Cover
Zacznij teraz za darmo Les 7 - 8 - Fysieke beperkingen deel 1 en 2-Anja (1).pptx
Summary
# Classificatie van fysieke beperkingen
Fysieke beperkingen worden geclassificeerd op basis van de aard van de stoornis en de oorzaak ervan, wat helpt bij het begrijpen van de specifieke uitdagingen en ondersteuningsbehoeften.
## 1. Classificatie van fysieke beperkingen
Een fysieke beperking kenmerkt zich door een lichamelijke functiestoornis die iemand zodanig hindert dat speciale hulp, hulpmiddelen of voorzieningen nodig zijn om zelfstandig te functioneren of zijn lichamelijk vermogen te ontwikkelen. Dit wordt ook wel een stoornis in het bewegen genoemd.
### 1.1 Indeling van fysieke stoornissen
Fysieke stoornissen kunnen grofweg worden ingedeeld in de volgende categorieën:
* **Neurologische tekorten:** Veroorzaakt door beschadiging aan de hersenen of het ruggenmerg.
* **Spierziekten (myopathieën):** Aandoeningen die de spieren zelf aantasten.
* **Orthopedische problemen:** Gerelateerd aan de misvorming, het ontbreken of de onvolledige ontwikkeling van ledematen of botten.
* **Chronische ziekten:** Langdurige ziekten die fysieke beperkingen met zich meebrengen.
### 1.2 Neurologische tekorten
Neurologische tekorten ontstaan door schade aan het zenuwstelsel, met name de hersenen of het ruggenmerg.
#### 1.2.1 Cerebrale parese (CP)
Cerebrale parese is een aandoening van de hersenen die leidt tot een verstoorde houding en beweging. Het is gerelateerd aan een onvoldoende vorming van de cerebrum (grote hersenen), die verantwoordelijk is voor het verwerken van sensorische impulsen en het reguleren van vrijwillige bewegingen, evenals cognitieve en emotionele processen.
* **Uitingen:** De impact kan variëren van lichte ongecoördineerdheid tot ernstige multipele beperkingen.
* **Verlammingen (paralyse):** Het onvermogen van een spier om te contraheren of decontraheren.
* **Parese:** Gedeeltelijke of lichte verlamming.
* **Plegie:** Totale verlamming.
* **Spasticiteit:** Gekenmerkt door een verhoogde spierspanning, vaak veroorzaakt door een laesie in de motorische cortex.
* **Athetose:** Ongecoördineerde, onwillekeurige bewegingen die buiten de controle van de persoon vallen.
* **Ataxie:** Een stoornis in de gecoördineerde samenwerking tussen spiergroepen, leidend tot bewegingsonzekerheid.
* **Rigiditeit:** Continue spierspanning, resulterend in stijfheid.
* **Tremor:** Onwillekeurige, ritmische bewegingen.
* **Etiologie (oorzaken) van CP:**
* **Prenataal:** Genetische aanlegstoornissen, intra-uteriene problemen.
* **Perinataal:** Zuurstofgebrek (asfyxie), trauma's, traumatische bloedingen, constitutionele stoornissen. Perinatale asfyxie is de meest voorkomende oorzaak.
* **Postnataal:** Trauma's, infecties, toxische invloeden, cerebrovasculaire aandoeningen.
#### 1.2.2 Spina bifida
Spina bifida is een aangeboren afwijking waarbij de doornuitsteeksels aan de achterzijde van de wervelkolom niet goed gesloten zijn. De exacte oorzaak is onduidelijk, maar genetische factoren en omgevingsinvloeden (zoals infectieziekten of voeding) kunnen een rol spelen.
* **Vormen:**
* **Gesloten vorm:** Geen aantasting van het ruggenmerg.
* **Open vorm (spina bifida 'aperta'):**
* **Meningocoele:** Er vormen zich blazen op de rug die alleen de hersenvliezen bevatten.
* **Myelomeningocoele:** De blaas bevat naast de vliezen ook ruggenmergweefsel.
* **Open myelomeningocoele:** Het ruggenmerg en de vliezen vormen een met vocht gevulde zwelling, wat een groot risico op infecties met zich meebrengt.
* **Consequenties van spina bifida:**
* Uitgevallen of verstoorde sensibiliteit.
* Spierverlammingen.
* Blaas- en nierproblemen, evenals problemen met de ontlasting.
* Dwangstanden van de gewrichten, zoals scoliose (zijwaartse kromming van de wervelkolom).
* Groot risico op hydrocefalie (waterhoofd), een ophoping van cerebrospinale vloeistof in de hersenen.
### 1.3 Spierziekten (myopathieën)
Spierziekten tasten de spiervezels en -cellen direct aan, wat leidt tot verzwakking.
#### 1.3.1 Spierdystrofie
Spierdystrofie, wat letterlijk "gebrek aan spiervoeding" betekent, is een primaire aandoening van de spieren.
* **Ziekte van Duchenne:** De meest voorkomende vorm van spierdystrofie, gekenmerkt door progressieve spierzwakte en verlies van spiermassa (spieratrofie). Dit leidt tot steeds grotere mobiliteitsproblemen en toenemende afhankelijkheid.
* **Spieratrofie:** Dit is het verschrompelen van spiervezels en -cellen. Het kan verschillende oorzaken hebben, waaronder langdurig ziekenhuisverblijf, slechte voeding en neurologische aandoeningen. In sommige gevallen is spieratrofie omkeerbaar.
### 1.4 Orthopedische problemen
Orthopedische problemen omvatten aandoeningen die de botten, gewrichten en ledematen betreffen.
#### 1.4.1 Achondroplasie
Achondroplasie is een vorm van dwerggroei (< 1m45) veroorzaakt door een onvolledige ontwikkeling van het kraakbeen tot bot. Het woord betekent letterlijk "geen kraakbeenontwikkeling".
#### 1.4.2 Amputatie
Dit betreft het ontbreken van een ledemaat, hetzij aangeboren (congenitaal) of verworven na de geboorte. De "softenon-kinderen" zijn een voorbeeld van congenitale amputaties, waarbij de ledematen onderontwikkeld of afwezig zijn door medicijngebruik tijdens de zwangerschap.
#### 1.4.3 Osteogenesis imperfecta
Osteogenesis imperfecta, ook wel broze bottenziekte genoemd, is een aandoening waarbij er sprake is van een onvoldoende ontwikkeling of kwaliteit van botweefsel. Dit leidt tot extreem brosse botten die gemakkelijk breken. Dit onderscheidt zich van achondroplasie, dat primair de lengtegroei beïnvloedt.
#### 1.4.4 Ontstekingen van botten en gewrichten
Aandoeningen zoals juveniele reumatoïde artritis kunnen leiden tot ontstekingen in botten en gewrichten.
* **Gevolgen:**
* Gewrichtsvervormingen.
* Functieverlies van de gewrichten.
* Oogontstekingen.
### 1.5 Chronische ziekten
Chronische ziekten zijn langdurige aandoeningen die diverse fysieke beperkingen kunnen veroorzaken.
* **Voorbeelden:**
* **Mucoviscidose:** Een erfelijke ziekte die vooral de longen en de spijsvertering aantast.
* **Hemofilie:** Een bloedstollingsstoornis waarbij het bloed niet goed stolt.
* **Hartafwijkingen:** Constructiefouten in het hart kunnen leiden tot problemen met de bloedsomloop. Vroeger leidde dit vaak tot een vroege dood, maar met de vooruitgang in hartchirurgie kunnen velen nu volwassen worden, wat een nieuwe patiëntengroep creëert.
---
> **Tip:** Het begrijpen van de specifieke aard van een fysieke beperking is cruciaal voor het bieden van adequate ondersteuning en het bevorderen van de autonomie en het welzijn van het individu. De psychologische en sociale impact van een beperking is vaak net zo belangrijk als de fysieke manifestatie ervan.
---
### 1.6 Psychologische inzichten en gevolgen van fysieke beperkingen
De psychologische gevolgen van een fysieke beperking zijn divers en kunnen variëren op basis van:
* De graad en aard van de beperking.
* De zichtbaarheid van de beperking.
* Het ontstaanstijdstip (aangeboren versus verworven).
* De context: familiale en sociale steun, maatschappelijke waarden, en de persoonlijkheid van het individu.
#### 1.6.1 Invloed op de cognitieve ontwikkeling
Beperkte mobiliteit kan de cognitieve ontwikkeling op verschillende manieren beïnvloeden:
* **Mogelijke gevolgen door de stoornis zelf:** Beschadigde neurologische gebieden.
* **Moeilijkheden bij het opdoen van ervaringen:** Beperkingen in exploratiemogelijkheden (motorisch) en in het uitvoeren van handelingen.
* **Gedragsmatige gevolgen:** Moeilijkheden bij het samenwerken van waarnemen en bewegen (sensomotorisch).
* **Therapietijd en ziekenhuisopnames:** Deze kunnen traumatisch zijn en de ontwikkeling beïnvloeden.
Bewegen is van essentieel belang voor de cognitie:
* Het ontlaadt spanning.
* Het stimuleert de interactie tussen hersendelen.
* Het verbetert de bloedsomloop en de aanvoer van voedingsstoffen naar de hersenen.
* Het stimuleert het regeneratieproces van hersencellen.
* Het draagt bij aan een positieve gemoedstoestand en verbetert zelfvertrouwen.
* Kennis wordt mede verkregen via motoriek, wat leidt tot verbeteringen in geheugen, creativiteit, aandacht, alertheid en leervermogen.
#### 1.6.2 Invloed op sociaal-emotioneel functioneren
De sociale en emotionele ontwikkeling kan aanzienlijk worden beïnvloed:
* **Hechting:** Onzekerheid en angst bij ouders, en onveilige ervaringen voor het kind kunnen leiden tot hechtingsproblemen.
* **Sensitiviteit-responsiviteit:** Een passieve houding van het kind in combinatie met overbescherming door ouders kan leiden tot aangeleerde hulpeloosheid.
* **Vijf keerpunten:** Belangrijke levensfasen zoals geboorte, institutionalisatie, opleiding, puberteit en de voorbereiding op volwassenheid kunnen extra uitdagingen met zich meebrengen.
* **Invloed van de ruimere omgeving:**
* Aangeleerde hulpeloosheid kan leiden tot depressies.
* Kwantitatief minder succeservaringen en de bijbehorende waardering kunnen leiden tot een gevoel van minderwaardigheid en een negatief zelfbeeld.
* Een sterke persoonlijkheid, autonomie en het ervaren van succes en waardering zijn bufferende factoren tegen depressieve gevoelens en dragen bij aan een realistisch zelfbeeld en identiteitsontwikkeling.
* De focus op de beperking in plaats van op de persoon kan leiden tot een lager zelfbeeld.
> **Tip:** Het creëren van kansen voor succeservaringen en het bieden van oprechte waardering zijn cruciaal voor het bevorderen van een positief zelfbeeld bij personen met een fysieke beperking.
* **Lichaamsbeleving en seksualiteit:**
* **Lichaamsbeeld:** Het subjectieve oordeel over de eigen lichamelijkheid wordt gevormd door de eigen mogelijkheden en grenzen, en door de beoordeling van de omgeving.
* **Zelfrespect:** Zelfrespect voor het lichaam is een basisvoorwaarde voor de ontwikkeling van een seksuele identiteit.
* **Negatieve lichaamsperceptie:** Spieren die niet luisteren, hulp nodig bij intieme zaken, of ongecontroleerde lichaamsfuncties kunnen leiden tot vervreemding van het lichaam.
* **Seksualiteit als existentieel recht:** Seksualiteit omvat meer dan geslachtsgemeenschap; het gaat om liefde, genegenheid, warmte en communicatie.
* **Psychosociale context:** Seksualiteit wordt vaak geassocieerd met lichamelijke aantrekkelijkheid. Als men niet aan maatschappelijke normen voldoet, kan men als aseksueel worden beschouwd. Maatschappelijke, psychische en situationele factoren kunnen leiden tot isolatie.
* **Seksuele opvoeding:** Begint bij de geboorte met aanraking en knuffels. Kinderen met beperkte mobiliteit hebben mogelijk minder ruimte voor ontdekking van hun eigen lichaam, wat invloed heeft op hun latere seksuele ontwikkeling.
* **Kansen op moeilijkheden:** Moeilijkheden bij het vrijen, coïtus, spasmen of hypertensie kunnen voorkomen.
#### 1.6.3 Ondersteuning
Diverse vormen van ondersteuning zijn beschikbaar:
* **Thuisbegeleiding en contextbegeleiding:** Hulp aan huis om het gezin te ondersteunen.
* **Vroeg- en thuisbegeleidingsdiensten (RTH):** Gericht op vroegdetectie, snelle diagnose, ontwikkelingsstimulering en ouderbegeleiding.
* **Paramedische hulp:** Afstemming van therapieën zoals fysiotherapie en ergotherapie.
* **Bio-medische ondersteuning:**
* Chirurgische ingrepen.
* Botox-injecties (voor het behandelen van verhoogde spierspanning).
* Hyperbare zuurstoftherapie.
* **Psychomotorische programma's:**
* **Bobath en Vojta:** Therapieën gericht op het normaliseren van spierspanning en het stimuleren van motorische ontwikkeling.
* **Doman-Delacato:** Een intensieve methode met potentiële belasting voor kind en gezin.
* **Conductieve pedagogiek (Petö-methode):** Een geïntegreerde benadering waarbij behandeling wordt geïntegreerd in alle dagelijkse activiteiten. Deze methode focust op het ontwikkelen van een "orthofunctioneel" individu door abnormale bewegingspatronen te vervangen door functionele patronen. De rol van de conductrice is om het kind te begeleiden naar zelfstandige oplossingen.
> **Tip:** Bij psychomotorische programma's is het belangrijk om kritisch te kijken naar de intensiteit en de impact op het gezin, en om ervoor te zorgen dat de therapie de bredere ontwikkeling van het kind niet schaadt.
* **Technische hulpmiddelen:** Diverse hulpmiddelen en aanpassingen zijn beschikbaar om zelfredzaamheid te vergroten (bijvoorbeeld via het VAPH - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap).
* **Ondersteuning in het onderwijs:** Via het leersteundecreet en specifieke types voor kinderen met motorische beperkingen of chronische ziekten.
* **ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) en psychosociale begeleiding:**
* Hulp bij dagelijkse handelingen.
* Begeleiding naar een realistisch zelfbeeld, assertiviteit en een dynamische persoonlijkheid.
* Ondersteuning bij seksuele opvoeding en sociale integratie.
De focus ligt op het bevorderen van autonomie, het bieden van echte menselijke interactie (zonder betutteling), en het ondersteunen van de ontwikkeling van een gezonde lichaamsbeleving, seksualiteit en sociale integratie.
---
# Psychologische en sociaal-emotionele gevolgen van fysieke beperkingen
Dit deel onderzoekt de psychologische impact van fysieke beperkingen, inclusief de invloed op cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotioneel functioneren, zelfbeeld en de rol van de omgeving en sociale interacties.
### 2.1 Algemene psychologische inzichten
De psychologische gevolgen van een fysieke beperking zijn complex en variëren sterk per individu. Ze worden beïnvloed door diverse factoren, waaronder de graad en aard van de beperking, de zichtbaarheid ervan, het moment van ontstaan, de context van familiale en sociale steun, de heersende maatschappelijke waarden en de persoonlijkheid van het individu.
### 2.2 Invloed op de cognitieve ontwikkeling
Bewegen speelt een cruciale rol in de cognitieve ontwikkeling. Fysieke activiteit ontlaadt spanning, stimuleert de interactie tussen hersendelen, verbetert de bloedsomloop en de aanvoer van voedingsstoffen, bevordert het regeneratieproces van hersencellen en draagt bij aan een positieve gemoedstoestand en een verbeterd zelfvertrouwen. Kennis wordt mede vergaard via motoriek, wat resulteert in verbeteringen op het gebied van geheugen, creativiteit, aandacht/concentratie, alertheid en leervermogen.
Beperkte mobiliteit kan leiden tot negatieve gevolgen voor de cognitieve ontwikkeling:
* **Directe invloed van de stoornis:** Beschadigde neurologische gebieden kunnen cognitieve functies beïnvloeden.
* **Moeilijkheden bij het opdoen van ervaringen:** Het niet kunnen uitvoeren van bepaalde handelingen kan de intrinsieke motivatie belemmeren.
* **Beperkte exploratiemogelijkheden:** Motorische beperkingen beperken de mogelijkheden om de omgeving te verkennen.
* **Bemoeilijkte samenwerking waarnemen en bewegen:** Een verstoorde senso-motorische integratie kan de cognitieve verwerking beïnvloeden.
* **Therapietijd en ziekenhuisopnames:** Langdurige perioden van therapie of ziekenhuisverblijf, evenals eventuele bijkomende trauma's, kunnen impact hebben.
* **Communicatiemoeilijkheden:** Deze kunnen voortkomen uit bewegingsstoornissen, hersenbeschadiging of langdurige hospitalisatie, en beïnvloeden zowel verbale als non-verbale communicatie.
#### 2.2.1 Hechting en cognitieve ontwikkeling
De hechting tussen ouder en kind kan worden beïnvloed door de beperking. Onzekerheid en angst bij ouders, in combinatie met onveilige ervaringen van het kind, kunnen leiden tot een onveilige hechting. Een passieve houding van het kind, overbescherming door ouders, en de ontwikkeling van aangeleerde hulpeloosheid kunnen de sociale en emotionele ontwikkeling, en indirect de cognitieve ontwikkeling, negatief beïnvloeden.
> **Tip:** Een veilige hechting is essentieel voor een gezonde sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Zowel sensitiviteit-responsiviteit van de omgeving als de eigen activiteit van het kind spelen hierbij een rol.
### 2.3 Invloed op het sociaal-emotioneel functioneren
Het sociaal-emotioneel functioneren van personen met een fysieke beperking wordt sterk beïnvloed door diverse factoren, waaronder de ruimere omgeving en belangrijke levensfasen.
#### 2.3.1 Vijf keerpunten in de sociaal-emotionele ontwikkeling
Er worden vijf belangrijke keerpunten geïdentificeerd die impact hebben op het sociaal-emotioneel functioneren:
1. **Geboorte:** De initiële diagnose en de reactie daarop van de omgeving.
2. **Institutionalisatie of niet:** De keuze tussen thuisopvang en institutionele zorg.
3. **Plannen van opleiding:** Toegang tot passend onderwijs en de sociale interacties die hieruit voortvloeien.
4. **Puberteitsjaren en seksualiteit:** De ontwikkeling van identiteit, zelfbeeld en seksuele gevoelens.
5. **Voorbereiding op het volwassen leven:** Zelfstandigheid, participatie en integratie in de maatschappij.
#### 2.3.2 Invloed van de ruimere omgeving
De omgeving speelt een cruciale rol bij de vorming van het zelfbeeld en de emotionele veerkracht.
* **Aangeleerde hulpeloosheid:** Kan leiden tot depressieve gevoelens.
* **Kwantitatief minder succeservaringen:** Beperkingen kunnen leiden tot minder kansen op succes, wat de waardering voor eigen prestaties ondermijnt en kan resulteren in een negatief zelfbeeld en gevoelens van minderwaardigheid of schaamte.
* **Identificatie met de beperking:** Een te sterke identificatie met de beperking, waarbij deze centraal komt te staan in het zelfconcept, kan leiden tot gevoelens van minderwaardigheid.
* **Autonomie en zelfredzaamheid:** Het ontwikkelen van autonomie (zelf dingen doen, een eigen mening hebben) en het ervaren van succes, met bijbehorende waardering, biedt een buffer tegen depressieve gevoelens en draagt bij aan een positief zelfbeeld en een realistische identiteitsontwikkeling.
* **Focus op de beperking:** Constant gewezen worden op de beperking versterkt een fixatie erop en verlaagt het zelfbeeld.
> **Tip:** Het stimuleren van autonomie en het bieden van kansen op succeservaringen is essentieel voor een positief zelfbeeld bij personen met een fysieke beperking.
#### 2.3.3 Risico op emotionele en gedragsmoeilijkheden
Fysieke beperkingen kunnen het risico op emotionele en gedragsmoeilijkheden vergroten, waaronder:
* **Verstoorde ouder-kindrelatie (hechting):** Moeilijkheden in de vroege hechting kunnen langdurige gevolgen hebben.
* **Verstoorde sociale interacties:** Beperkte mogelijkheden voor sociale interactie kunnen leiden tot isolatie en sociale onhandigheid.
* **Microstressoren:** Dagelijkse kleine stressoren, zoals de subjectieve beleving van de eigen fysieke verschijning of het ‘anders-zijn’, kunnen accumuleren.
### 2.4 Lichaamsbeleving en seksualiteit
De beleving van het eigen lichaam en de seksualiteit kan complex zijn voor personen met een fysieke beperking.
#### 2.4.1 Lichaamsbeeld
Het lichaamsbeeld is het subjectieve oordeel over de eigen lichamelijkheid, gevormd door:
* **Eigen mogelijkheden en grenzen:** Wat iemand kan en niet kan met zijn lichaam.
* **Beoordeling door de omgeving:** Reacties van anderen en maatschappelijke invloeden.
Zelfrespect voor het lichaam is een basisvoorwaarde voor de ontwikkeling van een eigen seksuele identiteit.
#### 2.4.2 Uitdagingen in de lichaamsbeleving en seksualiteit
Personen met fysieke beperkingen kunnen te maken krijgen met:
* **Negatieve subjectieve lichaamsperceptie:** Gevoelens van onmacht over het lichaam (bv. niet-luisterende spieren, hulp nodig bij intieme zaken, ongecontroleerde lichaamsfuncties).
* **Medische focus op het lichaam:** Een lange geschiedenis van medische interventies kan leiden tot een vervreemding van het lichaam.
* **Dualisme:** Een splitsing tussen het innerlijke zelf en het uiterlijke lichaam.
Seksualiteit wordt gezien als een existentieel recht en kan verschillende dimensies omvatten, zoals geslachtsgemeenschap, liefde, genegenheid, warmte en als relationeel communicatiemiddel.
#### 2.4.3 Psychosociale context van seksualiteit
De psychosociale context van seksualiteit wordt sterk beïnvloed door maatschappelijke normen en persoonlijke ervaringen:
* **Associatie met lichamelijke aantrekkelijkheid:** De maatschappelijke focus op uiterlijk kan een barrière vormen. Personen die niet voldoen aan de norm kunnen als aseksueel worden beschouwd.
* **Isolatie:** Maatschappelijke, psychische en situationele factoren kunnen isolatie bevorderen.
* **Solitaire seks:** Soms is assistentie nodig, wat confronterend en potentieel vernederend kan aanvoelen.
* **Seksuele opvoeding:** Begint bij de geboorte met aanraking en interactie.
* **Minder experimenteerruimte:** Minder mobiele kinderen hebben vaak minder mogelijkheden om het eigen lichaam te ontdekken, wat de latere seksuele ontwikkeling kan beïnvloeden.
* **Adolescentie:** De behoefte om te weten hoe men zich verhoudt tot leeftijdsgenoten, inclusief uiterlijk, is hierin belangrijk.
* **Verworven beperking:** Het herinrichten van relaties kan nodig zijn.
#### 2.4.4 Mogelijke moeilijkheden op fysiek niveau
Op fysiek niveau kunnen er uitdagingen optreden met betrekking tot:
* **Instrumenteel aspect:** Betrekking hebbend op het houdings- en bewegingsapparaat en neuro-musculaire functies.
* **Genitaal aspect:** Betrekking hebbend op de geslachtsorganen, en mogelijk met spierspasmen of hypertensie tijdens seksuele activiteit.
### 2.5 Ondersteuning
Er zijn diverse vormen van ondersteuning beschikbaar voor personen met fysieke beperkingen en hun gezinnen.
#### 2.5.1 Thuisbegeleiding en vroegbegeleiding
* **Contextbegeleiding:** Ondersteuning aan huis.
* **Vroeg- en thuisbegeleidingsdiensten (RTH):** Gerichte hulp voor jonge kinderen met ontwikkelingsachterstanden. Vroege diagnose en begeleiding stimuleren de ontwikkeling en bieden steun aan ouders.
#### 2.5.2 Medische en paramedische ondersteuning
* **Bio-medische interventies:** Zoals operaties, Botox, en zuurstoftherapie.
* **Psychomotorische programma's:** Methoden zoals Bobath, Vojta, en Doman-Delacato worden ingezet om motorische vaardigheden te verbeteren. Echter, deze methoden kunnen zeer intensief zijn en belastend voor het gezin.
* **Conductieve pedagogiek (Petö):** Deze methode integreert behandeling in dagelijkse activiteiten en richt zich op de opvoeding van het kind met een beperking, met als doel functionele bewegingspatronen te ontwikkelen en actieve participatie te bevorderen. De rol van de conductrice is om het kind zelfstandig oplossingen te laten vinden.
#### 2.5.3 Technische hulpmiddelen
Hulpmiddelen en aanpassingen, zoals die via de Vlibank of het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) beschikbaar zijn, kunnen de zelfredzaamheid vergroten.
#### 2.5.4 Ondersteuning in het onderwijs
Via het leersteundecreet kunnen kinderen met een motorische beperking (Type 4) of chronische ziekte (Type 5) ondersteuning krijgen binnen het gewoon onderwijs via expertisenetwerken.
#### 2.5.5 ADL en psychosociale begeleiding
* **Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL):** Ondersteuning bij dagelijkse activiteiten.
* **Psychosociale ondersteuning:** Gericht op het opbouwen van een realistisch zelfbeeld, het bieden van echt menselijk contact (zonder betutteling), het begeleiden naar assertiviteit, het ondersteunen van de seksuele ontwikkeling en sociale integratie.
#### 2.5.6 Gemeenschappelijke doelen van psychomotorische ondersteuning
* Controle over de spierspanning.
* Remmen van motorische achteruitgang.
* Vervangen van disfunctionele gedragspatronen door functionele.
* Verhogen van de zelfredzaamheid.
---
# Ondersteuning en therapieën voor personen met fysieke beperkingen
Dit onderwerp bespreekt de diverse vormen van ondersteuning en therapeutische benaderingen die gericht zijn op het verbeteren van functioneren en welzijn bij personen met fysieke beperkingen.
## 3 Ondersteuning en therapieën voor personen met fysieke beperkingen
### 3.1 Definitie en indeling van fysieke stoornissen
Een fysieke handicap wordt gedefinieerd als een lichamelijke functiestoornis waardoor iemand in zodanige mate gehinderd wordt dat hij of zij alleen met speciale hulp, hulpmiddelen of voorzieningen gebruik kan maken van zijn of haar lichamelijke vermogen of dit kan ontwikkelen. Dit impliceert een stoornis in het bewegen. De oorzaken hiervan kunnen uiteenlopen van beschadiging aan hersenen of ruggenmerg (neurologische tekorten), spierziekten (myopathie), tot het missen of onvolledige ontwikkeling van ledematen (orthopedische problemen) en chronische ziekten.
De belangrijkste indelingen van fysieke stoornissen zijn:
* Neurologische tekorten
* Spierziektes (myopathie)
* Orthopedische problemen
* Chronische ziektes
#### 3.1.1 Neurologische tekorten
Neurologische tekorten ontstaan door beschadiging aan de hersenen of het ruggenmerg.
##### 3.1.1.1 Cerebrale parese (CP)
Cerebrale parese is een aandoening van de hersenen die leidt tot een gestoorde houding en beweging. Het is het gevolg van onvoldoende vorming van het cerebrum (grote hersenen), wat kan variëren van lichte ongecoördineerdheid tot ernstige multiple beperkingen.
* **Etiologie:** De oorzaken kunnen prenataal (genetische aanlegstoornissen, intra-uteriene problemen), perinataal (zuurstofgebrek, trauma, bloedingen) of postnataal (traumata, infecties, toxische invloeden, cerebrovasculaire aandoeningen) zijn. Perinatale asfyxie (zuurstoftekort) is de meest voorkomende oorzaak.
* **Uitingen:**
* **Verlammingen:** Onvermogen van een spier tot contractie of decontractie.
* **Parese:** Lichte of onvolledige verlamming.
* **Plegie:** Totale verlamming.
* **Spasticiteit:** Verhoogde spierspanning als gevolg van een laesie in de motorische cortex.
* **Athetose:** Ongecoördineerde bewegingen buiten de wil van de persoon.
* **Ataxie:** Stoornis in de samenwerking van spiergroepen.
* **Rigiditeit:** Continue spierspanning (stijfheid).
* **Tremor:** Onwillekeurige ritmische bewegingen.
##### 3.1.1.2 Spina bifida
Spina bifida is een aangeboren afwijking waarbij de doornuitsteeksels aan de rugzijde van de wervelkolom een defect vertonen. De oorzaak is onduidelijk, maar genetische en omgevingsfactoren spelen waarschijnlijk een rol.
* **Vormen:**
* **Gesloten vorm:** Geen aantasting van het ruggenmerg.
* **Open vorm (spina bifida 'aperta'):**
* **Meningocelie:** Blazen op de rug bevatten alleen vliezen.
* **Myelomeningocelie:** De blazen bevatten ruggenmerg en vliezen.
* **Open myelomeningocelie:** Ruggenmerg en vliezen vormen een met vocht gevuld gezwel met een groot risico op infecties.
* **Consequenties:** Uitgevallen of verstoorde sensibiliteit, spierverlammingen, nier- en blaasproblemen, problemen bij ontlasting, dwangstanden van gewrichten (scoliose), en een groot risico op hydrocefalie (waterhoofd).
#### 3.1.2 Spierziekten (myopathieën)
Spierziekten worden gekenmerkt door progressieve verzwakking van de spieren.
* **Spierdystrofie:** Een primaire amyotrofie, wat een gebrek aan voeding van de spier betekent. De ziekte van Duchenne is de meest voorkomende vorm.
* **Spieratrofie:** Verschrompeling van spiervezels en -cellen, leidend tot spierverzwakking en steeds grotere mobiliteitsproblemen en afhankelijkheid. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals langdurig ziekenhuisverblijf, slechte voeding en neurologische aandoeningen, en is in sommige gevallen omkeerbaar.
#### 3.1.3 Orthopedische problemen
Orthopedische problemen betreffen afwijkingen aan het bewegingsapparaat.
* **Achondroplasie:** Een vorm van dwerggroei (kleiner dan 1m45) door onvolledige ontwikkeling van botten.
* **Congenitale of verworven amputatie:** Het ontbreken van ledematen, zowel aangeboren (bv. softenon-kinderen) als verworven.
* **Osteogenesis imperfecta:** Een aandoening waarbij botten broos zijn en gemakkelijk breken door onvoldoende ontwikkeling van het bot.
* **Ontstekingen van beenderen en gewrichten:** Zoals juveniele reumatoïde artritis, wat kan leiden tot gewrichtsvervormingen, functieverlies en oogontstekingen.
#### 3.1.4 Chronische ziekten
Chronische ziekten kunnen leiden tot fysieke beperkingen. Voorbeelden zijn mucoviscidose, hartafwijkingen (met name constructiefouten in het hart die de bloedsomloop beïnvloeden) en hemofilie.
### 3.2 Psychologische inzichten en invloeden
Fysieke beperkingen kunnen diverse psychologische gevolgen hebben, afhankelijk van factoren zoals de graad en aard van de beperking, de zichtbaarheid ervan, het ontstaanstijdstip, de familiale en sociale steun, de heersende maatschappelijke waarden en de persoonlijkheid van het individu.
#### 3.2.1 Invloed op de cognitieve ontwikkeling
Bewegen is cruciaal voor cognitieve ontwikkeling. Het ontlaadt spanning, stimuleert de interactie tussen hersendelen, verbetert de bloedsomloop en de aanvoer van voedingsstoffen, bevordert de regeneratie van hersencellen, draagt bij aan een positieve gemoedstoestand, en verbetert het zelfvertrouwen. Kennis wordt verzameld via motoriek, wat leidt tot verbetering van geheugen, creativiteit, aandacht, concentratie, alertheid en leervermogen.
Beperkte mobiliteit kan leiden tot:
* Moeite met het opdoen van ervaringen en het uitvoeren van handelingen, wat de intrinsieke motivatie beïnvloedt.
* Beperkte exploratiemogelijkheden en bemoeilijkte samenwerking tussen waarnemen en bewegen (sensomotorisch).
* Invloed van therapie- en ziekenhuisopnames.
* Communicatiemoeilijkheden, zowel verbaal als non-verbaal.
#### 3.2.2 Invloed op sociaal-emotioneel functioneren
* **Hechting:** Onzekerheid en angst bij ouders, evenals onveilige ervaringen van het kind, kunnen de hechting beïnvloeden.
* **Ouder-kindrelatie:** Passiviteit van het kind in combinatie met overbescherming door ouders kan leiden tot aangeleerde hulpeloosheid.
* **Zelfbeeld:** Kwantitatief minder succeservaringen en waardering kunnen leiden tot een gevoel van minderwaarde, schaamte en een negatief zelfbeeld.
* **Autonomie:** Zelfredzaamheid en het kunnen uiten van een eigen mening bieden een buffer tegen depressieve gevoelens en bevorderen de ontwikkeling van een eigen identiteit.
* **Risico op emotionele en gedragsmoeilijkheden:** Dit kan zich uiten in een verstoorde ouder-kindrelatie, sociale interactieproblemen, microstressoren, stress door 'anders-zijn', en de subjectieve beleving van het eigen fysieke verschijnen.
#### 3.2.3 Lichaamsbeleving en seksualiteit
* **Lichaamsbeeld:** Dit is een subjectief oordeel over de eigen lichamelijkheid, gevormd door de beleving van eigen mogelijkheden en grenzen, en de beoordeling van het lichaam door de omgeving. Zelfrespect voor het lichaam is een basisvoorwaarde voor de ontwikkeling van een eigen seksuele identiteit.
* **Beperkingen:** Personen met fysieke beperkingen kunnen een negatieve subjectieve lichaamsperceptie hebben door onwillige spieren, de noodzaak van hulp bij intieme zaken, en ongecontroleerde lichaamsfuncties. Medische aandacht voor het lichaam kan als onpersoonlijk worden ervaren, wat kan leiden tot vervreemding van het lichaam.
* **Seksualiteitsbeleving:** Seksualiteit is een existentieel recht en omvat meer dan enkel geslachtsgemeenschap; het gaat ook om liefde, genegenheid en communicatie.
* **Psychosociale context:** Seksualiteit wordt vaak geassocieerd met lichamelijke aantrekkelijkheid. Uiterlijke barrières kunnen leiden tot het als aseksueel worden beschouwd. Factoren zoals isolatie, noodzaak van hulp, en een 'naakte' confrontatie met beperkingen kunnen vernederend aanvoelen.
* **Seksuele opvoeding:** Begint bij de geboorte met knuffelen en aanraking. Minder mobiele kinderen hebben minder mogelijkheden om hun eigen lichaam te ontdekken. Tijdens de adolescentie speelt de peergroup een rol in identiteitsvorming. Bij verworven beperkingen is herinrichting van de relatie nodig.
* **Mogelijke moeilijkheden:** Dit kan variëren van moeilijkheden bij het vrijen en coïtus tot fysieke complicaties zoals spasmen en hypertensie.
### 3.3 Ondersteuning en therapieën
Er is een breed scala aan ondersteuningsmogelijkheden en therapieën beschikbaar voor personen met fysieke beperkingen.
#### 3.3.1 Thuisbegeleiding en contextbegeleiding
Deze diensten, zoals Vroeg- en Thuisbegeleidingsdiensten (RTH), richten zich op vroegdetectie, snelle diagnose, ontwikkelingsstimulering, ouderbegeleiding en afstemming van paramedische hulp.
#### 3.3.2 Psychomotorische ondersteuning
Dit omvat diverse therapeutische benaderingen:
* **Bio-medische interventies:** Zoals operaties en Botox-injecties om spierspanning te reguleren, en zuurstoftherapie.
* **Psychomotorische programma's:**
* **Bobath en Voijta:** Methoden gericht op het verbeteren van motorische controle en bewegingspatronen.
* **Doman – Delacato:** Zeer intensieve methoden die belastend kunnen zijn voor het kind en gezin.
* **Conductieve pedagogiek (Petö):** Een integrale benadering die de behandeling integreert in alle dagelijkse activiteiten. Het doel is het ontwikkelen van orthofunctionele bewegingspatronen, actieve participatie van de patiënt, en het aanleren van vaardigheden om zich aan te passen aan het dagelijks leven. De rol van de conductrice is om het kind onafhankelijk oplossingen te laten vinden, waarbij alle functies (motorisch, cognitief, emotioneel) betrokken worden.
**Gemeenschappelijke doelen van psychomotorische therapie:**
* Controle over spierspanning.
* Afremmen van motorische achteruitgang.
* Vervangen van disfunctionele gedragspatronen door functionele.
* Verhogen van zelfredzaamheid.
#### 3.3.3 Technische hulpmiddelen
Diverse hulpmiddelen en aanpassingen zijn beschikbaar, vaak ondersteund door individuele materiële bijstand (IMB) en referentielijsten van instanties zoals het VAPH.
#### 3.3.4 Ondersteuning in het onderwijs
Via het leersteundecreet kunnen leerlingen met een motorische beperking of chronische ziekte ondersteuning ontvangen in het gewone onderwijs via expertisenetwerken. Dit omvat ook type 4 (BuO voor kinderen met motorische beperking) en type 5 (BuO voor chronisch zieke kinderen).
#### 3.3.5 ADL en psychosociale begeleiding
* **ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen):** Ondersteuning bij dagelijkse handelingen.
* **Psychosociale ondersteuning:**
* Helpen bij het ontwikkelen van een realistisch zelfbeeld.
* Bevorderen van echt menselijk contact zonder betutteling.
* Begeleiding naar assertiviteit en een dynamische persoonlijkheid.
* Ondersteuning bij seksuele opvoeding.
* Faciliteren van sociale integratie.
> **Tip:** Het belang van succeservaringen en positieve bekrachtiging kan niet genoeg benadrukt worden voor de ontwikkeling van een gezond zelfbeeld bij personen met fysieke beperkingen.
> **Tip:** De maatschappelijke houding ten opzichte van fysieke beperkingen, de nadruk op autonomie en het vermijden van betutteling zijn cruciale factoren voor de psychosociale welzijn.
Creatieve expressievormen zoals dans en sport, alsook het delen van verhalen, kunnen bijdragen aan sociale integratie en zelfexpressie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Focomelie | Een aangeboren afwijking waarbij de ledematen van een baby onderontwikkeld of afwezig zijn, oorspronkelijk gerelateerd aan het gebruik van thalidomide tijdens de zwangerschap. |
| G-schema (5 G's) | Een model dat de relatie tussen gebeurtenis, gedachten, gevoel, gedrag en gevolg beschrijft, waarbij de gedachten de belangrijkste determinant zijn van gevoelens en gedrag. |
| Fysieke handicap | Een lichamelijke functiestoornis die iemand in zodanige mate belemmert dat hij of zij alleen met speciale hulp, hulpmiddelen of voorzieningen gebruik kan maken van of zich kan ontwikkelen op lichamelijk gebied. |
| Neurologische tekorten | Problemen die voortkomen uit beschadiging aan de hersenen of het ruggenmerg, wat kan leiden tot stoornissen in beweging en andere lichaamsfuncties. |
| Cerebrale parese (CP) | Een aandoening van de hersenen die de houding en beweging beïnvloedt, veroorzaakt door onvoldoende vorming van de hersenen, met variërende gradaties van beperkingen. |
| Etiologie | De studie van oorzaken of oorsprong, in de context van medische aandoeningen verwijst dit naar de factoren die bijdragen aan het ontstaan van een ziekte of aandoening. |
| Spasticiteit | Een toename van de spierspanning en reflexen, vaak veroorzaakt door een beschadiging in de motorische cortex van de hersenen, wat leidt tot stijve, ongecontroleerde bewegingen. |
| Athetose | Onwillekeurige, langzame, kronkelende bewegingen die buiten de wil van de persoon plaatsvinden, vaak geassocieerd met cerebrale parese. |
| Ataxie | Een stoornis in de coördinatie van spierbewegingen, die leidt tot onhandigheid en instabiliteit, vaak veroorzaakt door problemen in het cerebellum. |
| Spina bifida | Een aangeboren afwijking waarbij de wervelkolom niet volledig gesloten is, wat kan leiden tot neurologische problemen, spierverlammingen en orgaanstoornissen. |
| Spierziekten (myopathieën) | Ziekten die de spieren aantasten, resulterend in progressief spierverlies en zwakte, zoals spierdystrofie en de ziekte van Duchenne. |
| Spieratrofie | Het verschrompelen van spiervezels en -cellen, leidend tot spierzwakte en verminderde mobiliteit, vaak veroorzaakt door inactiviteit, slechte voeding of neurologische aandoeningen. |
| Orthopedische problemen | Problemen met het bewegingsapparaat, inclusief botten, gewrichten en spieren, zoals dwerggroei (achondroplasie) of aandoeningen van het bot, zoals osteogenesis imperfecta. |
| Achondroplasie | Een vorm van dwerggroei gekenmerkt door een vertraagde groei van de botten, resulterend in een kortere lichaamslengte met relatief normale rompmaat. |
| Osteogenesis imperfecta | Een genetische aandoening die de botten broos maakt, waardoor ze gemakkelijk breken; ook wel bekend als "breekbare bottenziekte". |
| Chronische ziekten | Langdurige gezondheidsproblemen die medicamenteuze behandeling, beperkingen in dagelijkse activiteiten en frequente medische zorg vereisen, zoals mucoviscidose of hemofilie. |
| Mucoviscidose (Cystic Fibrosis) | Een erfelijke ziekte die voornamelijk de luchtwegen en het spijsverteringsstelsel aantast door de productie van abnormaal dik slijm. |
| Hemofilie | Een erfelijke bloedstollingsstoornis waarbij het bloed niet goed stolt, wat leidt tot overmatig bloeden na verwondingen of chirurgische ingrepen. |
| Cognitieve ontwikkeling | Het proces van verandering in mentale vaardigheden zoals leren, probleemoplossing, geheugen en aandacht, beïnvloed door zowel genetische aanleg als omgevingsfactoren. |
| Sociaal-emotioneel functioneren | Het vermogen van een persoon om effectief om te gaan met sociale situaties en emoties, zowel bij zichzelf als bij anderen. |
| Hechting | Het proces waarbij een kind een emotionele band opbouwt met zijn primaire verzorgers, wat cruciaal is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. |
| Sensitiviteit-responsiviteit | De gevoeligheid voor signalen die worden afgegeven en de daaropvolgende reactie van de omgeving, essentieel voor de ontwikkeling en het welzijn van een kind. |
| Lichaamsbeleving | De subjectieve perceptie en waardering van het eigen lichaam, gevormd door lichamelijke mogelijkheden, grenzen en de beoordeling door de omgeving. |
| Seksualiteit | Het geheel van biologische, psychologische en sociale aspecten van het menselijk geslachtsleven, inclusief identiteit, relaties en expressie. |
| Psychomotorische ondersteuning | Therapie die de relatie tussen beweging en mentale processen bevordert, gericht op het verbeteren van motorische vaardigheden, coördinatie en lichaamsbewustzijn. |
| Conductieve pedagogiek | Een geïntegreerde benadering ontwikkeld door Petö, waarbij de behandeling van personen met motorische beperkingen wordt geïntegreerd in alle dagelijkse activiteiten en gedurende de hele dag. |
| Orthofunctioneel persoon | Een individu dat, ondanks een fysieke beperking, in staat is om functionele bewegingspatronen te ontwikkelen en zich aan te passen aan de eisen van het dagelijks leven. |
| ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) | De fundamentele handelingen die iemand dagelijks moet kunnen uitvoeren, zoals eten, wassen, aankleden en naar het toilet gaan. |