Cover
Zacznij teraz za darmo Leerpad 8 - hoofdstuk 5: democratie
Summary
# Classificatie van politieke systemen
Hier is een gedetailleerd studieoverzicht over de classificatie van politieke systemen, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 1. Classificatie van politieke systemen
Dit topic verkent de evolutie van de classificatie van politieke systemen, van antieke filosofische concepten tot hedendaagse indelingen.
### 1.1 Historische classificaties: Plato
Plato, in zijn werk *De Politeia* (circa 350 v.Chr.), onderscheidde verschillende politieke systemen gebaseerd op de toenmalige Griekse stadstaten. Hij plaatste deze op een schaal van deugdzaamheid en optimaliteit.
#### 1.1.1 Aristocratie
Dit is volgens Plato de meest optimale staatsvorm. De heersende klasse bestaat uit de *aristos* (de besten), die deugdzaam en militair bekwaam zijn. De allerbeste onder hen kan koning zijn, maar regeert met instemming van de andere aristocraten. Het doel is het geluk van de samenleving.
#### 1.1.2 Timocratie
Een minderwaardige vorm waarbij welstand een voorwaarde is voor politieke rechten en ambten. De heersende klasse is vaak militair van oorsprong en regeert vanuit ambitie in plaats van vanuit het idee van het goede.
#### 1.1.3 Oligarchie
Een systeem waarin slechts enkelen de macht hebben. Dit vloeit voort uit de timocratie, maar de heersende klasse wordt kleiner. Hebzucht en de heerschappij van de rijken staan centraal.
#### 1.1.4 Democratie
Plato beschouwde democratie als een bewind van de armen, waarbij vrijheid boven alles wordt gesteld. Hij vreesde dat deze vrijheid zou leiden tot chaotische bandeloosheid en uiteindelijk tot de ondergang van het systeem.
#### 1.1.5 Tirannie
De laagste staatsvorm, die voortkomt uit de chaos van de democratie. Burgers verlangen naar een sterke leider die de orde herstelt. De tiran regeert echter vaak ten koste van het welzijn van de burgers, enkel gericht op eigen gewin.
**Tip:** Plato's classificatie, hoewel oud, bevat concepten die nog steeds herkenbaar zijn in de geschiedenis en hedendaagse politieke systemen.
### 1.2 Hedendaagse classificatie
Onder invloed van denkers zoals Juan José Linz, worden politieke systemen tegenwoordig vaak ingedeeld in democratieën, totalitaire regimes en diverse vormen van autoritaire en hybride regimes, gerangschikt naar hun democratisch gehalte.
#### 1.2.1 Totalitaire regimes
Dit is de meest extreme vorm van autoritair bewind. Elke vorm van verzet is verboden en zowel de publieke als de private sfeer worden gecontroleerd. Massamedia worden ingezet om gehoorzaamheid te garanderen. Een dictatuur met een dictator aan het hoofd is hier een voorbeeld van. Het democratisch gehalte is nagenoeg nihil.
> **Voorbeeld:** Het regime in de Democratische Volksrepubliek Korea wordt beschouwd als een totalitaire dictatuur.
#### 1.2.2 Autoritaire regimes
Deze regimes worden gekenmerkt door het afwijzen van pluralisme; er is slechts één toegelaten visie op leven en maatschappij. Typisch zijn een sterk centraal gezag en afgezwakte of opgeheven democratische beginselen zoals de scheiding der machten, burgerlijke vrijheden en de rechtstaat.
* **Autocratie:** Eén leider regeert, bijvoorbeeld een absolute monarch of dictator.
* **Oligarchie:** Een kleine groep oefent de macht uit (bijvoorbeeld een partij, religieuze groep of het leger).
> **Voorbeeld:** Rusland onder Vladimir Poetin wordt gezien als een autocratie met druk op de rechtstaat en persvrijheid.
#### 1.2.3 Democratieën
In democratieën is het volk (demos) aan de macht (kratos).
> **Voorbeeld:** De 'Global Democracy Index' plaatst Scandinavische landen en West-Europese landen vaak bovenaan. De tekst merkt op dat criteria zoals opkomstplicht anders kunnen worden beoordeeld dan in Angelsaksische modellen. België wordt hierin als een 'flawed democracy' beschouwd.
### 1.3 Vormen van democratie
#### 1.3.1 De Griekse polis en directe democratie
De Grieken introduceerden het concept van politieke vrijheid, waarbij een volk zichzelf bestuurt (volkssoevereiniteit). In Athene kwam de democratie, de *demos* (volk) die regeert, tot bloei.
* **Directe democratie:** Het volk regeert rechtstreeks door te stemmen over wetten en beleid in een volksvergadering. Er is ruimte voor debat en deliberatie.
> **Voorbeeld:** Hedendaags Zwitserland past, met zijn vele referenda, deels de ideeën van Rousseau toe.
> **Tip:** De Atheense democratie was formeel direct, maar exclusief; alleen volwassen mannen konden deelnemen, wat het 'zelfbestuur' relatief maakte. Vrouwen, vreemdelingen en slaven waren uitgesloten.
#### 1.3.2 Representatieve democratie (Indirecte democratie)
Het volk heeft geen directe invloed, maar regeert indirect via gekozen vertegenwoordigers. Burgers geven een deel van hun macht door aan volksvertegenwoordigers die in hun naam wetten stemmen in het parlement. Verkiezingen zijn het instrument om deze vertegenwoordigers aan te duiden. Dit systeem is praktisch haalbaar in grote natiestaten.
**Tip:** Moderne democratieën kampen met een gebrek aan vertrouwen in politieke partijen en politici, wat leidt tot 'democratische vermoeidheidssyndromen' en een zoektocht naar alternatieve participatievormen.
#### 1.3.3 De democratische rechtsstaat of liberale democratie
Dit onderscheidt zich van niet-liberale democratieën doordat verkozen vertegenwoordigers gebonden zijn aan een grondwet en andere wetten (de *rule of law*). Niemand staat boven de wet, en fundamentele rechten en vrijheden van burgers worden beschermd.
### 1.4 De democratische paradox en het politieke
#### 1.4.1 De democratische paradox
Dit verwijst naar de inherente spanning tussen liberale vrijheden (individuele rechten) en democratische gelijkheid (volkssoevereiniteit). Enerzijds beperken individuele rechten de volkssoevereiniteit (niet elke democratisch tot stand gekomen beslissing is toelaatbaar als ze rechten schendt). Anderzijds roept dit vragen op over wie tot het volk behoort en in hoeverre de wil van het volk ingeperkt mag worden in naam van mensenrechten. Vragen over het verbieden van anti-democratische partijen of de democratie zichzelf laten afschaffen, illustreren deze paradox.
#### 1.4.2 Het politieke versus de politiek
* **De politiek:** Verwijst naar het conventionele politieke systeem (regeringen, parlementen, regelgeving) en is gericht op het bereiken van het best haalbare compromis (*de kunst van het mogelijke*).
* **Het politieke:** Gaat over het in vraag stellen van het bestaande systeem en beleid. Het richt zich op de fundamentele organisatie van de samenleving en hoe deze anders kan worden vormgegeven (*de kunst van het onmogelijke*). Dit omvat het vermogen tot meningsverschil en het aangaan van discussies.
> **Tip:** Sociaal werk bevindt zich op de overgang tussen het systeem (politiek) en de leefwereld van mensen (het politieke).
#### 1.4.3 Agonisme versus antagonisme
* **Agonisme:** Een democratisch model dat uitgaat van de onvermijdelijkheid van conflicten tussen verschillende opvattingen. Het bevordert een publieke sfeer van *geschil* waar verschillende politieke projecten tegenover elkaar geplaatst worden. De focus ligt op opponenten, niet op vijanden. Het streeft naar actief pluralisme, wat dialoog en verbinding bevordert.
* **Antagonisme:** De omzetting van agonisme naar een *vriend/vijand*-verhouding. Dit gebeurt wanneer de 'zij' (de ander) gezien wordt als een bedreiging voor de identiteit van de 'wij'.
**Tip:** Mouffe pleit niet voor conflict omwille van het conflict zelf, maar voor het creëren van ruimte voor bestaande conflicten die de hegemoniale consensus kunnen doorbreken en democratie als een open proces kunnen vormen.
#### 1.4.4 Hegemonie en de meerderheid
Hegemonie verwijst naar het overwicht van een groep over andere groepen. Elke hegemoniale orde is contingent (gebaseerd op toevalligheden) en sluit andere mogelijke ordeningen uit. De heersende groep wordt de norm, wat kan leiden tot racisme, kolonisatie en slavernij als de heersende waarden superieur worden geacht. De meerderheid beslist niet altijd rationeel, rechtvaardig of moreel; historische voorbeelden tonen aan dat meerderheden onderdrukkende keuzes kunnen ondersteunen.
> **Voorbeeld:** Racisme tegen de Afro-Amerikaanse gemeenschap in de VS van de 20e eeuw illustreert hoe meerderheidsopvattingen onrechtvaardig kunnen zijn.
#### 1.4.5 Het einde van de politiek (postpolitiek)
Dit is een neo-liberale opvatting die stelt dat het conflict tussen ideologieën voorbij is (bijvoorbeeld na de Koude Oorlog). De liberale democratie wordt gezien als het ultieme politieke systeem. Politiek wordt vervangen door 'goed bestuur' of technocratie, waarbij gekozen politici plaatsmaken voor rationele vakspecialisten. De links-rechts tegenstelling wordt als achterhaald beschouwd.
**Tip:** De tekst bekritiseert dit postpolitieke idee omdat het de kern van politiek – de confrontatie tussen verschillende opvattingen over het goede leven – uitsnijdt.
### 1.5 Burgerschap en politieke socialisatie
#### 1.5.1 Burgerschap
Burgerschap betekent lidmaatschap van een samenleving, met bijbehorende rechten, plichten en verwachtingen. Er zijn drie betekenissen:
* **Politiek begrip:** Wie behoort tot de politieke gemeenschap en geniet van politieke rechten (stemrecht, verkiesbaarheid). Nationaliteit is hierbij cruciaal.
* **Sociaal begrip:** Ervaren dat je deel uitmaakt van de samenleving en dat er voor je gezorgd wordt, en er zelf op een zinvolle manier aan bijdragen. Focus op inclusie van kwetsbare groepen.
* **Cultureel begrip:** Zich houden aan gedeelde waarden, normen en identiteit van de gemeenschap.
#### 1.5.2 Historische wortels van burgerschap
* **Griekse polis:** Horizontale relatie tussen staat en burger, sterke band met de *polis*, plicht tot het uitvoeren van burgerplichten.
* **Romeinse Rijk:** Republikeins model met verticale relatie, nadruk op rechten en plichten, burgerzin, behoud van lokale waarden en tradities. Kwalitatief onderscheid tussen burgers (patriciërs en plebejers).
* **Moderne burgerlijke revoluties (18e eeuw):** Ontstaan van het moderne burgerschap, gekenmerkt door vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Combinatie van republikeinse, culturele en sociale elementen.
#### 1.5.3 Liberale dimensies van burgerschap
Nadruk op de burger als drager van individuele rechten, voorkeuren en plichten. Belang van de individuele, private ruimte en de persoonlijke levensprojecten. Burgerschap als verworvenheid met politieke en sociale rechten, aangevuld met plichten en burgerdeugden, en zelfverantwoordelijkheid.
* **'Passief' burgerschap:** Burgers ontvangen wat hen toekomt.
* **'Actief' burgerschap:** Benadrukt de bijdrage van de burger aan het gemeenschapsbelang, waarbij rechten gekoppeld worden aan plichten en participatie.
> **Tip:** Sociaal werk heeft hierbij een dubbele opdracht: gelijke kansenbeleid (equality vs. equity) en activeringsbeleid. Equity erkent dat verschillende startposities meer hulp vereisen voor gelijke kansen.
#### 1.5.4 Communautaristische dimensies van burgerschap
Nadruk op het behoren tot een historisch gegroeide gemeenschap met een specifieke sociale en culturele identiteit. Dit kan leiden tot een quasi-religieus geloof in de natiestaat. In moderne samenlevingen is er sprake van een pluraliteit van gemeenschappen.
* **'Differentiated citizenship':** Benadrukt broederlijkheid en solidariteit, en erkent groepsverschillen. Een universeel burgerschapsconcept dat groepsverschillen negeert, zou kwetsbare groepen marginaliseren.
> **Tip:** Het Vlaamse stedenbeleid focust op stedelijk burgerschap als politiek project, met universele rechten (open toegang tot voorzieningen) en kansen op wederkerigheid en interactie. Sociaal werk moet hier inburgering, integratie, gemeenschapsvorming en leefbaarheid stimuleren.
#### 1.5.5 Burgerschap als relationele praktijk
Burgerschap is geen status die men bereikt, maar een praktijk die vorm krijgt in alledaagse sociale relaties. Het is een kwaliteit van samenleven en wordt ervaren in interacties.
* **Inclusieve benadering:** Alle leden van de samenleving worden als burger beschouwd, ongeacht hun status. Burgerschap is een uitgangspunt, geen uitkomst, en wordt voortdurend in discussie gevormd.
* **Relationele benadering:** Burgerschap is een kenmerk van dagelijkse praktijken en wordt gevormd in sociale relaties. Het gaat om het *burger-zijn*. Sociaal werk helpt hier om ervaringen van erkenning als medeburger te realiseren.
* **Continu leerproces:** Burgerschap vereist voortdurend leren omgaan met diversiteit, zowel op individueel als op gemeenschapsniveau. Identiteit wordt gevormd in interactie met anderen.
#### 1.5.6 Politieke socialisatie
Het leerproces waarbij waarden, normen en sociale rollen worden aangeleerd, zodat individuen deel kunnen uitmaken van het politieke systeem. Socialisatieagenten (gezin, peergroups, onderwijs, media, overheid, etc.) spelen hierbij een rol, vaak onbewust. Deze agenten selecteren informatie, wat de perceptie van de politieke realiteit kleurt.
---
# Vormen en kenmerken van democratie
Dit topic verkent de verschillende vormen van democratie, inclusief directe en representatieve democratie, de democratische rechtsstaat, en aspecten van politieke participatie.
### 2.1 Classificatie van politieke systemen
Historisch gezien hebben verschillende stadstaten in het oude Griekenland diverse politieke systemen uitgeprobeerd. De filosoof Plato classificeerde deze in zijn werk "De Politeia" (ca. 350 v.Chr.) als volgt:
* **Aristocratie:** Een regering door de "meest deugdzamen" of "besten", gedreven door een ideaal van een goede samenleving en het geluk van de burgers. Plato beschouwde dit als de meest optimale vorm.
* **Timocratie:** Politieke rechten en ambten zijn gebonden aan een zekere mate van welstand. De heersende klasse is vaak militair van oorsprong en gedreven door ambitie.
* **Oligarchie:** Een regering door een kleine groep, voortkomend uit de timocratie. Hier overheerst hebzucht en is het een bewind van de rijken.
* **Democratie:** Volgens Plato een bewind van de armen, waarbij vrijheid boven alles gesteld wordt. Hij geloofde dat deze vrijheid zou leiden tot chaotische bandeloosheid, de kiem van zijn eigen ondergang, en uiteindelijk zou resulteren in tirannie.
* **Tirannie:** De laagste staatsvorm, waarbij een leider (de tiran) zijn eigen welzijn nastreeft ten koste van de burgers, na een periode van chaos.
Moderne classificaties, beïnvloed door Juan José Linz, verdelen politieke systemen grofweg in drie categorieën: democratieën, totalitaire regimes en daartussenin autoritaire en hybride vormen. Deze worden geordend naar hun democratisch gehalte.
* **Totalitaire regimes:** Elke vorm van verzet is verboden; de publieke en private sfeer wordt gecontroleerd. Massamedia worden ingezet voor gehoorzaamheid. Een dictatuur is een vorm van een totalitair regime.
> **Voorbeeld:** Het regime in Noord-Korea wordt beschouwd als een totalitaire dictatuur.
* **Autoritaire regimes:** Gekenmerkt door het afwijzen van pluralisme, met één toegelaten visie. Vaak is er een sterk centraal gezag, met afgezwakte scheiding der machten, burgerlijke vrijheden en de rechtstaat. Autocratie (één leider) en oligarchie (kleine groep) zijn vormen hiervan.
> **Voorbeeld:** Rusland onder Poetin wordt gezien als een autocratie waar de rechtstaat en persvrijheid onder druk staan.
* **Democratieën:** Het volk (demos) heerst (kratos). Moderne democratieën worden vaak gerangschikt op basis van hun democratische gehalte, waarbij landen als Finland en Denemarken hoog scoren. De "Economist's Democracy Index" classificeert landen ook als "full" of "flawed" democratieën, waarbij België als "flawed" wordt bestempeld, met name op de criteria "politieke participatie" en "politieke cultuur".
### 2.2 Vormen van democratie
#### 2.2.1 De Griekse polis
De Grieken waren de eersten die vrijheid gebruikten om een regeringsvorm te beschrijven. Politieke vrijheid betekende voor hen zelfbestuur. Dit idee van volkssoevereiniteit, waarbij een volk zichzelf kan besturen, is een kernbegrip. De *demos* (het volk) in het oude Athene bestond uit volwassen mannen die via loting of verkiezingen deel konden nemen aan volksvergaderingen, ongeacht hun financiële status. Vrouwen, vreemdelingen en slaven waren uitgesloten. Hoewel relatief, was politieke gelijkheid (iedere volwassen man had één stem) een essentieel kenmerk.
#### 2.2.2 De directe en de representatieve democratie
* **Directe democratie:** Het volk regeert rechtstreeks door stemming over wetten en beleid in een volksvergadering. Beslissingen worden genomen na debat en deliberatie. Een bindend referendum is ook een vorm hiervan.
> **Voorbeeld:** Hedendaags Zwitserland kent veel referenda, wat aansluit bij ideeën van Jean-Jacques Rousseau.
* **Representatieve democratie (Indirecte democratie):** Het volk regeert indirect door het kiezen van vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers beslissen namens de kiezers in het parlement. Dit systeem is praktisch noodzakelijk in natiestaten met grote bevolkingsaantallen.
#### 2.2.3 De democratische rechtstaat of liberale democratie
Een cruciaal onderscheid bestaat tussen liberale democratieën (democratische rechtsstaten) en niet-liberale democratieën.
* **Liberale democratie (democratische rechtsstaat):** Iedereen is gebonden aan de wet (*rule of law*). Niemand staat boven de wet. Gekozen vertegenwoordigers, de uitvoerende macht en het staatsapparaat moeten zich houden aan de grondwet, die fundamentele rechten en vrijheden van burgers waarborgt.
* **Niet-liberale democratie:** Gekozen vertegenwoordigers worden niet beperkt door een grondwet of andere wetten in hun machtsuitoefening.
#### 2.2.4 Andere vormen van democratie: politieke participatie
Naast verkiezingen zijn er diverse bedenkingen over de werking van de representatieve democratie, waaronder een gebrek aan vertrouwen in politieke partijen en het "democratisch vermoeidheidssyndroom". Burgers zoeken daarom naar andere participatievormen.
* **Hybride democratie:** Een combinatie van representatieve democratie met elementen uit andere democratische stelsels, zoals directe democratie en deliberatieve democratie.
* **Deliberatieve democratie:** Benadrukt politieke gelijkheid en de mogelijkheid voor burgers om, aan de hand van informatie en argumentatie, oplossingen te formuleren voor maatschappelijke problemen.
* **Doe-democratie:** Burgers nemen zelf initiatieven om hun leefomgeving vorm te geven, al dan niet in samenspraak met de overheid, en dragen zo bij aan de publieke zaak.
### 2.3 De democratische paradox
De liberale democratie rust op twee pijlers: de rechtstaat (bescherming van de burger tegen de staat, met onvervreemdbare rechten) en volkssoevereiniteit (zelfbestuur, formele gelijkheid, meerderheidsbeslissingen). Deze twee principes staan vaak tegenover elkaar, wat Chantal Mouffe de "democratische paradox" noemt. Er is een inherente spanning tussen individuele rechten (liberalisme) en de noodzaak van sociale en politieke eenheid (democratie). Grondrechten beperken volkssoevereiniteit, omdat niet elke democratisch tot stand gekomen beslissing acceptabel is als deze individuele rechten schendt. Vragen rond het verbieden van anti-democratische partijen of het zelfopofferende vermogen van democratie zijn hieraan gerelateerd.
### 2.4 Agonistische democratie: het politieke
* **Politiek (als systeem):** Gericht op besluitvorming, goed bestuur, consensus en het vinden van het best haalbare compromis binnen een gevestigd systeem (regeringen, parlementen). Dit wordt gezien als de "kunst van het mogelijke".
* **Het politieke:** Gaat over het in vraag stellen van het systeem, het maatschappelijk debat over de gewenste samenleving, en het streven naar een andere maatschappelijke ordening. Dit is de "kunst van het onmogelijke" en is gebaseerd op dissensus. Sociaal werk bevindt zich op de grens tussen systeem en leefwereld.
Chantal Mouffe bekritiseert het idee van consensus in de politiek, omdat dit de essentie van politiek (de confrontatie van verschillende opvattingen) wegneemt en leidt tot postpolitiek, een technocratische benadering. Ze stelt dat het politieke juist draait om het conflict en de erkenning van tegenstellingen.
* **Hegemonie:** Het overwicht van één groep over andere groepen, waarbij de normen van de heersende groep als universeel worden beschouwd. Westers liberalisme wordt gezien als de huidige hegemoniale orde.
* **Agonisme vs. Antagonisme:**
* **Agonisme:** Een situatie waarin politieke tegenstanders elkaar erkennen als legitieme opponenten binnen een democratisch kader. De strijd is gericht op het openbreken van hegemoniale consensus en het vormen van een open democratisch proces.
* **Antagonisme:** Een situatie waarin de "zij" wordt gezien als een existentiële bedreiging voor de "wij", wat leidt tot een vriend/vijand-verhouding. De taak van democratie is het omzetten van antagonisme naar agonisme.
### 2.5 Democratisch burgerschap
Burgerschap omvat het lidmaatschap van een samenleving, met bijbehorende rechten, plichten en verwachtingen. Sociaal werkers spelen een rol in het realiseren van gelijkwaardig burgerschap, vooral voor kwetsbare groepen. Er zijn diverse burgerschapsopvattingen:
* **Politiek burgerschap:** Gericht op wie deel uitmaakt van de politieke gemeenschap en welke politieke rechten men geniet (stemrecht, verkiesbaarheid). Nationaliteit is hierbij cruciaal.
* **Sociaal burgerschap:** Benadrukt het ervaren van deel uitmaken van de samenleving en de zorg voor elkaar. Het garandeert dat iedereen een plaats krijgt.
* **Cultureel burgerschap:** Focust op gedeelde waarden, normen en identiteit, en de verwachting dat burgers zich gedragen conform deze normen.
#### 2.5.1 Politieke socialisatie
Dit is het leerproces waarbij waarden, normen en politieke rollen worden aangeleerd, waardoor individuen deel kunnen worden van het politiek systeem. Socialisatieagenten zoals gezin, peergroups, onderwijs en media spelen hierin een rol.
#### 2.5.2 Historische wortels van burgerschap
* **Griekse polis:** Horizontale relatie tussen staat en burger, met sterke band met de polis en een plicht tot participatie.
* **Romeinse Rijk:** Republikeins model met een verticale relatie tussen overheid en burger, gericht op rechten en plichten en burgerzin. Dit had een culturele invulling om een divers rijk te binden.
* **Moderne burgerschap (18e eeuw):** Ontstaan tijdens de burgerrevoluties, met waarden als vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Het combineert republikeinse elementen met culturele en sociale aspecten.
#### 2.5.3 Liberale dimensies van burgerschap
* **Individuele aanspraak:** De burger als drager van rechten en plichten, waarop men individueel aanspraak kan maken (liberale benaderingen).
* **Lid van een gemeenschap:** De burger als lid van een gemeenschap waarmee men zich verbonden voelt en waaraan men actief participeert (communautaristische benaderingen).
In de Franse context wordt onderscheid gemaakt tussen:
* ***Citoyen***: Gebaseerd op de Griekse polis, met een collectief karakter en recht/eer om te participeren aan het publieke leven.
* ***Bourgeois***: Gebaseerd op middeleeuwse steden, met nadruk op individuele vrijheid, bescherming tegen staatsinterventie en bescherming van privaat bezit.
Het "passieve" burgerschap (ontvangen van rechten) wordt geproblematiseerd ten gunste van een "actief" burgerschap, waarbij burgerplichten en participatie aan het gemeenschapsbelang centraal staan. Sociaal werk heeft hierin een dubbele opdracht: gelijke kansen beleid (equality vs. equity) en activeringsbeleid.
#### 2.5.4 Communautaristische dimensies in het burgerschapsconcept
De nadruk ligt op het behoren tot een historisch gegroeide gemeenschap, met een sociale en culturele identiteit. Dit kan leiden tot een bijna-religieus geloof in de natiestaat. In moderne, diverse samenlevingen wordt gepleit voor "differentiated citizenship" (gedifferentieerd burgerschap), waarbij broederlijkheid en solidariteit centraal staan en groepsverschillen erkend worden. Het Vlaamse stedenbeleid is een voorbeeld van deze opvatting, met nadruk op "solidariteit in diversiteit". Sociaal werk bevordert hierbij inburgering, integratie, gemeenschapsvorming en sociale cohesie.
#### 2.5.5 Burgerschap als relationele praktijk
Dit model van "burgerschap-als-status" wordt aangevuld met:
* **Inclusieve benadering:** Burgerschap als uitgangspunt, waarbij alle leden van de samenleving als burgers worden beschouwd, ongeacht hun status.
* **Relationele benadering:** Burgerschap wordt gevormd en ervaren in alledaagse sociale relaties. Het gaat om de kwaliteit van het samenleven en het realiseren van burgerzijn in diverse activiteiten.
* **Continu leerproces:** Burgerschap is een proces van voortdurend leren, met name het leren omgaan met diversiteit in een pluriforme samenleving. Identiteit wordt gevormd in interactie met anderen.
Deze opvatting verschuift de rol van sociaal werk van het "opvoeden tot" burgerschap naar het helpen realiseren van ervaringen van erkenning als medeburger door het aanpakken van belemmeringen in maatschappelijke ontplooiingskansen.
---
# De democratische paradox en agonistische democratie
Dit topic behandelt de inherente spanning binnen de liberale democratie (de democratische paradox) en introduceert het concept van agonistische democratie, met nadruk op het politieke in plaats van enkel de politiek.
### 3.1 De democratische paradox
De liberale democratie wordt gevormd door twee principes: de rechtstaat (rule of law) en volkssoevereiniteit. De rechtstaat, bepleit door denkers als John Locke, legt de nadruk op individuele rechten en vrijheden die de burger beschermen tegen een te ingrijpende staat. Volkssoevereiniteit, geassocieerd met het idee dat het volk zichzelf bestuurt, legt de nadruk op democratische participatie, formele gelijkheid en meerderheidsbeslissingen, zoals door Jean-Jacques Rousseau verwoord.
Deze twee lijnen, liberalisme en democratie, staan vaak lijnrecht tegenover elkaar. Enerzijds worden individuele rechten en vrijheden (liberalisme) gewaarborgd, wat de absolute macht van de volkssoevereiniteit (democratie) beperkt. Beslissingen, zelfs democratisch genomen, mogen individuele rechten niet schenden. Anderzijds roept dit de vraag op wie tot "het volk" behoort en in hoeverre de democratische wil van het volk ingeperkt mag worden ter bescherming van mensenrechten. Dit spanningsveld, de onherleidbare spanning tussen liberale vrijheden en democratische gelijkheid, wordt door Chantal Mouffe de democratische paradox genoemd. Vragen als het verbieden van anti-democratische partijen of het voorkomen van zelfafschaffing door de democratie zijn hieraan gerelateerd.
> **Tip:** De democratische paradox is de fundamentele spanning tussen de nadruk op individuele vrijheden en rechten (liberalisme) en de nadruk op collectieve zelfbeschikking en meerderheidsprincipe (democratie).
### 3.2 Agonistische democratie: het politieke versus de politiek
#### 3.2.1 Het onderscheid tussen politiek en het politieke
Het concept 'democratie' kan ruimere betekenissen krijgen dan enkel een politiek systeem. Het onderscheid wordt gemaakt tussen:
* **De politiek:** Dit verwijst naar de conventionele praktijken van het politieke systeem, zoals regeringen, parlementen, regelgeving en besluitvorming. Het is de "kunst van het mogelijke", gericht op het bereiken van het best haalbare compromis binnen bestaande structuren.
* **Het politieke:** Dit gaat over de kunst van het "onmogelijke", het in vraag stellen van de bestaande maatschappelijke organisatie en de manier waarop samenleven anders vormgegeven kan worden. Het gaat over de inrichting van de samenleving en is niet enkel beperkt tot politici, maar omvat diverse stakeholders, inclusief sociaal werk. Het politieke plaatst het gesprek en de mogelijkheid tot onenigheid centraal.
#### 3.2.2 De kritiek op consensus en de hegemonie van het midden
De dominante stroming binnen het politieke denken ziet consensus als het ideaal, waarbij conflicten zouden verdwijnen en het politieke midden zegeviert. Dit wordt ook wel een "postpolitiek" standpunt genoemd, waarbij politiek wordt vervangen door technocratie en rationele experts. Francis Fukuyama's "einde van de geschiedenis" theorie, die de universele triomf van de liberale democratie propageert, past hierin.
Chantal Mouffe verzet zich sterk tegen dit postpolitieke idee, omdat het de kern van politiek – de confrontatie tussen verschillende opvattingen over het goede leven – uitholt. Ze stelt dat de strijd tussen links en rechts nog steeds relevant is en dat een algemeen belang, waar iedereen zich in kan vinden, een utopie is. Het streven naar consensus kan gevaarlijk zijn, omdat het conflicten maskeert en de uitdagingen die opgelost moeten worden, vermijdt.
#### 3.2.3 De rol van hegemonie en het gevaar van antagonisme
Mouffe introduceert het begrip **hegemonie** om te verklaren hoe een bepaalde groep overwicht kan krijgen over andere groepen. Hegemoniale ordes zijn contingent, wat betekent dat ze het gevolg zijn van toevalligheden en niet van een rationele logica. Ze steunen op het uitsluiten van andere mogelijke ordeningen. De Westerse liberalisme wordt door Mouffe gezien als de huidige hegemoniale orde.
Het grootste gevaar voor de democratie is volgens Mouffe wanneer **agonismen** (verschillende opvattingen en belangen die met elkaar in conflict zijn) ontaarden in **antagonismen** (de verhouding tussen vriend en vijand). Dit gebeurt wanneer de "zij" worden gezien als een bedreiging voor de identiteit van de "wij". De taak van de democratie is om antagonisme om te buigen naar agonisme, waarbij tegenstanders weliswaar tegenpolen zijn, maar geen vijanden.
#### 3.2.4 Agonisme als basis voor democratie
Agonistische democratie stelt dat conflict essentieel is voor politieke processen. In plaats van consensus na te streven, moet de democratie een levendige publieke sfeer van **geschil** bevorderen waar verschillende politieke projecten tegenover elkaar geplaatst kunnen worden. De overheid en publieke ruimte moeten niet neutraal zijn, maar een **actief pluralisme** cultiveren dat diversiteit zichtbaar maakt en dialoog tussen verschillende opvattingen stimuleert.
Het idee dat de meerderheid altijd gelijk heeft, is problematisch. Meerderheidsbeslissingen kunnen onrechtvaardig en onderdrukkend zijn. Mouffe benadrukt dat er geen objectieve, "juiste" invulling van het algemeen belang bestaat en dat meerderheidsopvattingen veranderen doorheen de tijd. Politieke correctheid kan bijvoorbeeld de manier waarop we omgaan met minderheden en gevoelige kwesties beïnvloeden.
> **Tip:** Agonisme is geen pleidooi voor chaos of eindeloos conflict, maar voor het erkennen en ruimte geven aan politieke tegenstellingen als motor voor democratische vernieuwing, in plaats van deze te smoren in een geforceerde consensus.
#### 3.2.5 De opdracht van sociaal werk in het politieke
Sociaal werk bevindt zich op de grens tussen het systeem (de politiek) en de leefwereld (het politieke). Het heeft de opdracht om bij te dragen aan een andere maatschappelijke ordening door het stellen van politiserende projecten die vertrekken vanuit een toekomstperspectief en niet enkel vanuit het huidige haalbare. Sociaal werkers worden aangemoedigd om autonome en kritische burgerorganisaties te ondersteunen die de maatschappelijke orde durven te verstoren om emancipatorische maatschappijprojecten te realiseren, zoals ecologische duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid.
### 3.3 Burgerschap en politieke socialisatie
#### 3.3.1 Burgerschap als concept
Burgerschap betekent lidmaatschap van een samenleving, gepaard gaand met rechten, plichten en verwachtingen. Er bestaan verschillende opvattingen over burgerschap, waaronder politiek, sociaal en cultureel burgerschap.
* **Politiek burgerschap:** Focust op wie deel uitmaakt van de politieke gemeenschap en welke politieke rechten deze geniet (bv. stemrecht, verkiesbaarheid). Nationaliteit is hierbij een belangrijk aspect.
* **Sociaal burgerschap:** Benadrukt het ervaren van deelname aan de samenleving en het wederkerige zorg dragen binnen een gemeenschap, met name voor kwetsbare groepen.
* **Cultureel burgerschap:** Richt zich op gedeelde waarden, normen en identiteit die bijdragen aan het "burger-zijn" en het gedragen als een burger.
#### 3.3.2 Historische wortels van burgerschap
Het concept van burgerschap kent historische wortels in de **Griekse polis** (directe democratie, horizontale relatie tussen burger en staat, sterke band met de polis) en het **Romeinse Rijk** (republikeins model, verticale relatie met rechten en plichten, culturele invulling om gebieden te binden). De moderne notie van burgerschap ontstond tijdens de 18e-eeuwse revoluties en kenmerkt zich door vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid.
#### 3.3.3 Liberale en communautaristische benaderingen van burgerschap
* **Liberale burgerschapsbenaderingen:** Zien de burger als drager van individuele rechten, voorkeuren en plichten. Ze benadrukken het belang van de private sfeer voor individuele ontplooiing en participatie. Er is een focus op politieke en sociale rechten, maar ook op plichten, burgerdeugden en zelfverantwoordelijkheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen *equality* (iedereen gelijk behandelen) en *equity* (gelijke kansen bieden, rekening houdend met startposities).
* **Communautaristische burgerschapsbenaderingen:** Leggen de nadruk op het behoren tot een historisch gegroeide gemeenschap met een gedeelde sociale en culturele identiteit. Er is een pleidooi voor "differentiated citizenship" met nadruk op broederlijkheid en solidariteit, en het erkennen van groepsverschillen. Dit is herkenbaar in het concept van stedelijk burgerschap.
#### 3.3.4 Burgerschap als relationele praktijk en leerproces
Een alternatieve benadering ziet burgerschap als een **inclusieve** status, een **relationele praktijk** en een **continu leerproces**.
* **Inclusief burgerschap:** Alle leden van de samenleving worden beschouwd als burgers, ongeacht hun status. Burgerschap is hier een uitgangspunt, niet een uitkomst, en de inhoud ervan is continu onderwerp van discussie.
* **Relationeel burgerschap:** Burgerschap ontstaat en wordt ervaren in dagelijkse sociale relaties en praktijken. Het gaat om de kwaliteit van het samenleven en het ervaren van erkenning als medeburger.
* **Burgerschap als leerproces:** Dit omvat het leren omgaan met diversiteit, zowel op individueel niveau als op het niveau van de gemeenschap en beleidspraktijken. Het doel is reflectie op identiteiten en het omarmen van diversiteit als normaal gegeven.
#### 3.3.5 Politieke socialisatie
Politieke socialisatie is het leerproces waarbij individuen politieke kennis, waarden, normen en sociale rollen aanleren om deel te kunnen uitmaken van een politiek systeem. Dit proces begint in de kindertijd en vindt plaats via **socialisatieagenten** zoals gezin, peergroups, onderwijs en media. Deze agenten selecteren informatie die de perceptie van het individu op de politieke realiteit kleurt.
---
# Burgerschap en politieke socialisatie
Dit topic onderzoekt de verschillende opvattingen over burgerschap, de historische wortels ervan, en de processen van politieke socialisatie waarbij waarden en kennis worden aangeleerd.
## 4.1 Classificaties van politieke systemen
### 4.1.1 Plato's classificatie van politieke systemen
Filosoof Plato, in zijn werk *Politeia* (ca. 350 v.Chr.), onderscheidde verschillende politieke systemen, gebaseerd op de praktijken van de oude Griekse stadstaten.
* **Aristocratie:** Het bewind van de 'beste' of 'meest deugdzamen', zowel filosofisch als militair. Dit zag Plato als de meest optimale vorm, gericht op het geluk van de burgers.
* **Timocratie:** Hier vormt welstand een voorwaarde voor politieke rechten. De heersende klasse is vaak militair van oorsprong en regeert vanuit ambitie.
* **Oligarchie:** Het bewind van enkel weinigen, voortkomend uit de timocratie. Hebzucht en het bewind van de rijken staan centraal.
* **Democratie:** Plato beschreef dit als het bewind van armen die vrijheid boven alles stellen. Hij meende dat deze vrijheid kon leiden tot chaotische bandeloosheid, wat uiteindelijk de weg baande voor tirannie.
* **Tirannie:** De laagste staatsvorm, waarin een leider (de tiran) zijn eigen welzijn nastreeft ten koste van het volk.
Deze classificatie is herkenbaar in de geschiedenis, hoewel hedendaagse samenlevingen democratie als de hoogste vorm beschouwen.
### 4.1.2 Hedendaagse classificatie van politieke systemen
Onder invloed van Juan José Linz worden politieke systemen hedendaags ingedeeld in:
* **Democratieën:** Systemen waarbij het volk regeert (*demos* = volk, *kratos* = heersen). Deze worden vaak gerangschikt op basis van hun democratisch gehalte, met Scandinavische landen en enkele West-Europese landen die steevast hoog scoren.
* **Totalitaire regimes:** De meest extreme vorm van autoritaire regimes, waarbij elke vorm van verzet verboden is en de publieke en private sfeer volledig door het regime worden gecontroleerd. Massamedia worden ingezet om gehoorzaamheid te verzekeren. Een dictatuur, met een dictator aan het hoofd, is hier een vorm van.
> **Voorbeeld:** Het regime in Noord-Korea wordt beschouwd als een totalitaire dictatuur.
* **Autoritaire regimes:** Gekenmerkt door het afwijzen van pluralisme, waarbij slechts één visie wordt toegelaten. Er is een sterk centraal gezag, typisch democratische elementen zoals de scheiding der machten en burgerlijke vrijheden worden afgezwakt of opgeheven. Vormen zijn autocratie (één leider) en oligarchie (een kleine groep).
> **Voorbeeld:** Rusland onder Poetin wordt gezien als een autocratie waar de rechtsstaat onder druk staat.
## 4.2 Vormen van democratie
### 4.2.1 De Griekse polis en het concept van burgerschap
De Grieken introduceerden het idee van politieke vrijheid, wat inhield dat het volk zichzelf bestuurde en niet overheerst werd. Dit concept van volkssoevereiniteit is fundamenteel voor democratie.
* **Demos (het volk):** In Athene omvatte de *demos* volwassen mannen, ongeacht financiële status. Vrouwen, vreemdelingen en slaven waren uitgesloten.
* **Politieke gelijkheid:** Binnen de *demos* werden alle stemgerechtigde mannen als gelijk beschouwd in hun deelname aan het zelfbestuur, ondanks financiële ongelijkheden.
Elke democratie stelt voorwaarden aan politieke participatie, wat impliceert dat het 'volk' niet noodzakelijk 'iedereen' omvat.
### 4.2.2 Directe en representatieve democratie
* **Directe democratie:** Het volk regeert rechtstreeks via stemming over wetten en beleid, typisch georganiseerd in een volksvergadering na debat en deliberatie. Een bindend referendum is een hedendaagse vorm.
> **Voorbeeld:** De principes van Rousseau zijn herkenbaar in Zwitserland door het frequente gebruik van referenda.
* **Representatieve democratie (indirecte democratie):** Het volk kiest vertegenwoordigers die in hun naam wetten stemmen in het parlement. Dit is noodzakelijk geworden door de grote bevolkingsaantallen in moderne natiestaten.
### 4.2.3 De democratische rechtsstaat of liberale democratie
Een cruciaal onderscheid wordt gemaakt tussen:
* **Liberale democratie (democratische rechtsstaat):** Iedereen is gebonden aan de wet (*rule of law*). De grondwet vrijwaart fundamentele rechten en vrijheden. De verkozenen en het staatsapparaat moeten zich aan de wet houden.
* **Niet-liberale democratieën:** Verkozen vertegenwoordigers worden niet beperkt door een grondwet of andere wetten, wat leidt tot potentieel ongeremde macht.
## 4.3 De democratische paradox en het politieke
### 4.3.1 De democratische paradox
De liberale democratie kent een fundamentele spanning tussen twee historische lijnen:
1. **Rechtstaat (rule of law):** Ontstaan uit de Engelse Verlichting, met nadruk op individuele rechten en bescherming tegen een overijverige staat. John Locke is een belangrijke grondlegger.
2. **Volkssoevereiniteit:** Geassocieerd met democratische participatie, formele gelijkheid en meerderheidsbeslissingen, met wortels in de Griekse stadstaat en de ideeën van Rousseau.
Deze twee principes kunnen conflicteren. Individuele rechten (liberalisme) kunnen de volkssoevereiniteit beperken, en er is voortdurend discussie over wie tot 'het volk' behoort en hoe mensenrechten de wil van het volk mogen inperken. Vragen rond het verbieden van anti-democratische partijen of het toestaan van de democratie om zichzelf af te schaffen, zijn gerelateerd aan deze paradox.
### 4.3.2 Het politieke versus de politiek
* **De politiek (systeemwereld):** Verwijst naar het conventionele politieke systeem (regeringen, parlementen, regelgeving, besluitvorming). Het is de kunst van het mogelijke, gericht op het bereiken van compromissen en efficiënt bestuur.
* **Het politieke (leefwereld):** Gaat over de fundamentele organisatie van de samenleving en hoe deze anders vormgegeven kan worden. Het daagt het bestaande systeem uit en is gericht op de kunst van het onmogelijke. Dit concept is centraal in het werk van Chantal Mouffe.
Sociaal werk bevindt zich op de grens tussen systeem en leefwereld en speelt een rol in het politieke door de maatschappelijke organisatie in vraag te stellen en alternatieven te formuleren.
### 4.3.3 De rol van consensus en meerderheidsbeslissingen
Hoewel consensus en meerderheidsbeslissingen cruciaal zijn in democratie, stelt het concept van het 'politieke' dat de meerderheid niet altijd gelijk heeft of de meest rechtvaardige beslissingen neemt.
* **Volonté générale (algemene wil) vs. Volonté de tous (wil van allen):** Rousseau onderscheidde het algemeen belang van de samenleving (*volonté générale*) van de optelsom van particuliere belangen (*volonté de tous*). Het algemeen belang vereist maatschappelijk debat en gaat verder dan de mening van de meerderheid.
> **Voorbeeld:** Een buslijn naar kleine dorpen mag voor de meerderheid van de bevolking niet essentieel lijken (*volonté de tous*), maar kan voor sociale cohesie en mobiliteit cruciaal zijn als algemeen belang (*volonté générale*).
* **Hegemonie:** Volgens Mouffe vormt het Westen en het Westerse liberalisme een dominante hegemoniale orde, die niet altijd gebaseerd is op rationele logica, maar op toevalligheden en uitsluiting van andere mogelijkheden. Dit kan leiden tot de normalisering van bepaalde, potentieel onderdrukkende, ideeën (bv. racisme, kolonisatie). Meerderheidsbeslissingen kunnen gestuurd worden door deze hegemoniale consensus.
* **Politieke correctheid:** Dit begrip evolueert en weerspiegelt de heersende meerderheidsopvattingen over wat acceptabel is in termen van taal en gedrag ten opzichte van minderheidsgroepen.
### 4.3.4 Agonisme en antagonisme
Mouffe pleit voor een **agonistische democratie**, die zich richt op het beheersen van conflict in plaats van het nastreven van consensus.
* **Agonisme:** De erkenning van legitieme politieke tegenstanders die naast elkaar bestaan, met ruimte voor debat en geschil. Het gaat om een "wij/zij"-verhouding tussen opponenten, niet vijanden. Dit opent de deur naar een open en dynamisch democratisch proces.
* **Antagonisme:** De verhouding tussen "wij" en "zij" wordt zodanig geconstrueerd dat de "zij" als een existentiële bedreiging voor de "wij" wordt gezien, wat leidt tot een vriend/vijand-dynamiek.
De taak van democratie is om antagonisme om te buigen naar agonisme. De focus ligt op het openbreken van hegemoniale consensus en het creëren van ruimte voor diversiteit, in plaats van het onderdrukken van conflicten door middel van compromissen.
> **Tip:** Sociaal werkers hebben een rol in het politieke door te zorgen dat de maatschappelijke orde bevraagd wordt en door hoopgevende maatschappijprojecten te stimuleren, in plaats van louter beleid te implementeren.
## 4.4 Burgerschap
Burgerschap verwijst naar het lidmaatschap van een samenleving, met bijbehorende rechten, plichten en verwachtingen. Sociaal werkers spelen een belangrijke rol bij het realiseren van gelijkwaardig burgerschap, met name voor kwetsbare groepen. Er bestaan verschillende opvattingen over burgerschap.
### 4.4.1 Drie betekenissen van burgerschap
1. **Politiek burgerschap:** Bepaalt wie tot de politieke gemeenschap behoort en wie dus politieke rechten geniet (stemmen, verkiesbaar zijn). Nationaliteit is hier een belangrijk element.
2. **Sociaal burgerschap:** Gaat over de alledaagse sociale relaties en het ervaren van deelname aan een gemeenschap die voor elkaar zorgt. Het omvat het zorgen dat iedereen een plaats krijgt in de samenleving.
3. **Cultureel burgerschap:** Richt zich op de gedeelde waarden, normen en identiteit. Het verwacht dat burgers zich gedragen als burgers en de publieke moraal naleven.
### 4.4.2 Historische wortels van het begrip burgerschap
* **Griekse polis:** Een horizontale relatie tussen staat en burger, waarbij burgers zichzelf bestuurden. Er was een sterke band met de *polis* en een morele plicht om taken als burger uit te voeren.
* **Romeinse Rijk:** Een republikeins model met een meer verticale relatie tussen overheid en burger, gericht op rechten en plichten. Burgerschap had een culturele invulling om de integratie van veroverde gebieden te bevorderen. Dit leidde tot een kwalitatief onderscheid tussen burgers (patriciërs en plebejers).
* **Moderne burgerschap:** Ontstaan tijdens de burgerrevoluties in de 18e eeuw, met waarden als vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Het heeft raakvlakken met de Romeinse invulling (rechten en plichten), maar bevat ook culturele en sociale elementen.
### 4.4.3 Liberale dimensies van burgerschap
Liberale theorieën benaderen de burger als:
* **Drager van individuele rechten en plichten:** Aanspraak maken op rechten en deelname aan het publieke leven.
* **Lid van een gemeenschap:** Zich verbonden voelen met de gemeenschap en actief participeren.
Het Franse onderscheid tussen *citoyen* (lid van een politieke gemeenschap, collectief karakter, focus op publiek leven) en *bourgeois* (gericht op individuele vrijheid, bescherming tegen staatsinterventie en bescherming van privébezit) illustreert deze dimensies.
* **Focus op private sfeer:** Individuen streven hun eigen levensprojecten na, wat de samenleving als geheel ten goede zou komen.
* **Burgerschap als verworvenheid:** Gepaard met politieke en sociale rechten, maar ook met plichten, burgerdeugden en zelfverantwoordelijkheid.
* **Actief versus passief burgerschap:** "Passief" burgerschap focust op de uitvoeringskant van beleid (krijgen burgers wat hen toekomt?). "Actief" burgerschap benadrukt de bijdrage van de burger aan het gemeenschapsbelang, wat kan leiden tot activeringsprogramma's.
Het sociaal werk heeft in deze opvatting een dubbele opdracht: het bevorderen van gelijke kansen (equality en equity) en het stimuleren van een activeringsbeleid.
### 4.4.4 Communautaristische dimensies van burgerschap
Communautarisme legt de nadruk op het behoren tot een historisch gegroeide gemeenschap, met een specifieke sociale en culturele identiteit.
* **Burgerschap als deugd, collectieve plicht of moreel burgerschap:** Dit kan leiden tot een sterke toewijding aan de natiestaat.
* **Differentiated citizenship:** Vanuit een gedifferentieerde burgerschapsbenadering wordt gepleit voor broederlijkheid en solidariteit die groepsverschillen overstijgen. Een universeel burgerschapsconcept dat groepsverschillen negeert, wordt als onjuist en onrechtvaardig beschouwd omdat het zwakkere groepen kan marginaliseren.
* **Solidariteit onder druk:** Door de focus op groepsidentiteit dreigt het besef van een gedeelde identiteit verloren te gaan.
Het beleid in Vlaanderen, met concepten als "solidariteit in diversiteit" en stedelijk burgerschap (met open toegang tot voorzieningen en kansen op wederkerigheid), toont deze communautaristische invloeden.
Het sociaal werk krijgt hierbij de opdracht om inburgering, integratie, gemeenschapsvorming, leefbaarheid en sociale cohesie te bevorderen.
### 4.4.5 Burgerschap als relationele praktijk
Dit model ziet burgerschap als een continu leerproces, gebaseerd op inclusie en relationele praktijken.
* **Inclusieve benadering:** Burgerschap is een uitgangspunt, geen uitkomst. Alle leden van de samenleving worden beschouwd als burgers, ongeacht hun status. Dit impliceert een continu debat over rechten, plichten, waarden en normen.
* **Relationele benadering:** Burgerschap wordt gevormd en ervaren in alledaagse sociale relaties en praktijken. Het gaat om de kwaliteit van het samen-leven. Sociaal werk helpt om ervaringen van erkenning als medeburger te realiseren door situaties aan te pakken waarin individuen of groepen beperkt worden in hun ontplooiingskansen.
* **Continu leerproces:** Burgerschap is geen vaste status, maar een proces waarin men leert omgaan met diversiteit, identiteit vormt in interactie met anderen, en diversiteit als een normaal gegeven erkent. Dit leerproces vindt plaats in informele contexten en via concrete gebeurtenissen. Het leerproces geldt niet alleen voor individuen, maar ook voor de gemeenschap en beleidspraktijken.
## 4.5 Politieke socialisatie
Politieke socialisatie is een leerproces waarbij individuen politieke kennis, waarden, normen en sociale rollen aanleren om volwaardige leden van een politiek systeem te worden. Dit proces begint in de kindertijd.
* **Socialisatieagenten:** De actoren die betrokken zijn bij dit proces. De meest voorkomende zijn:
* Gezin
* Peergroups
* Onderwijs
* Media
* Overheid, religies, belangengroepen en politieke partijen spelen ook een rol.
Socialisatie is vaak onbewust; kinderen nemen de houding en overtuigingen van hun ouders over. Socialisatieagenten selecteren bewust of onbewust informatie, wat de perceptie van de politieke realiteit kleurt.
| De politiek (systeemwereld) | Het politieke (leefwereld) |
| :-------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------- |
| Kunst van besluitvorming en goed bestuur. Gericht op consensus. | Maatschappelijk debat over de gewenste samenleving. Gebaseerd op dissensus. |
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Aristocratie | Een regeringsvorm waarbij de heersende klasse bestaat uit de meest deugdzamen of 'de besten', zowel op filosofisch als militair vlak. Het geluk van de burgers staat voorop. |
| Timocratie | Een politiek systeem waarbij welstand een voorwaarde is voor politieke rechten of ambten. De heersende klasse is vaak militair van oorsprong en regeert vanuit ambitie. |
| Oligarchie | Een bestuursvorm waarbij slechts een kleine groep mensen de macht heeft. Dit systeem komt voort uit de timocratie en wordt gekenmerkt door hebzucht en het bewind van rijken. |
| Democratie | Een politiek systeem waarbij het volk aan de macht is. Plato beschouwde het als een systeem van armen die vrijheid boven alles stellen, wat kon leiden tot chaos en tirannie. Hedendaags wordt het gezien als de meest wenselijke regeringsvorm. |
| Tirannie | De laagste staatsvorm, waarin een leider, de tiran, regeert en mogelijk enkel zijn eigen welzijn nastreeft ten koste van de burgers, vaak als gevolg van chaos in een voorgaande democratie. |
| Totalitair regime | De meest extreme vorm van een autoritair regime, waarbij elke vorm van verzet verboden is en de publieke en private sfeer volledig door het regime wordt gecontroleerd. Massamedia worden ingezet voor gehoorzaamheid. |
| Autoritaire regimes | Politieke systemen die pluralisme afwijzen en slechts één visie toelaten. Ze worden gekenmerkt door een sterk centraal gezag en het afzwakken van democratische elementen zoals scheiding der machten en burgerlijke vrijheden. |
| Pluralisme | Het principe dat een diversiteit aan meningen, visies en levensbeschouwingen naast elkaar kan bestaan binnen een samenleving. Autoritairere regimes wijzen dit af. |
| Volkssoevereiniteit | Het principe dat het volk het hoogste gezag bezit en zichzelf bestuurt. Dit concept gaat terug tot de Griekse stadstaat en werd gemoderniseerd door denkers als Rousseau. |
| Directe democratie | Een vorm van democratie waarbij het volk rechtstreeks regeert door te stemmen over wetten en beleid, vaak georganiseerd in een volksvergadering waar elke burger deel van uitmaakt na debat. |
| Representatieve democratie | Een systeem waarbij het volk indirect regeert door gekozen vertegenwoordigers die in hun naam wetten stemmen in het parlement. De praktische organisatie is noodzakelijk vanwege grote bevolkingsaantallen. |
| Democratische rechtstaat (liberale democratie) | Een politiek systeem waarin iedereen, inclusief verkozenen en staatsapparaat, gebonden is aan de wet ('rule of law'). De grondwet vrijwaart fundamentele rechten en vrijheden van burgers. |
| Politieke participatie | De mate waarin burgers betrokken zijn bij het politieke proces, zowel door te stemmen als door deel te nemen aan andere vormen van inspraak en actie. |
| Deliberatieve democratie | Een vorm van democratie die uitgaat van politieke gelijkheid tussen burgers en de mogelijkheid tot deliberatie, waarbij deelnemers op basis van informatie en argumentatie oplossingen formuleren voor maatschappelijke problemen. |
| Democratische paradox | De inherente spanning binnen de liberale democratie tussen het principe van individuele rechten en de noodzaak van sociale en politieke eenheid. |
| Hegemonie | Het overwicht van één groep (cultureel, politiek, economisch, etc.) over andere groepen. Het Westerse liberalisme wordt gezien als de kern van de huidige hegemoniale orde. |
| Agonisme | Een manier van denken over het politieke dat uitgaat van de confrontatie tussen verschillende politieke projecten en opvattingen, waarbij conflict essentieel is, maar waarbij tegenstanders als opponenten worden gezien, niet als vijanden. |
| Antagonisme | Een extreme vorm van conflict waarbij de 'zij'groep wordt opgevat als een existentiële bedreiging voor de 'wij'groep, leidend tot een vriend/vijand-verhouding. |
| Postpolitiek | Een opvatting waarbij politieke conflicten worden vervangen door 'goed bestuur' of technocratie, met de nadruk op consensus en het einde van ideologische strijd, zoals beschreven door Fukuyama. |
| Laïciteit | Het principe van strikte scheiding tussen kerk en staat, en in bredere zin het weren van religieuze of ideologische uitingen uit de publieke ruimte, waardoor deze neutraal blijft. |
| Politieke socialisatie | Een leerproces waarbij waarden, normen en sociale rollen worden aangeleerd, waardoor nieuwe leden van een groep of samenleving kunnen deelnemen aan het politieke systeem en als volwaardige leden kunnen worden beschouwd. |
| Burgerschap | Het lidmaatschap van een samenleving, gepaard gaande met rechten, plichten en verwachtingen. Het kan politiek, sociaal of cultureel worden benaderd en heeft historische wortels in Griekenland en Rome. |
| Republieksmodel van burgerschap | Een model van burgerschap ontstaan in het Romeinse Rijk, waarbij de staat de 'zaak van het volk' is. Dit model kent een meer verticale relatie tussen overheid en burger met nadruk op rechten en plichten en burgerzin. |
| Liberale dimensies van burgerschap | Opvattingen over burgerschap die de nadruk leggen op individuele rechten en plichten, zelfverantwoordelijkheid en een 'actief' burgerschap waarbij de bijdrage aan het gemeenschapsbelang centraal staat. |
| Communautaristische dimensies van burgerschap | Opvattingen over burgerschap die de nadruk leggen op het behoren tot een gemeenschap, sociale en culturele identiteit, collectieve plicht en solidariteit. |
| Stedelijk burgerschap | Burgerschap in de stedelijke context, gericht op open toegang tot voorzieningen, wederkerigheid en interactie tussen stadsburgers om aan gemeenschappelijke belangen te bouwen. |
| Relationele praktijk (van burgerschap) | Burgerschap als een kenmerk van alledaagse praktijken en sociale relaties, gevormd door het 'samen-leven' met anderen, waarbij de kwaliteit van deze relaties de burger centraal stelt. |
| Continu leerproces (van burgerschap) | Burgerschap als een proces dat nooit afgerond is, waarbij individuen en gemeenschappen voortdurend leren omgaan met diversiteit en nieuwe maatschappelijke uitdagingen. |