Cover
Zacznij teraz za darmo ST ppt 2 spijsvertering 2025 (2).pdf
Summary
# Anatomie en functie van de dikke darm en zijn onderdelen
De dikke darm, ook wel colon genoemd, is het laatste deel van het spijsverteringskanaal en speelt een cruciale rol in de opname van water en elektrolyten, de opslag en eliminatie van onverteerde resten, en draagt bij aan het microbioom van het lichaam [2](#page=2).
### 1.1 Structuur en algemene opbouw van de dikke darm
De dikke darm is ongeveer 1,5 meter lang en breder dan de dunne darm. Anatomisch gezien is het colon slechts een onderdeel van de dikke darm. De dikke darm strekt zich uit van het caecum tot aan het rectum [2](#page=2).
De wand van de dikke darm heeft, net als de rest van het maagdarmkanaal, een opbouw bestaande uit de lagen: mucosa, submucosa, muscularis en serosa [16](#page=16).
#### 1.1.1 Mucosa
De mucosa van het colon is geplooid, maar mist darmvlokken. Wel zijn er microvilli op de enterocyten aanwezig, zij het minder talrijk en korter dan in de dunne darm. De belangrijkste functies van de colon-enterocyten zijn de resorptie van water en elektrolyten, en de actieve opname van korte vetzuren geproduceerd door darmbacteriën. De mucosa is rijk aan slijmbekercellen die slijm produceren. Dit slijm dient als glijmiddel voor de vaster wordende feces en beschermt tegen schadelijke stoffen en bacteriën. De mucosa van het anale kanaal gaat over in huid achter de uitwendige kringspier [16](#page=16) [17](#page=17).
De plooien in de mucosa verlopen circulair, behalve in het rectum, waar ze longitudinaal (columnae anales) lopen. De columnae anales helpen bij het sluiten van de anus en onderscheiden van ontlastingstype [16](#page=16).
#### 1.1.2 Submucosa
De submucosa is een dikke laag bindweefsel die grotere bloedvaten, lymfevaten, zenuwvezels en soms lymfeklieren bevat. In het anale kanaal bevindt zich hier een uitgebreid netwerk van venen, de zona hemorrhoidalis. Deze venen helpen bij het afdichten van het anale kanaal en bieden bescherming tijdens de passage van ontlasting [14](#page=14) [17](#page=17).
#### 1.1.3 Muscularis
De muscularis bestaat uit een laag kringspieren en lengtespieren. De lengtespieren in het caecum en colon zijn gegroepeerd in drie stroken, de taeniae coli, die eindigen bij het colon sigmoïdeum. De kortere lengtespieren zorgen voor de vorming van de haustrae (kartelingen) die de darmwand een gekarteld uiterlijk geven. De haustrae dragen bij aan de menging en verdikking van de darminhoud door segmentale contracties. De circulaire spierlaag zorgt voor knijpbewegingen ten behoeve van de peristaltiek, die langzamer verloopt dan in de dunne darm. In het rectum en anaal kanaal zijn de lengtespieren over de gehele omtrek aanwezig [18](#page=18) [19](#page=19).
### 1.2 Onderdelen van de dikke darm
De dikke darm bestaat uit vier hoofdgedeelten: het caecum, het colon, het rectum en het anale kanaal [2](#page=2).
#### 1.2.1 Caecum
Het caecum, ook wel blindedarm genoemd, is het eerste, zakvormige deel van de dikke darm en vormt het begin van het colon ascendens. Het grenst aan het ileum, het laatste deel van de dunne darm [4](#page=4).
##### 1.2.1.1 Ileocaecale klep (klep van Bauhin)
Op de overgang van het ileum naar het caecum bevindt zich de ileocaecale klep, ook wel klep van Bauhin genoemd. Deze eenrichtingsklep controleert de doorgang van voedselresten van de dunne darm naar de dikke darm in kleine hoeveelheden. De klep voorkomt tevens terugstroom van darminhoud, inclusief bacteriën, uit de dikke darm naar de dunne darm [4](#page=4).
##### 1.2.1.2 Appendix vermiformis
Onderaan het caecum bevindt zich de appendix vermiformis, een 5-10 cm lang wormvormig aanhangsel. De appendix heeft een structuur die lijkt op de colonwand, maar bevat meer lymfatisch weefsel dat een rol speelt in het immuunsysteem. De appendix heeft geen verteringsfunctie, maar zou wel bijdragen aan het in stand houden van de darmflora. Ontsteking van de appendix, appendicitis, kan hevige buikpijn veroorzaken en kan chirurgische verwijdering (appendectomie) vereisen [5](#page=5).
#### 1.2.2 Colon
Het colon wordt ook wel de karteldarm genoemd vanwege de haustrae. Het colon bestaat uit vier segmenten [10](#page=10):
* **Colon ascendens:** Het opstijgende deel aan de rechterkant van het lichaam, dat van het caecum tot aan de lever loopt. (#page=2, 10) Hier maakt het colon een scherpe bocht naar links, de flexura hepatica (of flexura coli dextra) [10](#page=10) [2](#page=2).
* **Colon transversum:** Het horizontale deel dat van rechts naar links loopt, voor het duodenum en onder de maag, tot aan de milt. Bij de milt maakt het een bocht naar beneden, de flexura lienalis (of flexura coli sinistra) [10](#page=10).
* **Colon descendens:** Het dalende deel aan de linkerkant van het lichaam, dat vanaf de flexura lienalis naar beneden loopt en naar het midden buigt. (#page=3, 10) [10](#page=10) [3](#page=3).
* **Colon sigmoïdeum:** Een S-vormig deel (ook wel sigmoïd genoemd) dat zich in het bekken bevindt en het colon descendens verbindt met het rectum. (#page=3, 11) [11](#page=11) [3](#page=3).
De haustrae dragen bij aan de menging, verplaatsing en verdikking van de darminhoud in het colon. Het colon is zeer rekbaar en kent trage peristaltiek [18](#page=18).
#### 1.2.3 Rectum
Het rectum, of de endeldarm, is het laatste deel van de dikke darm, gelegen na het colon sigmoïdeum in het bekken. (#page=3, 13) Het volgt de curve van het heiligbeen en heeft daardoor een lichte buiging. Het rectum is wijder dan de rest van de dikke darm [13](#page=13) [3](#page=3).
##### 1.2.3.1 Functie van het rectum
Het rectum dient als opslagplaats voor feces voordat deze het lichaam verlaten. (#page=15, 22) Wanneer het rectum zich vult, stimuleren rekreceptoren de defecatiereflex, wat leidt tot ontspanning van de interne sluitspier en de initiatie van het uitscheidingsproces. (#page=15, 19, 20) [15](#page=15) [19](#page=19) [20](#page=20) [22](#page=22).
#### 1.2.4 Anale kanaal (Canalis analis)
Het anale kanaal is het vernauwde gedeelte aan het einde van het rectum dat overgaat in de anus [13](#page=13).
##### 1.2.4.1 Sluitspieren
Het anale kanaal bevat twee sluitspieren:
* **Interne sfincter (Musculus sphincter ani internus):** Een onwillekeurige sluitspier, bestaande uit gladde spiercellen, die een verdikking is van de circulaire spierlaag. (#page=13, 14) Deze wordt bezenuwd door het autonoom zenuwstelsel; parasympathische activiteit zorgt voor relaxatie [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Externe sfincter (Musculus sphincter ani externus):** Een willekeurige sluitspier, bestaande uit dwarsgestreepte spieren, die bezenuwd wordt door het willekeurig zenuwstelsel. (#page=13, 14) Hierdoor kunnen we bewust beslissen om deze aan te spannen of te ontspannen [13](#page=13) [14](#page=14).
Deze twee sluitspieren werken samen voor effectieve controle over de ontlasting en voorkomen onvrijwillig verlies van feces (continentie). Bij jonge kinderen ontbreekt de controle over de externe sfincter nog, wat verklaart waarom ze nog niet zindelijk zijn [13](#page=13) [14](#page=14).
De contractie van de circulaire spierlaag rond het rectum en de externe anale sfincter helpen bij het controleren van de defecatie. De spieren van het rectum en de bekkenbodemspieren en buikspieren kunnen samenwerken om de uitscheiding te bevorderen door extra druk te genereren (persen) [20](#page=20) [21](#page=21).
##### 1.2.4.2 Zona hemorrhoidalis
In de submucosa van het anale kanaal bevindt zich een uitgebreid netwerk van venen, de zona hemorrhoidalis. Deze bloedvaten spelen een rol bij het afdichten van het anale kanaal en beschermen het onderliggende weefsel. Zwelling en ontsteking van deze venen kunnen leiden tot aambeien [14](#page=14).
### 1.3 Functies van de dikke darm
De dikke darm vervult diverse cruciale functies in het spijsverteringsproces en de algemene gezondheid [23](#page=23).
#### 1.3.1 Water- en elektrolytenresorptie
Een primaire functie van de dikke darm is de absorptie van water en elektrolyten (zouten) uit de resterende vloeibare darminhoud die vanuit de dunne darm binnenkomt. (#page=14, 23) Dit proces leidt tot de indikking van de darminhoud tot feces. (#page=14, 23) De actieve resorptie van water gebeurt met behulp van waterpompen, omdat de inhoud hypertoon kan worden en water tegen een concentratiegradiënt in opgenomen moet worden [14](#page=14) [23](#page=23).
#### 1.3.2 Opslag en eliminatie van feces
Het colon sigmoïdeum en met name het rectum fungeren als bewaarplaats voor feces die wacht om uitgescheiden te worden (defecatie). (#page=15, 22, 25) Het colon trekt zich meerdere keren per etmaal krachtig samen om de inhoud naar het colon descendens en sigmoïdeum te transporteren [15](#page=15) [22](#page=22) [25](#page=25).
#### 1.3.3 Darmflora (Microbioom)
De dikke darm herbergt een enorme hoeveelheid bacteriën, bekend als de darmflora of het microbioom. (#page=14, 23) Deze bacteriën zijn commensalen en ongevaarlijk in de dikke darm, maar kunnen pathogeen worden wanneer ze in andere delen van het lichaam terechtkomen. De darmflora is essentieel voor de productie van bepaalde vitaminen, zoals vitamine K en foliumzuur [14](#page=14) [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 1.3.4 Slijmproductie
De slijmbekercellen in de darmwand produceren slijm dat dient als glijmiddel om de steeds vaster wordende stoelgang gemakkelijk door het colon te laten glijden en bescherming te bieden. (#page=17, 24) [17](#page=17) [24](#page=24).
#### 1.3.5 Gastro-colische reflex
De gastro-colische reflex is een belangrijke reflex waarbij, na het vullen van de maag, de dikke darm een signaal ontvangt om de oude inhoud te lozen ter voorbereiding op nieuwe aanvoer. Deze reflex is sterk aanwezig bij baby's en verloopt daar reflexmatig. Bij volwassenen leren we deze reflex te onderdrukken met de externe sfincter, maar chronische onderdrukking kan leiden tot obstipatie [25](#page=25).
#### 1.3.6 Beïnvloeding van de stoelgangsnelheid
De snelheid van de passage (transit) door de dikke darm bepaalt de consistentie van de stoelgang. Een langzame transit leidt tot meer waterresorptie en daardoor hardere stoelgang (constipatie), terwijl een te snelle transit resulteert in waterige stoelgang (diarree). (#page=14, 24) [14](#page=14) [24](#page=24).
> **Tip:** Het begrijpen van de relatie tussen transitijd en stoelgangconsistentie is cruciaal voor het diagnosticeren van aandoeningen zoals constipatie en diarree.
> **Voorbeeld:** Een persoon die dagelijks weinig vezels en vocht binnenkrijgt, zal waarschijnlijk een tragere transit ervaren, wat kan leiden tot hardere ontlasting. Omgekeerd kan een infectie leiden tot een versnelde transit en diarree.
> **Tip:** De dikke darm absorbeert ook enkele medicijnen, wat belangrijk is voor de farmacokinetiek [23](#page=23).
### 1.4 Specifieke functies van onderdelen
* **Caecum:** Begint de opname van water en elektrolyten; ontvangt darminhoud van de dunne darm via de ileocaecale klep [4](#page=4).
* **Colon:** Hoofdlocatie voor waterresorptie en indikking van feces; fungeert als transportkanaal. (#page=14, 18) [14](#page=14) [18](#page=18).
* **Rectum:** Opslag van feces en initiatie van de defecatiereflex. (#page=15, 22) [15](#page=15) [22](#page=22).
* **Anale kanaal:** Bevat sluitspieren voor gecontroleerde eliminatie van feces en bescherming door de zona hemorrhoidalis. (#page=13, 14) [13](#page=13) [14](#page=14).
De dikke darm absorbeert geen spijsverteringssappen, aangezien de vertering van voedingsstoffen al in de dunne darm is afgerond [24](#page=24).
---
# Functies van de lever in het spijsverteringsstelsel en metabolisme
De lever functioneert als een centraal metabool centrum dat cruciaal is voor de verwerking, opslag en ontgifting van voedingsstoffen, naast belangrijke rollen in de galproductie en immuniteit.
### 2.1 Anatomie en Locatie van de Lever
De lever, ook wel hepar genoemd, is het grootste inwendige orgaan en de grootste klier van het lichaam. Het weegt ongeveer 1,5 kilogram en bevindt zich rechtsboven in de buikholte, onder het middenrif (diafragma), en deels voor en boven de maag. De lever is beschermd door de ribbenkast, wat het orgaan beschermt tegen beschadiging van buitenaf. De voor- en bovenkant van de lever zijn bol en glad, terwijl de achter- en onderkant onregelmatiger zijn. De galblaas bevindt zich aan de achter- en onderzijde van de lever. De lever is omgeven door een stevig kapsel en ligt intraperitoneaal, verbonden met omliggende structuren via peritoneale plooien. Het sikkelvormige ligamentum falciforme hepatis verdeelt de lever in een linker- en rechterkwab en verbindt deze met de voorste buikwand [68](#page=68) [69](#page=69).
#### 2.1.1 Leverhilus
De leverhilus, gelegen aan de achterkant en tussen de twee hoofdleverkwabben, is de plaats waar belangrijke structuren de lever binnenkomen of verlaten. Dit omvat de galwegen, bloedvaten (arteria hepatica en vena porta) en zenuwen (#page=69, 70) [69](#page=69) [70](#page=70).
#### 2.1.2 Leverkwabben
De lever is ingedeeld in vier kwabben: de rechter leverkwab (lobus dexter), de linker leverkwab (lobus sinister), de lobus quadratus en de lobus caudatus. De rechter kwab is het grootst en neemt de dominante rol in functies voor zijn rekening [72](#page=72).
#### 2.1.3 Regeneratie van de lever
De lever heeft een uitzonderlijk regeneratief vermogen; het kan beschadigd of verwijderd weefsel vervangen door functioneel leverweefsel, in tegenstelling tot littekenvorming die in veel andere organen optreedt. Hepatocyten, de levercellen, kunnen zelf delen om verloren weefsel aan te vullen, waardoor stamcellen niet nodig zijn voor herstel. Een goed voedingspatroon, rijk aan eiwitten, vitamines en mineralen, ondersteunt dit proces. Chronische leverziekten en toxines kunnen het regeneratievermogen echter verminderen [72](#page=72) [73](#page=73).
### 2.2 Microscopische Structuur van de Lever
#### 2.2.1 Leverlobje
De functionele eenheid van de lever is het leverlobje (lobulus hepatis), dat meestal zeshoekig van vorm is. Het lobje bestaat uit hepatocyten die in rijen naast elkaar liggen, de zogenaamde leverbalkjes, die naar het centrum van het lobje lopen als de spaken van een wiel [74](#page=74).
#### 2.2.2 Portale Triade
Op elk hoekpunt van een leverlobje bevindt zich een portale triade. Deze bindweefselruimte bevat een tak van de leverslagader (arteria hepatica), een tak van de poortader (vena porta) en een galbuisje. De arteria hepatica levert zuurstofrijk bloed, de vena porta levert voedingsstoffenrijk, zuurstofarm bloed uit de darmen, en het galbuisje voert geproduceerd gal af (#page=74, 75) [74](#page=74) [75](#page=75).
### 2.3 Bloedvoorziening van de Lever
De lever heeft een unieke dubbele bloedtoevoer:
* **Vena porta (poortader):** Levert het grootste deel van het bloed (ongeveer 75%) aan de lever. Dit bloed is zuurstofarm maar rijk aan voedingsstoffen (suikers, mineralen, aminozuren, vitamines, medicijnen, water) die zijn opgenomen uit het onderste deel van de slokdarm, de maag en de darmen. Het voert ook schadelijke stoffen en afvalstoffen uit de darmen aan [77](#page=77).
* **Arteria hepatica (leverslagader):** Levert ongeveer 25% van het bloed aan de lever. Dit is zuurstofrijk bloed dat afkomstig is van de truncus coeliacus, een aftakking van de aorta abdominalis (#page=77, 81) [77](#page=77) [81](#page=81).
De truncus coeliacus vertakt zich in de arteria hepatica, arteria gastrica sinistra en arteria lienalis (#page=78, 81) [78](#page=78) [81](#page=81).
#### 2.3.1 Sinusoïden
Het bloed van de vena porta en arteria hepatica komt samen in de sinusoïden, speciale capillaire bloedvaten tussen de hepatocyten. Deze sinusoïden hebben grote poriën, wat zorgt voor een grote doorlaatbaarheid en een tragere bloedstroom, wat de uitwisseling van stoffen tussen bloed en hepatocyten bevordert (#page=82, 86) [82](#page=82) [86](#page=86).
#### 2.3.2 Kupffer-cellen
De wanden van de sinusoïden bevatten Kupffer-cellen, gespecialiseerde macrofagen die fungeren als opruimcellen (#page=82, 88). Ze fagocyteren en verwijderen pathogenen (bacteriën, schimmels, toxines), afvalstoffen, celresten, en oude bloedcellen uit het bloed, wat bijdraagt aan de immuunfunctie van de lever (#page=82, 88, 110) [82](#page=82) [88](#page=88).
#### 2.3.3 Centrale Vene en Hepatische Venen
De sinusoïden monden uit in de vena centralis in het centrum van het leverlobje (#page=82, 90). Verschillende centrale venen verenigen zich tot de venae hepaticae (meestal drie: linker, rechter en middelste). Deze venae hepaticae voeren het gefilterde bloed af uit de lever en monden uit in de vena cava inferior (#page=83, 90) [82](#page=82) [83](#page=83) [90](#page=90).
> **Tip:** Onthoud dat de vena porta zuurstofarm maar voedingsstofrijk bloed aanvoert, terwijl de arteria hepatica zuurstofrijk bloed levert. De lever verlaat het lichaam enkel via de venae hepaticae.
### 2.4 Galproductie en Afvoer
De lever produceert gal via de hepatocyten. Gal wordt afgegeven aan de galcapillairen die tussen de hepatocyten liggen (#page=94, 96). Deze kanaaltjes vormen kleinere galkanalen (intrahepatische galafvoerwegen) die zich in elke portale triade bevinden. De rechter en linker ductus hepaticus bundelen zich buiten de lever tot de ductus hepaticus communis (#page=94, 95) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96).
#### 2.4.1 Galwegen
* **Intrahepatische galwegen:** Galkanalen binnen de lever.
* **Extrahepatische galwegen:** Grote galwegen buiten de lever.
De ductus hepaticus communis transporteert gal naar de ductus choledochus, de gemeenschappelijke galbuis, die uitmondt in het duodenum (#page=97, 98). Via de ductus cysticus kan gal worden opgeslagen in de galblaas voordat het naar de ductus choledochus stroomt (#page=96, 97, 98) [96](#page=96) [97](#page=97) [98](#page=98).
### 2.5 Functies van de Lever
De lever vervult een breed scala aan vitale functies:
#### 2.5.1 Metabolisme
De lever is het metabool knooppunt van het lichaam en speelt een centrale rol in de intermediaire stofwisseling van koolhydraten, vetten en eiwitten (#page=101, 102) .
* **Koolhydraatmetabolisme:**
* Regulatie van de bloedsuikerspiegel (glycemie) door opslag van glucose als glycogeen (bij hoge bloedsuikers, gestimuleerd door insuline) en afbraak van glycogeen tot glucose (bij lage bloedsuikers, gestimuleerd door glucagon) .
* Omzetting van fructose en galactose naar glucose .
* Gluconeogenese: aanmaak van glucose uit niet-koolhydraatbronnen zoals aminozuren en glycerol .
* **Vettenmetabolisme:**
* Afbraak van vetten tot vetzuren en productie van ketonlichamen als alternatieve energiebron bij lage glucosewaarden .
* Synthese van vetzuren en triglyceriden uit overtollige glucose .
* Aanmaak van lipoproteïnen (VLDL, LDL, HDL) voor transport van vetten in het bloed .
* Cholesterol aanmaak (80% van het lichaamscholesterol is afkomstig uit de lever) en omzetting tot galzouten .
* Opslag van een kleine hoeveelheid vet; bij leveraantasting kan dit leiden tot leversteatose (vervetting) .
* **Eiwitmetabolisme:**
* Aanmaak van belangrijke plasma-eiwitten zoals albumine en stollingsfactoren .
* Aanmaak van niet-essentiële aminozuren .
* Afbraak van overtollige aminozuren via deaminatie, wat leidt tot de vorming van ammoniak .
* Omzetting van ammoniak tot ureum voor uitscheiding door de nieren (#page=73, 105) [73](#page=73).
* Kan glucose aanmaken uit aminozuren via gluconeogenese .
#### 2.5.2 Opslagplaats
De lever fungeert als een belangrijke opslagplaats voor diverse stoffen:
* **Voedingsstoffen:** Glycogeen en aminozuren dienen als ‘buffer’ voor het bloed en interstitium .
* **Vitamines:** Opslag van vetoplosbare vitamines A, D, E, K en de wateroplosbare vitamine B12 (#page=106, 115). De resorptie van vetoplosbare vitamines is afhankelijk van galzouten .
* **Mineralen:** Opslag van ijzer .
* **Giftige stoffen:** Kan giftige stoffen opslaan als de capaciteit voor ontgifting is overschreden, wat kan leiden tot vetophoping .
* **Bloedreservoir:** Door het grote aantal sinusoïden kan de lever zich volzuigen met bloed en als buffer dienen bij acuut bloedverlies, waarbij het circulerende volume wordt aangevuld .
#### 2.5.3 Ontgifting
De lever is het primaire ontgiftingsorgaan. Het neutraliseert en zet schadelijke stoffen (toxines) om in minder schadelijke stoffen die via urine of feces kunnen worden uitgescheiden .
* **Voorbeelden:**
* Ammoniak wordt omgezet in ureum voor uitscheiding via urine .
* Hemoglobine wordt afgebroken tot bilirubine, dat via gal wordt uitgescheiden .
* Alcohol (ethanol) wordt omgezet in aceetaldehyde en vervolgens azijnzuur .
* Medicijnen worden geïnactiveerd of omgezet, wat het ‘first-passeffect’ wordt genoemd (#page=108, 109) .
#### 2.5.4 Immuniteit
De Kupffer-cellen in de lever spelen een cruciale rol in het immuunsysteem door pathogenen, celresten en beschadigde rode bloedcellen te fagocyteren en te verwijderen (#page=110, 112). Ze vormen de eerste verdedigingslinie tegen ziekteverwekkers die via het bloed de lever bereiken .
> **Tip:** Patiënten met levercirrose hebben vaak een verminderde immuunfunctie van de Kupffer-cellen, waardoor ze kwetsbaarder zijn voor infecties zoals spontane bacteriële peritonitis .
#### 2.5.5 Warmteproductie
Door de vele energie-intensieve metabole omzettingsprocessen produceert de lever veel warmte. De lever heeft de hoogste temperatuur in het lichaam (rond 39°C). Het warme bloed dat via de venae hepaticae naar het hart stroomt, draagt bij aan de thermoregulatie van het hele lichaam .
---
# Gal, galblaas en galwegen: productie, functie en transport
Dit gedeelte beschrijft de aanmaak, opslag, transport en functies van gal, galblaas en galwegen.
### 3.1 Productie van gal
Gal wordt aangemaakt in de levercellen, de hepatocyten. De hepatocyten scheiden gal af aan de galcapillairen, die zich tussen de hepatocyten in het leverlobje bevinden. De wanden van deze galcapillairen worden gevormd door de membranen van de aangrenzende hepatocyten [85](#page=85) [94](#page=94) [96](#page=96).
De galcapillairen verzamelen de geproduceerde gal en komen samen om kleine galkanalen te vormen. Deze galkanalen bundelen zich tot grotere kanalen die te vinden zijn in de portale triade, de zogenaamde interlobaire galwegen. De galkanalen binnen de lever worden intrahepatische galafvoerwegen genoemd [94](#page=94).
De intrahepatische galwegen in de rechter leverkwab verenigen zich tot de **ductus hepaticus dexter** (rechter leverbuis) en die in de linker leverkwab tot de **ductus hepaticus sinister** (linker leverbuis). Deze twee ducti hepatici komen buiten de lever samen en vormen de **ductus hepaticus communis** (gemeenschappelijke leverbuis). De ductus hepaticus communis verlaat de lever ter hoogte van de hilus [94](#page=94) [95](#page=95) [97](#page=97).
De galwegen die buiten de lever liggen, worden de extrahepatische galafvoerwegen genoemd [85](#page=85) [96](#page=96).
### 3.2 Transport van gal
De ductus hepaticus communis transporteert gal van de lever naar de ductus choledochus (gemeenschappelijke galbuis), die verder loopt naar het duodenum. Voordat de ductus hepaticus communis overgaat in de ductus choledochus, splitst er een tak af richting de galblaas: de **ductus cysticus**. De ductus cysticus verbindt de galblaas met de ductus hepaticus communis [97](#page=97).
Gal kan via de ductus choledochus rechtstreeks naar het duodenum worden afgevoerd of eerst worden opgeslagen in de galblaas. De ductus choledochus is de gemeenschappelijke galweg die ontstaat uit de samenkomst van de ductus hepaticus communis en de ductus cysticus. Uiteindelijk mondt de ductus choledochus uit in het duodenum via de papil van Vater [97](#page=97) [98](#page=98).
De productie van gal in de lever verloopt continu, terwijl de behoefte aan gal in de dunne darm niet continu is .
### 3.3 De galblaas
De galblaas is een kleine, peervormige zak die aan de achterkant en onderkant van de lever is gelegen. Het bestaat uit drie delen: de fundus (breed, rond uiteinde), het corpus (lichaam) en de hals, die overgaat in de ductus cysticus. Het is een rekbare blaas met een maximaal volume van 70 ml .
De galblaas heeft een opbouw vergelijkbaar met de darm (mucosa, submucosa, muscularis, serosa), maar met een extra spierlaag om krachtig te kunnen samentrekken .
#### 3.3.1 Functies van de galblaas
De galblaas heeft de volgende functies:
* **Opslaan van gal:** De galproductie in de lever is continu, maar gal is niet constant nodig in de dunne darm. De galblaas slaat de overtollige gal op .
* **Indikken van gal:** De galblaas maakt de galvloeistof geconcentreerder en dikker door water te onttrekken. Hierdoor kan de concentratie van galzouten tot wel 10 keer hoger worden dan de concentratie die de lever produceert. Een te hoge concentratie kan leiden tot galstenen .
* **Vrijstellen van gal:** De gal wordt uitgescheiden wanneer vetrijke voeding moet worden verteerd .
#### 3.3.2 Contractie van de galblaas
De galblaas trekt samen onder invloed van:
* **Het parasympathisch zenuwstelsel** .
* Het hormoon **cholecystokinine (CCK)**. Dit hormoon wordt uitgescheiden door enterocyten in het duodenum wanneer vetrijke voedselbrij het duodenum binnenkomt. CCK stimuleert de gladde spieren van de galblaas tot contractie, waardoor gal wordt vrijgesteld. Hoe vetrijker de voeding, hoe meer CCK er wordt geproduceerd .
### 3.4 Functies van gal
Gal is een geelgroene, waterige vloeistof die door de lever wordt aangemaakt. De geelgroene kleur komt voornamelijk door galpigmenten zoals bilirubine en biliverdine, afbraakproducten van hemoglobine. Gal bestaat voor 95% uit water, aangevuld met galzuren en galzouten, galpigmenten, cholesterol en diverse ionen (Na, K, Ca, Cl, HCO3), wat bijdraagt aan de licht alkalische pH .
De functies van gal zijn:
* **Vertering van vetten:** Galzouten emulgeren vetten in het voedsel. Dit proces breekt grote vetdruppels af in kleinere druppeltjes, wat het oppervlak voor spijsverteringsenzymen zoals lipase vergroot, waardoor vetten efficiënter kunnen worden afgebroken en opgenomen. Galzuren en galzouten werken als emulgatoren vanwege hun bipolaire structuur (hydrofiele en hydrofobe pool). Dit proces leidt tot de vorming van micellen, kleine bolvormige structuren met vetten in het centrum, omgeven door een laag galzouten .
* **Absorptie van vetoplosbare vitamines (ADEK):** Gal is noodzakelijk voor de opname van vitamine A, D, E en K door de darmwand. Zonder gal is de opname van deze vitamines moeilijk .
* **Afvoer van afvalstoffen:** Gal transporteert afvalstoffen, zoals bilirubine (een afbraakproduct van hemoglobine) en overtollig cholesterol, uit het lichaam via de darm .
* **Neutraliseren van zure pH:** Gal heeft een licht alkalische pH, wat helpt bij het neutraliseren van het zure maagzuur dat vanuit de maag in de dunne darm komt .
#### 3.4.1 Galzuren en galzouten
Galzuren worden in de lever gesynthetiseerd uit cholesterol. Primaire galzuren worden direct in de lever gemaakt. Secundaire galzuren ontstaan in de darmen door bacteriële omzetting van primaire galzuren .
Galzouten ontstaan wanneer galzuren in de lever worden gebonden aan aminozuren zoals glycine of taurine, in een proces dat conjugatie wordt genoemd. Galzouten zijn beter oplosbaar in water dan galzuren en effectiever in het emulgeren van vetten en het vormen van micellen .
### 3.5 Enterohepatische cyclus
Na hun functie in de dunne darm worden galzouten en galzuren grotendeels terug opgenomen in het laatste deel van de dunne darm, het ileum. Ongeveer 90% van de galzouten wordt hier actief terug opgenomen in het bloed. De geabsorbeerde galzouten worden via de vena porta teruggevoerd naar de lever voor hergebruik. Dit recyclingsysteem tussen de lever, galblaas, darmen en het bloed wordt de **enterohepatische cyclus** genoemd .
Een resterende 5% van de galzouten komt in de dikke darm terecht, waar bacteriën ze kunnen omzetten in secundaire galzuren. Secundaire galzuren kunnen gedeeltelijk opnieuw worden opgenomen. Secundaire galzouten en secundaire galzuren zijn minder goed reabsorbeerbaar en gaan gemakkelijker via de feces verloren .
De lever compenseert het onvermijdelijke verlies van galzouten via de feces door continu nieuwe galzouten aan te maken uit cholesterol .
> **Tip:** De enterohepatische cyclus is cruciaal voor de efficiëntie van de vetvertering en zorgt voor energie- en grondstofbesparing, doordat de lever niet constant nieuwe galzuren hoeft te synthetiseren. Galzouten kunnen wel 4 tot 10 keer per dag door deze cyclus gaan .
#### 3.5.1 Klinische casus: Galzoutmalabsorptie
Een chirurgische verwijdering van het ileum, bijvoorbeeld bij de ziekte van Crohn, kan leiden tot galzoutmalabsorptie. Doordat het ileum, waar normaal 95% van de galzouten wordt heropgenomen, is aangetast, worden de galzouten niet effectief gerecycleerd. Dit leidt tot een verhoogd verlies van galzouten via de ontlasting, wat irritatie van het darmslijmvlies veroorzaakt en diarree tot gevolg heeft. Daarnaast zijn er onvoldoende galzouten beschikbaar voor de vetvertering, wat resulteert in steatorroe (vettige ontlasting) en malabsorptie van vetoplosbare vitamines .
---
# Regulatie van de bloedsuikerspiegel en diabetes mellitus
Dit onderwerp behandelt de regulatie van de bloedsuikerspiegel door insuline en glucagon, geproduceerd door de pancreas, evenals de oorzaken, symptomen, complicaties en behandelingen van diabetes mellitus type 1 en type 2. [49-66
### 4.1 De pancreas en de hormoonproductie
De pancreas heeft zowel een exocriene als een endocriene functie. De endocriene functie wordt uitgeoefend door de eilandjes van Langerhans, die zich bevinden in de corpus en cauda van de pancreas. Deze eilandjes vormen ongeveer 1-2% van de totale pancreas massa en bevatten verschillende celtypen die hormonen produceren [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 4.1.1 Eilandjes van Langerhans
* **Locatie:** Verspreid tussen het exocriene weefsel, voornamelijk in het corpus en de cauda van de pancreas [50](#page=50).
* **Samenstelling:** Elk eilandje bevat honderden tot duizenden cellen [50](#page=50).
* **Belangrijkste celtypen:**
* **α-cellen (ongeveer 20%):** Produceren glucagon. Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel door de afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren [50](#page=50) [52](#page=52).
* **β-cellen (ongeveer 80%):** Produceren insuline. Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel door glucoseopname in cellen te bevorderen en glucoseopslag als glycogeen te stimuleren [50](#page=50) [52](#page=52).
* **δ-cellen (ongeveer 3-10%):** Produceren somatostatine, een remmend hormoon dat de productie van maagzuur, spijsverteringsenzymen en hormonen zoals insuline en glucagon remt [53](#page=53).
> **Tip:** Eilandjes van Langerhans zijn niet te verwarren met de cellen van Langerhans, die een rol spelen in het immuunsysteem [51](#page=51).
### 4.2 Hormonale regulatie van de bloedsuikerspiegel
De bloedsuikerspiegel, ook wel glycemie genoemd, wordt nauwkeurig gereguleerd door een samenspel van hormonen, voornamelijk insuline en glucagon. Dit evenwicht is cruciaal om grote schommelingen te voorkomen [55](#page=55) [56](#page=56) [58](#page=58).
#### 4.2.1 Insuline
* **Productie:** Geproduceerd door de β-cellen van de eilandjes van Langerhans, voornamelijk na een maaltijd wanneer de bloedsuikerspiegel stijgt [54](#page=54).
* **Functie:** Verlaagt de bloedsuikerspiegel [54](#page=54) [56](#page=56).
* **Mechanismen:**
* Werkt als een "sleutel" die de glucoseopname in de celmembraan faciliteert door binding aan insulineslots op de cel [54](#page=54).
* Stimuleert de opslag van glucose als glycogeen in de lever [54](#page=54).
* Remt de vorming van glucose uit glycogeen in de lever [54](#page=54).
* Stimuleert de omzetting van glucose naar triglyceriden en bevordert vetopslag [54](#page=54).
* Remt de afbraak van vet [54](#page=54).
> **Uitzonderingen:** Cellen zoals rode bloedcellen, neuronen, epitheelcellen van nierbuisjes en darmkanaal kunnen glucose direct opnemen zonder insuline. Spiercellen nemen rust ook glucose op via insuline, maar kunnen tijdens intensieve activiteit glucose zonder insuline opnemen [54](#page=54).
#### 4.2.2 Glucagon
* **Productie:** Geproduceerd door de α-cellen van de eilandjes van Langerhans wanneer de bloedsuikerspiegel te laag is, bijvoorbeeld tussen maaltijden [55](#page=55).
* **Functie:** Verhoogt de bloedsuikerspiegel [54](#page=54) [56](#page=56).
* **Mechanismen:**
* Zorgt ervoor dat glycogeen in lever- en spiercellen wordt omgezet in glucose [55](#page=55).
* Vrijgekomen glucose uit levercellen wordt in het bloed opgenomen en getransporteerd [55](#page=55).
#### 4.2.3 Samenspel tussen insuline en glucagon
Er is een voortdurend samenspel tussen insuline en glucagon om te grote schommelingen in de glycemie te voorkomen. Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel, terwijl glucagon deze verhoogt [55](#page=55) [56](#page=56) [58](#page=58).
#### 4.2.4 Invloed van stress
In stresssituaties kunnen stresshormonen zoals adrenaline en cortisol de glycemie doen stijgen. Adrenaline werkt samen met glucagon om glycogeen om te zetten in glucose, en cortisol draagt bij aan gluconeogenese [55](#page=55).
### 4.3 Diabetes Mellitus
Diabetes mellitus is een chronische aandoening waarbij het lichaam moeite heeft om de bloedsuikerspiegel (glycemie) normaal te houden, meestal door problemen met de productie of werking van insuline [60](#page=60).
#### 4.3.1 Diabetes Mellitus Type 1
* **Oorzaak:** Een auto-immuunstoornis waarbij de β-cellen in de pancreas worden vernietigd, resulterend in geen of nauwelijks insulineproductie [60](#page=60).
* **Leeftijd:** Meestal gediagnosticeerd op jonge leeftijd (kinderen en adolescenten), met vaak plotselinge symptomen [60](#page=60).
* **Behandeling:** Patiënten zijn afhankelijk van insuline-injecties of insulinepompen [60](#page=60).
#### 4.3.2 Diabetes Mellitus Type 2
* **Oorzaak:** Onvoldoende insulineproductie of insulineresistentie (cellen reageren minder goed op insuline) [60](#page=60) [66](#page=66).
* **Factoren:** Vaak gerelateerd aan leefstijlfactoren zoals overgewicht, inactiviteit en genetische aanleg [61](#page=61).
* **Leeftijd:** Ontwikkelt zich meestal op latere leeftijd (vaak na 40 jaar), maar komt steeds vaker voor bij jongere mensen. De ontwikkeling is geleidelijk [61](#page=61).
* **Behandeling:** Kan vaak beheerst worden met aanpassingen in de levensstijl (gewichtsverlies, lichaamsbeweging, gezonde voeding). Medicatie (orale antidiabetica) kan worden voorgeschreven om insulinegevoeligheid te verbeteren of insulineproductie te stimuleren. In sommige gevallen is insuline-injectie nodig [61](#page=61) [66](#page=66).
> **Voorbeeld:** Een 58-jarige man met klachten van vermoeidheid, dorst en frequent urineren, een zittend beroep, voorkeur voor koolhydraatrijk voedsel, en een familiegeschiedenis van diabetes type 2, krijgt na diagnose van verhoogde bloedglucose en HbA1c-waarde de diagnose diabetes mellitus type 2 [65-66. Zijn pathofysiologie wordt gekenmerkt door insulineresistentie [66](#page=66).
### 4.4 Symptomen en complicaties van Diabetes Mellitus
#### 4.4.1 Symptomen
* Veel dorst (polydipsie) [62](#page=62) [64](#page=64).
* Veel plassen (polyurie) [62](#page=62) [64](#page=64).
* Onverklaard gewichtsverlies [62](#page=62).
* Vermoeidheid [62](#page=62).
* Wazig zien [62](#page=62).
* Langzame genezing van wondjes [62](#page=62).
* Terugkerende infecties [62](#page=62).
* Energieverlies [64](#page=64).
* Risico op keto-acidose [64](#page=64).
#### 4.4.2 Meest courante gevolgen (kortetermijn)
* Hyperglycemie (hoge bloedsuikerspiegel) [64](#page=64).
* Glucosurie (uitscheiden van suiker in de urine) [64](#page=64).
* Risico op urineweginfecties [64](#page=64).
* Polydipsie als gevolg van polyurie [64](#page=64).
#### 4.4.3 Lange termijn gevolgen/complicaties
* Hart- en vaatziekten (verhoogd risico op hartaanvallen, beroertes, atherosclerose) [62](#page=62).
* Nierschade (nefropathie, glomerulosclerose), kan leiden tot nierfalen [62](#page=62) [64](#page=64).
* Zenuwbeschadiging (neuropathie, polyneuropathie): kan leiden tot pijn, tintelingen, gevoelloosheid, met name in handen en voeten [62](#page=62) [64](#page=64).
* Oogproblemen (retinopathie): schade aan bloedvaten in het netvlies, kan leiden tot blindheid [62](#page=62) [64](#page=64).
* Voetproblemen (diabetische voet): zweren en infecties door zenuwbeschadiging en slechte doorbloeding, kan amputatie noodzakelijk maken [62](#page=62) [64](#page=64).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dikke darm | Het laatste deel van het spijsverteringskanaal, dat volgt op de dunne darm en verantwoordelijk is voor de absorptie van water en elektrolyten uit onverteerde resten, en de vorming van feces. |
| Colon | Het grootste deel van de dikke darm, bestaande uit het colon ascendens, transversum, descendens en sigmoïdeum, dat de onverteerde resten van de voeding transporteert en water absorbeert. |
| Caecum | Het eerste, blinde, zakvormige deel van de dikke darm, dat aansluit op het ileum (laatste deel van de dunne darm) en waar de appendix aan vastzit. |
| Appendix vermiformis | Een wormvormig aanhangsel dat uit het caecum groeit en deel uitmaakt van het lymfestelsel; de functie is nog niet volledig opgehelderd, maar het speelt mogelijk een rol bij het immuunsysteem en de darmflora. |
| Ileo-caecale klep | Een klep gelegen aan de overgang van het ileum naar het caecum, die de terugstroom van darminhoud uit de dikke darm naar de dunne darm voorkomt en de hoeveelheid darminhoud die de dikke darm binnenkomt reguleert. |
| Rectum | Het laatste deel van de dikke darm, dat dient als opslagplaats voor feces voordat deze via de anus wordt uitgescheiden; het vernauwt aan het einde tot het anale kanaal. |
| Anaal kanaal | Het vernauwde deel van het rectum dat overgaat in de anus, waar de ontlasting het lichaam verlaat; het bevat twee sluitspieren die de continentie regelen. |
| Sluitspier | Musculair orgaan dat een opening kan afsluiten of openen; in het anaal kanaal bevinden zich een onwillekeurige interne en een willekeurige externe sluitspier die de controle over de ontlasting regelen. |
| Zona hemorrhoidalis | Een netwerk van venen in de submucosa van het anale kanaal, dat helpt bij het afdichten van het kanaal en bescherming biedt tegen druk; bij zwelling kunnen aambeien ontstaan. |
| Defaecatie | Het proces van uitscheiding van feces uit het lichaam via de anus. |
| Darmflora | De verzameling van micro-organismen (voornamelijk bacteriën) die leven in de dikke darm en een belangrijke rol spelen in de spijsvertering en het immuunsysteem. |
| Gastro-colische reflex | Een reflex waarbij voedselinname in de maag leidt tot verhoogde activiteit en peristaltiek in de dikke darm, wat de drang tot ontlasting kan verhogen. |
| Diarree | Waterige ontlasting, veroorzaakt door een te snelle passage van darminhoud door het colon, waardoor onvoldoende water wordt geabsorbeerd. |
| Constipatie | Obstipatie; moeizame stoelgang met harde, droge feces, veroorzaakt door een te trage transit door het colon, waardoor te veel water wordt geabsorbeerd. |
| Vochtbalans | Het evenwicht tussen de hoeveelheid vocht die het lichaam binnenkomt en verliest, essentieel voor alle lichaamsfuncties. |
| Enterohepatische circulatie | Een circulatiesysteem waarbij stoffen die door de lever worden geproduceerd (zoals galzouten) na hun gebruik in de darm, via de poortader weer worden teruggevoerd naar de lever voor hergebruik. |
| Bilirubine | Een geelbruin afbraakproduct van hemoglobine uit oude rode bloedcellen; wordt in de lever geconjugeerd en uitgescheiden via gal in de ontlasting, wat de bruine kleur veroorzaakt. |
| Icterus | Geelzucht; een gele verkleuring van huid en ogen, veroorzaakt door een ophoping van bilirubine in het bloed, vaak als gevolg van lever- of galwegproblemen. |
| Lever | Hepar; een groot orgaan met vele vitale functies, waaronder metabolisme, opslag, ontgifting, productie van gal en immuunfuncties. |
| Hepatocyten | De functionele cellen van de lever, die verantwoordelijk zijn voor de meeste leverfuncties, zoals stofwisseling, galproductie en ontgifting. |
| Leverlobje | De microscopische functionele eenheid van de lever, bestaande uit rijen hepatocyten rond een centrale vene, met een portale triade op de hoekpunten. |
| Portale triade | Een structuur op de hoekpunten van een leverlobje, bestaande uit een takje van de leverslagader (arteria hepatica), een takje van de poortader (vena porta) en een galbuisje. |
| Arteria hepatica | Leverslagader; voorziet de lever van zuurstofrijk bloed. |
| Vena porta | Poortader; transporteert zuurstofarm, maar voedingsstofrijk bloed vanuit de maag, darmen, milt en pancreas naar de lever. |
| Sinusoïden | Gespecialiseerde, zeer doorlaatbare capillaire bloedvaten in de leverlobjes, waar bloed uit de arteria hepatica en vena porta zich mengt en uitwisseling van stoffen plaatsvindt met de hepatocyten. |
| Kupffer-cellen | Gespecialiseerde macrofagen in de wanden van de lever-sinusoïden, die pathogenen, celresten en oude bloedcellen uit het bloed verwijderen en bijdragen aan de immuunfunctie van de lever. |
| Centrale vene | Vene gelegen in het centrum van een leverlobje, waarin het gefilterde bloed uit de sinusoïden samenkomt. |
| Venae hepaticae | Leveraders; voeren gezuiverd bloed uit de lever af naar de vena cava inferior. |
| Gal | Een geelgroene vloeistof, geproduceerd door de lever, die helpt bij de vertering van vetten en de opname van vetoplosbare vitamines, en afvalstoffen uitscheidt. |
| Galblaas | Een peervormige zak onder de lever die gal opslaat en concentreert. |
| Galwegen | Buisjes die gal transporteren van de lever naar de galblaas en de dunne darm; intrahepatisch (in de lever) en extrahepatisch (buiten de lever: ductus hepaticus communis, ductus cysticus, ductus choledochus). |
| Galzouten | Afgeleid van galzuren, essentieel voor de emulgering van vetten en de vorming van micellen, wat de opname van vetten en vetoplosbare vitamines bevordert. |
| Emulgeren | Het afbreken van grote vetdruppels in kleinere druppeltjes, waardoor het oppervlak wordt vergroot en spijsverteringsenzymen vetten efficiënter kunnen afbreken. |
| Micellen | Kleine, bolvormige structuren gevormd door vetdruppeltjes omgeven door galzouten, die essentieel zijn voor de opname van vetzuren en monoglyceriden door de darmwandcellen. |
| Pancreas | Alvleesklier; een klier achter de maag die spijsverteringsenzymen produceert (exocriene functie) en hormonen zoals insuline en glucagon (endocriene functie) voor bloedsuikerregulatie. |
| Pancreassap | Sap geproduceerd door de exocriene pancreas, rijk aan spijsverteringsenzymen en bicarbonaat, dat helpt bij de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten en de zure maaginhoud neutraliseert. |
| Pancreasamylase | Enzym geproduceerd door de pancreas dat koolhydraten verder afbreekt in kortere ketens in het duodenum. |
| Trypsinogeen | Inactieve voorloper van trypsine, een enzym dat eiwitten afbreekt; wordt in het duodenum geactiveerd tot trypsine. |
| Lipase | Enzym dat vetten afbreekt; pancreaslipase, in aanwezigheid van gal, is cruciaal voor de vetvertering. |
| Eilanden van Langerhans | Groepen gespecialiseerde cellen in de pancreas die hormonen produceren, zoals insuline (door bètacellen) en glucagon (door alfacellen), die de bloedsuikerspiegel reguleren. |
| Insuline | Hormoon geproduceerd door de bètacellen van de eilanden van Langerhans, dat de bloedsuikerspiegel verlaagt door glucoseopname in cellen te bevorderen en opslag als glycogeen te stimuleren. |
| Glucagon | Hormoon geproduceerd door de alfacellen van de eilanden van Langerhans, dat de bloedsuikerspiegel verhoogt door de afbraak van glycogeen in de lever te stimuleren. |
| Diabetes mellitus | Chronische aandoening waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet goed kan reguleren door problemen met insulineproductie of -werking. |
| Glycemie | De concentratie van glucose in het bloed. |
| Polydipsie | Overmatige dorst, een symptoom van hoge bloedsuikerspiegels. |
| Polyurie | Frequent urineren, een symptoom van hoge bloedsuikerspiegels. |
| Keto-acidose | Een gevaarlijke complicatie van diabetes waarbij het lichaam ketonlichamen produceert, wat leidt tot verzuring van het bloed. |
| Peritoneum | Buikvlies; een dun membraan dat de buikholte bekleedt en de buikorganen omgeeft, bestaande uit een pariëtale en een viscerale laag met een sereuze vloeistof ertussen. |
| Pariëtaal peritoneum | Het deel van het peritoneum dat de binnenkant van de buikwand bekleedt. |
| Visceraal peritoneum | Het deel van het peritoneum dat de oppervlakken van de buikorganen bedekt. |
| Peritoneale holte | De ruimte tussen het pariëtale en viscerale peritoneum, gevuld met sereus vocht dat als smeermiddel dient. |
| Sereus vocht | Dun, helder, waterig vocht dat door sereuze membranen wordt afgescheiden en wrijving tussen organen vermindert. |
| Retroperitoneaal | Ligging achter het peritoneum; organen zoals de nieren en bijnieren worden slechts aan één zijde door het peritoneum bedekt. |
| Intraperitoneaal | Ligging binnen de peritoneale holte; organen die bijna volledig door het viscerale peritoneum zijn bedekt. |
| Mesenterium | Een dubbelgevouwen plooi van het viscerale peritoneum die de dunne darm aan de achterwand van de buikholte bevestigt en bloedvaten, lymfevaten en zenuwen bevat. |
| Omentum majus | Een vetrijk, dubbelgevouwen blad van peritoneum dat vanaf de maag naar beneden hangt en deels de darmen bedekt, dienend voor isolatie, bescherming en energieopslag. |
| Douglas-holte | De diepste ruimte in de peritoneale holte bij vrouwen, gelegen achter de uterus en voor het rectum, waar vloeistoffen zoals bloed of ontstekingsvocht zich kunnen ophopen. |