Cover
Zacznij teraz za darmo 20_Parasitologie_import (2).pdf
Summary
# Importpathologie en worminfecties
Dit onderwerp belicht de diagnostiek en behandeling van worminfecties bij recente reizigers, met nadruk op immunologische aspecten en specifieke parasieten zoals Schistosoma.
### 1.1 Casus: een klinisch scenario
Een jong koppel presenteert zich na een reis van vijf weken in Afrika, nabij het Malawimeer. De vrouw ervaart hevige jeuk, netelroos en symptomen die doen denken aan een blaasontsteking, ondanks antibiotische behandeling. Beiden hadden tijdens de reis jeukende huidletsels opgemerkt, toegeschreven aan muggenbeten. Ondanks voorzorgsmaatregelen zoals het drinken van veilig water en het vermijden van rauwkost, en activiteiten als zwemmen en snorkelen, ontwikkelt de vrouw klachten. Een urinestickonderzoek bij de vrouw toont hematurie aan, zonder tekenen van pyurie of nitraat. De arts vermoedt een worminfectie en stelt tevens microscopische hematurie vast bij de man, die asymptomatisch is. Laboratoriumonderzoek bevestigt de hematurie, vindt geen wormeieren, maar wel een significante eosinofilie bij beiden. Later wordt serologisch antistoffen tegen Schistosoma aangetoond. Een behandeling met praziquantel wordt ingesteld [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.2 Importpathologie: een algemeen overzicht
Importpathologie betreft ziekten die niet inheems zijn in West-Europa, maar die door internationale reizen of migratie worden geïntroduceerd. Dit omvat infecties veroorzaakt door verschillende agentia, waaronder parasitaire wormen [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Tropische landen en ontwikkelingslanden:** Gekenmerkt door andere pathologieën, beperkte diagnostische en therapeutische middelen, andere vectoren, culturen en vaak minder goede hygiëne [5](#page=5).
* **Immigranten:** Hun gezondheidstoestand hangt af van de regio van herkomst en eerdere blootstelling aan ziekteverwekkers; serologische testen zijn hierbij minder informatief vanwege de hoge kans op eerdere contacten [5](#page=5).
* **Westerse reizigers:** Kunnen een breed scala aan infecties oplopen, afhankelijk van de regio, duur van de reis en specifieke reisformules. Belangrijk is ook de mogelijke verlies van immuniteit voor endemische ziekten zoals malaria na langdurig verblijf in het Westen. Koortssyndromen zoals malaria en dengue zijn frequente importziekten. Kolonisatie met multiresistente bacteriën is eveneens een groeiend probleem [5](#page=5).
### 1.3 Parasitaire wormen (helminthen)
Parasitaire wormen vormen een diverse groep die diverse overdrachts- en infectiepatronen vertonen. Ze worden ingedeeld in nematoden (rondwormen), trematoden (zoals Schistosoma) en plathelminten (lintwormen). In West-Europa zijn deze infecties zeldzaam geworden door verbeterde hygiëne en gezondheidszorg [7](#page=7).
* **Levenscyclus:** Vele wormen kennen complexe cycli met tussengastheren en eindgastheren. De mens kan zowel tussengastheer (met larven in weefsels) als eindgastheer (met volwassen wormen) zijn [7](#page=7).
* **Locatie:** Volwassen wormen bevinden zich doorgaans in het darmkanaal, maar ook in luchtwegen, galwegen en bloedvaten (bv. Schistosoma). Larven kunnen in weefsels terechtkomen en 'larva migrans' veroorzaken. Soms migreren larven door de longen naar de darm, of vormen cysten in spieren, lever of hersenen, wat diagnostische uitdagingen kan bieden ten opzichte van neoformaties [7](#page=7).
* **Schade:** De door wormen veroorzaakte schade varieert afhankelijk van het type worm, het aantal en de locatie. Symptomen kunnen variëren van malnutritie (door grote aantallen in de darm of chronisch bloedverlies) tot specifieke klachten door de locatie van de wormen of larven [8](#page=8).
* **Diagnose:**
* **Aantonen van eieren:** Vaak in ontlasting, urine of luchtwegsecreties. Dit is alleen mogelijk bij voldoende aanwezige volwassen wormen (of vrouwtjes). Specifieke methoden zijn nodig voor aarswormpjes, waarbij eitjes rond de anus worden opgezocht met kleefband [8](#page=8).
* **Serologie:** Nuttig bij lage ei-concentraties, weefsellocaties, of voor westerse reizigers met minder contact. Voor migranten uit endemische gebieden is serologie vaak minder relevant door een hogere kans op eerdere blootstelling [8](#page=8).
#### 1.3.1 Indeling en voorbeelden van parasitaire wormen
* **Lintwormen (plathelminten):** Kunnen meterslang worden en leven in de darm. Gesegmenteerde lichaamsuiteinden (proglottiden) breken af en verlaten het lichaam met de stoelgang, gevuld met eitjes. Hoewel de volwassen vorm vaak ongevaarlijk is, kunnen larven ernstige ziekten veroorzaken (bv. cysticercosis van de hersenen door *Taenia solium*). *Taenia saginata* (rund) en *T. solium* (varken) zijn wereldwijd verspreid [10](#page=10).
* **Echinococcus:** Vormt "oncospheres" in de darm en cysten in weefsels. Longen zijn een veelvoorkomende locatie voor hydatidcysten [11](#page=11).
#### 1.3.2 Overdrachtswegen
Wormen kunnen het lichaam binnendringen via verschillende wegen:
* **Via ingestie van eitjes:** Bijvoorbeeld *Ascaris*, *Taenia solium*, *Echinococcus granulosus* (via hond) [9](#page=9).
* **Via huidpenetratie:** Bijvoorbeeld *Ancylostoma*, *Schistosoma* [9](#page=9).
* **Via ingestie van larven of cysten:** Bijvoorbeeld *Taenia*, zuigwormen [9](#page=9).
* **Via vector (insectenbeten):** Bijvoorbeeld filariale wormen (*Wuchereria bancrofti*, *Loa loa*) [9](#page=9).
> **Tip:** Worminfecties die in Europa voorkomen, zijn onderlijnd in de overzichtstekeningen [9](#page=9).
### 1.4 Schistosomiase of Bilharziose
Schistosomiase is een ziekte veroorzaakt door *Schistosoma* wormen, die behoren tot de platwormen. De ziekte wordt wereldwijd door ongeveer 200 miljoen mensen getroffen [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Levenscyclus:** De levenscyclus start met een tussengastheer, een zoetwaterslak, waar de parasieten zich ongeslachtelijk vermeerderen. Larven (cercariae) verlaten de slak en dringen de huid van de mens binnen tijdens contact met besmet water (zwemmen, waden, drinken). In de mens ontwikkelen ze zich tot volwassen wormen die paren en eieren leggen in de bloedvaten. Eitjes worden uitgescheiden via urine (vooral *Schistosoma haematobium*) of ontlasting (andere soorten). In water komen de eitjes uit tot miracidia, die opnieuw slakken infecteren [13](#page=13).
* **Pathologie en symptomen:** De symptomen zijn vaak aspecifiek en afhankelijk van de infectie-ernst [13](#page=13).
* **Acute fase (1-2 maanden na infectie):** Koorts, rillingen, hoest, spierpijn, anorexie, gewichtsverlies, slaperigheid, buik-, hoofd- en gewrichtspijn, diarree en misselijkheid. Eieren zijn in deze fase vaak nog niet aantoonbaar in urine of ontlasting, maar antistoffen kunnen wel aanwezig zijn [13](#page=13) [17](#page=17).
* **Chronische fase (maanden tot jaren na infectie):** Ontsteking van de blaas of darmen, met klachten als bloed in urine of ontlasting. Aangetaste organen kunnen de longen, milt, lever, darmen en blaas zijn [13](#page=13).
* **Late stadia:** Levercirrose, complicaties door afwijkingen, en bacteriële surinfectie van nieren en urinewegen. Eieren in weefsel veroorzaken inflammatie en fibrose [13](#page=13) [17](#page=17).
* **Specifieke soorten en distributie:**
* *Schistosoma haematobium:* Afrika, Midden-Oosten; veroorzaakt voornamelijk urinewegaandoeningen [15](#page=15).
* *Schistosoma japonicum:* Verre Oosten; veroorzaakt voornamelijk darmaandoeningen [15](#page=15).
* *Schistosoma mansoni:* Zuid-Amerika, Caraïben, Afrika, Midden-Oosten; veroorzaakt voornamelijk darmaandoeningen [15](#page=15).
* **Diagnose:**
* **Niet-specifiek:** Eosinofilie [15](#page=15).
* **Aantonen van eieren:** In feces of urine, maar is niet zeer gevoelig [15](#page=15).
* **Serologie:** Nuttig bij primaire infecties met weinig eiproductie (bv. reizigers); minder nuttig voor personen uit endemische gebieden [15](#page=15).
* **Histologie:** Van het aangetaste orgaan [15](#page=15).
* **Preventie:**
* **Op reis:** Vermijd zwemmen of pootjebaden in waterlichamen in gebieden waar Schistosoma voorkomt. Drink veilig water [16](#page=16).
* **Voor lokale bevolking:** Naast bovenstaande maatregelen, ook bestrijding van slakken, verbeteren van hygiëne en behandeling van infecties om de cyclus te onderbreken [16](#page=16).
* **Behandeling:** Praziquantel is een specifiek anthelminticum dat de wormen doodt na één toediening. Fibrotische veranderingen in latere stadia worden hierdoor niet hersteld [16](#page=16).
#### 1.4.1 Bijzondere uitingen van schistosomiasis
* **Katayama-syndroom ("acute schistosomiasis"):** Een overgevoeligheidsreactie op de wormen tijdens hun ontwikkeling van larven tot volwassen wormen, ongeveer 4-6 weken na watercontact. Kenmerken zijn koorts, huidverschijnselen (galbulten, zwelling rond ogen, lippen, wangen), hoest, kortademigheid en soms diarree. Antistoffen kunnen aangetoond worden, maar eieren nog niet [17](#page=17).
* **"Swimmers itch" (zwemmersjeuk):** Een reactie met jeuk en huiduitslag door het binnendringen van larfjes in de huid. Dit komt ook in België voor en wordt veroorzaakt door Schistosoma-soorten die bij vogels voorkomen; de larfjes ontwikkelen zich niet verder in de mens [17](#page=17).
Schistosomiasis wordt beschouwd als een van de "17 verwaarloosde infecties". Levercirrose en portale hypertensie door schistosomiase zijn ernstige complicaties [22](#page=22).
### 1.5 Immuniteit tegen wormen
De immuniteit tegen worminfecties vertoont kenmerken die vergelijkbaar zijn met allergische reacties. Patiënten met worminfecties hebben echter vaak juist minder allergische responsen dan de Westerse bevolking [1](#page=1).
#### 1.5.1 Effector arm: eosinofiel (+IgE)
Eosinofielen spelen een cruciale rol in de immuunrespons tegen wormen. Ze worden geactiveerd door IgE-antilichamen, die binden aan parasitaire antigenen [on-page-citation.
#### 1.5.2 Effector arm: mastcel (+IgE)
Mastcellen, eveneens geactiveerd door IgE, dragen bij aan de immuunrespons door de afgifte van mediatoren die schadelijk zijn voor wormen [on-page-citation. Deze reacties kunnen leiden tot de symptomen die gezien worden bij acute schistosomiasis, zoals de huidreacties en allergische symptomen [17](#page=17).
### 1.6 Darm-nematoden
Nematoden, of rondwormen, zijn een klasse van parasitaire wormen. Voorbeelden hiervan zijn *Ascaris* en de draadworm. De infectie en ziektebeelden variëren sterk, en de diagnose kan gesteld worden door het aantonen van eieren in de ontlasting [7](#page=7) [9](#page=9).
### 1.7 Behandeling van parasitosen
De behandeling van worminfecties (parasitosen) richt zich op het elimineren van de parasiet [16](#page=16).
* **Anthelmintica:** Middelen zoals praziquantel worden gebruikt voor de behandeling van specifieke worminfecties, zoals schistosomiase. Praziquantel is een specifiek anthelminticum dat de wormen effectief doodt [16](#page=16).
* **Ondersteunende zorg:** Bij chronische infecties of complicaties kan verdere ondersteuning nodig zijn, met name voor symptomen zoals levercirrose of nierschade [13](#page=13).
### 1.8 Insecten
Insecten, zoals muggen, kunnen fungeren als vectoren voor de overdracht van ziekteverwekkers, waaronder parasieten. Hoewel de casus specifiek naar preventie tegen muggenverwekkers verwijst zijn insecten breder relevant in de context van importpathologie en de overdracht van ziekten [3](#page=3) [9](#page=9).
### 1.9 Prionen
Prionen zijn abnormaal gevouwen eiwitten die hersenaandoeningen kunnen veroorzaken [on-page-citation. Hoewel niet direct gerelateerd aan worminfecties, worden ze in de inhoudsopgave van het document genoemd als een ander aspect van importpathologie [2](#page=2).
---
# Immuniteit tegen wormen
De immuunrespons tegen parasitaire wormen is primair gericht op het elimineren van deze grote pathogenen en wordt gedomineerd door T helper type 2 (Th2) cellen, wat verschilt van de responsen tegen bacteriën en virussen [18](#page=18).
### 2.5.1 Effector arm: eosinofiel (+IgE)
Eosinofielen spelen een cruciale rol als effectorcellen in de immuunrespons tegen wormen. Ze behoren tot de effectorarm van de immuunrespons die wordt gestimuleerd door T helper 2 (Th2) cellen [18](#page=18).
* **Mechanisme:** Eosinofielen kunnen grote structuren, zoals wormeitjes en larven, doden door de exocytose van lysosomale enzymen. De secretie van lysosomen kan geïnduceerd worden door de interactie van Fc-receptoren op eosinofielen met parasieten die bedekt zijn met IgE-antistoffen (FcεR) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **IgE-gemedieerde activatie:** IgE, geproduceerd door B-cellen onder invloed van Th2-cellen en IL-4, is essentieel voor het activeren van eosinofielen en mastcellen. Deze IgE-gemedieerde activatie van mastcellen leidt tot de secretie van histamine [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Rol bij parasieten:** IgE, mastcellen, basofielen en eosinofielen verdedigen het lichaam tegen parasieten. Bij worminfecties kan IgE-gemedieerde mastceldegranulatie leiden tot diarree en verhoogde darmmotiliteit, wat helpt bij het afdrijven van de darmparasieten [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Tip:** Hoewel IgE geassocieerd wordt met allergische reacties, speelt het een nuttige rol bij de verdediging tegen parasieten [20](#page=20).
### 2.5.2 Effector arm: mastcel (+IgE)
Mastcellen, geactiveerd via IgE, dragen ook bij aan de immuunrespons tegen wormen [18](#page=18).
* **Mediatorsecretie:** De activatie van mastcellen door IgE leidt tot de secretie van mediatoren zoals histamine en leukotriënen. Deze mediatoren werken lokaal en veroorzaken een lokale reactie, waarvan de aard afhangt van de plaats waar het allergeen of de parasiet binnenkomt [20](#page=20).
* **Therapeutische functie:** Bij darmparasieten kan histamine door verhoogde darmmotiliteit wormen afdrijvend werken [18](#page=18).
### 2.5.3 De rol van Th2-responsen en aanverwante factoren
Th2-cellen zijn de centrale orchestrators van de immuunrespons tegen wormen [18](#page=18).
* **Differentiatie:** Stimulatie van CD4 T-cellen in aanwezigheid van IL-4 (geproduceerd door onder andere mastcellen, basofielen en ILC's) leidt tot differentiatie tot Th2-cellen [18](#page=18).
* **Functie:** Th2-cellen sturen eosinofielen aan en zetten B-cellen aan tot de productie van IgE [18](#page=18).
* **Synergie met Treg:** Th2-responsen werken samen met T-regulatorische (Treg) celresponsen (via IL-10 en TGF-β) voor een efficiënte anti-helminth respons. Deze gecombineerde respons is anti-inflammatoir en bevordert weefselgenezing. Ondanks weefselschade is er relatief weinig inflammatie [18](#page=18).
* **On geschiktheid van Th1 en Th17:** Th1 en Th17-celresponsen zijn niet geschikt voor de bestrijding van wormen [18](#page=18).
> **Let op:** Bij mensen die in tropische gebieden leven, waar worminfecties frequent voorkomen, zijn verhoogde IgE-spiegels en een verhoogd percentage eosinofielen in het bloed kenmerkend. Deze patiënten ervaren zelden allergische reacties, mogelijk door de blokkade van de FcεR door niet-specifieke IgE of door onderdrukte T-celresponsen als gevolg van chronische infectie [20](#page=20).
### 2.5.4 Chronische inflammatie en fibrose
Chronische Th2-activatie kan leiden tot fibrose, een pathologisch proces waarbij collageen wordt geproduceerd, wat leidt tot verlies van weefselstructuur ] [18](#page=18) [21](#page=21).
* **Oorzaak van fibrose:** Fibrose is altijd het gevolg van chronische inflammatie. Hierbij spelen inflammatoire cytokines en chronische Th2-cytokines, zoals interleukine-4, een belangrijke rol. Th1-cytokines daarentegen beschermen tegen fibrose [21](#page=21).
* **Associatie met worminfecties:** Fibrose wordt vaak waargenomen bij worminfecties, zoals bij *Schistosoma* ] [21](#page=21).
* **Wondgenezing:** Fibrose is gerelateerd aan wondgenezing en littekenvorming, waarbij M2-macrofagen betrokken zijn bij weefselherstel door de productie van factoren zoals vascular endothelial growth factor (VEGF) en TGF-β. M2-macrofagen hebben een vasculogeen en immuunrespons onderdrukkend fenotype, in tegenstelling tot M1-macrofagen die inflammatoire cellen zijn [21](#page=21).
---
# Specifieke darm-nematoden en lintwormen
Dit onderwerp behandelt de diverse darmparasieten, met name nematoden (rondwormen) en lintwormen, hun wereldwijde verspreiding, specifieke kenmerken, diagnostiek en behandeling.
### 3.1 Parasitaire wormen: algemeen overzicht
Parasitaire wormen, waaronder nematoden, trematoden en plathelminten (lintwormen), komen in verschillende vormen en met variërende overdrachts- en infectiepatronen voor bij de mens. Hoewel deze infecties in West-Europa door de hoge hygiënestandaard zeldzaam zijn geworden, kunnen migranten en reizigers ze importeren. Veel wormen hebben een complexe levenscyclus met zowel een tussengastheer als een eindgastheer, waarbij de mens soms beide rollen kan vervullen. Volwassen wormen kunnen zich in het darmkanaal, luchtwegen, galwegen of bloedvaten bevinden. Larven kunnen per ongeluk in weefsels terechtkomen en larva migrans veroorzaken. De differentiaaldiagnose met andere oorzaken van 'neoformaties' zoals tumoren kan complex zijn wanneer larven in weefsels cysten vormen [7](#page=7).
### 3.2 Lintwormen (Plathelminthes, Cestodes)
Lintwormen, zoals *Taenia saginata* (van rund) en *Taenia solium* (van varken), kunnen verscheidene meters lang worden en leven in de darm. Hun lichaamsuiteinde is gesegmenteerd met proglottiden, waarvan de terminale gevuld met eitjes afbreekt en met de stoelgang het lichaam verlaat. Hoewel de volwassen vorm vaak ongevaarlijk is, kunnen larven ernstige ziekten veroorzaken, zoals cysticercosis in de hersenen bij *T. solium*. Deze lintwormen komen wereldwijd voor, met miljoenen dragers; *T. solium* is in België niet prevalent. *Taenia* soorten zijn zeer frequent wereldwijd, maar in België beperkter door veterinaire controles [10](#page=10) [24](#page=24).
### 3.3 Darm-nematoden (rondwormen)
#### 3.3.1 Ascaris lumbricoides
*Ascaris lumbricoides*, een spoelworm, is wereldwijd verspreid en infecteert honderden miljoenen mensen, met naar schatting een kwart van de wereldbevolking als drager. De infectie is meestal asymptomatisch, tenzij er occassionele migratie van volwassen wormen plaatsvindt. Een *Ascaris* kan tijdens een coloscopie worden aangetroffen. Behandeling van infecties met spoelwormen gebeurt met mebendazole (Vermox), dat een cytotoxisch effect heeft op de wormen in de darm en nauwelijks wordt geresorbeerd na orale inname [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [32](#page=32).
#### 3.3.2 Haakwormen
Haakwormen, zoals *Ancylostoma duodenale* en *Necator americanus*, infecteren naar schatting 750 miljoen mensen wereldwijd. Infectie kan leiden tot buikpijn, anemie en respiratoire klachten, met name wanneer de larven migreren. Deze wormen, ook wel mijnwormen genoemd, komen vaak voor in mijnen vanwege gebrek aan sanitair. Larven van deze soort penetreren de huid [27](#page=27) [28](#page=28) [33](#page=33).
#### 3.3.3 Trichuris trichiura
*Trichuris trichiura*, de zweepworm, komt wereldwijd voor, maar is meer prevalent in tropische en armere gebieden. Ongeveer 800 miljoen mensen, vaak kinderen, zijn drager. Symptomen zijn variabel en omvatten abdominale klachten. De transmissie geschiedt fecaal-oraal via eitjes die verspreidbaar zijn via de grond. Behandeling kan met mebendazole [29](#page=29) [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 3.3.4 Enterobius vermicularis
*Enterobius vermicularis*, het aarswormpje, is wereldwijd verspreid, maar komt meer voor in gematigde klimaten. Ongeveer 40 miljoen mensen, voornamelijk kinderen, zijn geïnfecteerd. De belangrijkste klacht is anale jeuk, en auto-infectie is mogelijk. De diagnose kan gesteld worden met de scotch-tape test, waarbij wormpjes en eitjes die 's nachts anaal verschijnen, gevangen worden met plakband voor microscopische analyse. Transmissie geschiedt fecaal-oraal. Behandeling gebeurt met mebendazole [30](#page=30) [32](#page=32) [33](#page=33).
### 3.4 Diagnostiek van darmworm-infecties
De diagnose van darmworm-infecties wordt vaak gesteld door het zoeken naar wormeitjes in de stoelgang. Dit kan subjectief zijn en wordt beperkt door de gevoeligheid van de test. Serologisch onderzoek is ook mogelijk, maar hierbij is er eerder een probleem van specificiteit, omdat oude contacten of kruisreactiviteit de resultaten kunnen beïnvloeden [31](#page=31).
### 3.5 Behandeling van darmparasitosen
Anthelmintica zijn medicijnen tegen worminfecties. De keuze van de medicatie is afhankelijk van de soort en locatie van de worm. Veel worminfecties kunnen met een eenmalige toediening worden behandeld [32](#page=32).
* **Aarswormpjes en spoelwormen (*Ascaris*)**: Behandeld met mebendazole (Vermox) [32](#page=32).
* **Lintwormen (*Taenia*)**: Behandeld met niclosamide (Yomesan), dat de energiehuishouding van de worm verstoort [32](#page=32).
> **Tip:** Schistosomiase, een verwaarloosde parasitaire infectie, kan met 1 tot 3 doses praziquantel behandeld worden [32](#page=32).
### 3.6 Overige wormen en transmissieroutes
Naast de besproken darmparasieten zijn er andere nematoden met verschillende transmissieroutes:
* **Enkel mens als gastheer, zonder vector (darmparasieten)**:
* Fecaal-oraal: *Ascaris lumbricoides*, *Enterobius vermicularis*, *Trichuris trichiura* [33](#page=33).
* Larven die huid penetreren: *Ancylostoma duodenale*, *Necator americanus*, *Strongyloides stercoralis* (larven in weefsels) [33](#page=33).
* **Enkel mens als gastheer, via arthropod vector**:
* Muggen: *Brugia malayi* (lymfevaten, bloed), *Wuchereria bancrofti* (lymfevaten, bloed, elephantiasis) [33](#page=33).
* Vliegen: *Loa loa* (weefsels), *Onchocerca volvulus* (huid, ogen, rivierblindheid) [33](#page=33).
* **Zoonosen**:
* Honden (fecaal-oraal via eitjes): *Toxocara canis* (weefsels, CNS) [33](#page=33).
* Vlees (larven in varkensvlees en wild): *Trichinella spiralis* (spieren, dunne darm) [33](#page=33).
* **Tussengastheer**: Zoals bij *Schistosoma* [33](#page=33).
Nematoden vertonen een grote variëteit in modelspecificiteit en transmissie [33](#page=33).
---
# Behandeling van parasitosen en insecten als vectoren
Dit deel bespreekt de medicamenteuze behandeling van worminfecties en de rol van insecten en andere arthropoden als vectoren voor diverse ziekteverwekkers [2](#page=2).
### 4.1 Behandeling van worminfecties (anthelmintica)
De behandeling van worminfecties, ofwel parasitosen, maakt gebruik van specifieke medicijnen die anthelmintica worden genoemd. De keuze van het medicijn is afhankelijk van de soort worm en de locatie van de infectie. Vaak volstaat een eenmalige toediening voor een effectieve behandeling [32](#page=32).
#### 4.1.1 Medicatie voor specifieke wormen
* **Schistosomiase (Bilharziose):** Kan behandeld worden met praziquantel, vaak in één tot drie doses [32](#page=32).
* **Aarswormpjes en spoelwormen (Ascaris):** Mebendazole (Vermox) wordt gebruikt. Dit middel heeft een cytotoxisch effect op wormen in de darm en wordt nauwelijks geresorbeerd na orale inname [32](#page=32).
* **Taenia (lintworm):** Niclosamide (Yomesan) wordt ingezet. Dit medicijn verstoort de energiehuishouding van de worm [32](#page=32).
#### 4.1.2 Transmissieroutes van wormen
Worminfecties kunnen op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Fecaal-oraal (darmparasieten):** Overdracht via eitjes die verspreid kunnen worden via de grond. Hieronder vallen onder andere *Ascaris lumbricoides*, *Enterobius vermicularis*, en *Trichuris trichiura* [33](#page=33).
* **Larven die de huid penetreren:** *Ancylostoma duodenale*, *Necator americanus*, en *Strongyloides stercoralis* (larven kunnen zich in weefsels bevinden) [33](#page=33).
* **Via arthropode vectoren (insecten):**
* **Muggen:** Veroorzaken infecties met *Brugia malayi* en *Wuchereria bancrofti*, die zich in de lymfevaten en het bloed van de mens bevinden en kunnen leiden tot elephantiasis [33](#page=33).
* **Vliegen:** Kunnen infecties met *Loa loa* (weefsels) en *Onchocerca volvulus* (huid, ogen, veroorzaakt rivierblindheid) overbrengen [33](#page=33).
* **Zoonosen:** Infecties die van dieren op mensen overgaan.
* **Honden:** *Toxocara canis* (fecaal-oraal) kan infecties veroorzaken in weefsels en het centrale zenuwstelsel van de mens [33](#page=33).
* **Vlees:** *Trichinella spiralis* (larven in varkensvlees en wild) kan infecties in de spieren en dunne darm veroorzaken [33](#page=33).
* **Met tussengastheer:** Zoals bij *Schistosoma* [33](#page=33).
> **Tip:** Nematoden kennen een grote variëteit aan gastheerspecificiteit en transmissiemogelijkheden [33](#page=33).
### 4.2 Insecten en andere arthropoden als vectoren
Arthropoden spelen een cruciale rol bij de overdracht van diverse ziekteverwekkers. Ze kunnen optreden als parasiet die zich voedt met bloed of als vector voor micro- en macroparasieten [34](#page=34).
#### 4.2.1 Arthropoden als parasieten
* **Tijdelijk contact (bloedmaal):** Dit duurt van minuten (muggen, mijten, vliegen) tot uren of dagen (teken). Vliegen kunnen ook eitjes deponeren, wat leidt tot myiasis [34](#page=34).
* **Definitief contact (permanente ectoparasieten):** Deze arthropoden voeden zich en repliceren op de gastheer.
* **Luizen:** *Pediculus humanus*, *Phthirus pubis* [34](#page=34).
* **Schurftmijt:** *Sarcoptes scabies* boort zich in de oppervlakkige huidlagen en creëert tunnels [34](#page=34).
#### 4.2.2 Arthropoden als vectoren van ziekteverwekkers
Arthropoden fungeren als intermediair voor de overdracht van verschillende pathogenen:
* **Virussen (Arbo)Virussen:**
* Dengue fever (muggen) [34](#page=34).
* Yellow fever (muggen) [34](#page=34).
* Hemorragische koorts (teken, muggen) [34](#page=34).
* **Bacteriën:**
* *Yersinia pestis* (vlooien) [34](#page=34).
* *Borrelia burgdorferi* (ziekte van Lyme) (teken) [34](#page=34).
* *Rickettsia rickettsii* (Rocky Mountain spotted fever) (teken) [34](#page=34).
* *Rickettsia typhi* (endemische tyfus) (vlooien) [34](#page=34).
* **Protozoa:**
* *Trypanosoma cruzi* (Amerikaanse trypanosomiase of ziekte van Chagas) (Reduviid wants) [34](#page=34).
* *T. rhodesiense*, *T. gambiense* (Afrikaanse trypanosomiase of slaapziekte) (Tsetse vlieg) [34](#page=34).
* *Plasmodium spp.* (malaria) (Anopheles muggen) [34](#page=34).
* *Leishmania spp.* (leishmaniasis) (zandvliegen) [34](#page=34).
* **Wormen:**
* *Wuchereria* (lymfatische filariasis) (muggen) [34](#page=34).
* *Onchocerca* (onchocerciasis) (vliegen) [34](#page=34).
---
# Prionziekten
Prionziekten zijn neurologische aandoeningen veroorzaakt door infectieuze eiwitconformaties die bekend staan als prionen [35](#page=35).
### 5.1 Wat zijn prionen?
Prionen worden gedefinieerd als infectieuze eiwitconformaties die ernstige neurologische ziekten kunnen veroorzaken bij zowel dieren als mensen [35](#page=35).
#### 5.1.1 Eigenschappen van prionen
Kenmerkend voor prionen zijn hun uitzonderlijke eigenschappen die hen onderscheiden van traditionele pathogenen:
* Ze zijn filtreerbaar tot een grootte van minder dan 100 nanometer [35](#page=35).
* Ze bevatten geen nucleïnezuur, wat betekent dat ze geen genetisch materiaal zoals DNA of RNA hebben [35](#page=35).
* Prionen zijn extreem resistent tegen hitte en standaard desinfectiemethoden en bestraling [35](#page=35).
* Ze zijn echter wel gevoelig voor bepaalde chemicaliën zoals bleekwater en fenol [35](#page=35).
* Een cruciaal kenmerk is dat prionen niet in vitro gekweekt kunnen worden [35](#page=35).
* Ze veroorzaken geen immuunrespons of ontstekingsreactie in de gastheer [35](#page=35).
### 5.2 Pathogenese van prionziekten
De pathogenese van prionziekten berust op de interactie tussen een abnormaal opgevouwen eiwit (prion) en het normale cellulaire eiwit.
#### 5.2.1 Het prion eiwit
Het ziekteverwekkende, verkeerd opgevouwen eiwit wordt aangeduid als het prion proteïne scrapie, of PrP$^{Sc}$. Dit PrP$^{Sc}$ heeft dezelfde aminozuursequentie als het normale cellulaire prionproteïne, PrP$^{C}$. Het cruciale verschil ligt echter in de driedimensionale structuur (conformatie) van het eiwit. Deze abnormale opvouwing leidt tot een verminderde oplosbaarheid van het eiwit [35](#page=35).
#### 5.2.2 Overdracht van abnormale conformaties
De abnormale conformatie van PrP$^{Sc}$ kan zich voortplanten door naburige PrP$^{C}$ eiwitten te beïnvloeden en hen te dwingen dezelfde foute opvouwing aan te nemen. Dit proces van 'misfolding' en overdracht is de kern van de ziekteontwikkeling [35](#page=35).
### 5.3 Klinische manifestaties en incubatieperioden
Prionziekten manifesteren zich klinisch op verschillende manieren bij zowel dieren als mensen.
#### 5.3.1 Ziekten bij dieren
Bekende dierlijke prionziekten zijn onder andere:
* Gekke-koeienziekte (boviene spongiforme encefalopathie - BSE) [35](#page=35).
* Scrapie bij schapen [35](#page=35).
#### 5.3.2 Ziekten bij mensen
Bij mensen kunnen prionziekten leiden tot aandoeningen zoals:
* Kuru [35](#page=35).
* Creutzfeldt-Jakob ziekte (CJD) [35](#page=35).
* Variante CJD (vCJD) [35](#page=35).
#### 5.3.3 Lange incubatieperioden
Een opvallend kenmerk van prionziekten zijn de extreem lange incubatieperioden, wat betekent dat het geruime tijd duurt voordat de ziekte symptomen vertoont. Voorbeelden hiervan zijn:
* Kuru: 35 tot 50 jaar [35](#page=35).
* Variante CJD: enkele jaren [35](#page=35).
> **Tip:** Door de lange incubatietijden en het ontbreken van een immuunrespons zijn prionziekten zeer moeilijk te diagnosticeren in de vroege stadia.
### 5.4 Theoretische overwegingen
Ondanks de brede acceptatie van het prionconcept, is er nog steeds discussie binnen de wetenschappelijke gemeenschap. Af en toe duikt de theorie van een virus als oorzaak weer op. Echter, de dominante opvatting blijft dat een fout opgevouwen, geglycosyleerd eiwit, PrP$^{Sc}$, de ziekten veroorzaakt [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Importpathologie | Ziekten die niet inheems zijn in een bepaald gebied, maar worden geïntroduceerd door bijvoorbeeld reizigers, immigranten of via import van producten. Het is belangrijk bij de diagnostiek van patiënten die recent in het buitenland zijn geweest. |
| Worminfecties | Infecties veroorzaakt door parasitaire wormen, die wereldwijd veel voorkomen. Ze kunnen diverse organen aantasten en symptomen veroorzaken variërend van gastro-intestinale klachten tot ernstige weefselschade, afhankelijk van het type worm en de infectiedosis. |
| Immuniteit tegen wormen | Het immuunsysteem ontwikkelt mechanismen om parasitaire wormen te bestrijden, met name via Th2-gemedieerde responses die eosinofielen en IgE-productie stimuleren. Deze respons helpt bij het doden van grotere pathogenen maar kan ook bijdragen aan allergische reacties en fibrose. |
| Schistosomiase (Bilharziose) | Een tropische ziekte veroorzaakt door parasitaire wormen van het geslacht Schistosoma. Mensen raken besmet via contact met zoetwater waarin larven van de worm zich bevinden. De ziekte tast voornamelijk de urinewegen of de darmen aan, afhankelijk van de soort Schistosoma. |
| Nematoden (rondwormen) | Een klasse van wormen met een cilindrisch, ongesegmenteerd lichaam. Voorbeelden zijn Ascaris lumbricoides en de haakwormen. Ze kunnen diverse infecties veroorzaken, voornamelijk in het maag-darmkanaal, maar larven kunnen ook door weefsels migreren. |
| Plathelminthes (platwormen) | Een phylum van wormen met een afgeplat lichaam. Hieronder vallen de trematoden (zoals Schistosoma) en de cestoden (lintwormen). Hun levenscycli kunnen complex zijn en verschillende gastheren betrekken. |
| Cestoden (lintwormen) | Een klasse van platwormen die als volwassen wormen in het darmkanaal van gewervelde dieren leven. Ze hebben een lang, gesegmenteerd lichaam (proglottiden) dat gevuld is met eitjes. De larvale stadia kunnen ernstige weefselziekten veroorzaken. |
| Larva migrans | Een aandoening waarbij de larven van bepaalde parasitaire wormen door de weefsels van een ongeschikte gastheer migreren, maar zich niet verder kunnen ontwikkelen. Dit kan leiden tot diverse symptomen, afhankelijk van de migratieroute van de larven. |
| Eosinofilie | Een verhoogd aantal eosinofielen in het bloed. Eosinofielen zijn een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de immuunrespons tegen parasitaire infecties, met name helminth-infecties, en ook betrokken is bij allergische reacties. |
| IgE (Immunoglobuline E) | Een type antilichaam dat voornamelijk een rol speelt bij allergische reacties en de afweer tegen parasitaire wormen. Het bindt zich aan mestcellen en basofielen, waardoor bij blootstelling aan een allergeen of parasiet mediatoren vrijkomen. |
| Mastcel | Cellen van het immuunsysteem die een belangrijke rol spelen bij allergieën en ontstekingen. Ze bevatten granulen gevuld met mediatoren zoals histamine, die worden vrijgegeven bij activatie, bijvoorbeeld door IgE-binding. |
| Katayama-syndroom | Een acute syndroom dat kan optreden na infectie met Schistosoma. Het is een overgevoeligheidsreactie op de zich ontwikkelende wormen en gaat gepaard met koorts, huiduitslag, hoest en diarree. |
| Zwemmersjeuk (“Swimmer’s itch”) | Een jeukende huiduitslag die ontstaat na contact met water dat besmet is met de larven van Schistosoma-soorten die normale gastheren bij vogels hebben. De larven dringen de menselijke huid binnen maar kunnen zich niet verder ontwikkelen. |
| Fibrose | Het proces waarbij littekenweefsel wordt gevormd door de overmatige productie van collageen. Dit kan een gevolg zijn van chronische ontstekingen, waaronder die veroorzaakt worden door langdurige parasitaire worminfecties zoals schistosomiase. |
| Prionen | Infectieuze deeltjes bestaande uit abnormaal gevouwen eiwitten. Ze zijn uiterst resistent en kunnen de conformationele verandering van normale eiwitten veroorzaken, leidend tot ernstige neurologische ziekten zoals Creutzfeldt-Jakob. |
| Anthelmintica | Medicijnen die worden gebruikt voor de behandeling van infecties veroorzaakt door parasitaire wormen. De keuze van het anthelminticum is afhankelijk van de specifieke wormsoort en de locatie van de infectie. |
| Vector | Een organisme, vaak een insect of mijt, dat ziekteverwekkers overbrengt van de ene gastheer naar de andere. Bijvoorbeeld, muggen kunnen malaria overbrengen, en teken kunnen Borrelia burgdorferi overbrengen. |