Cover
Zacznij teraz za darmo cursus eerste lijn deel sociale gezondheidszorg - brug dt.pdf
Summary
# De evolutie van de Belgische verzorgingsstaat
Onze hedendaagse verzorgingsstaat is het resultaat van een lange en complexe historische ontwikkeling, gekenmerkt door strijd, hervormingen en een verschuiving van een minimale staat naar een uitgebreid sociaal vangnet [3](#page=3).
## 1. Ontstaansgeschiedenis van de Belgische verzorgingsstaat
### 1.1 Van nachtwakersstaat naar verzorgingsstaat
#### 1.1.1 De nachtwakersstaat in de 19e eeuw
De 19e eeuw in België kenmerkte zich door een "nachtwakersstaat". Dit betekende dat de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeide met het leven van burgers. De kerntaken van de overheid beperkten zich tot het garanderen van de veiligheid via politie en leger, en het handhaven van de rechtsorde [3](#page=3).
#### 1.1.2 De impact van de Industriële Revolutie en sociale ellende
De Industriële Revolutie bracht ingrijpende veranderingen met zich mee. De economische macht concentreerde zich in handen van een kleine groep kapitaalkrachtige individuen die de nieuwe fabrieken konden bouwen. Voor de massa van de gewone mensen betekende dit vaak slechtere sociale en economische omstandigheden. De nieuwe industrie, die vanaf de jaren 1870 een belangrijke werkgever werd, plaatste arbeiders in omstandigheden met lange werkdagen, ongezonde woningen, lage lonen, en kinderarbeid. Tegen deze risico's van industriële arbeid bestond aanvankelijk geen enkele bescherming; een tegenslag zoals een arbeidsongeval of ziekte betekende direct inkomensverlies [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.1.3 Vroege vormen van sociale bescherming en solidariteit
* **Mutualiteiten:** Thuisarbeiders, die niet konden concurreren met grote producenten, organiseerden zich in kleine groepen om zich te beschermen tegen sociale risico's via Maatschappijen van Onderlinge Bijstand. Hoewel aanvankelijk verboden door de burgerij, werd er vanaf 1851 een wettelijke uitzondering gemaakt voor mutualiteiten. Deze kenden succes, vooral bij beter betaalden. Met de opkomst van het socialisme ontstonden ook "rode" initiatieven, zoals de coöperatieve bedrijven [4](#page=4).
* **Overheidsambtenaren:** Enkel ambtenaren genoten een uitzondering op het gebrek aan sociale bescherming, met het recht op een rustpensioen en weduwen- en wezenuitkeringen vanaf 1844 [4](#page=4).
* **Algemene Lijfrentekas:** De overheid richtte de Algemene Lijfrentekas op om mensen te laten sparen voor een pensioen, maar noch de overheid noch werkgevers droegen bij aan dit pensioen, waardoor het voor gewone arbeiders onmogelijk was om er een op te bouwen [4](#page=4).
#### 1.1.4 Strijd en hervormingen in de late 19e en vroege 20e eeuw
* **Arbeidersopstand van 1886:** Een gewelddadige arbeidersopstand in Wallonië in 1886, bloedig onderdrukt, schokte de burgerij en leidde tot de oprichting van een parlementaire Commissie van den Arbeid. Dit resulteerde in de eerste sociale wetten, zoals het verbod op loon in natura en de beperking van kinderarbeid [5](#page=5).
* **Politieke toegevingen:** Na de invoering van het Algemeen Meervoudig Stemrecht in 1893, kregen socialisten voor het eerst een plaats in het parlement [5](#page=5).
* **Katholieke beweging:** De encycliek Rerum Novarum rechtvaardigde het streven van arbeiders naar organisatie en gaf steun aan progressieve katholieken (christendemocraten) die later christelijke arbeidersorganisaties zouden oprichten [5](#page=5).
* **Eerste sociale wetgeving (tot WO I):** Ondanks groeiende invloed van de arbeidersbeweging, bleef de overheid tot WO I gedomineerd door conservatieve opvattingen. Sociale wetten beperkten zich tot het afzwakken van uitbuiting, met subsidiering van vrij initatief als voornaamste aanpak. Enkel de arbeidsongevallenverzekering werd in 1903 verplicht [5](#page=5).
* **Werkloosheidskassen:** Vakbonden initieerden werkloosheidskassen, gesubsidieerd door de overheid [5](#page=5).
#### 1.1.5 De fundamenten van de sociale zekerheid na Wereldoorlog I
De gebeurtenissen rond Wereldoorlog I zorgden voor fundamentele veranderingen, grotendeels ingegeven door angst voor communistische revoluties [6](#page=6).
* **Ingrijpende toegevingen:**
* Invoering van het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht voor mannen [6](#page=6).
* Opname van socialisten in de regering [6](#page=6).
* Vastlegging van de achturige werkdag [6](#page=6).
* Decriminalisering van efficiënt staken (schrappen art. 310 Strafwetboek) [6](#page=6).
* Oprichting van de eerste paritaire comités [6](#page=6).
* **Verplichte sociale bescherming:** De socialistische toegeeflijkheid verdween na WO I, maar de slagkracht en politieke invloed van vakbonden waren toegenomen. Dit leidde tijdens de economisch goede jaren '20 tot de verplichting van een groot deel van de sociale bescherming, waaronder pensioenen, beroepsziekten en kindergegeld. Ook de voorlopers van de OCMW's werden opgericht [6](#page=6).
* **Crisis van de jaren '30 en stakingen:** De crisis van de jaren '30 leidde tot opnieuw terreinverlies voor arbeiders. Een wilde staking in Antwerpen in 1936 dwong de overheid en werkgevers tot erkenning van zowel christelijke als socialistische vakbonden [6](#page=6).
* **Toegevingen na 1936:**
* Invoering van een minimumloon [6](#page=6).
* Aanvaarding van het principe van een 40-uren week [7](#page=7).
* Een week betaald verlof voor arbeiders [7](#page=7).
* **Sociaal overleg:** De staking van 1936 markeerde het begin van grootschalig georganiseerd sociaal overleg met de oprichting van de eerste nationale arbeidsconferentie. Dit evolueerde later naar de Nationale Arbeidsraad (NAR) [7](#page=7).
#### 1.1.6 Het Sociaal Pact en de Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid
Tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog overlegden werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers over de naoorlogse periode, wat leidde tot het Sociaal Pact. Op basis hiervan vaardigde Achilles Van Acker op 28 december 1944 de Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid uit. Deze wet consolideerde bestaande structuren (gezinsbijslagen, ziekte- en invaliditeitsverzekering, werkloosheidsverzekering, pensioenen) en introduceerde fundamentele nieuwigheden [7](#page=7):
* Directe inhouding van bijdragen door de werkgever [7](#page=7).
* Centralisering van bijdragen door één inningsdienst (RMZ, voorloper RSZ) [7](#page=7).
* Gevoelige verhoging van de bijdragen [8](#page=8).
* Uitbreiding van de verplichte aansluiting voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en werkloosheid [8](#page=8).
#### 1.1.7 Groei en reorganisatie van de sociale zekerheid (jaren '50-'70)
De jaren vijftig en begin zestig zagen een explosieve groei van het sociale zekerheidsstelsel, met uitbreiding van risico's, verzekerden, uitkeringen en bijdragen. Deze wildgroei leidde tot een reorganisatie van de systemen en de oprichting van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). In 1963 werd een regeling voor paritair beheer vastgelegd [8](#page=8).
* **Residuaire stelsels:** De uitbouw van residuaire stelsels (maatregelen voor personen die anders buiten de boot vallen) omvatte onder andere de tegemoetkoming voor mindervaliden gewaarborgd inkomen voor bejaarden en het bestaansminimum (1969-1974) [8](#page=8).
#### 1.1.8 De crisis van de jaren '70 en besparingen
De economische crisis van 1974 markeerde het einde van de periode van sterke economische groei. Ondanks de crisis ging de uitbreiding van de Sociale Zekerheid nog een tijd door, deels gedreven door de stijgende werkloosheid [8](#page=8).
* **Besparingsbeleid begin jaren '80:** Het werd duidelijk dat de crisis structureel was. Ondernemingen zochten naar winstherstel via arbeidsbesparende technologie, wat leidde tot meer werkloosheid en hogere sociale uitgaven. De regering van 1982 voerde een besparingsbeleid door met [8](#page=8):
* Beperkte verhoging van gewone bijdragen [9](#page=9).
* Solidariteitsbijdragen [9](#page=9).
* Loonmatiging [9](#page=9).
* Bijdragen op het volledige loon [9](#page=9).
* Verhoogde remgelden in de gezondheidszorg [9](#page=9).
* Inhoudingen op kinderbijslagen [9](#page=9).
* Ingekrompen pensioenen en vakantiegeld [9](#page=9).
* Ingrijpende hervormingen in de werkloosheidsreglementering [9](#page=9).
* **Complexere wetgeving en financieringsverschuiving:** Pogingen tot besparen leidden tot complexere en minder transparante wetgeving. De financieringslast werd steeds meer verschoven naar werknemers en werkgevers, terwijl de tussenkomst van de overheid verminderde [9](#page=9).
* **Hervormingen in de jaren '90:** De besparingen in de jaren '90, mede ingegeven door de toetreding tot de Euro, leidden tot de aankondiging van een grondige hervorming van de Sociale Zekerheid. Echter, internationale vergelijkingen toonden aan dat de Belgische Sociale Zekerheid een van de meest succesvolle armoedebestrijders was. De focus verschoof naar "modernisering" om het systeem aan te passen aan de 21e eeuw [9](#page=9).
#### 1.1.9 Huidige financieringsuitdagingen
De financiering van de Sociale Zekerheid gebeurt grotendeels via bijdragen van werknemers en werkgevers. De lasten van de werkgevers werden via diverse programma's sterk verlaagd, waardoor arbeid de grootste last draagt en duur wordt. Dit leidt tot een vicieuze cirkel van stijgende werkloosheid, hogere uitgaven en minder inkomsten. Er is nood aan een herverdeling van de lasten, bijvoorbeeld door een grotere rol voor BTW-inkomsten [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.1.10 De blijvende strijd voor sociale zekerheid
Het stelsel van sociale zekerheid staat nog steeds onder druk, met krachten die een andere visie op sociale zekerheid bepleiten (bv. meer private verzekeringen). Waakzaamheid blijft geboden om het stelsel te vrijwaren [10](#page=10).
## 2. Functies en principes van de sociale zekerheid
### 2.1 Functies van de sociale zekerheid
De Belgische sociale zekerheid heeft drie hoofdfuncties [10](#page=10):
1. **Vervangen van inkomen:** Bij het wegvallen van inkomen door een sociaal risico.
2. **Aanvullen van inkomen:** Om (zware) bijkomende kosten te dragen.
3. **Waarborgen van een minimumloon:** Voor iedereen die onvoldoende bestaansmiddelen heeft.
De eerste twee functies zijn afhankelijk van de betaalde bijdragen, terwijl de derde functie (bijstandsregeling) enkel gebaseerd is op de bestaansmiddelen [10](#page=10).
### 2.2 Principes van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid is geworteld in twee fundamentele principes [11](#page=11):
#### 2.2.1 Het verzekeringsprincipe
Dit principe houdt in dat er een verband is tussen de betaalde premie en het recht op een uitkering. Het betalen van een bijdrage creëert rechten, waarbij een uitkering geen gunst is, maar een recht dat ontstaat door het slachtoffer te zijn van een verzekerd risico [11](#page=11).
#### 2.2.2 Het solidariteitsprincipe
Dit principe verzacht het "harde" verzekeringsprincipe. Het zorgt ervoor dat de band tussen premie, uitkering en risico wordt versoepeld, waardoor verzekering voor iedereen betaalbaar blijft. Solidariteit kent verschillende vormen [11](#page=11):
* **Horizontale solidariteit:** Solidariteit tussen groepen met een hoog en laag risico. Iedereen betaalt ongeveer hetzelfde bijdragepercentage om tegen risico's verzekerd te zijn, ongeacht het individuele risico [11](#page=11).
* **Verticale solidariteit:** De koppeling loon-bijdrage-uitkering wordt afgezwakt door vaste bedragen, gezinsmodulering, maximum- en minimumuitkeringen, en verlaging van werkgeversbijdragen voor hogere lonen. Dit zorgt ervoor dat mensen met hogere lonen relatief meer bijdragen en mensen met lagere lonen of grotere gezinnen relatief meer ontvangen, waardoor een behoorlijk inkomen voor iedereen gegarandeerd wordt [12](#page=12).
* **Solidariteit tussen de generaties:** Bijdragen die vandaag betaald worden, financieren huidige uitkeringen. De eigen rechten op latere uitkeringen worden gegarandeerd door de bijdragen van toekomstige generaties. Dit is het meest zichtbaar bij pensioenen, waar bijdragen direct worden herverdeeld (repartitie) [12](#page=12).
* **Nationale solidariteit:** Een deel van de financiering komt van de overheid (belastinggeld), wat een zorg voor risico's die de hele gemeenschap treffen (bv. ziekte) en het garanderen van inkomen weerspiegelt [13](#page=13).
* **Solidariteit tussen personen:** De belangrijkste vorm van solidariteit, die geld herverdeelt tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden om armoede te voorkomen. Dit leidt ook tot transfers tussen regio's met verschillende welvaartsniveaus [13](#page=13).
### 2.3 Resultaat van de sociale zekerheid
De solidariteitsmechanismen leiden tot een spectaculaire daling van de armoedecijfers. Zonder sociale zekerheid zou 41% van de bevolking onder de armoedegrens leven; na transfers daalt dit tot 14%. Het verhogen van uitkeringen en het welvaartsvast maken ervan blijft een belangrijke uitdaging [13](#page=13).
[Tabel met 'Doeltreffendheid van sociaal zekerheidssysteem' toont een aanzienlijke reductie van arme huishoudens na tussenkomst van de SZ in diverse landen, met België aan kop met 5,7% arme huishoudens na tussenkomst [14](#page=14).
De uitkeringen van het bijstandstype, zoals het bestaansminimum, worden toegekend na een bestaansmiddelenonderzoek en zijn een voorbeeld van zuivere solidariteit, gefinancierd door de gemeenschap via belastingen [14](#page=14).
## 3. Organisatie van de Belgische verzorgingsstaat
De Belgische verzorgingsstaat wordt gekenmerkt door een uitgebreid netwerk van voorzieningen. De focus ligt op enerzijds de sociale zekerheid en anderzijds de sociale bijstand [16](#page=16) [18](#page=18).
### 3.1 Sociale zekerheid
De sociale zekerheid is gefinancierd door solidariteit tussen werkgevers en werknemers, aangevuld met staatstoelagen. Sinds 1 januari 1995 is er een globaal financieel beheer binnen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Uitkeringen zijn juridisch afdwingbaar en garanderen in hoge mate het welzijn van burgers [18](#page=18).
#### 3.1.1 Organisatie en instellingen
De RSZ kent drie niveaus [19](#page=19):
* **A. Inningsinstelling:** RSZ, belast met de inning van sociale zekerheidsbijdragen voor werknemers en de verdeling ervan naar de verschillende takken [19](#page=19).
* **B. Beheersinstellingen:** Verantwoordelijk voor beheer en toezicht op betalingsinstellingen, en treden soms zelf op als betalingsinstelling. Dit zijn onder andere [19](#page=19):
1. Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV)
2. Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV)
3. Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)
4. Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW)
5. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA)
6. Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO)
7. Fonds voor Beroepsziekten (FBZ)
* **C. Betalingsinstellingen:** Gekenmerkt door "institutioneel pluralisme", met instellingen opgericht door werkgevers- en werknemersorganisaties (behalve voor pensioenen en beroepsziekten) [19](#page=19).
#### 3.1.2 Verschillende stelsels van sociale zekerheid
In België bestaan vier hoofd stelsels van sociale zekerheid [20](#page=20):
1. **Het werknemersstelsel:** Van toepassing op alle werknemers en werkgevers die een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Werkgever en werknemer zijn verplicht bijdragen te betalen aan de RSZ [20](#page=20) [21](#page=21).
2. **Het stelsel van de zelfstandigen:** Zelfstandigen in hoofdberoep zijn verplicht zich aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en sociale bijdragen te betalen die gebaseerd zijn op hun beroepsinkomsten van drie jaar eerder [21](#page=21).
3. **Regelingen voor overheidspersoneel:** Verschillende overheden (federaal, gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten) hebben hun eigen administratieve structuur en personeelsstatuut, wat leidt tot diversiteit in sociale bescherming. De bescherming is even uitgebreid als voor werknemers, maar de modaliteiten verschillen [21](#page=21) [22](#page=22).
4. **Bijstandsstelsel (residuaire stelsel):** Omvat onder andere tegemoetkomingen voor personen met een handicap, leefloners, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgde gezinsbijslag [22](#page=22).
#### 3.1.3 Gemeenschappelijke diensten
* **Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ):** Centraliseert en verspreidt elektronisch uitgewisselde informatie tussen verschillende sociale zekerheidsactoren, inclusief mutualiteiten. Dit vereenvoudigt administratieve procedures en gebruikt een uniek identificatienummer (INSZ) [22](#page=22).
* **Geschillen inzake sociale zekerheid:** De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd voor de meeste geschillen inzake sociale zekerheid [22](#page=22).
### 3.2 Takken van de sociale zekerheid
#### 3.2.1 Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV)
De volledige Belgische bevolking is verplicht verzekerd voor geneeskundige verzorging. De betalingen worden verzorgd door de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS. De mutualiteiten spelen hierin een centrale rol. De verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering omvat [24](#page=24):
* **Gezondheidszorgen:** Gedeeltelijke terugbetaling van medische kosten (dokters, medicijnen, kinesitherapie) [24](#page=24).
* **Uitkeringen:** Vervanging van het normale loon bij langdurige ziekte, onderverdeeld in primaire arbeidsongeschiktheid (eerste jaar) en invaliditeit (na 12 maanden) [24-25](#page=24 25).
* **Moederschapsverzekering:** Uitkering voor werkneemsters bij zwangerschap, bevalling of borstvoeding; moederschapsrust bedraagt 15 weken (of 19 bij meerlingen), opgesplitst in pre- en postnatale rust [25](#page=25).
* **Vaderschapsverlof:** 20 verlofdagen voor vaders bij de geboorte van een kind [25](#page=25).
**Het ziekenfonds als bewaker van medische kosten:** Mutualiteiten waken over de beperking van medische kosten via verschillende mechanismen [26](#page=26):
* **Rechthebbende op verhoogde verzekeringstegemoetkoming (RVV):** Personen met een leefloon, sociale hulp, inkomensgarantie voor ouderen (IGO), erkende handicap, of verhoogde kinderbijslag kunnen genieten van een verhoogde tegemoetkoming, mits ze aan inkomensvoorwaarden voldoen. Ook andere categorieën zoals weduwen, invaliden, gepensioneerden, volledig langdurig werklozen, etc., komen in aanmerking [26-27](#page=26 27) [26](#page=26).
* **Maximumfactuur (MAF):** Sinds 2002 zorgt de MAF ervoor dat jaarlijkse medische kosten binnen de perken blijven [26](#page=26).
* **Omnio-statuut (nu opgenomen in RVV):** Was bedoeld voor gezinnen met een moeilijke financiële situatie om de remgelden te verlagen. Werd vanaf 2014 afgeschaft en geïntegreerd in het systeem van verhoogde tegemoetkoming [27](#page=27).
* **Globaal medisch dossier (GMD):** Wordt bijgehouden door de huisarts en biedt volledige terugbetaling van het honorarium en remgeldvermindering voor consultaties [27](#page=27).
* **Derde betalersregeling:** Een instrument om gezondheidszorgen te verlenen aan personen in financiële nood, waarbij de derde betaler (meestal het ziekenfonds) de kosten direct met de zorgverlener regelt. Komt in aanmerking voor verschillende categorieën, waaronder rechthebbenden op verhoogde tegemoetkoming [28](#page=28).
**Aanvullende verzekering:** Naast de wettelijke ziekteverzekering bieden ziekenfondsen aanvullende diensten, die sinds 2013 verplicht zijn voor leden. Alternatief is aansluiting bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV) [28](#page=28).
**Vlaamse zorgverzekering:** Vergoedt sinds 2001 niet-medische kosten voor zwaar zorgbehoevenden thuis of in woonzorgcentra. Aansluiting is verplicht voor inwoners van Vlaanderen. De premie is in 2015 verhoogd [29](#page=29).
#### 3.2.2 Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)
Het pensioen waarborgt een vervangingsinkomen, berekend op basis van de verdiende lonen, met maximumlonen vanaf 1981 die de berekening beperken. Voor bijna 2 miljoen mensen is pensioen de belangrijkste inkomensbron. Om recht te hebben op een rustpensioen is een pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar en een loopbaan van 45 jaren vereist. De pensioenleeftijd en loopbaanvoorwaarden zullen geleidelijk verhoogd worden [30](#page=30).
* **Inkomensgarantie voor ouderen (IGO):** Vervangt het "Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden" en is bedoeld voor ouderen zonder voldoende eigen bestaansmiddelen [30](#page=30).
#### 3.2.3 Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA)
Doel is werkloosheidsuitkeringen toe te kennen aan werklozen die buiten hun schuld om niet in een nieuwe betrekking kunnen worden ingeschakeld. Er zijn arbeidsdagen te bewijzen binnen een referentieperiode. Aanvullende toekenningsvoorwaarden zijn onder meer het zonder loon zijn, werkloosheid buiten eigen wil, voltijdse werkloosheid, en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Uitbetaling gebeurt via de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen (HVW) of werknemersorganisaties na inschrijving bij VDAB [30](#page=30) [31](#page=31).
* **RVA als partner in thuiszorg:** De RVA voorziet ook in onderbrekingsuitkeringen voor thematisch verlof:
* **Verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid:** Mogelijkheid tot volledige schorsing (max. 12 maanden per patiënt) of vermindering van arbeidsprestaties (max. 24 maanden per patiënt). Ontslagbescherming is van toepassing [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Palliatief verlof:** Mogelijkheid tot volledige schorsing (max. 1 maand, tweemaal verlengbaar) of vermindering van arbeidsprestaties (max. 1 maand, tweemaal verlengbaar) voor de palliatieve verzorging van een persoon in een terminale fase. Ontslagbescherming is van toepassing [33](#page=33).
#### 3.2.4 Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) - Famifed
Sinds 1 juli 2014 is kinderbijslag een Vlaamse bevoegdheid. Soorten bijslag omvatten kraamgeld, adoptiepremie, gewone kinderbijslag, wezenbijslagen, forfaitaire kinderbijslag voor kinderen geplaatst bij een particulier, en de bijslag voor gehandicapte kinderen. De gewaarborgde gezinsbijslag is een "restregeling" voor behoeftige gezinnen. Uitbetaling gebeurt via "vrije kinderbijslagfondsen" [34](#page=34).
### 3.3 Sociale bijstand (niet gebonden aan een tak van de sociale zekerheid)
#### 3.3.1 Tegemoetkomingen aan personen met een handicap – zorgbudgetten Vlaamse Sociale Bescherming
De wet voorziet in drie tegemoetkomingen [35](#page=35):
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming:** Voor personen met een handicap (21-65 jaar) wiens verdienvermogen tot één derde of minder is gedaald [35](#page=35).
* **Integratietegemoetkoming:** Voor personen met een handicap (21-65 jaar) met een gebrek aan of vermindering van zelfredzaamheid [35](#page=35).
* **Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB):** Vooral relevant voor verpleegkundigen bij patiënten ouder dan 65 jaar [35](#page=35).
Deze tegemoetkomingen moeten bij de zorgkas worden aangevraagd [35](#page=35).
#### 3.3.2 Het recht op maatschappelijke integratie: Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)
* **Het leefloon:** Sinds 1974 ingevoerd als "bestaansminimum". Het garandeert een basisinkomen voor iedereen die door de mazen van het sociale zekerheidsnet valt. Financiering gebeurt via belastinggeld en uitbetaling via OCMW's, mits een bestaansmiddelenonderzoek. Basisvoorwaarden zijn: geen toereikende bestaansmiddelen, geen of onvoldoende steun via sociale zekerheid, geen bezit van onroerende goederen of groot kapitaal, nalaten van onderhoudsgeld, verblijf in België, en meerderjarigheid [36](#page=36).
* **Andere financiële steun:** OCMW's kunnen aanvullende steun verlenen (bv. voedselbonnen). Ze kennen ook voorschotten toe bij niet-uitbetaald onderhoudsgeld [37](#page=37).
* **Sociale maatregelen voor bijzondere groepen:**
* **Integratiecontracten voor jongeren:** Verplicht voor jongeren onder 25 jaar die een leefloon aanvragen, gericht op maatschappelijke integratie [37](#page=37).
* **100% regel voor landlopers:** Leefloon voor daklozen wordt voor 100% terugbetaald door de overheid aan het OCMW [37](#page=37).
* **100% regel voor vluchtelingen:** OCMW-steun voor kandidaat-vluchtelingen in de gegrondheidsfase wordt voor 100% terugbetaald door de overheid [37-38](#page=37 38).
* **0% regel voor mensen-zonder-papieren:** Geen recht op OCMW-steun die door de overheid wordt terugbetaald, met een uitzondering voor uitgeprocedeerde vluchtelingen die vrijwillig het land willen verlaten [38](#page=38).
* **Recht op dringende medische hulp:** OCMW's verlenen dringende medische hulp, ook aan mensen zonder papieren, die 100% wordt terugbetaald door de federale overheid [38](#page=38).
#### 3.3.3 OCMW en lokaal sociaal beleid
OCMW's zijn het "laatste vangnet" voor financiële ondersteuning en een partner in lokaal welzijn. De dienst maatschappelijk werk streeft naar armoedebestrijding en welzijn voor diverse doelgroepen. Maatschappelijke dienstverlening kent vele vormen: materiële hulp (financieel, voedselbonnen), immateriële hulp (budgetbegeleiding, juridisch advies) [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Initiatieven:** Op sociaal vlak, geestelijke gezondheidszorg, gezondheidszorg, seniorenzorg, werkgelegenheid, huisvesting, en thuiszorg [40-41](#page=40 41).
* **De maatschappelijk werker:** Heeft een onderzoeks-, advies-, begeleidings-, controle- en signaalfunctie. Financieel tussenkomst wordt voorafgegaan door een sociaal onderzoek [41](#page=41).
#### 3.3.4 Sociale tewerkstelling – artikel 60
OCMW's treden op als werkgever om cliënten arbeidsdagen te laten presteren voor sociale uitkeringen. Dit proces kan motiveren tot werken, organisatievaardigheden aanleren en een nieuw levensritme vinden [42](#page=42).
#### 3.3.5 Budgetbeheer
De dienst Budgetbeheer helpt cliënten met inkomsten en schulden, beheert inkomsten en geeft leefgeld. Onderhandelt met schuldeisers en maakt afspraken over afbetalingen [42](#page=42).
#### 3.3.6 Jeugdzorg
OCMW's oefenen voogdij uit over minderjarige kinderen die aan hen zijn toevertrouwd [43](#page=43).
### 3.4 Dienstverlening
Naast het OCMW, wordt dienstverlening verdeeld onder algemeen welzijnswerk (AWW), Vlaamse voorzieningen en voorzieningen voor lage inkomens [43](#page=43).
#### 3.4.1 Algemeen welzijnswerk (AWW)
AWW biedt sociale dienst- en hulpverlening aan alle burgers wiens welzijnskansen bedreigd of verminderd zijn, ongeacht ideologische overtuiging. Het onderscheidt zich door gerichtheid op het brede publiek en bestaat uit ambulante en residentiële diensten [43](#page=43).
* **Centrum voor teleonthaal:** Biedt permanente telefonische hulpverlening, crisisopvang, informatie en advies [44](#page=44).
* **Centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen:** Speelt een belangrijke rol bij de aanvraag van tegemoetkomingen die buiten de bevoegdheid van het ziekenfonds vallen. De dienst maatschappelijk werk van de mutualiteit is vaak de draaischijf [45](#page=45).
* **Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (CAW):** Organiseert dienst- en hulpverlenende activiteiten gericht op het detecteren, voorkomen, verminderen en oplossen van factoren die welzijn bedreigen. Biedt laagdrempelig onthaal, informatie, advies, eerste opvang, signalering van maatschappelijke tekorten, begeleiding, nazorg, en verwijzing. De eerstelijnshulp van een CAW is aanvullend op de lokale dienstverlening van het OCMW [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 3.4.2 Vlaamse welzijnsvoorzieningen
Het aanbod van hulp- en dienstverlening in de welzijnssector is uitgebreid en versnipperd, wat de toegankelijkheid en kwaliteit kan beïnvloeden. Er is ook sprake van overlappende dienstverlening en concurrentie tussen voorzieningen [54](#page=54).
* **Vlaams agentschap Zorg & Gezondheid:** Subsidieert en reglementeert zorg- en gezondheidsvoorzieningen. Thuiszorg omvat diverse vormen van hulpverlening om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en verzorgd te worden. Dit vormt samen met ouderenzorg de "woonzorg". Mantelzorg, de vrijwillige en onbetaalde zorg door naasten, is cruciaal en verdient ondersteuning [55](#page=55) [56](#page=56).
* **Vlaams agentschap voor personen met een handicap:** Voormalig "Vlaams Fonds", richt zich op sociale integratie van personen met een handicap, hulpmiddelen, scholing, beroepsopleiding en bemiddeling voor tewerkstelling. Het biedt ook het Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) [66](#page=66).
#### 3.4.3 Residentiële ouderenzorg
Voorzieningen waar ouderen tijdelijk of permanent kunnen verblijven [63](#page=63).
* **Woonzorgcentra en rust- en verzorgingstehuizen (RVT):** Bieden permanente opvang en verzorging aan ouderen, als nieuwe thuis. RVT-bedden zijn voor zwaar zorgbehoevenden. Ze vormen de meest verregaande schakel in ouderenzorg, na thuiszorg en tussenformules [63](#page=63).
* **Dagverzorgingscentra (DVC):** Bieden overdag opvang en verzorging aan ouderen, een oplossing wanneer thuiszorg niet constant aanwezig kan zijn. DVC's conform artikel 51 van bijlage IX zijn enkel toegankelijk voor gebruikers van gezinszorg en aanvullende thuiszorg [64](#page=64).
* **Dagcentrum voor palliatieve verzorging:** Biedt overdag opvang en verzorging aan palliatieve personen, waardoor ze thuis kunnen blijven [64](#page=64).
* **Centra voor kortverblijf (CVK):** Bieden tijdelijk (max. 60 dagen opeenvolgend, 90 dagen per jaar) verzorging en opvang aan ouderen. Een adempauze voor de mantelzorger [65](#page=65).
* **Centra voor herstelverblijf:** Bieden opvang, verzorging en revalidatie na een operatie, zware aandoening of ongeval, tot men voldoende hersteld is om naar huis te gaan (max. 60 dagen). Toegankelijk voor alle leeftijden [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Serviceflats en assistentiewoningen:** Combinatie van zelfstandig wonen met ondersteuning en zorg op maat, gericht op ouderen (+65 jaar) die zelfstandig willen blijven wonen [66](#page=66).
## 4. Armoede en maatschappelijke tendensen
Hoewel België een welvaartsmaatschappij is, blijft armoede een actueel probleem. "Moderne armoede" kent diverse vormen en wordt beïnvloed door zowel individuele als structurele factoren [71](#page=71).
### 4.1 Aspecten en oorzaken van armoede
* **Visie op kansarmoede:** Definities en aanpak van armoede variëren, maar het is cruciaal voor hulpverleners om hun eigen perspectief te kennen, dat beïnvloed kan zijn door ideologie en sociale positie. Men spreekt van "relatieve armoede", gerelateerd aan het welvaartspeil van de bevolking [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Oorzaken:** Gekoppeld aan een individuele en een structurele dimensie [72](#page=72).
* **Microniveau:** Individueel schuldmodel en individueel ongevalmodel [72](#page=72).
* **Macroniveau:** Maatschappelijk (structureel) ongevalmodel en maatschappelijk (structureel) schuldmodel [72](#page=72).
* **Mesoniveau:** Maatschappelijke kwetsbaarheid, een interactie tussen individuele en structurele dimensies [72](#page=72).
* **Multi-complexiteit van armoede:** Armoede is een "web" dat zich over verschillende domeinen verspreidt (inkomen, arbeid, onderwijs, wonen, gezondheid, rechtsbedeling, cultuur). Dit wordt ook aangeduid als "multi-aspectualiteit" of "multicomplexe problematiek" [73](#page=73).
* **Armoede schaadt de gezondheid:** Lagere sociaaleconomische groepen hebben meer kans op een slechte gezondheid en beperktere toegang tot gezondheidszorg [73](#page=73).
* **Armoede en arbeid:** Arbeid is een "koninklijke weg" uit armoede, maar niet zonder hindernissen. Een job beschermt niet altijd tegen armoede door te lage lonen, flexibele uren of te grote huishoudens. Vanzelfsprekende overtuigingen rond werk als oplossing kunnen leiden tot valkuilen zoals de 'snel-werk-valkuil' en de 'rechten en plichten valkuil' [74](#page=74).
* **Onderwijs:** Het Vlaamse onderwijs scoort goed, maar ongelijkheid is groot. Kinderen uit zwakkere sociale klassen worden vaak weg geselecteerd [75](#page=75).
* **Wonen:** Lange wachtlijsten voor sociale huurmarkt maken kwalitatieve en betaalbare woningen buiten bereik voor velen [75](#page=75).
* **Cultuur:** Armen zijn ondervertegenwoordigd bij zowel elitaire als populaire cultuurvormen [76](#page=76).
* **Financiële stress:** Betalingsproblemen met regelmatige en onregelmatige kosten zijn een groot probleem voor arme huishoudens [76](#page=76).
* **Omgevingsproblemen:** Meer hinder van criminaliteit en vandalisme in de omgeving [76](#page=76).
* **Psychologische aspecten:** Hulpverlening moet rekening houden met de diversiteit en positieve krachten van kansarmen (bv. "overlevingsenergie") [76](#page=76).
#### 4.1.1 Kenmerken van kansarmen volgens het theoretisch kader van maatzorg
* **Multi-complexe problematiek:** (Zie supra) [77](#page=77).
* **Gevoelens van machteloosheid:** Gevolg van externe beheersingsoriëntatie, opvoedingsstijl en minder stimulansen op sociaaleconomische ontwikkeling [77](#page=77).
* **Gevoelens van wantrouwen:** Ontbreken van warme vertrouwensfiguren in de kindertijd [77](#page=77).
* **Gestoorde communicatie:** Conflicten met de maatschappij door andere taal en gedrag [78](#page=78).
* **Verbintenisproblematiek als centraal kenmerk:** Verstoorde verbinding met zichzelf, anderen, de maatschappij (en haar instituties), en de toekomst [78](#page=78).
#### 4.1.2 'Gekleurde' armoede
Personen van niet-Belgische herkomst lopen een groter risico op inkomensarmoede. Naast economisch kapitaal is ook sociaal en cultureel kapitaal vaak ontoereikend [79](#page=79).
#### 4.1.3 Is armoede vrouwelijk?
Vrouwen lopen hogere risico's op bestaansonzekerheid en armoede door cumulatie van achterstandskenmerken zoals scheiding, economische afhankelijkheid, lage scholing, etc.. Alleenstaande moeders en oudere alleenstaande vrouwen zijn bijzonder kwetsbaar [80](#page=80).
#### 4.1.4 Kwantitatieve benadering: cijfers en beleid
De EU-norm definieert armoede als huishoudens met een beschikbaar inkomen kleiner dan de helft van het gemiddelde inkomen. Cijfers tonen grote verschillen per regio en kwetsbare groepen zoals jongeren, 65-plussers, éénoudergezinnen, werklozen en laagopgeleiden. De "armoedebarometer" meet de evolutie van armoede aan de hand van 15 indicatoren [81](#page=81).
#### 4.1.5 De wettelijke armoedegrens
De wetgever bepaalt een armoedegrens, die beïnvloed wordt door politieke besluitvorming. Wettelijke mogelijkheden omvatten het recht op maatschappelijke integratie (leefloon, tewerkstelling via artikel 60), gewaarborgde gezinsbijslag, gewaarborgd inkomen voor bejaarden (IGO), en tegemoetkomingen aan personen met een handicap en hulp aan bejaarden (TAPH/THAB) [82](#page=82).
---
# Welzijnsvoorzieningen en sociale kaart
Dit deel biedt een uitgebreid overzicht van de welzijnsinstellingen en dienstverlenende instanties in België, met focus op de organisatie, financiering en specifieke diensten die beschikbaar zijn voor burgers, evenals de sociale kaart.
## 2 Welzijnsvoorzieningen en sociale kaart
Het doel van dit cursusdeel is om de kennis over de sociale kaart te vergroten, inzicht te bieden in actuele ontwikkelingen, knelpunten binnen bestaande voorzieningen aan te kaarten en studenten vertrouwd te maken met de gebruikte terminologie. Het streeft niet naar volledigheid, aangezien de hoeveelheid voorzieningen enorm is, maar focust op de meest essentiële informatie en relevante bronnen [15](#page=15).
### 2.1 Begrippenkader
* **Welzijn**: Een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand zich kan ontplooien in diverse facetten (lichamelijk, psychisch, sociaal, materieel) met respect voor de ontplooiing van anderen. Het impliceert maatschappelijke kansen voor iedereen om erbij te horen en zich te ontplooien [15](#page=15).
* **Welzijnsbeleid**: Beleid gericht op het realiseren van welzijn in verschillende maatschappelijke sectoren zoals gezin, jongeren, ouderen, psychisch zwakken en kansarmen [15](#page=15).
* **Welzijnsrechten**: In België vertaald in basisrechten zoals recht op arbeid, sociale zekerheid, gezondheidszorg, bijstand, huisvesting, leefmilieu, culturele ontplooiing en onderwijs, die voor alle wettelijk verblijvende burgers gewaarborgd moeten zijn [16](#page=16).
België is uitgebouwd als een verzorgingsstaat die primair verantwoordelijk is voor het welzijn van zijn burgers, in tegenstelling tot een 'nachtwakersstaat' [18](#page=18).
### 2.2 Schematisch overzicht van onze verzorgingsstaat
Het schematisch overzicht, dat studenten zelf kunnen aanvullen, biedt een houvast om de verschillende voorzieningen te situeren [17](#page=17).
### 2.3 Financiële ondersteuning
Financiële ondersteuning wordt onderverdeeld in:
A. Uitkeringen uit de sociale zekerheid [18](#page=18).
B. Sociale bijstand, indien de rechten uit de sociale zekerheid uitgeput zijn [18](#page=18).
#### 2.3.1 Sociale zekerheid
De financiering van de sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit tussen werkgevers, werknemers en nationale solidariteit via staatstoelagen. Sinds 1 januari 1995 is er een globaal financieel beheer binnen de Rijksdienst Sociale Zekerheid (RSZ). Uitkeringen zijn juridisch afdwingbaar en garanderen in hoge mate het welzijn van burgers. De sociale zekerheid kent wettelijk omschreven uitkeringsvoorwaarden die gelijke behandeling waarborgen op basis van leeftijd, wachtijd, etc.. De overheid organiseert, centraliseert en controleert deze voorzieningen [18](#page=18).
##### 2.3.1.1 Organisatie en schematische voorstelling van de sociale zekerheid
De sociale zekerheid is georganiseerd op drie niveaus [19](#page=19):
A. **Inningsinstelling**: RSZ, verantwoordelijk voor de inning van sociale zekerheidsbijdragen en de verdeling ervan [19](#page=19).
B. **Beheersinstellingen**: Zeven rijksdiensten die instaan voor beheer en toezicht, en soms optreden als betalingsinstelling:
1. Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV) [19](#page=19).
2. Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV) [19](#page=19).
3. Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) [19](#page=19).
4. Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) [19](#page=19).
5. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) [19](#page=19).
6. Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) [19](#page=19).
7. Fonds voor Beroepsziekten (FBZ) [19](#page=19).
C. **Betalingsinstellingen**: Gekenmerkt door institutioneel pluralisme (behalve pensioenen en beroepsziekten), met oorsprong in pre-WOII werkgevers- en werknemersorganisaties [19](#page=19).
België kent verschillende stelsels van sociale zekerheid [20](#page=20):
1. Het werknemersstelsel [20](#page=20).
2. Het stelsel van de zelfstandigen [21](#page=21).
3. Regelingen voor overheidspersoneel [21](#page=21).
4. Bijstandsstelsel (residuair stelsel) [22](#page=22).
* **Het werknemersstelsel**: Van toepassing op alle werknemers en werkgevers met een arbeidsovereenkomst (prestaties, loon, ondergeschiktheid). Werkgevers kunnen aangesloten zijn bij 'sociale secretariaten'. Momenteel onder bevoegdheid van drie federale ministers (Sociale Zaken, Werk, Pensioenen) [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Stelsel van zelfstandigen**: Onderscheid tussen hoofdberoep, helpers, meewerkende echtgenoten en bijberoep. Zelfstandige: natuurlijke persoon die beroepsbezigheid uitoefent zonder arbeidsovereenkomst of statuut. Verplichtingen: aansluiting bij sociaal verzekeringsfonds en betaling van driemaandelijkse bijdragen voor kinderbijslag, pensioen, ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverzekering. Sociale bijdragen zijn een percentage van de beroepsinkomsten van het derde voorafgaande kalenderjaar [21](#page=21).
* **Regelingen voor overheidspersoneel**: Diverse overheden (federaal, gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten) hebben eigen administratieve structuren en personeelsstatuten. Sociale bescherming is uitgebreid, maar modaliteiten verschillen [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Bijstandsstelsel**: Residuaire stelsel met tegemoetkomingen voor personen met een handicap, leefloners, inkomensgarantie voor ouderen, en gewaarborgd gezinsbijslag [22](#page=22).
###### 2.3.1.2 De diensten gemeenschappelijk voor de verschillende stelsels
* **De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ)**: Verzamelt en verspreidt elektronische informatie van sociale zekerheidsactoren, vereenvoudigt informatieoverdracht en vermindert administratieve stappen voor verzekerden. Identificatie gebeurt via een uniek nummer (INSZ) [22](#page=22).
* **Rijksregister (RR)**: Databank van het Ministerie van Binnenlandse Zaken met basisgegevens over personen ingeschreven in het bevolkingsregister [22](#page=22).
* **Geschillen inzake sociale zekerheid**: De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd voor vrijwel alle geschillen gerelateerd aan sociale zekerheid [22](#page=22).
Hulpverleners komen het meest in contact met de sociale zekerheid via de betalingsinstellingen [23](#page=23).
###### 2.3.1.3 Rijksdienst voor ziekte en invaliditeit (RIZIV)
De Belgische bevolking heeft een verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. Het RIZIV draagt zorg voor de betaling van tegemoetkomingen via verzekeringsinstellingen zoals landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS Holding. Er zijn 5 nationale landsbonden van ziekenfondsen. Mutualiteiten spelen een belangrijke rol, veel meer dan enkel uitbetalingsinstelling [24](#page=24).
De verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering kent drie luiken [24](#page=24):
* **Gezondheidszorgen**: Gedeeltelijke terugbetaling van doktersbriefjes, geneesmiddelen, kinesitherapie, etc. [24](#page=24).
* **Uitkeringen**: Vervanging van het normale loon voor langdurig zieken. Men spreekt van primaire arbeidsongeschiktheid (eerste jaar) en invaliditeit (na 12 maanden primaire arbeidsongeschiktheid). Een 'getuigschrift van arbeidsongeschiktheid' dient binnen 48 uur bezorgd te worden [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Moederschapsverzekering**: Uitkering voor werkneemsters die zwanger zijn, bevallen of borstvoeding geven. Moederschapsrust bedraagt 15 weken (19 bij meerling), opgesplitst in pre- en postnatale rust. Borstvoedingsverlof kan tot 5 maanden na bevalling [25](#page=25).
* **Vaderschapsverlof**: 20 verlofdagen op te nemen binnen vier maanden na bevalling. De werkgever betaalt de eerste drie dagen, daarna krijgt de vader een tegemoetkoming van 82% van het begrensd bruto-dagloon. (2023: 20 dagen) [25](#page=25).
**Het ziekenfonds als bewaker van de beperking van medische kosten**:
1. **Rechthebbende op verhoogde verzekeringstegemoetkoming (RVV)**: Kan genoten worden bij een leefloon van het OCMW, sociale hulp van het OCMW, inkomensgarantie voor ouderen (IGO), vergoeding als persoon met handicap, of verhoogde kinderbijslag (min. 66%). Er zijn ook inkomensvoorwaarden en specifieke categorieën rechthebbenden (bv. weduw(naar)(e), gepensioneerde, erkend gehandicapte, langdurig werkloze, éénoudergezin) [26](#page=26).
2. **Maximumfactuur (MAF)**: Sinds 2002 automatisch van toepassing, zorgt dat jaarlijkse medische kosten binnen de perken blijven [26](#page=26).
3. **Omnio-statuut**: Bedoeld voor personen met een moeilijke financiële gezinssituatie. Het is een uitbreiding van de verhoogde tegemoetkoming voor medische prestaties, waardoor de persoonlijke bijdrage (remgeld) merkelijk lager is. Het criterium is het jaarlijks bruto belastbaar gezinsinkomen. Sinds 1 april 2007 ingesteld, met ingang van 1/1/14 opgenomen in het stelsel van verhoogde tegemoetkoming [27](#page=27).
4. **Globaal medisch dossier (GMD)**: Bij een erkende huisarts wordt alle gezondheidsinformatie bijgehouden. Het biedt een remgeldvermindering van 30% voor consultaties bij de huisarts die het GMD bijhoudt, of een andere huisarts met toegang [27](#page=27).
5. **Derde betalersregeling**: Een instrument om te voorkomen dat mensen in armoede gezondheidszorg uitstellen. De geconventioneerde huisarts past deze regeling toe op vraag van de patiënt. Komt in aanmerking voor rechthebbenden in financiële nood, op verhoogde tegemoetkoming, met een gezinsinkomen niet hoger dan het leefloon, gecontroleerde werklozen met gezinslast of alleenstaande, en rechthebbenden op verhoogde kinderbijslag [28](#page=28).
**Aanvullende verzekering**: Naast de wettelijke ziekteverzekering bieden ziekenfondsen extra diensten gefinancierd vanuit de aanvullende verzekering, die sinds 1 januari 2013 verplicht is. Als alternatief kan men zich aansluiten bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV) [28](#page=28).
**Vlaamse zorgverzekering**: Startte op 1 oktober 2001 en biedt een maandelijkse zorgvergoeding voor zwaar zorgbehoevenden die thuis verzorgd worden. Ook toegekend aan personen in erkende woonzorgcentra, rust- en verzorgingstehuizen of psychiatrische verzorgingstehuizen. Verplichte aansluiting voor inwoners van Vlaanderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt 50 euro (vanaf 1/1/26: 100 euro), met een verlaagd tarief voor personen met recht op verhoogde tegemoetkoming [29](#page=29).
###### 2.3.1.4 Rijksdienst voor pensioenen (RVP)
Het pensioen waarborgt een vervangingsinkomen berekend op basis van verdiende lonen, met maximumlonen vanaf 1981. In België is het pensioen voor bijna 2 miljoen mensen de voornaamste bron van inkomen. Naast rustpensioenen zijn er ook overlevingspensioenen. Om recht te hebben op een pensioen moet men de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar) bereiken en een volledige loopbaan hebben (vanaf 2009: 45 jaar). Men kan kiezen om vroeger met pensioen te gaan (vanaf 60 jaar), maar de minimumleeftijd en loopbaan zullen geleidelijk verhoogd worden [30](#page=30).
* **Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)**: Vervangt het 'Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden' en wordt toegekend aan pensioengerechtigde ouderen zonder voldoende eigen bestaansmiddelen [30](#page=30).
###### 2.3.1.5 Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA)
Het doel van de werkloosheidsreglementering is werkloosheidsuitkeringen toe te kennen aan werklozen die buiten hun schuld om niet in een nieuwe arbeidsbetrekking kunnen worden ingeschakeld, ter vervanging van verloren loon. Vereisten: bewijs van arbeidsdagen in een referentieperiode, geen loon ontvangen, werkloos zijn buiten eigen wil, voltijds werkloos zijn, geen andere arbeid verrichten, arbeidsgeschikt zijn, beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, controlekaart bezitten, effectief in België verblijven, en niet de normale pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben [30](#page=30) [31](#page=31).
Uitbetaling van de uitkering gebeurt via de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen (HVW, gratis) of een werknemersorganisatie (vakbond, verplichte bijdrage) na inschrijving als werkzoekende bij de VDAB. De beslissing tot toekenning wordt genomen door de RVA [31](#page=31) [32](#page=32).
**RVA als partner in de thuiszorg**:
Naast werkloosheidsdossiers kan men bij de RVA terecht voor een uitkering bij tijdelijke opschorting van arbeid (thematisch verlof) [32](#page=32).
1. **Verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid**: Werknemers kunnen de arbeidsovereenkomst volledig schorsen (max. 12 maanden per patiënt) of arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of ½ (max. 24 maanden per patiënt). Met gezinslid wordt elke persoon bedoeld die samenwoont; familielid is bloed- of aanverwant tot de tweede graad. Een zware ziekte wordt door de behandelende geneesheer bepaald. De werknemer moet dit schriftelijk melden aan de werkgever, minstens 7 dagen voor de ingangsdatum. Tijdens dit verlof is er een 'onderbrekingsuitkering' voorzien. Ontslagbescherming is van toepassing [32](#page=32) [33](#page=33).
2. **Palliatief verlof**: Werknemers kunnen de arbeidsovereenkomst volledig schorsen (1 maand, tweemaal verlengbaar met 1 maand) of arbeidsprestaties verminderen (1/5 of ½, tweemaal verlengbaar met 1 maand) om zich te wijden aan palliatieve verzorging van een persoon in de terminale fase. Vereist een attest van de behandelende geneesheer. Tijdens dit verlof is er een 'onderbrekingsuitkering' van 726,85 euro (indexaanpassing voorbehoud) voorzien. Ontslagbescherming is van toepassing [33](#page=33).
###### 2.3.1.6 Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) - Famifed
Sinds 1/07/14 is kinderbijslag een Vlaamse bevoegdheid. Soorten bijslag: kraamgeld, adoptiepremie, gewone kinderbijslag, wezenbijslagen, forfaitaire kinderbijslag voor kinderen geplaatst bij een particulier, en de bijslag voor gehandicapte kinderen (verhoogd kindereld). De gewone kinderbijslag en wezenbijslag worden verhoogd tot 21 jaar, afhankelijk van de graad van zelfredzaamheid [34](#page=34).
* **Gewaarborgde gezinsbijslag**: Kent uitkeringen toe zonder band met arbeid, voor behoeftige gezinnen op basis van inkomenscriteria [34](#page=34).
Uitbetaling gebeurt door 'vrije kinderbijslagfondsen' die door werkgevers worden opgericht en beheerd [34](#page=34).
#### 2.3.2 De sociale bijstand (niet gebonden aan een tak van de sociale zekerheid)
##### 2.3.2.1 Tegemoetkomingen aan personen met een handicap – zorgbudgetten Vlaamse sociale bescherming
De wet voorziet in drie tegemoetkomingen [35](#page=35):
* **Inkomensvervangende tegemoetkoming**: Voor personen met een handicap (21-65 jaar) wiens verdienvermogen verminderd is tot minstens een derde van wat een gezonde persoon kan verdienen. Tewerkstelling in een beschutte werkplaats wordt niet als algemene arbeidsmarkt gerekend [35](#page=35).
* **Integratietegemoetkoming**: Voor personen met een handicap (21-65 jaar) met een gebrek aan of vermindering van zelfredzaamheid [35](#page=35).
* **Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB)**: Vooral belangrijk voor verpleegkundigen bij patiënten ouder dan 65 jaar [35](#page=35).
Deze tegemoetkomingen moeten bij de zorgkas worden aangevraagd [35](#page=35).
##### 2.3.2.2 Het recht op maatschappelijke integratie: de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)
* **Het leefloon**: In 1974 ingevoerd als 'bestaansminimum', met wettelijk vastgestelde bedragen voor alleenstaanden, samenwonenden en gezinnen met minderjarige kinderen ten laste. Het is een basisinkomen voor inwoners van België die door de mazen van het sociaal zekerheidsnet vallen. Financiering gebeurt met belastinggeld, uitbetaling door de OCMW's. Vereisten: geen toereikende bestaansmiddelen, niet in staat deze te verwerven, geen of onvoldoende steun via sociale zekerheid, geen onroerende goederen of groot kapitaal, rechten laten gelden op onderhoudsgeld, in België verblijven, meerderjarig zijn [36](#page=36).
* **Andere financiële steun**: Naast het bestaansminimum kan het OCMW aanvullende steun verstrekken voor maatschappelijke dienstverlening. Het OCMW kan voorschotten toekennen bij niet-betaalde onderhoudsgelden. Ook hulp in natura zoals voedsel- en kledingbonnen [36](#page=36) [37](#page=37).
**Sociale maatregelen voor bijzondere groepen**:
A. **Integratiecontracten voor jongeren**: Verplicht voor jongeren onder 25 jaar die een leefloon aanvragen, gericht op maatschappelijke integratie via opleiding, tewerkstelling, medische verzorging, etc. Aanvaarding en naleving zijn vereist, anders volgen sancties [37](#page=37).
B. **100% regel voor landlopers**: Leefloon voor daklozen wordt 100% terugbetaald door de overheid aan het uitbetalend OCMW, mits verblijf in de gemeente [37](#page=37).
C. **100% regel voor vluchtelingen**: OCMW-steun aan kandidaat-vluchtelingen in de gegrondheidsfase van asielonderzoek wordt 100% terugbetaald door de overheid aan het OCMW indien een woonst is aangeboden. Er is een spreidingsplan om de lasten te verdelen [37](#page=37) [38](#page=38).
D. **0% regel voor mensen-zonder-papieren**: Deze groep heeft geen recht op terugbetaalde OCMW-steun, met een uitzondering voor uitgeprocedeerde vluchtelingen die vrijwillig het land verlaten [38](#page=38).
* **Recht op dringende medische hulp**: OCMW verleent hulp bij onmiddellijke medische verzorging na ongeval of ziekte, ook voor mensen zonder papieren (100% terugbetaald door federale overheid) [38](#page=38).
**OCMW en lokaal sociaal beleid**:
Het OCMW is het 'laatste vangnet' voor financiële ondersteuning en een belangrijke partner in lokaal welzijn [39](#page=39).
* **Dienst maatschappelijk werk binnen het OCMW**:
* **Doel**: Armoede bestrijden en welzijn bevorderen zodat iedereen een menswaardig leven kan leiden [39](#page=39).
* **Maatschappelijke dienstverlening**: Kan materiële hulp (financieel, voedselbonnen) en immateriële hulp (budgetbegeleiding, juridisch advies) omvatten [39](#page=39).
* **Initiatieven**: Op sociaal vlak (dienst maatschappelijk werk, sociaal centrum, sociale tewerkstelling, budgetbeheer, jeugdzorg, rechtshulp), geestelijke gezondheidszorg (beschut wonen), gezondheidszorg (ziekenhuis), seniorenzorg (dienstencentra, seniorenwoningen), werkgelegenheid (onderwijs, begeleiding werkzoekenden), huisvesting (woonbemiddeling, thuiszorgdiensten, thuislozenzorg) [39](#page=39) [40](#page=40).
* **De maatschappelijk werker**:
* **Plaats en hoofddoel**: Werkt onder leiding van hoofd sociale dienst, rapporteert aan Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Tracht hulpvrager en gezin in staat te stellen een menswaardig leven te leiden en problemen aan te pakken. Takenpakket omvat informatieverstrekking, verwijzing, bemiddeling, plaatsing, en armoedebestrijding [40](#page=40).
* **Functies**: Onderzoeksfunctie, adviesfunctie, begeleidingsfunctie, controlefunctie, signaalfunctie. Financiële tussenkomst wordt voorafgegaan door een sociaal onderzoek [41](#page=41).
* **Algemeen maatschappelijk werk**: Lokaal welzijnsbeleid voor elke burger, met prioriteit voor armoedebestrijding en welzijn voor kwetsbare groepen. Alle soorten hulp kunnen hier aangevraagd worden: financieel, thuiszorg, aangepaste huisvesting, begeleidingsmogelijkheden, opvangmogelijkheden, bejaardenzorg, thuislozenzorg [41](#page=41).
* **Sociale Tewerkstelling – artikel 60**: OCMW treedt op als werkgever om cliënten te helpen arbeidsdagen te presteren voor sociale uitkeringen. Dit proces stimuleert motivatie, organisatie en een nieuw levensritme [42](#page=42).
* **Budgetbeheer**: Helpt cliënten met eigen inkomsten maar grote schulden bij het beheren van inkomsten en het onderhandelen met schuldeisers. Dit is niet hetzelfde als volmacht/lastgeving of bewindvoering [42](#page=42) [43](#page=43).
* **Jeugdzorg**: OCMW oefent voogdij uit over minderjarige kinderen die aan het OCMW zijn toevertrouwd [43](#page=43).
### 2.4 Dienstverlening
Naast het maatschappelijk werk van het OCMW, wordt dienstverlening traditioneel verdeeld onder drie vormen: algemeen welzijnswerk (AWW), Vlaamse voorzieningen en voorzieningen voor lage inkomens [43](#page=43).
#### 2.4.1 Het algemeen welzijnswerk
**Algemeen Welzijnswerk (AWW)**: Sociale dienst- en hulpverlening voor alle burgers wiens welzijnskansen bedreigd of verminderd worden door persoonlijke, relationele, gezins- of maatschappelijke factoren, ongeacht overtuiging. Kenmerkt zich door gerichtheid op het brede publiek en bestaat uit ambulante en residentiële diensten. Er is een vereenvoudiging en fusie van centra, met een enveloppenfinanciering [43](#page=43) [44](#page=44).
Drie typen centra zijn erkend door de Vlaamse regering [44](#page=44):
* **Centrum voor teleonthaal**: Biedt permanente telefonische hulpverlening, crisisopvang, informatie- en adviesverstrekking, gericht doorverwijzen en signaleren van welzijnsbehoeften, 24 uur per dag bereikbaar [44](#page=44).
* **Centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen**: De dienst maatschappelijk werk van de mutualiteit is vaak een draaischijf voor de aanvraag van diverse tegemoetkomingen [45](#page=45).
* **SIS kaart en kleefbriefje**: De SIS-kaart (Sociaal Informatie Systeem) bevat gegevens over sociale zekerheid en is bruikbaar voor instanties zoals ziekenfondsen. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze geïntegreerd in de eID. Het kleefbriefje blijft in gebruik op documenten voor het ziekenfonds [46](#page=46) [47](#page=47).
* **Katzschaal en BEL profiel**: Instrumenten om de graad van zorgbehoevendheid bij bejaarden in kaart te brengen, rekening houdend met fysieke, psychische en sociale variabelen [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Ondersteuning thuiszorg**:
* **Uitleendiensten**: Mutualiteiten, Rode Kruis, Witgele Kruis en Vlaamse Kruis bieden uitleen van verzorgingsmateriaal (bv. ziekenhuisbedden, rolstoelen) [50](#page=50).
* **Personenalarm**: Een alarmeringssysteem dat bij druk op een knop een signaal verstuurt naar een centrale, die contact opneemt met contactpersonen of hulpdiensten. Aanvraag verloopt via de huisarts of behandelende geneesheer en de dienst maatschappelijk werk van de mutualiteit of het OCMW [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (CAW)**: Organiseert dienst- en hulpverlenende activiteiten gericht op het detecteren, voorkomen, verminderen, signaleren en oplossen van factoren die welzijn bedreigen. Kenmerken: laagdrempelig onthaal, eerste opvang, signaleren van maatschappelijke tekorten, begeleiding (relaties, huwelijk, gezin, beperkingen), nazorg, bevorderen maatschappelijke integratie, verwijzen naar gespecialiseerde diensten, preventieve acties. Het CAW biedt een luisterend oor en psychosociale opvang en ondersteunt zelfredzaamheid. De eerstelijnshulp van een CAW is aanvullend/complementair aan lokale OCMW-dienstverlening. Visie: Bereikbaar, Beschikbaar, Bruikbaar, Betaalbaar/gratis, Begrijpelijk [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 2.4.2 Vlaamse welzijnsvoorzieningen
##### 2.4.2.1 Vlaams agentschap Zorg & Gezondheid
Subsidieert en reglementeert zorg- en gezondheidsvoorzieningen (bv. rusthuizen, ziekenhuizen, oppasdiensten). De website biedt een overzicht van zorg- en gezondheidsvoorzieningen in Vlaanderen. Sectoren: Preventieve zorg, Thuiszorg, Residentiële ouderenzorg, Geestelijke gezondheidszorg, Patiëntenorganisaties, Palliatieve zorg [55](#page=55).
* **Thuiszorg**: Diverse vormen van hulp en dienstverlening gericht op zelfstandig thuis wonen en verzorgd worden. Omvat hulp bij huishouden, lichaamsverzorging en verpleegkundige zorg [55](#page=55).
* **Mantelzorg**: Zorg die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen met beperkingen. Ondersteuning kan financieel, ter voorkoming van overbelasting (met signalen zoals psychische en lichamelijke klachten) of via meetinstrumenten zoals de Caregiver Strain Index (CSI) [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg**: Bieden persoonsverzorging, hulp in het huishouden, psychosociale ondersteuning en begeleiding. Aanvraag verloopt via een sociaal onderzoek. Betaling is een gebruikersbijdrage per uur, berekend op basis van inkomen en gezinssamenstelling [57](#page=57) [58](#page=58).
* **Diensten voor logistieke hulp**: Hulp bij schoonmaken en karweitjes in en rond het huis. Dienstencheques kunnen hierbij gebruikt worden [58](#page=58) [59](#page=59).
* **Diensten voor gastopvang**: Gastgezinnen vangen zorgbehoevenden opvang op dagelijkse of nachtelijke basis. Vormt een aanvulling op professionele hulp, oppashulp en mantelzorg. Enkel onkostenvergoeding aan de dienst voor gastopvang [59](#page=59).
* **Diensten voor oppashulp**: Organiseren oppashulp door vrijwilligers voor gezelschap of toezicht. Vormt een aanvulling op professionele hulp en mantelzorg. Maximaal 2,71 euro per uur onkostenvergoeding [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Diensten voor thuisverpleging**: Staan in voor kwaliteit, samenwerking en continuïteit van thuisverplegers. Bieden medicatie, inspuitingen, wondverzorging, palliatieve zorgen, preventie en gezondheidsvoorlichting [60](#page=60).
* **Lokale dienstencentra**: Bieden informatieve, recreatieve en vormende activiteiten, hulp bij dagelijkse activiteiten en bevorderen zelfredzaamheid en sociaal netwerk van ouderen. Preventieve functie in strijd tegen vereenzaming [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Regionale dienstencentra**: Bieden informatie en vorming, coördineren vrijwilligerszorg, adviseren over materiële en immateriële hulpmiddelen en organiseren overleg tussen zorgverleners [61](#page=61).
* **Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers**: Geven advies en informatie, komen op voor belangen, organiseren overleg en ontmoetingen. Inventariseren en signaleren knelpunten aan de overheid [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL)**: Samenwerking tussen zorgaanbieders (gezinszorg, huisartsen, LDC's, OCMW, woonzorgcentra, verpleegkundigen, vroedvrouwen, CAW's) om zorgverlening rond de patiënt te verbeteren [62](#page=62).
**Residentiële ouderenzorg**: Tijdelijk of permanent verblijf voor ouderen [63](#page=63).
* **Woonzorgcentra en rust- en verzorgingstehuizen (RVT)**: Bieden permanente opvang en verzorging aan ouderen. RVT-bedden zijn voor zwaar zorgbehoevende ouderen [63](#page=63).
* **Dagverzorgingscentra (DVC)**: Bieden overdag opvang en verzorging aan ouderen, met activatie-, revalidatie- en ontspanningsactiviteiten [64](#page=64).
* **Dagcentrum voor palliatieve verzorging**: Biedt overdag opvang en verzorging aan palliatieve personen om thuis te blijven [64](#page=64).
* **Centra voor kortverblijf (CVK)**: Bieden tijdelijk verzorging en opvang voor maximaal 60 dagen opeenvolgend en 90 dagen per jaar [65](#page=65).
* **Centra voor herstelverblijf**: Opvang, verzorging en revalidatie na ziekenhuisopname of herstel van aandoening/ongeval, voor maximaal 60 dagen [65](#page=65).
* **Serviceflats en assistentiewoningen**: Combinatie van zelfstandig wonen met ondersteuning en zorg op maat, gericht op ouderen (+65) die zelfstandig willen blijven wonen [66](#page=66).
##### 2.4.2.2 Vlaams agentschap voor personen met een handicap
Doel: sociale integratie van personen met een handicap. Biedt hulpmiddelen, scholing, beroepsopleiding en bemiddeling voor tewerkstelling. Sinds 2001 is het Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) een nieuwe zorgvorm [66](#page=66).
**Sociale voorzieningen in verschillende sectoren**:
* Welzijnsvoorzieningen in de gezondheidszorg (bv. gezondheidscentra, centra geestelijke gezondheidszorg, diensten verslaafdenzorg) [68](#page=68).
* Welzijnsvoorzieningen in de juridische sector (bv. sociale diensten verbonden aan rechtbanken, justitiehuizen) [68](#page=68).
* Welzijnsvoorzieningen in het onderwijs (bv. CLB, dienst maatschappelijk werk in bijzonder onderwijs) [68](#page=68).
* **Ontslagmanagement**: Begeleidt patiënten en familie bij het ontslag uit het ziekenhuis om heropname te voorkomen [67](#page=67).
* **Voorzieningen voor lage inkomens**:
* **Sociale huisvesting**: Betaalbare woningen voor gezinnen met een laag inkomen. Nadeel: lange wachtlijsten [69](#page=69).
* **Dienst voor alimentatievordering (DAVO)** [70](#page=70).
* **Stookoliefonds**: Verwarmingstoelage voor personen met een laag inkomen als compensatie voor prijsverhogingen van huisbrandolie, aan te vragen bij het OCMW [70](#page=70).
---
# Maatschappelijke tendensen: armoede en het moderne gezinsleven
Dit topic behandelt de hedendaagse maatschappelijke tendensen van armoede en de evolutie van het moderne gezinsleven, met aandacht voor de diverse vormen, oorzaken, gevolgen en nieuwe leefvormen.
## 3. Maatschappelijke tendensen
### 3.1 Armoede
Armoede, hoewel vaak geassocieerd met ontwikkelingslanden, is ook een significant fenomeen in welvaartsmaatschappijen, gekend als 'moderne armoede'. Het begrijpen van armoede varieert en hangt af van de gehanteerde definities, wat ook de aanpak en hulpverlening beïnvloedt. Er is een onderscheid tussen de focus van beleidsmakers en onderzoekers op definiëring en meting, en de kwalitatieve invulling door praktijkmensen. Het 'normatieve karakter' van armoede uit zich bijvoorbeeld in het onderscheid tussen 'deserving' en 'non-deserving poor'. In westerse samenlevingen spreekt men van 'relatieve armoede', waarbij armoede wordt gerelateerd aan het algemene welvaartspeil. De oorzaken van armoede liggen niet uitsluitend bij het individu, maar ook in de maatschappelijke inrichting, met een toenemende dualisering tussen arm en rijk. Deze kloof bedreigt het sociale weefsel, de cohesie en kan leiden tot criminaliteit en terrorisme. In 2009 ontvingen de armste 10% van de bevolking 0.5% van het totale belastbaar netto-inkomen, terwijl de rijkste 10% 31.9% ontving; na belastingen steeg dit respectievelijk tot 0.7% en daalde tot 27.5% [71](#page=71) [72](#page=72).
#### 3.1.1 Oorzaken van armoede
De oorzaken van armoede kunnen worden onderverdeeld in een individuele en een structurele dimensie. De dominante neoliberale logica ziet armoede vaak als een individueel probleem. Vier klassieke verklaringsmodellen worden onderscheiden [72](#page=72):
* **Microniveau:**
* Individueel schuldmodel: nadruk op individuele levensloop en verantwoordelijkheid in termen van schuld [72](#page=72).
* Individueel ongevalmodel: nadruk op individuele levensloop in termen van een overkomen ongeval [72](#page=72).
* **Macroniveau:**
* Maatschappelijk (structureel) ongevalmodel: armoede als voorbijgaande 'ongevallen' in de samenleving [72](#page=72).
* Maatschappelijk (structureel) schuldmodel: armoede veroorzaakt door de maatschappelijke structuur [72](#page=72).
Een derde invalshoek, het mesoniveau, beschouwt armoede als een interactie tussen individuele en structurele dimensies, bekend als de theorie van 'maatschappelijke kwetsbaarheid'. Een maatschappelijk kwetsbaar persoon ervaart voornamelijk de negatieve en sanctionerende aspecten van maatschappelijke instellingen. Dit is een cumulatief proces dat vroeg begint [72](#page=72) [73](#page=73).
#### 3.1.2 Kwalitatieve benadering: armoede als multicomplexe problematiek
Armoede wordt gekenmerkt door een verminderde deelname aan maatschappelijke goederen zoals inkomen, arbeid, onderwijs, wonen, gezondheid, rechtsbedeling en cultuur. Het is een 'web dat zich over verschillende domeinen uitspreidt' wat men aanduidt als multi-aspectualiteit. Van Regenmortel spreekt van multicomplexe problematiek, waarbij problemen zich cumuleren op de vier levensdomeinen: werken, wonen, welzijn en weten (de 4 W's). Kansarme gezinnen zitten vaak verstrikt in een web van onderling verweven problemen [73](#page=73).
##### 3.1.2.1 Armoede schaadt de gezondheid
Mensen aan de onderkant van de maatschappelijke ladder hebben een hogere kans op een slechtere gezondheid. Financiële en andere drempels bemoeilijken de toegang tot gezondheidszorg [73](#page=73).
* Socio-economische verschillen zijn reeds merkbaar in de prenatale fase, met een verhoogd risico op sterfte rond de geboorte en het eerste levensjaar [73](#page=73).
* Lagere sociaaleconomische groepen kampen vaker met chronische aandoeningen en handicaps [73](#page=73).
* De toegang tot gezondheidszorg blijft beperkt voor mensen met weinig middelen, die kosten vaak niet in hun budget kunnen inpassen of het gebruik uitstellen (6% van de Vlaamse gezinnen stelt gezondheidszorgen uit wegens geldgebrek) [73](#page=73).
* Een aanvullende hospitalisatieverzekering is vaak niet haalbaar voor degenen die ze het hardst nodig hebben [74](#page=74).
* Wat betreft 'sociale gezondheid', hoewel sociale netwerken van armen niet noodzakelijk kleiner zijn of minder frequent contact hebben, is de kwaliteit van deze netwerken significant verschillend: men kan minder op hulp rekenen van familie of omgeving en ervaart vaker eenzaamheid. Informele hulp of mantelzorg is ook minder vaak beschikbaar [74](#page=74).
* Er bestaat een complex verband tussen depressie en armoede, maar armen zijn ondervertegenwoordigd in de ambulante gezondheidszorg [74](#page=74).
* Specifieke bevolkingsgroepen zoals etnische minderheden, mensen zonder papieren en thuislozen kampen met een vaak onrustwekkende gezondheidstoestand [74](#page=74).
##### 3.1.2.2 Armoede en arbeid
Arbeid wordt gezien als een weg uit armoede, maar deze weg is bezaaid met hindernissen. Een job biedt geen absolute bescherming tegen armoede; 4-6% van de werkende bevolking is arm, vaak door te laag loon, te flexibele uren of een te groot huishouden in verhouding tot het loon [74](#page=74).
Twee valkuilen in het discours over werk en armoede worden benoemd [74](#page=74):
* **'De snel-werk-valkuil':** negeert het belang van een minimaal welzijn als basisvoorwaarde voor deelname aan activeringsprojecten. Men pleit voor 'voortrajecten' om zelfvertrouwen te versterken en concrete armoededrempels (zoals huisvesting en schuldbemiddeling) op te lossen, met name voor generatiearmen [74](#page=74) [75](#page=75).
* **'De rechten en plichten valkuil':** te veel nadruk op plichten kan contraproductief werken, een beeld van schorsingsmechanismen wekken en het gevoel geven dat er geen keuze is, enkel voor 'rest' jobs. Dit leidt tot het gevoel zich eenzijdig aan te moeten passen aan de noden van de arbeidsmarkt, wat onvoldoende garanties biedt op zinvolle en duurzame tewerkstelling, zoals de zogenaamde 'Big Mac'-jobs in de horeca en distributie [75](#page=75).
Om arbeid als hefboom te gebruiken, hebben armen ook het 'recht' op arbeid [75](#page=75).
##### 3.1.2.3 Onderwijs
Hoewel het Vlaamse onderwijs over het algemeen goed scoort, is de ongelijkheid in het onderwijs nergens groter. Het onderwijssysteem selecteert kinderen uit zwakkere sociale klassen weg, waardoor ze aan de onderkant eindigen. De sociaaleconomische situatie van ouders bepaalt nog steeds grotendeels de kansen van een leerling. Uitsluiting en achterstand beginnen al vóór school en worden versterkt tijdens de schoolloopbaan. 23% van de laagopgeleiden is arm, tegenover 4% van de hoogopgeleiden. Het eerste leerjaar is een struikelblok voor veel leerlingen, wat vaak leidt tot doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs, waarvan het aandeel sinds 2006-2007 (6.5%) gestegen is [75](#page=75).
##### 3.1.2.4 Wonen
Veel mensen kunnen geen eigen woning kopen en zijn aangewezen op de private huurmarkt, aangezien de sociale huurmarkt te klein is (5.2% van de totale Vlaamse huurmarkt), wat leidt tot lange wachtlijsten. Slechte woonsituaties hebben negatieve gevolgen voor gezondheid, onderwijsprestaties en gezinsrelaties. Kwaliteitsvolle en betaalbare woningen zijn voor velen onbereikbaar, en woonkosten nemen een steeds groter deel van het inkomen in beslag, met name voor de laagste inkomens [75](#page=75) [76](#page=76).
##### 3.1.2.5 Cultuur
Armen zijn niet alleen ondervertegenwoordigd bij elitaire kunstvormen, maar ook bij populaire cultuurvormen zoals bioscoopbezoek en festivals [76](#page=76).
##### 3.1.2.6 Financiële stress
Dit verwijst naar betalingsproblemen met regelmatige kosten zoals belastingen, gas/water/elektriciteit of leningen. Bijna de helft van de arme huishoudens heeft moeite met onregelmatige betalingen (gezondheidskosten, boetes). Het verschil in betalingsproblemen voor huisvesting is groot: 0.5% van de niet-armen heeft problemen met hypotheek of huur, tegenover 40% van de armen [76](#page=76).
##### 3.1.2.7 Omgevingsproblemen
Meer dan de helft van de armen rapporteert hinder te ondervinden van criminaliteit of vandalisme in de directe omgeving, vergeleken met 12% van de niet-arme huishoudens [76](#page=76).
##### 3.1.2.8 Psychologische aspecten van armoede
Het is cruciaal om de grote heterogeniteit onder kansarmen te erkennen, die verder gaat dan de driedeling generatie-armen, nieuwe armen en gemarginaliseerden. Van Regenmortel benadrukt de 'overlevingsenergie' en positieve krachten van kansarmen, wat helpt om negatieve etikettering tegen te gaan. Armen worden vaak omschreven door wat ze 'niet zijn' of 'niet doen' (onaangepast, ongemotiveerd, niet-werker, onwetend, slechte opvoeder). Volgens sociaal psychiater Jenner bestaat de ongemotiveerde cliënt niet; de kunst van hulpverlening ligt in het ontdekken waar cliënten wel gemotiveerd voor zijn. Loskomen van negatief denken over armen voorkomt schuldinductie [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 3.1.3 Kenmerken van kansarmen volgens het theoretisch kader van maatzorg
Om hulpverlening beter af te stemmen, bundelt Van Regenmortel de kenmerken van kansarmen in een kader (systeemtheoretisch). Dit expliciteert het perspectief van de hulpverlener, vergemakkelijkt overleg en maakt eigen functioneren toetsbaar en evalueerbaar. Ondanks heterogeniteit zijn er gemeenschappelijke kenmerken [77](#page=77):
* **Multicomplexe problematiek:** Zie supra [77](#page=77).
* **Gevoelens van machteloosheid:** Gevolgen van externe beheersingsoriëntatie, opvoedingsstijl (conformistische waarden, autoritaire opvoeding, gevolgenmoraal), en externe beheersingsoriëntatie die versterkt wordt in het dagelijks leven, evenals minder stimuli voor de sociaaleconomische ontwikkeling van kinderen [77](#page=77).
* **Gevoelens van wantrouwen:** Vaak ontbreken warme en hechte vertrouwensfiguren in de kindertijd (door plaatsing, wisselende partners), wat de ontwikkeling van basisveiligheid en -vertrouwen belemmert, essentieel voor latere hechte relaties [77](#page=77).
* **Gestoorde communicatie:** Een andere taal en gedrag (meer nadruk op volume, lichaamstaal, snelle escalaties van emoties) leidt tot voortdurende botsingen met de maatschappij [78](#page=78).
* **Verbintenisproblematiek als centraal kenmerk:** De bovengenoemde kenmerken leiden tot verbintenisproblematiek [78](#page=78).
* **Met zichzelf:** door externe beheersingsoriëntatie, 'apathy-futility syndroom', leven in 'sociale afhankelijkheden' [78](#page=78).
* **Met de anderen:** ambivalente gevoelens (aantrekken/afstoten), sociaal isolement [78](#page=78).
* **Met de maatschappij (en haar instituties):** de buitenwereld wordt als vijandig ervaren; men komt vaak in aanraking met negatieve, sanctionerende aspecten en profiteert minder van het positieve aanbod. Dit kenmerkt zich door afhankelijkheid, een negatief stigma, en controle met mogelijk schaamte en vernedering tot gevolg [78](#page=78).
* **Met de toekomst:** bij ernstige armoede is er vaak sprake van gezinnen zonder hoop, zonder toekomst. Een gebrek aan binding met de toekomst maakt motivatie tot verandering moeilijk, in een samenleving die toekomstplanning verwacht [78](#page=78).
Een verbintenis is belangrijk voor het behoud van relaties (bv. met ouders, arbeidsmarkt), maar het ontbreken ervan kan psychologisch 'bevrijdend' werken (geen verantwoordelijkheid, confrontatie, controle), maar beperkt verandering. Hulpverlening aan kansarmen volgt een methodiek zoals maatzorg en empowerment [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 3.1.4 ‘Gekleurde’ armoede
Gordon introduceert de term 'ethnic reality' om de leefwereld van minderheidsgroepen te beschrijven, waar het microniveau van het levensverhaal en het macroniveau van de samenleving samenkomen. Tot voor kort besteedde armoedeonderzoek weinig aandacht aan personen van niet-Belgische herkomst. Onderzoek in 2007 toonde aan dat alle groepen met een niet-Belgische herkomst een hoger risico lopen op inkomensarmoede (ongeveer de helft is inkomensarm). Naast gelijkenissen met autochtone armen (overleven in een web van problemen), zijn er specifieke kenmerken [79](#page=79):
* Eerstegeneratiemigranten gebruiken vaak de omstandigheden in het land van herkomst als referentiekader, waardoor hun moeilijke feitelijke omstandigheden niet altijd als zodanig ervaren worden als bij autochtonen of tweede-/derdegeneratiemigranten [79](#page=79).
* Bij 'gekleurde armoede' ontbreekt vaak niet alleen economisch kapitaal, maar ook sociaal en cultureel kapitaal. Sociaal kapitaal verwijst naar bestaande of potentiële hulpbronnen uit netwerken. Cultureel kapitaal omvat opleiding, cognitieve vaardigheden en culturele kennis. De migratiesituatie zorgt ervoor dat cultureel kapitaal in de nieuwe omgeving minder 'werkt'. Het vinden van de weg in de Belgische samenleving en het doolhof van voorzieningen is moeilijk, mede door een gebrekkige kennis van het Nederlands [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 3.1.5 Is armoede vrouwelijk?
Vrouwenorganisaties zoals KAV besteden aandacht aan de vrouwelijke invalshoek van armoede. Risicofactoren voor bestaansonzekerheid en armoede bij vrouwen zijn scheiding, economische afhankelijkheid, lage scholing, werkloosheid, schulden en hoge leeftijd. Vrouwen cumuleren achterstandskenmerken, wat leidt tot grotere bestaansonzekerheid [80](#page=80).
* Alleenstaande moeders vormen ruim 80% van de éénoudergezinnen en lopen een hoog risico op armoede. Ze combineren de problemen van gezinnen met één kostwinner met de zwakkere sociaaleconomische positie van vrouwen en ondoelmatige sociale beschermingsmaatregelen (onbetaalde verzorgingsarbeid, beperkte compensatie kosten kinderen) [80](#page=80).
* Thuisblijvende gehuwde vrouwen vormen een grotere, verborgen groep onder de bestaansonzekere vrouwen. Door het tweeverdienerschap worden dubbele inkomens de norm. Laaggeschoolde vrouwen met meerdere kinderen die thuisblijven, wegen de voordelen van een beroepsactiviteit niet op tegen de combinatie van werk en zorg, wat hen kwetsbaar maakt door gebrek aan scholing, werkervaring en economische afhankelijkheid [80](#page=80).
* Oudere alleenstaande vrouwen worden benadeeld door het op inkomsten gebaseerde pensioenstelsel, de loonkloof en onderbrekingen voor zorgtaken, waardoor velen nauwelijks aan het wettelijke minimum komen in de pensioenleeftijd [80](#page=80).
#### 3.1.6 Kwantitatieve benadering: cijfers en beleid
De EU-norm definieert armoede als huishoudens met een beschikbaar inkomen lager dan de helft van het gemiddelde inkomen. In 2011 leefde 15.3% van de Belgen onder de Europese armoedegrens (voor een alleenstaande lager dan 1.000 euro per maand). Het leefloon ligt altijd onder deze grens. Regionaal zijn er grote verschillen: 9.8% in Vlaanderen, 19.2% in Wallonië. Kwetsbare groepen zoals thuislozen, slachtoffers van gezinsgeweld, personen met een mentale beperking, verslaafden en jongeren uit bijzondere jeugdzorg zijn belangrijk om te beschouwen [80](#page=80) [81](#page=81).
Het armoederisico is groter voor vrouwen (16%) dan voor mannen (14.6%). Jongeren (18.5%) en 65-plussers (20.2%) kampen met een verhoogd armoederisico, met grote regionale verschillen (16-24 jarigen: 21.9% in Wallonië vs. 6.4% in Vlaanderen). Eénoudergezinnen (38.5% in België) lopen het grootste risico, gevolgd door de inactieve bevolking (26.4%) en werklozen (37.8%). Laagopgeleiden hebben een sterk verhoogd armoederisico (25.4%), tegenover 7.2% bij hoogopgeleiden [81](#page=81).
De armoedebarometer, een initiatief van de overheden, meet armoede aan de hand van 15 indicatoren, waaronder toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en participatie in het sociale en culturele leven. Dit geeft overheden de kans om gegevens mee te nemen in hun beleidsmaatregelen. Recente gegevens zijn te vinden op www.decenniumdoelen.be [81](#page=81).
#### 3.1.7 De wettelijke armoedegrens
De wetgever bepaalt een armoedegrens, waaronder het moeilijk is om een bestaanszeker leven op te bouwen of zich maatschappelijk te integreren. Deze grens is politiek bepaald, niet primair gebaseerd op gemeten behoeften. Wettelijke mogelijkheden omvatten [82](#page=82):
* Recht op maatschappelijke integratie (leefloon en/of tewerkstelling via artikel 60) verleend door het OCMW [82](#page=82).
* Gewaarborgde gezinsbijslag (restregeling) [82](#page=82).
* Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) of inkomensgarantie voor ouderen (IGO) [82](#page=82).
* Tegemoetkoming aan personen met een handicap (TAPH) of hulp aan bejaarden (THAB). Het aantal ontvangers van THAB is sterk gestegen, mede door vergrijzing en toenemende levensverwachting [82](#page=82).
### 3.4 Het moderne gezinsleven
De tijd heeft invloed op familie- en gezinsleven, evoluerend van het traditionele familiemodel naar het gezin als samenlevingskern. Diverse leefvormen zoals samenwoners, eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen komen op de voorgrond. Fenomenen als toenemende echtscheidingen en dalende geboortecijfers kenmerken de moderne samenleving [82](#page=82).
#### 3.4.1 De plaats van het kind in de huidige samenleving
Cijfergegevens van Kind & Gezin zijn beschikbaar via: https://www.opgroeien.be/kennis/cijfers-en-onderzoek/geboorte/cijfers-op-maat [83](#page=83).
#### 3.4.2 De gezinnen van jonge kinderen: divers!
Dit gedeelte focust op de gezinscontext van jonge kinderen in Vlaanderen en de gezinsvormen waarin zij opgroeien. Cijfers over gezinsamenstelling zijn te vinden via: https://www.opgroeien.be/zoekresultaten?search_api_fulltext=gezinssamenstelling+cijfers [83](#page=83).
#### 3.4.3 Gezinstypologie van Olson
Olson onderscheidt gezinstypen op basis van de mate van emotionele verbondenheid en individuele autonomie, op een glijdende schaal tussen het 'los-zandgezin' en het 'kluwengezin' [83](#page=83).
* **Kluwengezin:** Zeer hecht, alles samen doen, weinig ruimte voor individuele interesses, groepsbelang primeert. Geen duidelijke rolverdeling of grenzen, geen ouderlijke autonomie. Lijkt van buitenaf een eenheid, maar is intern kwetsbaar. Zowel het 'kluwengezin' als het 'los-zandgezin' is ongezond voor de ontwikkeling van een kind. In een kluwengezin kan het kind zijn identiteit niet ontplooien; rebellie is een mogelijke reactie, waarna het kind als zondebok wordt aangewezen [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Los-zandgezin:** Gezinsleden leven langs elkaar heen, geen idee van elkaars bezigheden. Geen structuur, 'ieder voor zich'. Oppervlakkige contacten, geen gezamenlijke interesses. Het gezin lijkt enkel door de familienaam gebonden. Een los-zandgezin biedt geen veilige haven; het kind kent niemand om op te vertrouwen, er is niemand die hem terechtwijst bij afglijden. Het zoekt mogelijk beschutting buiten het gezin, bij verkeerde vrienden [83](#page=83) [84](#page=84).
Een gezond gezin biedt warme aandacht maar ook ruimte voor eigen groei, en bevindt zich ergens midden op de schaalverdeling [84](#page=84).
#### 3.4.4 Het gezinstype dat combineert
Er is een voorkeur voor een combinatie tussen mannen en vrouwen in werk en huishouden, hoewel vrouwen (59%) vaker een ongelijke verdeling wensen met minder belasting voor de vrouw in het huishouden. Wetenschappelijke cijfers tonen aan dat de kloof in tijdsbesteding tussen mannen en vrouwen blijft bestaan; mannen besteden gemiddeld minder tijd aan huishoudelijk werk. Vrouwen ervaren de moeilijkheid van het combineren van werk en zorg. De vraag of een vrouw die kan kiezen tussen een dubbele dagtaak (werk en huishouden) of enkel huishouden een vrije keuze heeft, wordt gesteld. Pas wanneer er gelijke loopbaanmogelijkheden, kinderopvang, gelijke lonen, gezinsvriendelijke bedrijfscultuur en een goede verlofregeling zijn, kan er van vrije keuze gesproken worden. De focus moet liggen op de echte vragen: waarom vrouwen minder verdienen, hun diploma's minder valoriseren, en het tekort aan kinderopvang [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 3.4.5 Traditioneel en modern gezin
Er is een differentiatie gegroeid tussen het pre-industriële gezin en het hedendaagse gezin [85](#page=85).
* **Pre-industriële gezin:** Gelijkend op een kleine onderneming die deels in eigen levensonderhoud voorzag (zelf kleding maken, landbouwproducten verwerken, thuis zieken verzorgen, beperkte schoolgang met thuisopleiding). Relaties tussen ouders en kinderen waren koeler; vader was de 'werkgever' [85](#page=85).
* De idealisering van het traditionele gezin wordt in vraag gesteld vanwege het hoge percentage dienstpersoneel met weinig kansen, veel weeskinderen door lage levensverwachting, en onaanvaardbare leef- en werkomstandigheden [85](#page=85).
* **Hedendaagse gezin:** Het gezin speelt een geringe rol in de opleiding van kinderen, de opvoeding wordt gedeeld met scholen en specialisten. Er is geen directe invloed op werkgelegenheid van kinderen, en het gezin produceert weinig consumptiegoederen. Deze functies zijn verschoven naar andere interactiekaders zoals scholen, ziekenhuizen, rusthuizen en fabrieken [85](#page=85) [86](#page=86).
* Het gezin heeft grotendeels zijn economisch-productieve, verzorgende functie en onderwijstaak verloren. Een optimistische strekking ziet voordelen in de specialisatie van uitbestede functies, waarbij het gezin zich focust op de 'koesterfunctie' (intimiteit, liefdevol samenzijn). Sceptici vrezen dat door functieverlies het gezin niet meer de nodige bescherming kan bieden [86](#page=86).
Twee specifieke gevolgen van deze differentiatie zijn de verandering van liefde en de betekenis van kinderen [86](#page=86).
##### 3.4.5.1 Liefde en het romantisch huwelijk
De basis voor het huwelijk is veranderd van praktische en materiële redenen naar 'liefde'. Het 'romantische huwelijk', ontstaan vanaf de 18e eeuw, verandert de ontstaansreden, relaties, verkering en seksueel gedrag. Gellner beschrijft een 'nieuw soort liefde' als plotselinge, onweerstaanbare verliefdheid, leidend tot een unieke relatie die een huwelijk of cohabitatie onvermijdelijk maakt. Seksuele aantrekkingskracht is een belangrijk element in romantische liefde, wat een breuk vormt met de Victoriaanse moraal. In de jaren '60 en '70 groeide de norm dat seks, los van liefde, een recht en vorm van zelfexpressie is [86](#page=86) [87](#page=87).
De toename van echtscheidingen is een gevolg van het romantische huwelijk. Een huwelijk gebaseerd op overweldigende emotie wordt als zinvol beschouwd zolang partners emotioneel en seksueel bevredigd zijn. Als de emotie afneemt of verandert, kan het huwelijk in twijfel worden getrokken. De wetgeving erkent echtscheiding met wederzijdse toestemming. Economische onafhankelijkheid van vrouwen heeft ook bijgedragen aan meer echtscheidingen. Vrouwen zijn niet langer bereid een huwelijk voort te laten duren ondanks geweld, overspel of gevoelloosheid, mede door economische en sociale onafhankelijkheid [87](#page=87).
Dirk De Wachter beschrijft 'gewonigheid' van liefde, relatie en leven als een alternatief voor hyperromantische liefde. De prijs van de huwelijksmoraal kan betaald worden door kinderen, die in twee gezinnen of éénoudergezinnen leven. De emotionele revolutie is nog niet voltooid en vereist aanpassingen. De gevolgen van echtscheiding voor kinderen variëren; gescheiden ouders en hun kinderen scoren minder goed op welbevinden en welzijn. Factoren die het sneller overwinnen van een scheiding bevorderen zijn hoger onderwijs, hogere sociaaleconomische positie, het vinden van een nieuwe levensgezel en een ondersteunende omgeving [87](#page=87) [88](#page=88).
##### 3.4.5.2 De betekenis van kinderen
Zolang het gezin een economische taak had, hadden kinderen een duidelijke economische betekenis. Tussen 1870 en 1930 nam kinderarbeid af, mede door leerplicht, waardoor de betekenis van kinderen veranderde. De middenklasse verzette zich als eerste tegen kinderarbeid. Voor minder begoeden bleef de gezinsbijdrage van kinderen noodzakelijk. In de tweede helft van de 20e eeuw verspreidde de nieuwe betekenis van kinderen zich: kinderen worden niet langer als economisch nuttig beschouwd, maar als object van affectie ('sacralisering van het kind') [88](#page=88).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sociale gezondheidszorg | Het veld dat zich bezighoudt met de sociale en maatschappelijke context van de patiënt, waarbij de patiënt niet louter als individu maar als deel van zijn netwerk en ruimere omgeving wordt beschouwd, inclusief het samenlevingsniveau. |
| Cliëntsysteem | Het netwerk van personen en relaties rondom een cliënt, zoals familie en vrienden, die van invloed zijn op zijn welzijn en gezondheid. |
| Sociaal netwerk | De bredere omgeving en connecties van een persoon, die invloed kunnen hebben op zijn sociale integratie en welzijn. |
| Macroniveau | Het niveau van de samenleving of de gemeenschap als geheel, dat invloed heeft op individuen en gezinnen. |
| Maatschappelijk werk | Een vorm van professioneel helpen gericht op het tot zijn recht laten komen van mensen door hun handelingscompetentie te vergroten, een brug te slaan tussen mensen en instituties, en maatschappelijk alert te zijn voor bestaanscondities en participatiemogelijkheden. |
| Verzorgingsstaat | Een staat waarin de overheid een primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers, met name op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. |
| Nachtwakersstaat | Een staat waarin de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeit met de burgers, met als primaire taak het garanderen van veiligheid door middel van politie en leger. |
| Industriële Revolutie | Een periode van ingrijpende economische en technologische veranderingen die begon in de 18e eeuw, gekenmerkt door de intrede van machinale productie en de opkomst van fabrieken. |
| Handelingscompetentie | Het vermogen van een persoon om autonoom en effectief te handelen binnen zijn omgeving. |
| Maatschappelijke tendensen | Trends en ontwikkelingen binnen de samenleving die invloed hebben op het welzijn en de leefomstandigheden van mensen. |
| Armoede | Een staat van geringe deelname aan maatschappelijke goederen zoals inkomen, arbeid, onderwijs, wonen en gezondheid, wat leidt tot bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. |
| Het moderne gezinsleven | De evolutie van gezinsstructuren en -relaties in de huidige samenleving, gekenmerkt door diverse leefvormen, een dalend geboortecijfer en een veranderde rolverdeling binnen het gezin. |
| Sociale kaart | Een overzicht van de verschillende welzijnsinstellingen, dienstverlenende instanties en hulpverleningsaanbod binnen een bepaalde regio. |
| Welzijnsvoorzieningen | Instellingen en organisaties die diensten en hulp verlenen gericht op het bevorderen van het welzijn van burgers. |
| Welzijn | Een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand tot ontplooiing van zijn bestaan komt in zijn verschillende facetten, met respect voor de ontplooiing van anderen. |
| Welzijnsbeleid | Beleid dat gericht is op het realiseren van welzijn in verschillende sectoren van de samenleving. |
| Welzijnsrechten | Basisrechten van de grondwet die de toegankelijkheid tot voorzieningen en diensten moeten garanderen voor alle burgers. |
| Sociale zekerheid | Een stelsel dat voorziet in de vervanging of aanvulling van inkomen bij het wegvallen ervan door een sociaal risico, en het waarborgen van een minimumloon voor iedereen die onvoldoende bestaansmiddelen heeft. |
| Verzekeringsprincipe | Een principe binnen de sociale zekerheid waarbij er een verband bestaat tussen de betaalde premie en het recht op een uitkering, vergelijkbaar met een klassieke verzekering. |
| Solidariteitsprincipe | Een principe binnen de sociale zekerheid dat het verzekeringsprincipe verzacht door de lasten te verdelen over alle verzekerden, ongeacht individuele risico's of inkomens. |
| Horizontale solidariteit | Solidariteit tussen groepen met een hoog of laag sociaal risico, waarbij mensen met een hoger risico toch verzekerd worden tegen een haalbare prijs. |
| Verticale solidariteit | Solidariteit tussen mensen met verschillende inkomensniveaus, waarbij hogere inkomens relatief meer bijdragen en lagere inkomens relatief meer kunnen ontvangen. |
| Intergenerationele solidariteit | Solidariteit tussen verschillende generaties, waarbij de bijdragen van de werkende generatie worden gebruikt om uitkeringen voor ouderen te financieren. |
| Nationale solidariteit | Solidariteit vanuit de gemeenschap, waarbij de overheid (via belastingen) bijdraagt aan de financiering van de sociale zekerheid voor risico's die de hele gemeenschap treffen. |
| Solidariteit tussen personen | De herverdeling van geld tussen werkende personen en uitkeringsgerechtigden om te voorkomen dat mensen die niet kunnen werken in armoede terechtkomen. |
| Bijstandsregeling | Het deel van de sociale zekerheid dat voorziet in uitkeringen op basis van het al dan niet hebben van bestaansmiddelen, ongeacht de betaalde bijdragen. |
| Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) | De centrale inningsdienst die sociale zekerheidsbijdragen int en verdeelt over de verschillende takken van de sociale zekerheid. |
| Rijksdienst voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV) | Een overheidsinstantie die de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering beheert en zorgt voor de terugbetaling van medische kosten en uitkeringen bij ziekte of invaliditeit. |
| Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) | De overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het beheer en de uitbetaling van pensioenen. |
| Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) | De overheidsinstantie die werkloosheidsuitkeringen beheert en toekent, en ook thematisch verlof voor bijstand of palliatieve zorg regelt. |
| Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers (RKW) | De overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de uitbetaling van kinderbijslag. |
| Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) | Lokale instanties die zorgen voor maatschappelijke dienstverlening en financiële bijstand, waaronder het leefloon, aan personen die tussen de mazen van het sociale zekerheidsnet vallen. |
| Leefloon | Een bestaansminimum dat door het OCMW wordt verstrekt aan personen die geen toereikende bestaansmiddelen hebben en deze niet zelf kunnen verwerven. |
| Maatschappelijke integratie | Het proces waarbij individuen volledig kunnen deelnemen aan de samenleving, met alle rechten en plichten die daarbij horen. |
| Hulpmiddelen | Instrumenten, apparaten of voorzieningen die personen met een handicap ondersteunen bij hun dagelijks functioneren. |
| Mantelzorg | Zorg die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan naasten met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen, door familie, vrienden of buren. |
| Mantelzorger | Persoon die mantelzorg verleent. |
| Ziekte- en invaliditeitsverzekering | Een verplichte verzekering die dekt: gezondheidszorgen (terugbetaling van dokters, medicijnen, etc.), uitkeringen (vervanging van loon bij langdurige ziekte) en moederschapsverzekering. |
| Primair arbeidsongeschiktheid | De eerste periode van ziekte, meestal tot een jaar, waarin het loon wordt vervangen door een uitkering. |
| Invaliditeit | De toestand van arbeidsongeschiktheid die intreedt na een periode van primaire arbeidsongeschiktheid en recht geeft op invaliditeitsuitkering. |
| Moederschapsverzekering | Een uitkering voor werkneemsters die zwanger zijn, bevallen of borstvoeding geven, inclusief moederschapsrust. |
| Vaderschapsverlof | Verlof voor vaders bij de geboorte van een kind, met recht op een tegemoetkoming van het ziekenfonds. |
| Verhoogde verzekeringstegemoetkoming (RVV) | Een verhoogde tegemoetkoming in de medische kosten voor personen met een laag inkomen of specifieke sociale statussen. |
| Maximumfactuur (MAF) | Een regeling die ervoor zorgt dat de jaarlijkse medische kosten voor elk gezin binnen een bepaald maximum blijven. |
| Globaal medisch dossier (GMD) | Een dossier bij de huisarts dat alle medische gegevens van een patiënt bijhoudt, en recht geeft op een remgeldvermindering. |
| Derde betalersregeling | Een regeling waarbij het ziekenfonds rechtstreeks betaalt aan de zorgverlener, waardoor de patiënt enkel het remgeld hoeft te betalen. |
| Aanvullende verzekering | Extra dekking die ziekenfondsen aanbieden bovenop de wettelijk verplichte verzekering, zoals tandzorg of brillen. |
| Vlaamse zorgverzekering | Een initiatief van de Vlaamse overheid dat een maandelijkse zorgvergoeding biedt aan zwaar zorgbehoevenden die thuis verzorgd worden of in een woonzorgcentrum verblijven. |
| Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) | De overheidsdienst die de pensioenen beheert en uitbetaalt. |
| Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) | Een financiële tegemoetkoming voor gepensioneerden die onvoldoende eigen bestaansmiddelen hebben. |
| Werkloosheidsreglementering | Wetgeving die bepaalt aan welke voorwaarden men moet voldoen om recht te hebben op werkloosheidsuitkeringen. |
| Thematisch verlof | Verlof dat men kan opnemen om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of palliatieve verzorging te verlenen, met recht op een onderbrekingsuitkering. |
| Bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid | Thematisch verlof om een naaste met een levensbedreigende ziekte te verzorgen. |
| Palliatief verlof | Thematisch verlof om palliatieve verzorging te verlenen aan personen in een terminale fase van een ongeneeslijke ziekte. |
| Onderbrekingsuitkering | Een uitkering die wordt verleend tijdens periodes van thematisch verlof voor bijstand of palliatieve zorg. |
| Kinderbijslag | Een financiële tegemoetkoming voor gezinnen met kinderen, bedoeld om de kosten van kinderopvang en -verzorging te ondersteunen. |
| Gewaarborgde gezinsbijslag | Een restregeling die kinderbijslag toekent aan de meest behoeftige gezinnen, ongeacht de band met arbeid. |
| Inkomensvervangende tegemoetkoming | Een uitkering voor personen met een handicap die hun verdienvermogen hebben verminderd tot één derde of minder. |
| Integratietegemoetkoming | Een uitkering voor personen met een handicap die een gebrek aan of vermindering van zelfredzaamheid vertonen. |
| Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) | Een financiële tegemoetkoming voor bejaarden die hulp nodig hebben bij hun dagelijkse activiteiten. |
| Sociaal beleid | Beleid gericht op het bevorderen van het welzijn en de sociale integratie van burgers, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen. |
| Algemeen welzijnswerk (AWW) | Sociale dienst- en hulpverlening die ter beschikking staat van alle burgers, ongeacht ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging. |
| Centrum voor teleonthaal | Een organisatie die permanente telefonische hulpverlening, crisisopvang en informatieverstrekking biedt. |
| Centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen | Een dienst binnen ziekenfondsen die hulp en advies biedt, en ondersteuning bij de aanvraag van tegemoetkomingen. |
| Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (CAW) | Een onafhankelijke organisatie die laagdrempelig onthaal, informatie en advies biedt, en hulpverlening organiseert voor personen in nood. |
| Vlaamse welzijnsvoorzieningen | Instellingen en organisaties in Vlaanderen die hulp- en dienstverlening aanbieden in de welzijnssector. |
| Vlaams agentschap Zorg & Gezondheid | Een overheidsinstantie die zorg- en gezondheidsvoorzieningen subsidieert en reglementeert in Vlaanderen. |
| Thuiszorg | Hulp- en dienstverlening die aan huis wordt geboden om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en verzorgd te kunnen worden. |
| Woonzorg | Zorg die aan bewoners wordt geboden in woonvoorzieningen zoals woonzorgcentra of serviceflats. |
| Mantelzorgondersteuning | Maatregelen om de belasting van mantelzorgers te verminderen en hen te versterken in hun zorgtaak. |
| Caregiver Strain Index (CSI) | Een vragenlijst om overbelasting door mantelzorg te meten. |
| Gezinszorg | Hulp aan huis op het gebied van persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en psychosociale ondersteuning. |
| Aanvullende thuiszorg | Hulp bij schoonmaak, oppas en karweitjes aan huis. |
| Logistieke hulp | Hulp bij schoonmaak en karweitjes in en rond het huis. |
| Gastopvang | Opvang van een zorgbehoevende door een gastgezin, overdag, ’s nachts of gedurende enkele dagen. |
| Oppashulp | Hulp door vrijwilligers die gezelschap bieden, toezicht houden of de mantelzorger ondersteunen. |
| Thuisverpleging | Verpleegkundige zorg aan huis, inclusief medicatie, wondverzorging en palliatieve zorgen. |
| Lokale dienstencentra | Centra die informatieve, recreatieve en vormende activiteiten aanbieden, en hulp bieden bij dagelijkse levensactiviteiten om zelfredzaamheid te versterken en sociale contacten te bevorderen. |
| Regionale dienstencentra | Centra die informatie en vorming aanbieden aan ouderen, mantelzorgers en vrijwilligers, en overleg organiseren tussen zorgverleners. |
| Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers | Organisaties die advies en informatie verstrekken aan gebruikers en mantelzorgers, en opkomen voor hun belangen. |
| Samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) | Samenwerkingsverbanden tussen zorgaanbieders om de dienst- en zorgverlening rond de patiënt te verbeteren. |
| Residentiële ouderenzorg | Voorzieningen waar ouderen tijdelijk of permanent kunnen verblijven, zoals woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en serviceflats. |
| Woonzorgcentra | Voorzieningen die permanente opvang en verzorging bieden aan ouderen, en die ook dagverzorgingscentra of centra voor kortverblijf kunnen omvatten. |
| Rust- en verzorgingstehuizen (RVT) | Woonzorgcentra met speciale plaatsen voor zwaar zorgbehoevende ouderen. |
| Dagverzorgingscentra (DVC) | Centra die overdag opvang en verzorging bieden aan ouderen, met activatie-, revalidatie- en ontspanningsactiviteiten. |
| Dagcentrum voor palliatieve verzorging | Dagcentra die opvang en verzorging bieden aan palliatieve personen, zodat zij thuis kunnen blijven wonen. |
| Centra voor kortverblijf (CVK) | Centra die tijdelijke verzorging en opvang bieden aan ouderen, voor maximaal 60 opeenvolgende dagen en 90 dagen per jaar. |
| Centra voor herstelverblijf | Centra waar patiënten na een ziekenhuisopname of zware aandoening kunnen verblijven voor opvang, verzorging en revalidatie, tot ze voldoende hersteld zijn om naar huis te gaan. |
| Serviceflats en assistentiewoningen | Individuele flats waar ouderen zelfstandig wonen met de mogelijkheid om beroep te doen op gemeenschappelijke diensten en voorzieningen. |
| Vlaams agentschap voor personen met een handicap | Een agentschap dat de sociale integratie van personen met een handicap bevordert door middel van hulpmiddelen, opleiding en bemiddeling bij tewerkstelling. |
| Sociaal onderzoek | Een onderzoek dat wordt uitgevoerd door een hulpverlener om de zorgbehoefte, de situatie en de nodige hulp van een cliënt in kaart te brengen. |
| Armoede | Een staat van geringe deelname aan maatschappelijke goederen, leidend tot bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. |
| Relatieve armoede | Armoede die wordt gedefinieerd in relatie tot het welvaartspeil van de bevolking in een bepaald land of regio. |
| Structurele armoede | Armoede die veroorzaakt wordt door de inrichting van de maatschappij, zoals economische, sociale en culturele structuren. |
| Maatschappelijke kwetsbaarheid | Een positie waarin individuen, door interactie tussen individuele en structurele factoren, vooral te maken hebben met negatieve en sanctionerende aspecten van maatschappelijke instellingen. |
| Multicomplexe problematiek | De opeenstapeling van problemen op verschillende levensdomeinen (werken, wonen, welzijn, weten) die kenmerkend is voor armoede. |
| Financile stress | Betalingsproblemen met regelmatige en onregelmatige kosten, zoals belastingen, rekeningen en gezondheidskosten. |
| Psychologische aspecten van armoede | De psychische gevolgen van leven in armoede, zoals gevoelens van machteloosheid, wantrouwen en gestoorde communicatie. |
| Verbintenisproblematiek | Een centrale kenmerk van kansarmen, waarbij de verbintenis met zichzelf, anderen, de maatschappij en de toekomst is verstoord. |
| Gekleurde armoede | Armoede bij personen van niet-Belgische herkomst, gekenmerkt door zowel gemeenschappelijke als specifieke kenmerken gerelateerd aan migratie. |
| Sociaal kapitaal | Het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen die voortvloeien uit het bezit van een netwerk van relaties. |
| Cultureel kapitaal | De som van iemands opleiding, cognitieve vaardigheden en culturele kennis. |
| Vrouwelijk armoede | Armoede die specifiek vrouwen treft, vaak als gevolg van factoren zoals scheiding, economische afhankelijkheid en onvolledige loopbanen. |
| Eenoudergezinnen | Gezinnen die geleid worden door één ouder, die een verhoogd risico lopen op armoede. |
| Armoedebarometer | Een meetinstrument dat de evolutie van armoede in België meet aan de hand van 15 indicatoren, waaronder toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en participatie in het sociale en culturele leven. |
| Wettelijke armoedegrens | Een door de wetgever bepaalde grens, onder welke het moeilijk is om een bestaanszeker leven op te bouwen of zich maatschappelijk te integreren. |
| Recht op maatschappelijke integratie | Het recht op een leefloon en/of tewerkstelling via artikel 60 van de wet, verleend door het OCMW. |
| Gewaarborgd inkomen voor ouderen (IGO) | Financiële hulp aan bejaarde personen die niet over voldoende middelen beschikken. |
| Tegemoetkoming aan personen met een handicap (TAPH) | Financiële tegemoetkoming voor personen met een handicap jonger dan 65 jaar. |
| Tessels (moderne gezinsleven) | Verschillende leefvormen die in de huidige samenleving voorkomen, zoals samenwoners, eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. |
| Olson's gezinstheorie | Een theorie die gezinstypen classificeert op basis van emotionele verbondenheid en individuele autonomie, met aan de uitersten het 'los-zandgezin' en het 'kluwengezin'. |
| Romantisch huwelijk | Een huwelijk dat gebaseerd is op liefde en emotionele verbondenheid, ontstaan vanaf de 18e eeuw. |
| Sacralisering van het kind | De betekenis van kinderen als object van affectie, waarbij hun economische nut is afgenomen. |