfouten:**
* **Omissiefouten:** Informatie die niet meer naar bovenkomt (bv. amnesie).
* **Commissiefouten:** Informatie die onbedoeld wordt toegevoegd of gecreëerd (bv. pseudo-herinneringen, confabulaties).
Emoties hebben een significante invloed op het geheugen. Emotioneel geladen gebeurtenissen worden vaak beter onthouden dan neutrale gebeurtenissen.
**Olfactorisch geheugen:** Geurherinneringen hebben een unieke hersenroute die direct naar het limbisch systeem (amygdala voor emoties, hippocampus voor geheugen) leidt. Dit verklaart waarom geuren vaak direct gekoppeld zijn aan sterke, emotioneel geladen herinneringen ("Proust-effect"). Hoewel olfactorisch geheugen stabiel is en langzaam vervaagt, is het moeilijker om geuren verbaal te benoemen.
#### 1.3.5 Belang van informatieverwerking bij ziekte en patiënten
De manier waarop een patiënt informatie selecteert, interpreteert en verwerkt, is cruciaal voor hoe deze omgaat met ziekte of een aandoening. Complexe G-schema's (gedachten, gevoelens, gedrag) spelen hierbij een grote rol.
> **Voorbeeld G-schema bij een logopedist:**
> * **Patiënt komt niet opdagen voor een afspraak na CVA:**
> * **Logopedist (Gedachten):** "Die is niet gemotiveerd." **(Gevoelens):** Irritatie. **(Gedrag):** Geen contact opnemen.
> * **Patiënt (Gedachten):** "Die oefeningen zijn te moeilijk, het lukt toch niet." **(Gevoelens):** Angst, hopeloosheid. **(Gedrag):** Niet komen.
> **Voorbeeld G-schema bij een verpleegkundige:**
> * **Patiënt met chronische hartaandoening trekt zich terug:**
> * **Verpleegkundige (Gedachten):** "Wat is er aan de hand?" **(Gevoelens):** Onzekerheid. **(Gedrag):** Weinig interactie.
> * **Patiënt (Gedachten, na vernemen van slechte prognose):** "Het is gedaan met mij." **(Gevoelens):** Somberheid, hopeloosheid. **(Gedrag):** Terugtrekken.
Het is essentieel om rekening te houden met de complexiteit van de G-schema's bij patiënten en te beseffen dat onze eigen gedachten en gevoelens ook onze interacties beïnvloeden.
---
# Informatieverwerking en cognitieve psychologie
Dit gedeelte introduceert de fundamenten van de cognitieve psychologie en de rol van informatieverwerking bij het begrijpen van menselijk gedrag, met specifieke aandacht voor schema's en de G-ketting die gedachten, gevoelens en gedrag beïnvloedt.
### 1.1 Achtergrond: cognitieve psychologie en informatieverwerking
De cognitieve psychologie, prominent aanwezig sinds het einde van de jaren '50, benadrukt het belang van cognities (mentale processen) voor het ontstaan en voortbestaan van psychische klachten. Het uitgangspunt is dat gedrag niet volledig te begrijpen is zonder inzicht in de mentale processen die eraan voorafgaan. De mens wordt gezien als een informatie-verwerkend systeem, vergelijkbaar met een computer, dat informatie opneemt via de zintuigen, intern verwerkt en opslaat in het geheugen, waarna het leidt tot gedrag.
#### 1.1.1 Belangrijke termen en concepten
* **Cognities:** De verzameling van mentale processen en activiteiten die betrokken zijn bij waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen. Dit omvat denken (zowel bewust als automatisch), beelden, feitenkennis, herinneringen, waarden en normen, en waarneming.
* **Informatieverwerking:** De processen die een rol spelen bij de verwerving, opslag en reproductie van kennis. Dit omvat drie mentale processen: waarneming, verwerking en geheugen.
* **Schema's:** Gestructureerde kennisrepresentaties in het geheugen die worden gevormd door levenslange ervaringen. Ze organiseren kennis over specifieke onderwerpen en beïnvloeden welke informatie wordt waargenomen, hoe deze wordt geïnterpreteerd en verwerkt tot nieuwe betekenissen. Schema's zijn functioneel en maken deel uit van de G-ketting.
#### 1.1.2 De G-ketting: gedachten, gevoelens, gedrag en gevolgen
De G-ketting beschrijft de interactie tussen gebeurtenissen (of gewaarwordingen), gedachten, gevoelens en gedrag, met hun gevolgen.
* **Gebeurtenis/Gewaarwording:** De externe stimulus of interne ervaring.
* **Gedachten/Cognities:** De interpretatie van de gebeurtenis. De cognitieve psychologie stelt dat niet de situatie zelf, maar de interpretatie ervan bepaalt hoe we ons voelen en gedragen.
> **Tip:** Inzicht in de G-ketting is cruciaal voor medische professionals om de psychologische aspecten van ziekte en aandoeningen bij patiënten te begrijpen.
* **Gevoelens/Emoties:** De emotionele reactie die voortkomt uit de gedachten.
* **Gedrag:** De actie of reactie die wordt ondernomen, variërend van bewust gepland tot automatisch onbewust gedrag.
* **Gevolgen:** De uitkomst van het gedrag, die weer invloed kan hebben op toekomstige gebeurtenissen en de G-ketting.
> **Voorbeeld 1:**
> * **Gebeurtenis:** Een blaffende hond.
> * **Gedachte (Persoon 1):** "Die hond zal me bijten."
> * **Gevoel (Persoon 1):** Angst, spanning.
> * **Gedrag (Persoon 1):** Weglopen.
>
> * **Gedachte (Persoon 2):** "Wat een mooi dier."
> * **Gevoel (Persoon 2):** Opgewonden.
> * **Gedrag (Persoon 2):** Dichterbij komen.
> **Voorbeeld 2:**
> * **Gebeurtenis:** Een groep mensen op een feestje kijkt naar jou.
> * **Gedachte (Persoon 1):** "Ze lachen me uit."
> * **Gevoel (Persoon 1):** Onzeker, gespannen.
> * **Gedrag (Persoon 1):** Weggaan.
>
> * **Gedachte (Persoon 2):** "Ze vragen zich af wie ik ben."
> * **Gevoel (Persoon 2):** Neutraal.
> * **Gedrag (Persoon 2):** Contact leggen.
Vertekende of disfunctionele denkgewoonten kunnen leiden tot psychische stoornissen. Voorbeelden hiervan zijn:
* **Zwart-wit denken:** Denken in uitersten (bijv. "Niets lukt me").
* **Toekomst rampzalig voorspellen:** Zeker weten dat iets negatiefs zal gebeuren (bijv. "Op dat feestje zal niemand me leuk vinden").
* **Generaliseren:** Grote conclusies trekken uit één enkele gebeurtenis (bijv. "Mij lukt nooit iets").
* **Gedachten lezen:** Denken te weten wat anderen denken zonder voldoende bewijs (bijv. "Ik zag het hem denken").
* **Personaliseren:** Gebeurtenissen of gedrag van anderen sterk op zichzelf betrekken (bijv. "Mijn baas zei geen goedendag, hij zal wel kwaad zijn op mij").
* **Emotioneel redeneren:** Wat men voelt, is de waarheid (bijv. "Ik voel dat hij me niet mag").
* **Selectief waarnemen:** Vooral letten op het negatieve (bijv. "Wat een rotdag").
* **Negatief denken:** Neutrale of positieve zaken omdraaien naar het negatieve (bijv. een goede prestatie toeschrijven aan geluk).
### 1.2 Informatieverwerking: verwerking van prikkels via mentale processen
De verwerking en interpretatie van prikkels omvatten meerdere mentale processen, waaronder waarneming en het geheugen.
#### 1.2.1 Waarneming/perceptie
Waarneming is het proces waarbij we informatie uit de externe wereld via onze zintuigen (auditief, visueel, olfactorisch, gustatorisch, tactiel) en interne toestanden (lichamelijke sensaties, gedachten, gevoelens, stemmingen) verwerken. Waarneming is niet objectief en passief; het omvat selectie, onbewuste processen, aanvulling tot logische gehelen, en kan sterk individueel verschillen.
* **Pareidolie:** Een aangeboren neiging van de hersenen om betekenis te geven aan onduidelijke en willekeurige waarnemingen, zoals het herkennen van gezichten in willekeurige patronen. Dit kan een overlevingsfunctie hebben.
* **Twee aanvullende processen van waarneming:**
* **Bottom-up:** Een stimulus-gedreven proces vanuit de werkelijkheid, waarbij ruwe zintuiglijke gegevens worden verwerkt.
* **Top-down:** Gestuurd door bestaande kennis (schema's), waarbij een interpretatief raster over de waargenomen gegevens wordt gelegd. Dit proces wordt beïnvloed door individuele variaties, persoonlijke voorkeuren en kenmerken.
#### 1.2.2 Het geheugen
Het geheugen is het vermogen om informatie op te slaan, te bewaren en terug te zoeken. Het omvat verschillende soorten kennis, zoals beelden, gedachten, herinneringen, geuren, muziek, procedures en verwachtingen. Er worden drie hoofdsoorten geheugen onderscheiden:
* **Sensorisch geheugen (zintuiglijk geheugen):**
* Het eerste stadium, plaatsvindend in de zintuigen en sensorische zenuwbanen.
* Bevat snel vervagende sporen van zintuiglijke stimuli.
* Functie: informatie net lang genoeg vasthouden om te beslissen welke informatie aandacht verdient en belangrijk is voor het werkgeheugen. Fungeert als een poortwachter.
* Capaciteit: groot, duur: zeer kort (ongeveer een kwart seconde voor 12-16 items).
* Automatisch, zonder tussenkomst van aandacht of bewustzijn.
* Subtypen: Iconisch geheugen (beelden) en Echoïsch geheugen (auditieve stimuli).
* **Werkgeheugen (korte termijn geheugen):**
* Het tweede stadium, haalt relevante informatie uit het sensorisch geheugen en verbindt deze met het langetermijngeheugen.
* Een centraal regulerend systeem dat aandacht verdeelt en bewuste planning en beheersing van acties verzorgt. Verwerkt auditieve en visuele informatie.
* Capaciteit en duur: Tijdelijk, enkele seconden tot minuten.
* Capaciteit: beperkt, ongeveer 7 items (met een variatie van 2). Kan verschillen per persoon en per soort onderwerp.
* Overbelasting leidt tot het verdwijnen van oude items en kan ervoor zorgen dat nieuwe, belangrijke informatie niet wordt opgemerkt.
* **Langetermijngeheugen:**
* **Opslag:** Informatie uit het kortetermijngeheugen wordt naar het permanente geheugen overgebracht (consolidatie) na voldoende herhaling.
* **Vasthouden:** Informatie blijft zeer lang bewaard, hoewel indrukken kunnen vervagen en toegankelijkheid kan afnemen. Nieuwe kennis kan oude kennis 'overschrijven'.
* **Terugzoeken (retrieval):** Het oproepen of herkennen van opgeslagen informatie. Vergeten gebeurt vaak door een gebrek aan herinneringscues.
* **Soorten geheugen:**
* **Declaratief (Expliciet) geheugen:** Bewust toegankelijke kennis.
* **Episodisch geheugen:** Persoonlijke, autobiografische gebeurtenissen.
* **Semantisch geheugen:** Feiten, betekenissen, woordenschat, algemene kennis (bijv. klokkijken, optellen).
* **Niet-declaratief (Impliciet) geheugen:** Niet-bewust aanwezige kennis.
* **Procedureel geheugen:** Vaardigheden, motorische vaardigheden (bijv. fietsen, zwemmen, lezen).
* **Priming:** Invloed van een eerdere prikkel op de reactie op een latere prikkel, zonder bewustzijn van het verband.
* **Conditionering:** (Zie Hoofdstuk 2 Leren/Gedragspsychologie).
#### 1.2.3 Hoe juist is ons geheugen?
Geheugenfouten kunnen optreden:
* **Omissie-fouten:** Informatie die is opgeslagen, maar niet kan worden teruggehaald (bijv. amnesie, overgeneraliseerde herinneringen bij depressie).
* **Commissie-fouten:** Informatie die onbedoeld is toegevoegd en niet berust op eigen waarneming of herinnering (bijv. pseudoherinneringen, confabulaties).
> **Tip:** Emoties spelen een belangrijke rol bij de versterking van geheugen. Emotioneel geladen gebeurtenissen worden vaak beter onthouden.
#### 1.2.4 Olfactorisch geheugen
Het olfactorisch (geur) geheugen heeft een unieke hersenroute. Geuren gaan rechtstreeks van de zintuigen naar het limbisch systeem (amygdala voor emoties en hippocampus voor geheugen), in tegenstelling tot andere zintuigen die eerst via de thalamus (poortwachter) gaan. Dit resulteert in een directe koppeling van geuren aan sterke, emotioneel geladen herinneringen (het 'Proust-effect'). Olfactorisch geheugen is stabiel en vervaagt langzamer, maar is moeilijker verbaal te benoemen omdat het systeem minder verbonden is met taalgebieden. Geurherkenning is sterk, maar bewuste geurherinnering zonder de prikkel is beperkt.
### 1.3 Belang van informatieverwerking bij ziekte en patiënten
De manier waarop patiënten informatie selecteren, interpreteren en verwerken, is sterk gerelateerd aan hoe zij omgaan met ziekte en aandoeningen. Een complex samenspel van gedachten, gevoelens en gedrag (de G-ketting) beïnvloedt hun ervaring en verwerking van ziekte.
> **Voorbeeld:**
> * **Situatie:** Een patiënt met afasie (na CVA) komt niet opdagen voor een logopedische afspraak.
> * **G-schema logopediste:** Gedachten als "die is niet gemotiveerd", gevoelens van irritatie, gedrag van geen contact opnemen.
> * **G-schema patiënt:** Gedachten als "de oefeningen waren moeilijk en het lukte niet", "dit kan niet meer verbeteren", gevoelens van angst en hopeloosheid, gedrag van niet komen opdagen. Dit illustreert hoe de interpretatie van de gebeurtenis (de moeilijkheid van de oefeningen) leidt tot een andere G-ketting dan die van de logopediste.
>
> **Voorbeeld:**
> * **Situatie:** Een patiënt met chronische hartaandoening wordt na een nieuwe opname stiller en kortaf, en reageert kwaad op behandeling.
> * **G-schema verpleegkundige:** Onzekerheid, gedrag van weinig interactie zoeken.
> * **G-schema patiënt:** Achtergrond: diagnose hartfalen en vermelding van een hoge mortaliteitsratio. Gedachten als "het is gedaan met mij", "heb nog maar max 3 jaar te leven", gevoelens van somberheid en hopeloosheid, gedrag van terugtrekken. Dit laat zien hoe de verwerking van informatie over de prognose leidt tot een veranderde G-ketting.
Het is essentieel om bij patiënten rekening te houden met de complexiteit van hun G-schema's en de invloed van hun gedachten op hun gevoelens en gedrag. Ook bij hulpverleners zelf is het belangrijk om zich bewust te zijn van hun eigen G-schema's en hoe deze hun interactie met patiënten beïnvloeden.
---
# Geheugen: soorten, processen en geheugenfouten
Dit deel van de cursus behandelt de fundamentele aspecten van het menselijk geheugen, waaronder de verschillende geheugentypen, de processen die betrokken zijn bij het opslaan en terughalen van informatie, en de aard en oorzaken van geheugenfouten.
### 3.1 Informatieverwerking als basis van het geheugen
De cognitieve psychologie beschouwt het menselijk brein als een informatie-verwerkend systeem. Dit systeem neemt informatie op via de zintuigen, verwerkt deze intern (denken, redeneren), slaat deze op in het geheugen, en genereert gedrag als reactie. Mentale processen zoals waarneming, aandacht, verwerking en geheugen zijn hierbij cruciaal.
#### 3.1.1 Cognities en schema's
* **Cognities**: De verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen van informatie. Dit omvat denken, waarneming, en herinneringen.
* **Schema's**: Geheugenstructuren die relatief stabiele kennisrepresentaties bevatten over specifieke onderwerpen. Ze worden gevormd door ervaringen en beïnvloeden hoe we nieuwe informatie waarnemen, interpreteren en verwerken. Schema's helpen om informatie te organiseren en te verbinden, wat essentieel is voor coherent denken en geheugen.
De G-ketting (Gebeurtenis/Gewaarwording -> Gedachten -> Gevoelens -> Gedrag -> Gevolg) illustreert hoe onze interpretatie (gedachten) van een gebeurtenis, gestuurd door onze schema's, onze gevoelens en gedrag bepaalt. Psychische problemen worden vaak geassocieerd met vervormde of disfunctionele denkgewoonten (schema's).
> **Tip:** Begrijpen dat niet de gebeurtenis zelf, maar de interpretatie daarvan de gevoelens en het gedrag bepaalt, is een kerninzicht uit de cognitieve psychologie en essentieel voor het begrijpen van zowel normaal functioneren als psychische klachten.
#### 3.1.2 Mentale processen: waarneming, verwerking en geheugen
* **Waarneming/Perceptie**: Het proces waarbij we externe stimuli (via zintuigen) en interne toestanden (lichamelijke sensaties, gedachten) opnemen. Waarneming is geen passief en objectief proces, maar wordt beïnvloed door selectie, interpretatie en bestaande kennis (schema's).
* **Bottom-up processen**: Stimulus-gedreven, waarbij ruwe zintuiglijke gegevens worden verwerkt.
* **Top-down processen**: Gestuurd door bestaande kennis, ervaringen en schema's, die als een interpretatief raster over de waargenomen gegevens worden gelegd.
* **Verwerking/Interpretatie**: Het actief toekennen van betekenis aan waargenomen informatie, sterk beïnvloed door onze schema's.
* **Geheugen**: Het vermogen om informatie te onthouden, wat drie hoofdaspecten omvat: opslaan, bewaren en terugzoeken van informatie.
### 3.2 Soorten geheugen
Het geheugen wordt doorgaans ingedeeld in drie opeenvolgende stadia:
#### 3.2.1 Sensorisch geheugen
* **Functie**: Het eerste stadium van geheugen, dat plaatsvindt in de zintuigen en de bijbehorende zenuwbanen. Het houdt kortstondig sporen van zintuiglijke stimuli vast, lang genoeg om te beslissen welke informatie aandacht verdient en wordt doorgestuurd naar het werkgeheugen.
* **Kenmerken**: Grote capaciteit, maar een zeer korte duur (ongeveer een kwartseconde). Het werkt als een filter dat onbelangrijke stimuli scheidt van belangrijke.
* **Subtypen**:
* **Iconisch geheugen**: Voor visuele informatie.
* **Echoïsch geheugen**: Voor auditieve informatie.
#### 3.2.2 Werkgeheugen (Korte termijn geheugen)
* **Functie**: Het tweede stadium dat relevante informatie uit het sensorisch geheugen haalt en koppelt aan bestaande informatie in het langetermijngeheugen. Het is een centraal regulerend systeem dat aandacht verdeelt en bewuste planning en beheersing van acties verzorgt.
* **Kenmerken**: Tijdelijk vasthouden van informatie, langer dan het sensorisch geheugen (enkele seconden tot enkele minuten). Het heeft een beperkte capaciteit, typisch rond de 7 items (plus of minus 2). Overbelasting kan leiden tot het verlies van oude informatie en het onvermogen om nieuwe informatie op te nemen.
#### 3.2.3 Langetermijngeheugen
* **Functie**: Opslaan, bewaren en terughalen van informatie voor langere perioden.
* **Kenmerken**: Informatie wordt hier na herhaling overgebracht vanuit het werkgeheugen (consolidatie). Hoewel het wordt aangenomen dat informatie permanent wordt opgeslagen, kunnen geheugenindrukken vervagen of overschreven worden door nieuwe kennis, waardoor de toegankelijkheid afneemt. Het terughalen van informatie kan bemoeilijkt worden door een gebrek aan herinneringscues.
##### 3.2.3.1 Categorieën van het langetermijngeheugen
Het langetermijngeheugen wordt onderverdeeld in twee hoofdcategorieën:
* **Declaratief (Expliciet) geheugen**: Kennis die bewust toegankelijk is en actief kan worden opgeroepen.
* **Episodisch geheugen**: Persoonlijke, autobiografische gebeurtenissen en ervaringen.
* **Semantisch geheugen**: Feitenkennis, woordenschat, algemene kennis over de wereld en taal.
* **Niet-declaratief (Impliciet) geheugen**: Kennis die niet-bewust aanwezig is.
* **Procedureel geheugen**: Geheugen voor vaardigheden en motorische handelingen (bv. fietsen, schrijven).
* **Priming**: Invloed van een eerdere stimulus op de reactie op een latere stimulus, zonder bewust besef van het verband.
* **Conditionering**: Geleerde associaties tussen stimuli en reacties (zie Hoofdstuk 2).
> **Tip:** Het onderscheid tussen expliciet en impliciet geheugen is belangrijk omdat deze geheugenvormen op verschillende manieren kunnen worden aangetast, bijvoorbeeld na hersenletsel.
### 3.3 Emotionele impact op geheugen
Emoties spelen een significante rol in hoe we informatie verwerken en onthouden. Emotioneel geladen gebeurtenissen worden vaak beter onthouden dan neutrale gebeurtenissen. Dit komt deels door de activatie van het sympathisch zenuwstelsel en de vrijgave van stresshormonen zoals adrenaline en noradrenaline, die de geheugenconsolidatie kunnen versterken.
#### 3.3.1 Olfactorisch geheugen
Het olfactorisch geheugen (reukgeheugen) wijkt af van andere zintuigen. Geurprikkels gaan direct naar het limbisch systeem (amygdala voor emoties, hippocampus voor geheugen) in plaats van eerst via de thalamus. Dit leidt tot een directere koppeling van geuren aan emoties en herinneringen, wat het "Proust-effect" verklaart waarbij geuren sterke, emotioneel geladen herinneringen kunnen oproepen. Olfactorische herinneringen zijn stabiel en vervagen langzamer, maar zijn moeilijker verbaal te benoemen en werken vaak 'cued' (geactiveerd door de geur zelf).
### 3.4 Geheugenfouten
Ons geheugen is niet perfect en kan leiden tot verschillende soorten fouten:
* **Omissiefouten**: Informatie die wel is opgeslagen, maar niet kan worden teruggehaald (vergeten).
* **Amnesie**: Verlies van geheugen, kan organisch (door hersenletsel) of dissociatief (psychisch) zijn.
* **Commissiefouten**: Informatie die (onbedoeld) wordt toegevoegd of veranderd, waardoor een valse herinnering ontstaat, hoewel de persoon oprecht overtuigd is van de juistheid ervan.
* **Pseudoherinneringen**: Verzonnen of vertekende herinneringen.
* **Confabulaties**: Het invullen van gaten in het geheugen met verzonnen verhalen, vaak geassocieerd met frontale hersenletsels.
> **Voorbeeld:** Een getuige van een misdrijf kan, onder invloed van suggestie of eigen verwachtingen, details toevoegen aan zijn herinnering die feitelijk niet hebben plaatsgevonden, wat leidt tot een commissiefout.
### 3.5 Belang van informatieverwerking bij ziekte en patiënten
Het begrijpen van hoe patiënten informatie selecteren, interpreteren en verwerken is cruciaal voor de medische psychologie. Hoe iemand omgaat met ziekte, aanpassingen verwerkt en prognoses interpreteert, wordt sterk beïnvloed door hun informatieverwerkingsprocessen en bijbehorende schema's, gedachten, gevoelens en gedrag.
#### 3.5.1 G-schema's bij patiënten en zorgverleners
Het analyseren van de G-ketting (Gebeurtenis -> Gedachten -> Gevoelens -> Gedrag) bij zowel de patiënt als de zorgverlener kan leiden tot belangrijke inzichten.
> **Voorbeeld patiënt met afasie:** Een patiënt met afasie die een afspraak mist, kan vanuit een G-schema van angst en hopeloosheid (gedachten als "dit lukt me toch niet, het heeft geen zin") gedrag vertonen van vermijding. De logopedist kan vanuit een ander G-schema van irritatie en onbegrip reageren, wat de communicatie bemoeilijkt. Het inzicht in beide schema's kan leiden tot een effectievere aanpak.
> **Voorbeeld patiënt met chronische hartaandoening:** Een patiënt die na herhaaldelijke opnames de diagnose hartfalen met een slechte prognose krijgt, kan een G-schema van somberheid en hopeloosheid ontwikkelen, wat zich uit in terugtrekking en minder medewerking. De zorgverlener kan hierop reageren met onzekerheid en afstandelijkheid. Het herkennen van de complexe G-schema's van de patiënt, zoals de impact van de prognose, is essentieel voor empathische zorg.
Het is belangrijk te beseffen dat ieders gedrag, zowel van patiënten als zorgverleners, wordt bepaald door een complex samenspel van gedachten, gevoelens en ervaringen, en dat dit in alle richtingen invloed heeft.
---
# Toepassing van informatieverwerking bij ziekte en patiëntenzorg
Dit onderwerp beschrijft hoe informatieverwerking de omgang met ziekte en aandoeningen beïnvloedt, met aandacht voor de G-ketting van zowel patiënten als zorgverleners en de rol van complexiteit.
## 4. Informatieverwerking bij ziekte en patiëntenzorg
### 4.1 Inleiding tot informatieverwerking in de psychologie
De cognitieve psychologie, die sinds het einde van de jaren '50 meer aandacht besteedt aan de rol van cognities, stelt dat menselijk gedrag niet volledig begrepen kan worden zonder inzicht in de mentale processen die eraan ten grondslag liggen. Psychopathologie wordt gezien als voortkomend uit de manier waarop informatie wordt geselecteerd, geïnterpreteerd en verwerkt. Het menselijk brein wordt hierbij vergeleken met een informatie-verwerkend systeem dat informatie opneemt via zintuigen, intern verwerkt, opslaat in het geheugen en hierop reageert met gedrag.
#### 4.1.1 Belangrijke termen en concepten
* **Cognities:** de verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen. Dit omvat denken, spreken tegen jezelf, beelden, feitenkennis, herinneringen, waarden en normen, en waarneming.
* **Informatieverwerking:** de processen die een rol spelen bij de verwerving, opslag en reproductie van kennis of informatie. Dit omvat waarneming, verwerking en geheugen.
* **Schema's:** gestructureerde geheugenrepresentaties die relatief stabiele kennis bevatten over specifieke onderwerpen. Deze worden gevormd door levenslange ervaringen en beïnvloeden hoe informatie wordt waargenomen, geïnterpreteerd en verwerkt. Ze activeren automatisch wanneer relevante informatie wordt waargenomen.
* **G-ketting (Gebeurtenis/Gewaarschuwing - Gedachten - Gevoelens - Gedrag - Gevolg):** een model dat de relatie tussen een situatie, de interpretatie daarvan (gedachten), de daaruit voortvloeiende emoties en het daaropvolgende gedrag en de gevolgen ervan beschrijft. De cognitieve psychologie benadrukt dat niet de situatie zelf, maar de interpretatie ervan de gevoelens en het gedrag bepaalt.
> **Tip:** De G-ketting is een essentieel hulpmiddel om te analyseren hoe iemands gedrag en emoties voortkomen uit specifieke situaties en de interpretatie daarvan.
#### 4.1.2 Systematische vertekeningen en denkfouten
Psychische problemen kunnen gekenmerkt worden door vervormde of disfunctionele denkgewoonten die gevoelens en gedrag beïnvloeden. Veelvoorkomende denkfouten zijn:
* **Zwart-wit denken:** denken in uitersten.
* **Toekomst rampzalig voorspellen:** zeker weten dat iets negatiefs zal gebeuren.
* **Generaliseren:** grote conclusies trekken uit één gebeurtenis.
* **Gedachten lezen:** denken te weten wat anderen denken zonder voldoende bewijs.
* **Personaliseren:** gebeurtenissen of gedrag van anderen sterk op zichzelf betrekken.
* **Emotioneel redeneren:** aannemen dat wat men voelt waar is.
* **Selectief waarnemen:** alleen focussen op het negatieve.
* **Negatief denken:** het neutrale of positieve omzetten naar negatief.
### 4.2 Mentale processen: verwerking van prikkels
Informatie wordt verwerkt via de mentale processen waarneming, interpretatie en geheugen.
#### 4.2.1 Waarneming/Perceptie
Waarneming betreft zowel externe prikkels via de zintuigen (auditief, visueel, olfactorisch, gustatorisch, tactiel) als interne toestanden (lichamelijke sensaties, gedachten, stemmingen). Waarneming is geen objectief en passief proces, maar omvat selectie, onbewuste en impliciete waarneming, en het aanvullen van informatie tot logische gehelen. Dit kan sterk verschillen per individu en vormt het begin van interpretatie.
* **Pareidolie:** een aangeboren neiging van de hersenen om betekenis te geven aan onduidelijke, willekeurige waarnemingen, wat kan leiden tot het waarnemen van herkenbare vormen in wazige beelden. Dit kan een overlevingsfunctie hebben.
* **Processen van waarneming:**
* **Bottom-up:** een stimulusgedreven proces waarbij ruwe zintuiglijke gegevens worden verwerkt.
* **Top-down:** een proces dat gestuurd wordt door bestaande kennis (schema's) en fungeert als een interpretatief raster over de waargenomen gegevens. De invloed van bottom-up en top-down processen is omgekeerd evenredig.
#### 4.2.2 Het geheugen
Het geheugen is het vermogen om informatie op te slaan, te bewaren en terug te zoeken. Er zijn verschillende soorten geheugen:
* **Sensorisch geheugen:**
* Eerste stadium, vindt plaats in zintuigen en zenuwbanen.
* Bevat snel vervagende sporen van zintuiglijke stimuli.
* Functie: informatie net lang genoeg vasthouden om te bepalen welke informatie aandacht verdient.
* Grote capaciteit, zeer korte duur (bv. kwart seconde voor visuele stimuli).
* Automatisch, zonder tussenkomst van aandacht of bewustzijn.
* Omvat iconisch geheugen (beelden) en echoïsch geheugen (auditieve stimuli).
* **Werkgeheugen (Korte termijn geheugen):**
* Haalt relevante informatie uit het sensorisch geheugen en koppelt deze aan informatie uit het langetermijngeheugen.
* Centraal regulerend systeem voor aandacht, bewuste planning en beheersing van acties.
* Capaciteit en duur: tijdelijk vasthouden, enkele seconden tot enkele minuten.
* Beperkte capaciteit (ongeveer 7 items ± 2). Overbelasting leidt tot verlies van oude items of het missen van nieuwe informatie.
* **Langetermijngeheugen:**
* **Opslaan (consolidatie):** informatie wordt overgebracht naar het permanente geheugen na voldoende herhaling.
* **Vasthouden:** informatie blijft zeer lang bewaard, hoewel indrukken kunnen vervagen en oude kennis kan worden "overschreven".
* **Terugzoeken (retrieval):** het oproepen of herkennen van opgeslagen informatie; vergeten wordt vaak veroorzaakt door een gebrek aan herinneringscues.
* **Soorten langetermijngeheugen:**
* **Declaratief (Expliciet) geheugen:** bewust toegankelijk.
* *Episodisch geheugen:* persoonlijke gebeurtenissen, autobiografisch geheugen.
* *Semantisch geheugen:* betekenissen en feiten (woordenschat, algemene kennis).
* **Niet-declaratief (Impliciet) geheugen:** niet-bewust toegankelijk.
* *Procedureel geheugen:* vaardigheden (fietsen, lezen).
* *Priming:* beïnvloeding van reactie op een prikkel door eerdere blootstelling, zonder bewustzijn van het verband.
* *Conditioneren:* (zie Hoofdstuk 2).
#### 4.2.3 Geheugenfouten
Geheugenfouten kunnen leiden tot onjuiste herinneringen:
* **Omissiefouten:** informatie die wel is waargenomen en opgeslagen, maar niet kan worden opgeroepen (bv. amnesie).
* **Commissiefouten:** informatie die onbedoeld is toegevoegd en niet op eigen waarneming berust (bv. pseudo-herinneringen, confabulaties).
Emotionele arousal versterkt het geheugen. Het olfactorische (geur) geheugen is uniek omdat de route rechtstreeks naar het limbisch systeem (amygdala en hippocampus) leidt, waardoor geuren directer gekoppeld zijn aan emoties en herinneringen. Geurherinneringen zijn stabiel maar moeilijker verbaal te benoemen.
### 4.3 Belang van informatieverwerking bij ziekte en patiëntenzorg
De manier waarop een patiënt omgaat met ziekte of een aandoening is sterk gerelateerd aan hoe die persoon informatie selecteert, interpreteert en verwerkt. Het G-schema van de patiënt speelt hierbij een cruciale rol.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met afasie na een CVA komt niet opdagen voor een logopedieafspraak. De logopediste denkt dat de patiënt niet gemotiveerd is. Echter, het G-schema van de patiënt kan laten zien dat hij worstelt met de oefeningen, het gevoel heeft dat verbetering onmogelijk is, en daarom uit angst en hopeloosheid de afspraak vermijdt.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met chronisch hartfalen wordt stiller en prikkelbaarder tijdens een opname. De verpleegkundige voelt zich onzeker door dit gedrag. Het G-schema van de patiënt toont aan dat hij de (zwarte) prognose heeft vernomen, zich somber, hopeloos en eenzaam voelt, en zich terugtrekt om zijn familie niet te belasten.
#### 4.3.1 Complexiteit van de G-ketting bij patiënten en zorgverleners
Het is essentieel om rekening te houden met de complexiteit van de G-ketting, zowel bij de patiënt als bij de zorgverlener. Gedrag van anderen wordt vaak te eenvoudig begrepen, terwijl het door een complexiteit van cognities, emoties en ervaringen wordt bepaald. Zorgverleners moeten zich bewust zijn van hun eigen interne G-ketting en hoe deze hun interactie met patiënten kan beïnvloeden. Het begrijpen van de informatieverwerkingsprocessen van de patiënt levert belangrijke inzichten op voor diagnostiek en behandeling.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Psychologie | De wetenschappelijke studie naar de oorzaken en gevolgen van menselijk gedrag, inclusief direct waarneembaar gedrag, indirect waarneembaar gedrag (denken, voelen) en de onderliggende biologische en neuropsychologische processen. |
| Medische Psychologie | Een specialisatie binnen de psychologie die zich richt op het onderzoek en de behandeling van psychologische problemen of klachten die geassocieerd zijn met ziekte of lichamelijke aandoeningen. |
| Cognitieve Psychologie | Een tak van de psychologie die de mentale processen bestudeert, zoals waarneming, aandacht, informatieverwerking, geheugen, denken en taal, en hoe deze processen gedrag en emoties beïnvloeden. |
| Informatieverwerking | Het proces waarbij informatie wordt verworven, opgeslagen en gereproduceerd. Dit omvat waarneming, interpretatie en het geheugen, en wordt gezien als de basis van menselijk functioneren, inclusief psychopathologie. |
| Schema | Geheugenstructuren waarin relatief stabiele kennisrepresentaties zijn opgeslagen over een bepaald onderwerp. Schema's beïnvloeden hoe informatie wordt waargenomen, geïnterpreteerd en verwerkt, en zijn gevormd door levenslange ervaringen. |
| G-ketting/Schema | Een model dat de relatie weergeeft tussen Gebeurtenis/Gewaarwording, Gedachten (cognities), Gevoelens (emoties), Gedrag en Gevolg. Het illustreert hoe de interpretatie van een gebeurtenis leidt tot specifieke gevoelens en gedragingen. |
| Cognities | De verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen; het omvat denken, spreken tegen jezelf, beelden, feitenkennis, herinneringen, waarden en normen. |
| Waarneming/Perceptie | Het proces van het verwerven van informatie uit de externe wereld via de zintuigen (auditief, visueel, olfactorisch, gustatorisch, tactiel) en van interne toestanden (lichamelijke sensaties, gedachten, gevoelens). Dit proces is selectief en interpretatief. |
| Geheugen | Het vermogen om informatie te onthouden, op te slaan en terug te zoeken. Het omvat verschillende stadia: sensorisch geheugen, kortetermijn-/werkgeheugen en langetermijngeheugen, en kan declaratieve (expliciete) of niet-declaratieve (impliciete) kennis bevatten. |
| Sensorisch geheugen | Het eerste stadium van het geheugen dat informatie korte tijd vasthoudt, meestal fracties van een seconde, om te beslissen welke informatie aandacht verdient en belangrijk is voor het werkgeheugen. Het fungeert als een filter. |
| Werkgeheugen (Kortetermijngeheugen) | Het tweede stadium van het geheugen dat relevante informatie uit het sensorisch geheugen ophaalt en koppelt aan informatie uit het langetermijngeheugen. Het is betrokken bij bewuste planning en beheersing van acties, met een beperkte capaciteit en duur. |
| Langetermijngeheugen | Het stadium van het geheugen waar informatie permanent wordt opgeslagen na consolidatie vanuit het kortetermijngeheugen. Informatie kan vervagen of worden overschreven, maar blijft over het algemeen toegankelijk via retrieval. |
| Declaratief geheugen (Expliciet) | Een deel van het langetermijngeheugen dat bewust toegankelijke kennis bevat, zoals persoonlijke gebeurtenissen (episodisch geheugen) en feiten en betekenissen (semantisch geheugen). Deze kennis kan worden opgeroepen met het bewustzijn. |
| Niet-declaratief geheugen (Impliciet) | Een deel van het langetermijngeheugen waarin kennis impliciet (niet bewust) aanwezig is, zoals procedureel geheugen voor vaardigheden (bv. fietsen, lezen) en priming effecten. |
| Geheugenfouten | Fouten in het opslaan of terughalen van informatie, zoals omissie-fouten (informatie die niet naar boven komt) en commissie-fouten (informatie die onbedoeld wordt toegevoegd). Deze kunnen leiden tot pseudoherinneringen of confabulaties. |
| Emotioneel arousal | Een staat van verhoogde fysiologische en psychologische activatie die geassocieerd wordt met sterke emoties. Emotioneel arousal kan de opslag en het terughalen van herinneringen versterken, vooral bij gebeurtenissen die als belangrijk of bedreigend worden ervaren. |