Cover
Zacznij teraz za darmo Studentenversie_Gezondheid en Preventie_HC2025_les 2 (1).pdf-summary.docx
Summary
# Introductie tot het ICF en het biopsychosociaal model
Dit onderwerp introduceert het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) als een biopsychosociaal model en verkent de doelstellingen en toepassingen ervan, met name als gemeenschappelijke taal in de werk- en zorgsectoren.
## 1.1 Het ICF als biopsychosociaal model
Het ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) is een classificatiesysteem dat wordt gebruikt om menselijk functioneren in zijn totaliteit in kaart te brengen. Het hanteert een biopsychosociaal model.
### 1.1.1 Biopsychosociaal model
Een theoretisch kader dat menselijk functioneren en gezondheid verklaart door de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Het ICF is een voorbeeld van een dergelijk model dat gebruikt wordt om de complexiteit van gezondheid te begrijpen.
### 1.1.2 Interactie van factoren
Het biopsychosociale model bekijkt menselijk functioneren vanuit een interactie tussen:
* **Biologische factoren:** Dit omvat de anatomische eigenschappen en functies van het menselijk lichaam.
* **Psychologische factoren:** Mentale functies en persoonlijke factoren die het gedrag en de beleving van een individu beïnvloeden.
* **Sociale factoren:** De omgeving, relaties en participatie in de maatschappij.
## 1.2 Doelstellingen van het ICF
De belangrijkste doelstellingen van het ICF zijn:
* Kennismaken met de componenten en domeinen van het ICF als een kader voor het begrijpen van menselijk functioneren.
* Het bevorderen van het biopsychosociaal (BPS) redeneerproces op basis van het ICF-kader.
* Het dienen als een gemeenschappelijke taal voor zowel de werk- als de zorgsectoren, wat de communicatie en samenwerking tussen professionals vergemakkelijkt.
* Het leren classificeren en coderen van gegevens met behulp van het ICF-systeem.
* Het leggen van een basis voor het opstellen van een kinesitherapeutische diagnose.
> **Tip:** Het ICF biedt een gestructureerde manier om gezondheid en gezondheidsgerelateerde toestanden te beschrijven, en gaat breder dan enkel het in kaart brengen van dysfunctioneren of het opstellen van een kinesitherapeutische diagnose.
## 1.3 Toepassingsgebieden en verdere informatie
Het ICF wordt toegepast in diverse domeinen, waaronder de werk- en zorgsectoren. Voor verdere verdieping zijn er aanvullende materialen beschikbaar, zoals powerpointpresentaties en invuldocumenten. Het raadplegen van bronnen zoals video's kan eveneens bijdragen aan een beter begrip van het ICF.
## 1.4 Classificatie en codering binnen de ICF
De classificatie en codering binnen de ICF bieden een gestandaardiseerd raamwerk om functioneren en de daarmee samenhangende beperkingen te beschrijven, met specifieke aandacht voor verschillende domeinen, de ernst van problemen en de structuur van codes.
### 1.4.1 De domeinen van de ICF en hun codering
De ICF-classificatie omvat diverse domeinen die functioneren vanuit verschillende perspectiven beschrijven:
* **Functies (b):** Dit domein omvat functies van het menselijk lichaam, zoals mentale functies en zintuiglijke functies.
* **Anatomische eigenschappen (s):** Dit domein richt zich op anatomische eigenschappen van het menselijk lichaam, zoals organen, ledematen en hun onderdelen. Stoornissen hierin verwijzen naar afwijkingen of verlies van deze structuren.
* **Activiteiten en participatie (d):** Dit domein beschrijft wat een persoon doet (activiteit) en de deelname aan het leven (participatie).
* De code wordt gewijzigd in `d` wanneer het specifiek over activiteit gaat.
* De code wordt gewijzigd in `d` wanneer het specifiek over participatie gaat.
* **Activiteiten:** De uitvoering van een taak of handeling door een individu. Dit kunnen complexe activiteiten zijn zoals communiceren, lopen, zelfzorg of het uitvoeren van huishoudelijke taken.
* **Participatie:** Deelname aan een levenssituatie. Dit verwijst naar de mate waarin iemand betrokken is bij sociale rollen en activiteiten in het dagelijks leven, werk of gemeenschap.
* **Externe factoren (e):** Dit domein omvat de fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven en functioneren. Dit omvat de omgeving waarin men woont, de sociale steun, en de attitudes van andere mensen.
* **Persoonlijke factoren:** Dit domein omvat contextuele factoren die specifiek zijn voor een individu en niet gemodificeerd kunnen worden, zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en levensstijl. Er zijn geen specifieke codes voor persoonlijke factoren binnen de ICF.
### 1.4.2 Codering op verschillende niveaus
De codering binnen de ICF werkt met verschillende niveaus om specificiteit te bereiken:
* **Eerste niveau:** Dit verwijst naar de hoofdstukindeling binnen een domein.
* **Tweede niveau:** Dit verwijst naar verdere onderverdelingen binnen een hoofdstuk.
* **Hogere niveaus (derde en vierde):** Deze bieden nog meer gedetailleerde classificaties.
**Voorbeeld van codering op het eerste en tweede niveau:**
Een code zoals `$s43010$` kan als volgt worden ontleed:
* `s`: Geeft aan dat het om anatomische eigenschappen gaat.
* `4`: Vertegenwoordigt het hoofdstuk "anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging".
* `30`: Vertegenwoordigt de subtitel (tweede niveau) "anatomische eigenschappen verwant aan de bovenste extremiteit".
* `10`: Kan bijvoorbeeld duiden op de volledige afwezigheid van de anatomische eigenschap van de onderarm.
Een voorbeeld hiervan is `$s43010$` wat een stoornis in de anatomische eigenschap van de onderarm kan aanduiden, mogelijk met een specificatie over de ernst of aard van de afwezigheid.
### 1.4.3 Typering van de ernst van problemen
De typering in de ICF geeft de ernst van een probleem aan en wordt aangeduid met één of meer cijfers achter de decimale punt in de code.
#### 1.4.3.1 Algemene typering van ernst
De eerste typering (het eerste cijfer na de decimale punt) geeft de ernst van het probleem weer volgens de volgende schaal:
* `0`: GEEN probleem
* `1`: LICHT probleem
* `2`: MATIG probleem
* `3`: ERNSTIG probleem
* `4`: VOLLEDIG probleem
* `8`: niet gespecificeerd
* `9`: niet van toepassing
#### 1.4.3.2 Specifieke typering per domein
De toepassing van typering kan variëren per domein:
* **Bij functies (b):** Alleen de eerste typering wordt gebruikt om de ernst van het probleem aan te geven.
* **Bij anatomische eigenschappen (s):** De eerste typering geeft de ernst van het probleem aan. Een tweede typering kan worden gebruikt om de aard van de stoornis te specificeren.
* **Bij activiteiten en participatie (d):**
* De eerste typering wordt gebruikt voor het niveau van de *uitvoering* (wat iemand doet).
* De tweede typering wordt gebruikt voor het niveau van het *vermogen* (wat iemand kan).
* **Bij externe factoren (e):** Alleen de eerste typering wordt gebruikt om de ernst van het probleem aan te geven (`e1`). Een aanduiding met `e0` kan aangeven dat de factor ondersteunend is voor het probleem.
**Voorbeeld van codering en typering:**
De code `$s430103$` wordt als volgt geïnterpreteerd:
* `s`: Anatomische eigenschappen.
* `430`: Hoofdstuk "anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging", subtitel "anatomische eigenschappen verwant aan de bovenste extremiteit".
* `10`: Anatomische eigenschap van de onderarm.
* `3`: Een ernstige stoornis, wat kan duiden op een aanzienlijke beperking (bijvoorbeeld 50-95% ernst).
De ICF-structuur visualiseert deze componenten op verschillende itemniveaus, van het eerste tot het vierde niveau, om gedetailleerde classificaties mogelijk te maken. Dit omvat afwijkingen in en verlies van functies en anatomische eigenschappen, de verschillen tussen vermogen en uitvoering bij activiteiten en participatie, en de invloed van externe factoren uit de omgeving. Persoonlijke factoren worden niet gecodeerd, maar zijn wel relevant in de context.
## 1.5 Toepassingen en casussen van de ICF
Dit onderdeel verkent de praktische toepassing van het ICF-kader aan de hand van diverse casussen en introduceert instrumenten die hierbinnen gebruikt worden.
### 1.5.1 Casus analyses en ICF-toepassing
De implementatie van het ICF wordt geïllustreerd aan de hand van verschillende patiëntprofielen, waarbij de componenten van het ICF (lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie, en externe en persoonlijke factoren) worden geanalyseerd.
#### 1.5.1.1 Studenten met bicepspeesletsel
Een 20-jarige student kinesitherapie loopt een spierscheur op aan de lange pees van zijn biceps. Hij ervaart aanzienlijke pijn die dagelijkse activiteiten hindert en slaap verstoort. Mobiliteit is sterk beperkt; hij kan zijn hand niet naar de mond brengen, heeft beperkte bewegingsuitslag en weinig kracht in arm en hand. Persoonlijke factoren, zoals nog thuis wonen met drie jongere broers, en externe factoren, zoals niet kunnen autorijden, beïnvloeden zijn participatie, waardoor hij niet naar school kan.
#### 1.5.1.2 Havenarbeider
Bij een havenarbeider worden de volgende ICF-componenten benoemd:
* **Stoornissen in functie en anatomische eigenschappen:** Kracht in de bovenarmen en een litteken op het bovenbeen.
* **Activiteit:** Huishouden en autorijden worden beperkt.
* **Participatie:** Het behouden van zijn baan en zwemmen zijn belangrijke participatiedomeinen.
* **Externe factoren:** Een getrouwde status met een behulpzame vrouw wordt als positief ervaren, hoewel de woning nog niet volledig is aangepast. Medicatie is ook een externe factor.
* **Persoonlijke factoren:** Deze worden niet expliciet benoemd maar zijn relevant voor de totale casus.
#### 1.5.1.3 Mia met reumatoïde arthritis (RA)
Mia, een 74-jarige weduwe, heeft al 20 jaar reumatoïde arthritis (RA). De diagnose RA wordt gedefinieerd als een langdurige auto-immuunziekte die primair gewrichten aantast, leidend tot warme, gezwollen en pijnlijke gewrichten. Pijn en stijfheid verergeren vaak na rust. Typisch zijn polsen, vingers en knieën aangedaan, symmetrisch aan beide lichaamszijden.
**ICF-analyse van Mia's situatie:**
* **Stoornissen in functies:** Zwelling van vinger-, pols- en kniegewrichten; pijn bij elke beweging, vooral 's ochtends, gelokaliseerd in de gewrichten. Pijn in de schouders bemoeilijkt het opnemen van voorwerpen en plaatsen in hoge kasten. Ze heeft ook diabetes.
* **Beperkingen in activiteiten:** Moeilijkheden met aankleden, ramen wassen naaien door verminderde vingerfunctionaliteit en het toedienen van insuline door diabetes.
* **Beperkingen in participatie:** Ze kan haar kleindochter Nina niet meer van school halen en moest haar bijverdienste (werken in boetieks) opgeven.
* **Omgevingsfactoren (extern):** Het appartement ligt op de tweede verdieping zonder lift, wat het nemen van trappen bemoeilijkt.
* **Persoonlijke factoren:** Weduwe sinds 6 jaar, krijgt hulp in het huishouden van een dame en steun van haar dochter.
> **Tip:** Mia kreeg nuttige tips van een ergotherapeut voor hulpmiddelen zoals een elektrische flesopener. Ze leerde ook van een verpleegkundige een handig toestelletje voor insulinetoediening. De casus benadrukt het belang van het toevoegen van ICF-codes aan verzamelde informatie voor codering en typering.
#### 1.5.1.4 Patiënt met knieklachten
Een 23-jarige jongeman ervaart drie jaar toenemende knieklachten. Hij moest stoppen met volleybaltraining en wedstrijden spelen. Lopen en springen veroorzaken hevige pijn in zijn rechterknie. Ondanks deze beperkingen is hij zeer gemotiveerd, studeert hij Burgerlijk Ingenieur, woont thuis en wil hij volgend jaar beginnen werken, al heerst er onzekerheid door de langdurige klachten.
#### 1.5.1.5 Patiënt met borstkanker, hernia en dropvoet
Een patiënt met borstkanker in het verleden, gebruikt medicatie voor voorkamerfibrillatie en heeft pitting oedeem aan het onderbeen en voet rechts. Sinds enkele jaren kampt ze met een discus hernia L5-S1, waarvoor ze tweemaal geopereerd is. Na de operaties ontwikkelde ze een dropvoet rechts, waarvoor ze een Ankle Foot Orthosis (AFO) draagt. De AFO verbetert het gangpatroon, maar veroorzaakt open wonden aan haar voorvoet door beperkte ruimte in de schoen. Ze ervaart progressieve zwakte in haar linkerbeen.
**Activiteiten, participatie en factoren bij deze patiënt:**
* **Activiteiten:** Thuis gebruikt ze een rollator, wat mobiliteit binnenshuis vergemakkelijkt, maar haar grote huis vereist lange afstanden die voor haar bijna onmogelijk zijn.
* **Participatie:** Ze is bang om te vallen na een eerdere val. Zelfstandig stappen met één kruk is sinds kort mogelijk, maar ze is onzeker en durft dit niet zonder begeleiding. Een traplift is recent thuis geïnstalleerd. Ze heeft weinig vertrouwen in verbetering door therapie. Haar wens is om zelfstandig met één kruk te stappen en de kracht in haar linkerbeen te versterken voor meer zelfstandigheid en minder onzekerheid tijdens ADL-taken.
* **Persoonlijke factoren:** Gehuwd met een dochter en twee kleinkinderen, met een goede thuissituatie en steun van man en dochter. Ze is vaak angstig.
### 1.5.2 Instrumenten en vragenlijsten binnen het ICF-kader
Het ICF-kader ondersteunt het zorgverleningsproces, van basis functieonderzoek tot behandeling en dataverzameling. Verschillende instrumenten en vragenlijsten worden gebruikt om de diverse componenten van het ICF in kaart te brengen.
* **ICF browser:** Een digitale tool die helpt bij het navigeren door en coderen van informatie volgens de International Classification of Functioning, Disability and Health. Het stelt gebruikers in staat om de classificatiestructuur van de ICF te verkennen en specifieke codes toe te kennen aan de verzamelde data. Deze is te vinden op een specifieke website.
* **Revalidatie probleemoplossingsformulieren:** Het Rehabilitation Problem Solving (RPS) formulier wordt gebruikt door kinesitherapeuten als een klinisch hulpmiddel voor probleemoplossing binnen het ICF-model. Het integreert de ICF-principes in het diagnostische en behandelproces.
* **Algemene vragenlijsten:** Diverse gestandaardiseerde vragenlijsten kunnen worden ingezet om specifieke aspecten van iemands functioneren te meten:
* EQ-5D: Meet gezond gerelateerde kwaliteit van leven en omvat verschillende ICF-domeinen.
* SPADI (Shoulder Pain and Disability Index): Een veelgebruikte vragenlijst voor het evalueren van schouderpijn en de impact ervan op dagelijkse activiteiten.
* TAMPA schaal: Mogelijk gerelateerd aan het meten van coping-strategieën of perceptie van pijn.
* QUICKDASH: Een beknopte versie van de DASH-vragenlijst, gericht op de impact van musculoskeletale aandoeningen op het bovenlichaam.
* LIFE-H (Life Habits): Een instrument dat zich richt op dagelijkse activiteiten en participatie.
* POSAS (Patient and Observer Scar Assessment Scale): Gebruikt voor het beoordelen van littekens, zowel door de patiënt als door een observator.
Websites die een overzicht bieden van meetinstrumenten die gebruikt kunnen worden in de zorg, vaak met een koppeling naar het ICF-kader, zijn nuttig.
## 1.6 ICF en Client-Centered Care
Het ICF-model sluit nauw aan bij de principes van Patient-Centered Care, Client- Centered Care en Person-Centered Care. Deze benaderingen benadrukken respectvolle, individuele zorg die aansluit bij de voorkeuren, behoeften en waarden van de patiënt, waarbij de patiënt betrokken wordt bij beslissingen over zijn of haar gezondheid. Een holistische en bekrachtigende therapeutische relatie staat centraal. Het streven is naar een cultuur waarin cliënten daadwerkelijk de zorg sturen, wat kan leiden tot positieve revalidatie-uitkomsten en verbeteringen in functioneel presteren en levenskwaliteit.
## 1.7 Take Home Messages
Belangrijke boodschappen met betrekking tot de toepassing van het ICF:
* Het ICF moedigt aan om te luisteren naar het verhaal en de vraag van de persoon.
* Het nodigt uit om naar het geheel te kijken.
* Het faciliteert samenwerking.
* Het stimuleert reflectie en nadenken over de mogelijkheden.
## 1.8 Theoretische achtergrond en definitie van gezondheid
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert gezondheid niet enkel als de afwezigheid van ziekte, maar als het compleet mentaal, fysiek en sociaal functioneren van een persoon. Het ICF wordt beschreven als een biopsychosociaal begrippenkader dat de status praesens van de patiënt weerspiegelt. Het biedt een structuur en codes die helpen bij het begrijpen en classificeren van gezondheid en gezondheidsgerelateerde toestanden.
---
# Classificatie en codering binnen de ICF
De classificatie en codering binnen de ICF bieden een gestandaardiseerd raamwerk om functioneren en de daarmee samenhangende beperkingen te beschrijven, met specifieke aandacht voor verschillende domeinen, de ernst van problemen en de structuur van codes.
### 2.1 De domeinen van de ICF en hun codering
De ICF-classificatie omvat diverse domeinen die functioneren vanuit verschillende perspectieven beschrijven:
* **Lichaamsfuncties (b):** Dit domein omvat functies van het menselijk lichaam, zoals mentale functies en zintuiglijke functies.
* **Anatomische eigenschappen (s):** Dit domein richt zich op anatomische eigenschappen van het menselijk lichaam, zoals organen, ledematen en hun onderdelen.
* **Activiteiten en participatie (d):** Dit domein beschrijft wat een persoon doet (activiteit) en de deelname aan het leven (participatie). De code wordt gewijzigd naar '$d_E$' wanneer het specifiek over activiteit gaat en naar '$d_P$' wanneer het specifiek over participatie gaat.
* **Externe factoren (e):** Dit domein omvat de fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven en functioneren.
* **Persoonlijke factoren:** Dit domein omvat contextuele factoren die specifiek zijn voor een individu en niet gemodificeerd kunnen worden, zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en levensstijl. Er zijn geen specifieke codes voor persoonlijke factoren binnen de ICF.
### 2.2 Codering op verschillende niveaus
De codering binnen de ICF werkt met verschillende niveaus om specificiteit te bereiken:
* **Eerste niveau:** Dit verwijst naar de hoofdstukindeling binnen een domein.
* **Tweede niveau:** Dit verwijst naar verdere onderverdelingen binnen een hoofdstuk.
#### 2.2.1 Voorbeeld van codering op het eerste en tweede niveau
Een code zoals '$s_1$' kan worden ontleed:
* '$s$': Geeft aan dat het om anatomische eigenschappen gaat.
* '$1$': Vertegenwoordigt het hoofdstuk "anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging".
* '$11$': Vertegenwoordigt de subtitel (tweede niveau) "anatomische eigenschappen verwant aan de bovenste extremiteit".
* '$110$': Kan bijvoorbeeld duiden op de volledige afwezigheid van de anatomische eigenschap van de onderarm. Een voorbeeld hiervan is '$s_{1100}$', wat een stoornis in de anatomische eigenschap van de onderarm kan aanduiden, mogelijk met een specificatie over de ernst of aard van de afwezigheid.
### 2.3 Typering van de ernst van problemen
De typering in de ICF geeft de ernst van een probleem aan en wordt aangeduid met één of meer cijfers achter de decimale punt in de code.
#### 2.3.1 Algemene typering van ernst
De eerste typering (het eerste cijfer na de decimale punt) geeft de ernst van het probleem weer volgens de volgende schaal:
* '$0$': GEEN probleem
* '$1$': LICHT probleem
* '$2$': MATIG probleem
* '$3$': ERNSTIG probleem
* '$4$': VOLLEDIG probleem
* '$8$': niet gespecificeerd
* '$9$': niet van toepassing
#### 2.3.2 Specifieke typering per domein
De toepassing van typering kan variëren per domein:
* **Bij functies:** Alleen de eerste typering wordt gebruikt om de ernst van het probleem aan te geven.
* **Bij anatomische eigenschappen:** De eerste typering geeft de ernst van het probleem aan. Een tweede typering kan worden gebruikt om de aard van de stoornis te specificeren.
* **Bij activiteiten en participatie:** De eerste typering wordt gebruikt voor het niveau van de *uitvoering* (wat iemand doet). De tweede typering wordt gebruikt voor het niveau van het *vermogen* (wat iemand kan).
* **Bij externe factoren:** Alleen de eerste typering wordt gebruikt om de ernst van het probleem aan te geven ('$e$'). Een aanduiding met '$e_8$' kan aangeven dat de factor ondersteunend is voor het probleem.
#### 2.3.3 Voorbeeld van codering en typering
De code '$s_{1100.3}$' wordt als volgt geïnterpreteerd:
* '$s$': Anatomische eigenschappen.
* '$1100$': Hoofdstuk "anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging", subtitel "anatomische eigenschappen verwant aan de bovenste extremiteit", specifiek de onderarm.
* '$3$': Een ernstige stoornis, wat kan duiden op een aanzienlijke beperking (bijvoorbeeld 50-95% ernst).
De ICF-structuur visualiseert deze componenten op verschillende itemniveaus, van het eerste tot het vierde niveau, om gedetailleerde classificaties mogelijk te maken. Dit omvat afwijkingen in en verlies van functies en anatomische eigenschappen, de verschillen tussen vermogen en uitvoering bij activiteiten en participatie, en de invloed van externe factoren uit de omgeving. Persoonlijke factoren worden niet gecodeerd, maar zijn wel relevant in de context.
> **Tip:** Het correct coderen en typen van informatie volgens de ICF is essentieel voor gestandaardiseerde dataverzameling en analyse. De ICF browser is een waardevol hulpmiddel hiervoor.
---
# Toepassingen en casussen van de ICF
Dit onderdeel verkent de praktische toepassing van het ICF-kader aan de hand van diverse casussen en introduceert instrumenten die hierbinnen gebruikt worden.
### 3.1 Casus analyses en ICF-toepassing
De implementatie van het ICF wordt geïllustreerd aan de hand van verschillende patiëntprofielen, waarbij de componenten van het ICF (lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie, en externe en persoonlijke factoren) worden geanalyseerd.
#### 3.1.1 Studenten met bicepspeesletsel
Een 20-jarige student kinesitherapie loopt een spierscheur op aan de lange pees van zijn biceps tijdens een verhuis. Hij ervaart aanzienlijke pijn, die dagelijkse activiteiten hindert en slaap verstoort. Mobiliteit is sterk beperkt; hij kan zijn hand niet naar de mond brengen, heeft beperkte bewegingsuitslag en weinig kracht in arm en hand. Persoonlijke factoren, zoals nog thuis wonen met drie jongere broers, en externe factoren, zoals niet kunnen autorijden, beïnvloeden zijn participatie, waardoor hij niet naar school kan.
#### 3.1.2 Havenarbeider
Bij een havenarbeider worden de volgende ICF-componenten benoemd:
* **Stoornissen in functie en anatomische eigenschappen:** Kracht in de bovenarmen en een litteken op het bovenbeen.
* **Activiteit:** Huishouden en autorijden worden beperkt.
* **Participatie:** Het behouden van zijn baan en zwemmen zijn belangrijke participatiedomeinen.
* **Externe factoren:** Een getrouwde status met een behulpzame vrouw wordt als positief ervaren, hoewel de woning nog niet volledig is aangepast. Medicatie is ook een externe factor.
* **Persoonlijke factoren:** Deze worden niet expliciet benoemd maar zijn relevant voor de totale casus.
#### 3.1.3 Mia met reumatoïde arthritis (RA)
Mia, een 74-jarige weduwe, heeft al 20 jaar reumatoïde arthritis (RA). De diagnose RA wordt gedefinieerd als een langdurige auto-immuunziekte die primair gewrichten aantast, leidend tot warme, gezwollen en pijnlijke gewrichten. Pijn en stijfheid verergeren vaak na rust. Typisch zijn polsen, vingers en knieën aangedaan, symmetrisch aan beide lichaamszijden.
ICF-analyse van Mia's situatie:
* **Stoornissen in functies:** Zwelling van vinger-, pols- en kniegewrichten; pijn bij elke beweging, vooral 's ochtends, gelokaliseerd in de gewrichten. Pijn in de schouders bemoeilijkt het opnemen van voorwerpen en plaatsen in hoge kasten. Ze heeft ook diabetes.
* **Beperkingen in activiteiten:** Moeilijkheden met aankleden, ramen wassen naaien door verminderde vingerfunctionaliteit en het toedienen van insuline door diabetes.
* **Beperkingen in participatie:** Ze kan haar kleindochter Nina niet meer van school halen en moest haar bijverdienste (werken in boetieks) opgeven.
* **Omgevingsfactoren (extern):** Het appartement ligt op de tweede verdieping zonder lift, wat het nemen van trappen bemoeilijkt.
* **Persoonlijke factoren:** Weduwe sinds 6 jaar, krijgt hulp in het huishouden van een dame en steun van haar dochter.
Mia kreeg nuttige tips van een ergotherapeut voor hulpmiddelen zoals een elektrische flesopener. Ze leerde ook van een verpleegkundige een handig toestelletje voor insulinetoediening. De casus benadrukt het belang van het toevoegen van ICF-codes aan verzamelde informatie voor codering en typering.
#### 3.1.4 Patiënt met knieklachten
Een 23-jarige jongeman, DWR, heeft al drie jaar toenemende knieklachten. Hij ervaart anterieure kniepijn proximaal van de patellapees. Door de klachten moest hij stoppen met volleybaltraining en wedstrijden spelen. Lopen en springen veroorzaken hevige pijn in zijn rechterknie. Ondanks deze beperkingen is hij zeer gemotiveerd, studeert hij Burgerlijk Ingenieur, woont thuis en wil hij volgend jaar beginnen werken, al heerst er onzekerheid door de langdurige klachten.
#### 3.1.5 Patiënt met borstkanker, hernia en dropvoet
R.W., geboren in 1944, heeft in het verleden borstkanker gehad waarvoor ze medicatie inneemt. Ze gebruikt ook medicatie voor voorkamerfibrillatie. Pitting oedeem is zichtbaar aan haar onderbeen en voet rechts. Sinds enkele jaren kampt ze met een discus hernia L5-S1, waarvoor ze in 2018 tweemaal geopereerd is. Na de operaties ontwikkelde ze een dropvoet rechts, waarvoor ze sinds januari 2019 een Ankle Foot Orthosis (AFO) draagt. De AFO verbetert het gangpatroon, maar veroorzaakt open wonden aan haar voorvoet door beperkte ruimte in de schoen. Ze ervaart progressieve zwakte in haar linkerbeen en is sinds oktober 2018 in behandeling.
Activiteiten, participatie en factoren bij R.W.:
* **Activiteiten:** Thuis gebruikt ze een rollator, wat mobiliteit binnenshuis vergemakkelijkt, maar haar grote huis vereist lange afstanden die voor haar bijna onmogelijk zijn.
* **Participatie:** Ze is bang om te vallen na een eerdere val. Zelfstandig stappen met één kruk is sinds kort mogelijk, maar ze is onzeker en durft dit niet zonder begeleiding. Een traplift is recent thuis geïnstalleerd. Ze heeft weinig vertrouwen in verbetering door therapie. Haar wens is om zelfstandig met één kruk te stappen en de kracht in haar linkerbeen te versterken voor meer zelfstandigheid en minder onzekerheid tijdens ADL-taken.
* **Persoonlijke factoren:** Gehuwd met een dochter en twee kleinkinderen, met een goede thuissituatie en steun van man en dochter. Ze is vaak angstig.
### 3.2 Instrumenten en vragenlijsten binnen het ICF-kader
Het ICF-kader ondersteunt het zorgverleningsproces, van basis functieonderzoek tot behandeling en dataverzameling. Verschillende instrumenten en vragenlijsten worden gebruikt om de diverse componenten van het ICF in kaart te brengen.
#### 3.2.1 ICF browser
De ICF browser, te vinden op een website, is een essentieel hulpmiddel voor het coderen en typen van informatie binnen het ICF. Het stelt gebruikers in staat om de classificatiestructuur van de ICF te verkennen en specifieke codes toe te kennen aan de verzamelde data.
#### 3.2.2 Revalidatie probleemoplossingsformulieren
Het Rehabilitation Problem Solving (RPS) formulier wordt gebruikt door kinesitherapeuten als een klinisch hulpmiddel voor probleemoplossing binnen het ICF-model. Het integreert de ICF-principes in het diagnostische en behandelproces.
#### 3.2.3 Algemene vragenlijsten
Diverse gestandaardiseerde vragenlijsten kunnen worden ingezet om specifieke aspecten van iemands functioneren te meten:
* **EQ-5D:** Deze vragenlijst meet gezond gerelateerde kwaliteit van leven en omvat verschillende ICF-domeinen.
* **SPADI (Shoulder Pain and Disability Index):** Een veelgebruikte vragenlijst voor het evalueren van schouderpijn en de impact ervan op dagelijkse activiteiten.
* **TAMPA schaal:** Mogelijk gerelateerd aan het meten van coping-strategieën of perceptie van pijn.
* **QUICKDASH:** Een beknopte versie van de DASH-vragenlijst, gericht op de impact van musculoskeletale aandoeningen op het bovenlichaam.
* **LIFE-H (Life Habits):** Een instrument dat zich richt op dagelijkse activiteiten en participatie.
* **POSAS (Patient and Observer Scar Assessment Scale):** Gebruikt voor het beoordelen van littekens, zowel door de patiënt als door een observator.
Websites bieden een overzicht van meetinstrumenten die gebruikt kunnen worden in de zorg, waarschijnlijk met een koppeling naar het ICF-kader.
#### 3.2.4 ICF en Client-Centered Care
Het ICF-model sluit nauw aan bij de principes van Patient-Centered Care, Client-Centered Care en Person-Centered Care. Deze benaderingen benadrukken respectvolle, individuele zorg die aansluit bij de voorkeuren, behoeften en waarden van de patiënt, waarbij de patiënt betrokken wordt bij beslissingen over zijn of haar gezondheid. Een holistische en bekrachtigende therapeutische relatie staat centraal. Het streven is naar een cultuur waarin cliënten daadwerkelijk de zorg sturen, wat kan leiden tot positieve revalidatie-uitkomsten en verbeteringen in functioneel presteren en levenskwaliteit.
### 3.3 Take Home Messages
Belangrijke boodschappen met betrekking tot de toepassing van het ICF:
* Het ICF moedigt aan om te luisteren naar het verhaal en de vraag van de persoon.
* Het nodigt uit om naar het geheel te kijken.
* Het faciliteert samenwerking.
* Het stimuleert reflectie en nadenken over de mogelijkheden.
### 3.4 Theoretische achtergrond en definitie van gezondheid
De WHO definieert gezondheid niet enkel als de afwezigheid van ziekte, maar als het compleet mentaal, fysiek en sociaal functioneren van een persoon. Het ICF wordt beschreven als een biopsychosociaal begrippenkader dat de status praesens van de patiënt weerspiegelt, en breder gaat dan enkel het in kaart brengen van dysfunctioneren of het opstellen van een kinesitherapeutische diagnose. Het ICF biedt een structuur en codes die helpen bij het begrijpen en classificeren van gezondheid en gezondheidsgerelateerde toestanden.
### 3.5 Veelgemaakte fouten om te vermijden
> **Tip:** Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens. Let op formules en belangrijke definities. Oefen met de voorbeelden in elke sectie. Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen.
| Term | Definitie |
| :----------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Biopsychosociaal model | Een theoretisch kader dat menselijk functioneren en gezondheid verklaart door de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Het ICF is een voorbeeld van een dergelijk model dat gebruikt wordt om de complexiteit van gezondheid te begrijpen. |
| Domeinen | De hoofdcomponenten van de ICF, die verschillende aspecten van menselijk functioneren en gezondheid omvatten, zoals lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie en externe factoren. |
| Classificatie | Het systematisch ordenen en benoemen van concepten of objecten in groepen of categorieën op basis van hun eigenschappen. Binnen de ICF worden functies, handicaps en gezondheidsproblemen geclassificeerd. |
| Codering | Het toekennen van numerieke of alfanumerieke codes aan de gedefinieerde categorieën binnen een classificatiesysteem, zoals de ICF. Dit maakt gestandaardiseerde dataverzameling en analyse mogelijk. |
| Typering | Het specificeren van de ernst of omvang van een probleem binnen een bepaalde categorie van de ICF, vaak aangeduid met een getal na een decimale punt. Dit geeft aan hoe ernstig de beperking of stoornis is. |
| Lichaamsfuncties | De fysiologische functies van lichaamssystemen, waaronder psychologische functies. Dit omvat onder andere zintuiglijke functies, stem- en spraakfuncties, en functies van cardiovasculaire, immunologische, respiratoire en mentale systemen. |
| Anatomische eigenschappen | De anatomische delen van het lichaam, zoals organen, ledematen en hun componenten. Stoornissen hierin verwijzen naar afwijkingen of verlies van deze structuren. |
| Activiteiten | De uitvoering van een taak of handeling door een individu. Dit kunnen complexe activiteiten zijn zoals communiceren, lopen, zelfzorg of het uitvoeren van huishoudelijke taken. |
| Participatie | Deelname aan een levenssituatie. Dit verwijst naar de mate waarin iemand betrokken is bij sociale rollen en activiteiten in het dagelijks leven, werk of gemeenschap. |
| Externe factoren | De fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven en functioneren. Dit omvat de omgeving waarin men woont, de sociale steun, en de attitudes van andere mensen. |
| Persoonlijke factoren | De kenmerken van het leven van een persoon die geen deel uitmaken van de gezondheidstoestand of de factoren. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, levensstijl, opleiding en beroep. |
| Kinesitherapeutische diagnose | Een beoordeling van de functionele status en de belemmeringen van een patiënt door een kinesitherapeut, vaak gebaseerd op een gestructureerd model zoals de ICF. |
| ICF browser | Een digitale tool die helpt bij het navigeren door en coderen van informatie volgens de International Classification of Functioning, Disability and Health. Het biedt een zoekfunctie voor de verschillende domeinen en codes. |
| Reumatoïde arthritis (RA) | Een chronische auto-immuunziekte die voornamelijk de gewrichten aantast, wat leidt tot ontsteking, pijn, stijfheid en zwelling, en die ook andere delen van het lichaam kan beïnvloeden. |
| Client-centered care | Een benadering in de zorg waarbij de patiënt centraal staat en de zorg wordt aangepast aan zijn individuele voorkeuren, behoeften en waarden. De patiënt wordt actief betrokken bij beslissingen over zijn eigen gezondheid. |
| Zorgverleningsproces | Het systematische proces van zorgverlening aan een patiënt, inclusief het verzamelen van informatie, het stellen van diagnoses, het plannen en uitvoeren van behandelingen, en het evalueren van de resultaten. |
| Rehabilitation Problem Solving-formulier (RPS-formulier) | Een hulpmiddel dat kinesitherapeuten en andere zorgverleners gebruiken om problemen van patiënten systematisch te analyseren en oplossingen te ontwikkelen binnen het kader van revalidatie. |
---
# Instrumenten en vragenlijsten binnen het ICF-kader
Dit onderdeel bespreekt de instrumenten en vragenlijsten die gebruikt worden om de diverse componenten van het ICF-kader in kaart te brengen binnen het zorgverleningsproces.
## 4.1 De rol van instrumenten en vragenlijsten in het ICF-kader
Het ICF-kader dient als een cruciaal hulpmiddel in het zorgverleningsproces, variërend van initiële functieonderzoeken tot de ontwikkeling van behandelplannen en de verzameling van relevante data. Om de verschillende facetten van het ICF effectief te kunnen documenteren en analyseren, worden diverse instrumenten en vragenlijsten ingezet.
### 4.1.1 De ICF browser
De ICF browser is een essentieel digitaal hulpmiddel dat gebruikers in staat stelt de classificatiestructuur van de ICF te exploreren. Dit faciliteert het nauwkeurig coderen en typen van informatie die verzameld is over de gezondheidstoestand en het functioneren van een individu. Door middel van deze browser kunnen specifieke codes worden toegekend aan de geobserveerde data, wat bijdraagt aan een gestandaardiseerde registratie.
### 4.1.2 Revalidatie probleemoplossingsformulieren
Het Rehabilitation Problem Solving (RPS) formulier fungeert als een klinisch instrument voor kinesitherapeuten en andere zorgverleners. Het is ontworpen om een systematische aanpak voor probleemoplossing binnen het ICF-model te ondersteunen. Dit formulier integreert de kernprincipes van het ICF in de diagnostische fase en het daaropvolgende behandelproces, waardoor een meer holistische benadering van revalidatie mogelijk wordt.
### 4.1.3 Algemene en specifieke vragenlijsten
Verschillende gestandaardiseerde vragenlijsten kunnen worden aangewend om specifieke aspecten van het menselijk functioneren te kwantificeren en te evalueren. Enkele voorbeelden zijn:
* **EQ-5D:** Meet de gezond gerelateerde kwaliteit van leven en bestrijkt diverse ICF-domeinen.
* **SPADI (Shoulder Pain and Disability Index):** Een veelgebruikte vragenlijst voor de beoordeling van schouderpijn en de functionele beperkingen die hieruit voortvloeien.
* **TAMPA schaal:** Mogelijk gerelateerd aan de meting van copingstrategieën of de perceptie van pijn.
* **QUICKDASH:** Een verkorte versie van de DASH-vragenlijst, die zich richt op de impact van musculoskeletale aandoeningen op het bovenlichaam.
* **LIFE-H (Life Habits):** Dit instrument focust op de dagelijkse activiteiten en de participatie van een individu in het leven.
* **POSAS (Patient and Observer Scar Assessment Scale):** Wordt gebruikt voor de beoordeling van littekens, waarbij zowel de patiënt als een observator input kunnen leveren.
Websites die gespecialiseerd zijn in meetinstrumenten bieden vaak een breed overzicht van dergelijke tools, waarschijnlijk met een koppeling naar de toepassing binnen het ICF-kader.
### 4.1.4 ICF en Client-Centered Care
Het ICF-model vertoont een sterke congruentie met de principes van Patient-Centered Care, Client-Centered Care en Person-Centered Care. Deze benaderingen plaatsen de patiënt centraal en streven ernaar de zorg af te stemmen op de individuele voorkeuren, behoeften en waarden van de patiënt. De patiënt wordt actief betrokken bij besluitvorming rondom de eigen gezondheid, wat leidt tot een holistische en bekrachtigende therapeutische relatie. Het doel is een zorgcultuur te bevorderen waarin de cliënt de zorg mede stuurt, wat kan resulteren in positieve revalidatie-uitkomsten en verbeteringen in functioneren en levenskwaliteit.
> **Tip:** Het begrijpen van de synergie tussen het ICF-kader en patiëntgerichte zorg benadrukt het belang van een individuele en respectvolle benadering in de gezondheidszorg.
## 4.2 Voorbeelden van casussen en ICF-toepassing
De praktische implementatie van het ICF wordt geïllustreerd door middel van verschillende casussen, waarbij de componenten van het ICF (lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie, en externe en persoonlijke factoren) worden geanalyseerd.
### 4.2.1 Casus: Studenten met bicepspeesletsel
Een 20-jarige student kinesitherapie ontwikkelt een spierscheur in de bicepspees. Dit leidt tot aanzienlijke pijn die dagelijkse activiteiten en slaap belemmert, met een ernstige beperking van de mobiliteit, kracht en bewegingsuitslag in de arm en hand.
* **Activiteiten:** Beperkingen in het naar de mond brengen van de hand, algehele beperkte bewegingsuitslag en verminderde arm-/handkracht.
* **Participatie:** Niet in staat om naar school te gaan.
* **Externe factoren:** Thuis wonen met huisgenoten, niet kunnen autorijden.
* **Persoonlijke factoren:** Student kinesitherapie.
### 4.2.2 Casus: Havenarbeider
Bij een havenarbeider worden de volgende ICF-componenten geïdentificeerd:
* **Stoornissen in functie en anatomische eigenschappen:** Verminderde kracht in de bovenarmen en een litteken op het bovenbeen.
* **Activiteit:** Beperkingen in huishoudelijke taken en autorijden.
* **Participatie:** Moeilijkheden met het behouden van de baan en het deelnemen aan zwemmen.
* **Externe factoren:** Een behulpzame echtgenote wordt als positief ervaren; de woning is nog niet volledig aangepast; medicatiegebruik.
* **Persoonlijke factoren:** (Niet expliciet benoemd, maar relevant voor de casus).
### 4.2.3 Casus: Mia met reumatoïde arthritis (RA)
Mia, een 74-jarige weduwe, kampt al 20 jaar met reumatoïde arthritis (RA).
* **Stoornissen in functies:** Zwelling van vinger-, pols- en kniegewrichten; pijn bij beweging, vooral 's ochtends; schouderpijn die het opnemen van voorwerpen bemoeilijkt. Tevens gediagnosticeerd met diabetes.
* **Beperkingen in activiteiten:** Moeilijkheden met aankleden, ramen wassen en naaien door verminderde vingerfunctionaliteit; problemen met insulinetoediening door diabetes.
* **Beperkingen in participatie:** Kan haar kleindochter niet meer van school halen; heeft haar bijverdienste in boetieks moeten opgeven.
* **Omgevingsfactoren (extern):** Het appartement op de tweede verdieping zonder lift bemoeilijkt het gebruik van trappen.
* **Persoonlijke factoren:** Weduwe, krijgt hulp in het huishouden en steun van haar dochter.
* **Hulpmiddelen:** Ontving tips voor hulpmiddelen zoals een elektrische flesopener en een handig toestelletje voor insulinetoediening.
> **Tip:** Deze casus onderstreept het belang van het koppelen van ICF-codes aan verzamelde informatie voor zowel codering als typering van problemen.
### 4.2.4 Casus: Patiënt met knieklachten
Een 23-jarige man met aanhoudende knieklachten ervaart hevige pijn bij lopen en springen, wat hem dwong te stoppen met volleybal.
* **Activiteiten:** Belemmeringen in lopen en springen.
* **Participatie:** Stopgezet met volleybaltraining en wedstrijden.
* **Persoonlijke factoren:** Zeer gemotiveerd, studeert Burgerlijk Ingenieur, woont thuis, wil beginnen met werken, maar ervaart onzekerheid door de klachten.
### 4.2.5 Casus: Patiënt met borstkanker, hernia en dropvoet
R.W., geboren in 1944, heeft een geschiedenis van borstkanker en voorkamerfibrillatie. Ze heeft ook een discus hernia L5-S1, waarvoor ze tweemaal geopereerd is, waarna een dropvoet rechts is ontstaan. Ze draagt een AFO (Ankle Foot Orthosis), die echter open wonden aan de voorvoet veroorzaakt. Er is progressieve zwakte in het linkerbeen.
* **Activiteiten:** Gebruikt een rollator binnenshuis; het grote huis vereist lange afstanden die voor haar moeilijk te overbruggen zijn.
* **Participatie:** Angst om te vallen na een eerdere val; onzekerheid bij zelfstandig stappen met één kruk, ook met een recent geïnstalleerde traplift. Weinig vertrouwen in therapie.
* **Wensen:** Zelfstandig stappen met één kruk, versterken van linkerbeenspieren voor meer zelfstandigheid en minder onzekerheid bij ADL-taken.
* **Persoonlijke factoren:** Gehuwd, dochter en twee kleinkinderen, goede thuissituatie met steun van echtgenoot en dochter; vaak angstig.
---
# Theoretische achtergrond van gezondheid en de ICF
Dit onderwerp introduceert het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) als een biopsychosociaal model voor het begrijpen van menselijk functioneren en de bredere definitie van gezondheid door de WHO.
### 5.1 De brede definitie van gezondheid en het biopsychosociaal model
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert een uitgebreide definitie van gezondheid, die verder reikt dan de loutere afwezigheid van ziekte. Volgens de WHO omvat gezondheid een staat van compleet lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn. Dit holistische perspectief vormt de basis voor het biopsychosociaal (BPS) model, dat menselijk functioneren en gezondheid verklaart door de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren.
Het ICF is een classificatiesysteem dat dit biopsychosociale perspectief omarmt. Het biedt een kader om menselijk functioneren in zijn totaliteit in kaart te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met de dynamische interactie tussen deze drie dimensies. Dit model gaat verder dan het reduceren van gezondheid tot een diagnose of het enkel in kaart brengen van dysfunctie.
### 5.2 Doelstellingen van het ICF
De kern van het ICF-model ligt in een aantal belangrijke doelstellingen:
* **Begrip van menselijk functioneren:** Het ICF biedt een gestructureerd kader voor het begrijpen van de verschillende componenten en domeinen die menselijk functioneren beïnvloeden.
* **Bevorderen van biopsychosociaal redeneren:** Het model stimuleert zorgprofessionals om vanuit een biopsychosociaal perspectief te redeneren, waarbij alle relevante factoren in acht worden genomen.
* **Gemeenschappelijke taal:** Het ICF fungeert als een universele taal binnen de zorg- en werksectoren, wat de communicatie en samenwerking tussen verschillende disciplines en professionals aanzienlijk vergemakkelijkt.
* **Classificatie en codering:** Het biedt een systematisch systeem voor het classificeren en coderen van gegevens gerelateerd aan functioneren en gezondheid, wat cruciaal is voor onderzoek, beleidsvorming en praktijk.
* **Basis voor kinesitherapeutische diagnose:** Het ICF legt een fundamentele basis voor het opstellen van een gedetailleerde en integrale kinesitherapeutische diagnose.
### 5.3 De structuur en domeinen van de ICF
Het ICF-classificatiesysteem is opgebouwd uit verschillende domeinen die verschillende aspecten van menselijk functioneren en gezondheid beschrijven. Deze domeinen zijn onderverdeeld in specifieke onderdelen, en de ernst van problemen binnen deze domeinen kan worden getypeerd.
#### 5.3.1 De vier hoofdcomponenten van de ICF
1. **Lichaamsfuncties (b):** Dit domein omvat de fysiologische functies van de lichaamssystemen, inclusief mentale functies. Denk hierbij aan zintuiglijke waarneming, mentale processen, spraak- en stemfuncties, en functies van cardiovasculaire, respiratoire en immunologische systemen.
2. **Anatomische eigenschappen (s):** Dit domein richt zich op de anatomische delen van het lichaam, zoals organen, ledematen en hun onderdelen. Stoornissen hierin verwijzen naar afwijkingen of verlies van deze structuren.
3. **Activiteiten en participatie (d):**
* **Activiteiten:** Dit beschrijft de uitvoering van een taak of handeling door een individu. Dit kunnen complexe activiteiten zijn zoals communiceren, lopen, zelfzorg, of het uitvoeren van huishoudelijke taken. De code wordt specifiek voor activiteit gebruikt.
* **Participatie:** Dit verwijst naar de deelname aan een levenssituatie en de mate waarin iemand betrokken is bij sociale rollen en activiteiten in het dagelijks leven, werk of gemeenschap. De code wordt specifiek voor participatie gebruikt.
4. **Externe factoren (e):** Dit domein omvat de fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven en functioneren. Dit omvat de fysieke omgeving, sociale steun, en de attitudes van andere mensen.
#### 5.3.2 Persoonlijke factoren
Naast de gecodeerde domeinen, zijn er ook **persoonlijke factoren**. Dit zijn kenmerken van het leven van een persoon die geen deel uitmaken van de gezondheidstoestand of de omgevingsfactoren. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, levensstijl, opleiding en beroep. Deze factoren kunnen een significante invloed hebben op het functioneren, maar worden niet specifiek gecodeerd binnen de ICF.
#### 5.3.3 Codering en typering van de ernst
De codering binnen de ICF werkt met een hiërarchische structuur om specificiteit te bereiken, van brede hoofdstukken tot gedetailleerde ondertitels.
* **Niveaus van codering:**
* **Eerste niveau:** Verwijst naar de hoofdstukindeling binnen een domein.
* **Tweede niveau:** Verwijst naar verdere onderverdelingen binnen een hoofdstuk.
* Codering kan verder gaan tot het derde en vierde niveau voor verhoogde detailgraad.
* **Typering van de ernst:** De ernst van een probleem binnen een bepaald domein wordt aangeduid met cijfers achter de decimale punt in de code.
* Algemene schaal voor ernst:
* `0`: GEEN probleem
* `1`: LICHT probleem
* `2`: MATIG probleem
* `3`: ERNSTIG probleem
* `4`: VOLLEDIG probleem
* `8`: niet gespecificeerd
* `9`: niet van toepassing
* **Specifieke typering per domein:** De interpretatie van typering kan variëren:
* **Functies en Anatomische eigenschappen:** De eerste typering geeft de ernst van het probleem aan. Voor anatomische eigenschappen kan een tweede typering de aard van de stoornis specificeren.
* **Activiteiten en participatie:** De eerste typering verwijst naar het niveau van de *uitvoering* (wat iemand doet), en de tweede typering naar het niveau van het *vermogen* (wat iemand kan).
* **Externe factoren:** De eerste typering geeft de ernst aan. Een aanduiding met `0.8` kan aangeven dat de factor ondersteunend is voor het probleem.
> **Voorbeeld van codering en typering:** De code `s410.3` zou geïnterpreteerd kunnen worden als:
> * `s`: Anatomische eigenschappen.
> * `4`: Hoofdstuk "Anatomische eigenschappen van de ledematen".
> * `10`: Subtitel "Hand en pols".
> * `.3`: Een ERNSTIG probleem, wat kan duiden op een significante stoornis of afwezigheid van deze anatomische eigenschap.
### 5.4 Toepassingen en casussen van de ICF
Het ICF-kader vindt brede toepassing in de klinische praktijk, zoals geïllustreerd aan de hand van diverse casussen.
#### 5.4.1 Casus analyses en ICF-toepassing
* **Student met bicepspeesletsel:** Een student met een spierscheur aan de biceps ervaart pijn, beperkte mobiliteit en krachtverlies. Persoonlijke factoren (thuiswonend, broers) en externe factoren (niet kunnen autorijden) beïnvloeden zijn participatie en belemmeren schoolbezoek.
* **Havenarbeider:** Beperkingen in activiteiten (huishouden, autorijden) en participatie (werk, zwemmen) worden geanalyseerd. Externe factoren zoals een behulpzame partner en medicatie spelen een rol.
* **Mia met reumatoïde arthritis (RA):** Mia, 74 jaar, kampt met RA, wat leidt tot zwelling, pijn en stijfheid van gewrichten, beperkingen in activiteiten (aankleden, naaien) en participatie (kleinkind ophalen, bijverdienste opgeven). De woonomgeving (tweede verdieping zonder lift) is een externe factor. Persoonlijke factoren (weduwe, hulp in huishouden) zijn ook relevant.
* **Patiënt met knieklachten:** Een 23-jarige man met chronische knieklachten moest stoppen met sport. Lopen en springen veroorzaken hevige pijn. Ondanks beperkingen is hij gemotiveerd voor zijn studie en toekomstige carrière, hoewel er onzekerheid heerst.
* **Patiënt met borstkanker, hernia en dropvoet:** R.W. ervaart zwakte, oedeem, en een dropvoet na herniaoperaties, waardoor ze een orthese draagt die wonden veroorzaakt. Ze gebruikt een rollator, de woning is groot, en ze is angstig om te vallen. Een traplift is geïnstalleerd, maar ze heeft weinig vertrouwen in therapie. Haar wensen richten zich op zelfstandig stappen en versterking van haar linkerbeen. Persoonlijke factoren zoals huwelijkse staat en kleinkinderen bieden steun.
#### 5.4.2 Instrumenten en vragenlijsten binnen het ICF-kader
Verschillende instrumenten ondersteunen het gebruik van het ICF in de zorg:
* **ICF Browser:** Een online tool die helpt bij het navigeren door de ICF-structuur en het toekennen van codes aan verzamelde data.
* **Revalidatie probleemoplossingsformulieren (RPS-formulier):** Klinische hulpmiddelen voor het systematisch analyseren van patiëntproblemen en het ontwikkelen van oplossingen binnen het ICF-model.
* **Algemene vragenlijsten:**
* EQ-5D: Meet gezond gerelateerde kwaliteit van leven.
* SPADI (Shoulder Pain and Disability Index): Evalueert schouderpijn en de impact op dagelijkse activiteiten.
* TAMPA schaal: Betreft mogelijk coping-strategieën of pijnperceptie.
* QUICKDASH: Meet de impact van musculoskeletale aandoeningen op het bovenlichaam.
* LIFE-H (Life Habits): Richt zich op dagelijkse activiteiten en participatie.
* POSAS (Patient and Observer Scar Assessment Scale): Beoordeelt littekens.
Websites voor meetinstrumenten bieden overzichten van diverse zorggerelateerde vragenlijsten, vaak met een koppeling naar het ICF-kader.
#### 5.4.3 ICF en Client-Centered Care
Het ICF-model sluit naadloos aan bij de principes van Patient-Centered, Client-Centered en Person-Centered Care. Deze benaderingen plaatsen de cliënt centraal, waarbij zorg wordt aangepast aan individuele voorkeuren, behoeften en waarden. Betrokkenheid van de cliënt bij besluitvorming, een holistische therapeutische relatie, en het streven naar cliëntgestuurde zorg, leiden tot positieve revalidatie-uitkomsten en verbeteringen in functioneren en levenskwaliteit.
### 5.5 Belangrijke boodschappen (Take Home Messages)
* Het ICF moedigt aan om te luisteren naar het verhaal en de vraag van de persoon.
* Het nodigt uit om naar het geheel te kijken (holistisch).
* Het faciliteert samenwerking tussen professionals.
* Het stimuleert reflectie over mogelijkheden in plaats van enkel beperkingen.
### 5.6 Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Onderwerpen niet grondig bestuderen voor examens.
* Formules en belangrijke definities negeren.
* Oefenen met voorbeelden.
* Memoriseren zonder de onderliggende concepten te begrijpen.
> **Tip:** Het ICF is een flexibel model. De sleutel tot succes ligt in het toepassen ervan op een manier die past bij de individuele cliënt en de specifieke context.
> **Tip:** Oefen met het koppelen van casusbeschrijvingen aan de verschillende ICF-domeinen en het toekennen van mogelijke codes en typingen. Dit helpt om de abstracte concepten concreet te maken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Biopsychosociaal model | Een theoretisch kader dat menselijk functioneren en gezondheid verklaart door de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Het ICF is een voorbeeld van een dergelijk model dat gebruikt wordt om de complexiteit van gezondheid te begrijpen. |
| Domeinen | De hoofdcomponenten van de ICF, die verschillende aspecten van menselijk functioneren en gezondheid omvatten, zoals lichaamsfuncties, anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie en externe factoren. |
| Classificatie | Het systematisch ordenen en benoemen van concepten of objecten in groepen of categorieën op basis van hun eigenschappen. Binnen de ICF worden functies, handicaps en gezondheidsproblemen geclassificeerd. |
| Codering | Het toekennen van numerieke of alfanumerieke codes aan de gedefinieerde categorieën binnen een classificatiesysteem, zoals de ICF. Dit maakt gestandaardiseerde dataverzameling en analyse mogelijk. |
| Typering | Het specificeren van de ernst of omvang van een probleem binnen een bepaalde categorie van de ICF, vaak aangeduid met een getal na een decimale punt. Dit geeft aan hoe ernstig de beperking of stoornis is. |
| Lichaamsfuncties | De fysiologische functies van lichaamssystemen, waaronder psychologische functies. Dit omvat onder andere zintuiglijke functies, stem- en spraakfuncties, en functies van cardiovasculaire, immunologische, respiratoire en mentale systemen. |
| Anatomische eigenschappen | De anatomische delen van het lichaam, zoals organen, ledematen en hun componenten. Stoornissen hierin verwijzen naar afwijkingen of verlies van deze structuren. |
| Activiteiten | De uitvoering van een taak of handeling door een individu. Dit kunnen complexe activiteiten zijn zoals communiceren, lopen, zelfzorg of het uitvoeren van huishoudelijke taken. |
| Participatie | Deelname aan een levenssituatie. Dit verwijst naar de mate waarin iemand betrokken is bij sociale rollen en activiteiten in het dagelijks leven, werk of gemeenschap. |
| Externe factoren | De fysieke, sociale en attitudinale omgeving waarin mensen leven en functioneren. Dit omvat de omgeving waarin men woont, de sociale steun, en de attitudes van andere mensen. |
| Persoonlijke factoren | De kenmerken van het leven van een persoon die geen deel uitmaken van de gezondheidstoestand of de factoren. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, levensstijl, opleiding en beroep. |
| Kinesitherapeutische diagnose | Een beoordeling van de functionele status en de belemmeringen van een patiënt door een kinesitherapeut, vaak gebaseerd op een gestructureerd model zoals de ICF. |
| ICF browser | Een digitale tool die helpt bij het navigeren door en coderen van informatie volgens de International Classification of Functioning, Disability and Health. Het biedt een zoekfunctie voor de verschillende domeinen en codes. |
| Reumatoïde arthritis (RA) | Een chronische auto-immuunziekte die voornamelijk de gewrichten aantast, wat leidt tot ontsteking, pijn, stijfheid en zwelling, en die ook andere delen van het lichaam kan beïnvloeden. |
| Client-centered care | Een benadering in de zorg waarbij de patiënt centraal staat en de zorg wordt aangepast aan zijn individuele voorkeuren, behoeften en waarden. De patiënt wordt actief betrokken bij beslissingen over zijn eigen gezondheid. |
| Zorgverleningsproces | Het systematische proces van zorgverlening aan een patiënt, inclusief het verzamelen van informatie, het stellen van diagnoses, het plannen en uitvoeren van behandelingen, en het evalueren van de resultaten. |
| Revalidatie Problem Solving-formulier (RPS-formulier) | Een hulpmiddel dat kinesitherapeuten en andere zorgverleners gebruiken om problemen van patiënten systematisch te analyseren en oplossingen te ontwikkelen binnen het kader van revalidatie. |
| EQ-5D | Een vragenlijst die de gezond gerelateerde kwaliteit van leven meet en verschillende ICF-domeinen omvat, wat helpt bij het beoordelen van het algemene welzijn van een individu. |
| SPADI (Shoulder Pain and Disability Index) | Een veelgebruikte vragenlijst die specifiek is ontworpen voor het evalueren van schouderpijn en de impact ervan op dagelijkse activiteiten en functioneren. |
| QUICKDASH | Een beknopte versie van de DASH-vragenlijst, gericht op de impact van musculoskeletale aandoeningen op het bovenlichaam en het functioneren van de armen en handen. |
| LIFE-H (Life Habits) | Een instrument dat zich richt op het meten van dagelijkse activiteiten en participatie, en de invloed daarvan op de levenskwaliteit van een persoon. |
| POSAS (Patient and Observer Scar Assessment Scale) | Een schaal die wordt gebruikt voor het beoordelen van littekens, zowel door de patiënt zelf als door een observator, om de impact van het litteken op het functioneren te evalueren. |