Cover
Zacznij teraz za darmo Histo: lymfoïde organen
Summary
# Histologie van het beenmerg
Het beenmerg, essentieel voor hematopoëse, wordt histologisch gekenmerkt door zijn stroma, vasculaire structuren en de diverse hematopoietische cellen in verschillende stadia van maturatie [5](#page=5).
### 1.1 Inleiding tot beenmerg
Het beenmerg kent twee hoofdtypen: rood beenmerg, dat actief is in bloedcelproductie, en geel beenmerg, dat voornamelijk uit vetweefsel bestaat. Hematopoëse is het proces van bloedcelvorming dat plaatsvindt in het beenmerg [4](#page=4).
### 1.2 Hematopoietische stamcellen
De basis van alle bloedcellen wordt gevormd door de pluripotente hematopoietische stamcel. Uit deze cel ontstaan twee types multipotente stamcellen, ook wel "committed stem cells" genoemd: lymfoïde voorlopercellen en myeloïde voorlopercellen [4](#page=4).
### 1.3 Histologie van het beenmerg
De histologische structuur van het beenmerg kan worden onderverdeeld in drie hoofdbestanddelen: het stroma, de vasculaire sinusoïden en de hematopoëtische cellen [5](#page=5).
#### 1.3.1 Stroma
Het beenmerg stroma bestaat uit reticulumcellen, reticulinevezels (voornamelijk collageen type III) en andere componenten van de extracellulaire matrix. Daarnaast zijn vetcellen (adipocyten) een significant onderdeel van het stroma [6](#page=6).
> **Tip:** Reticulinekleuringen zijn nuttig om de vezelige structuur van het beenmerg stroma zichtbaar te maken [7](#page=7).
#### 1.3.2 Vasculaire sinusoïden
De vasculaire sinusoïden vormen het bloedvatennetwerk binnen het beenmerg, cruciaal voor de aanvoer van voedingsstoffen en de afvoer van gevormde bloedcellen [6](#page=6).
#### 1.3.3 Hematopoëtische cellen
De hematopoëtische cellen vertegenwoordigen de verschillende bloedceltypen in ontwikkeling. Hun maturatieprocessen omvatten:
* **Maturatie van rode bloedcellen (erytropoëse):** Dit proces leidt tot de vorming van volwassen erytrocyten [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Maturatie van granulocyten (granulopoëse):** Dit omvat de ontwikkeling van neutrofielen, eosinofielen en basofielen. Er worden vier functionele compartimenten onderscheiden voor granulocyten: het granulopoietische compartiment, de opslag van mature cellen in het beenmerg, de circulerende populatie en de marginerende populatie [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Maturatie van monocyten:** Dit proces leidt tot de vorming van monocyten [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Maturatie van lymfocyten:** Lymfoïde voorlopercellen ontwikkelen zich verder tot verschillende typen lymfocyten. In het beenmerg vindt de ontwikkeling van B-lymfoblasten tot B-lymfocyten plaats, terwijl T-lymfoblasten in de thymus matureren tot T-lymfocyten. Beide typen lymfocyten migreren vervolgens naar secundaire lymfoïde organen [10](#page=10) [7](#page=7).
* **Vorming van bloedplaatjes (trombopoëse):** Dit proces resulteert in de productie van trombocyten uit megakaryocyten [10](#page=10) [7](#page=7).
> **Tip:** Giemsa-kleuringen zijn standaardtechnieken om de morfologie van de verschillende hematopoëtische cellen en hun maturatiestadia te beoordelen [10](#page=10) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.4 Medische toepassingen
De histologie van het beenmerg is cruciaal voor de diagnose van diverse beenmergaandoeningen. Enkele belangrijke aandoeningen zijn [12](#page=12):
* **Aplastische anemie:** Gekenmerkt door een zeer celarm beenmerg en pancytopenie (een tekort aan alle bloedceltypen). Dit kan verworven zijn door toxische, medicamenteuze, virale of immuun-gemedieerde oorzaken [12](#page=12).
* **Myelodysplastisch syndroom (MDS):** Een precancereuze toestand waarbij het beenmerg celrijk kan zijn, maar de maturatie van bloedcellen verminderd is, resulterend in pancytopenie [12](#page=12).
* **Acute myeloïde leukemie (AML):** Een vorm van kanker van het beenmerg [12](#page=12).
* **Acute lymfoblastenleukemie (ALL):** Een vorm van kanker van de lymfoïde cellijnen in het beenmerg [12](#page=12).
---
# Histologie en functie van de thymus
Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerde beschrijving van de thymus, inclusief de embryologische oorsprong, de histologische structuur van de cortex en medulla, en de cruciale functies van positieve en negatieve selectie bij de rijping van T-cellen.
## 2 Histologie en functie van de thymus
### 2.1 Inleiding tot de thymus
De thymus is een lymfo-epitheliaal orgaan met een embryologische oorsprong uit de derde kieuwzakjes (endoderm). Het bestaat uit epitheelcellen, specifiek reticulaire epitheelcellen, en lymfoïde cellen, bekend als thymocyten. Dit orgaan speelt een cruciale rol in de inductie van centrale tolerantie, waarbij lymfoïde voorlopercellen vanuit het beenmerg worden omgevormd tot mature T-lymfocyten [14](#page=14).
### 2.2 Histologie van de thymus
De thymus is histologisch onderverdeeld in een cortex en een medulla. Deze gebieden verschillen qua uiterlijk en celpopulatie [15](#page=15).
#### 2.2.1 De cortex
De cortex van de thymus wordt gekenmerkt door een donkerder aspect. Het is voornamelijk samengesteld uit reticulaire epitheelcellen, ook wel corticale thymische epitheelcellen genoemd. Daarnaast bevinden zich hier lymfoïde cellen, voornamelijk TdT-positieve lymfoblasten, en kernpuinmacrofagen [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.2.2 De medulla
De medulla is bleker van kleur dan de cortex. Hier vindt men medullaire thymische epitheelcellen. De lymfoïde cellen in de medulla zijn TdT-negatieve "kleine lymfocyten". Kenmerkend voor de medulla zijn de lichaampjes van Hassall [16](#page=16) [19](#page=19).
#### 2.2.3 Vascularisatie van de thymus
De vascularisatie van de thymus omvat postcapillaire venulen. Opmerkelijk is dat de thymus enkel efferente lymfevaten heeft. Er is tevens een bloed-thymus-barrière aanwezig [20](#page=20).
### 2.3 Functie van de thymus
De thymus is essentieel voor de ontwikkeling en rijping van T-lymfocyten, een proces dat centrale tolerantie induceert. Lymfoïde voorlopercellen uit het beenmerg, die CD4- en CD8-dubbel negatief zijn en nog geen herschikte TCR-genen hebben, arriveren in de thymus [14](#page=14) [21](#page=21).
Het proces van T-celontwikkeling omvat proliferatie en recombinatie van de T-celreceptor (TCR). Tijdens deze fase worden de cellen CD4- en CD8-dubbel positief en zijn ze TdT-positief [21](#page=21).
De belangrijkste functies van de thymus zijn positieve en negatieve selectie:
1. **Positieve selectie (in de cortex)**: T-cellen met een niet-functionele TCR ondergaan apoptose (ongeveer 80% sterft af). T-cellen met een functionele TCR worden doorgestuurd naar de medulla. Dit proces zorgt ervoor dat alleen T-cellen die in staat zijn om met MHC-moleculen te interageren, worden geselecteerd [22](#page=22).
2. **Negatieve selectie (in de medulla)**: In de medulla worden autoreactieve T-cellen, die reageren op lichaamseigen antigenen, geëlimineerd via apoptose. Dit voorkomt auto-immuunreacties [22](#page=22).
Na deze selectieprocessen ontstaan mature CD4- of CD8-positieve T-lymfocyten, die vervolgens naar de secundaire lymfoïde organen worden getransporteerd [22](#page=22).
### 2.4 Thymusinvolutie
Naarmate men ouder wordt, ondergaat de thymus involutie (thymusatrofie). Dit betekent dat de functionele capaciteit van de thymus afneemt bij oudere volwassenen [23](#page=23).
### 2.5 Medische toepassingen van aandoeningen van de thymus
Aandoeningen die de thymus betreffen, kunnen leiden tot significante medische problemen. Enkele belangrijke voorbeelden zijn:
* Myasthenia gravis: bij 20 tot 30 procent van de patiënten wordt een thymoom gevonden [24](#page=24).
* Thymoom: een tumor van de thymus, die gepaard kan gaan met myastenia gravis bij 30 tot 50 procent van de gevallen [24](#page=24).
* Acute lymfoblastenleukemie (ALL) / Acute lymfoblastenlymfoma [24](#page=24).
* Primair mediastinaal B-cellymfoma [24](#page=24).
* Hodgkin-lymfoom [24](#page=24).
---
# Histologie en functie van lymfeknopen
Deze sectie beschrijft de microscopische structuur (histologie) van lymfeknopen en hun belangrijkste functionele zones, met aandacht voor klinische relevantie [25](#page=25).
### 3.1 Inleiding tot lymfocytair weefsel en lymfeknopen
Lymfocytair weefsel, de bouwsteen van lymfeknopen, bestaat uit een stroma van reticulumcellen en reticulinevezels. Dit weefsel herbergt diverse celtypen, waaronder lymfocyten, macrofagen en dendritische cellen. Lymfeknopen zijn lymfoïde organen die in serie liggen in de lymfevaten en een cruciale rol spelen in de immuunrespons [25](#page=25).
### 3.2 Histologische zones van de lymfeknoop
Een lymfeknoop kan histologisch worden onderverdeeld in drie hoofdgebieden: de lymfessinussen, de cortex en de paracortex [26](#page=26).
#### 3.2.1 Lymfessinussen
De lymfessinussen vormen een netwerk van ruimtes binnen de lymfeknoop waar lymfe stroomt en wordt gefilterd. Deze sinussen worden bekleed door endotheelcellen en bevatten vaak macrofagen die vreemd materiaal en pathogenen fagocyteren [26](#page=26).
#### 3.2.2 Cortex
De cortex, het buitenste gedeelte van de lymfeknoop, bevat B-lymfocyten georganiseerd in follikels. Er worden twee typen follikels onderscheiden [27](#page=27):
* **Primaire follikels:** Deze bestaan voornamelijk uit kleine B-lymfocyten, die naïeve B-cellen zijn die voornamelijk IgM en IgD tot expressie brengen. Deze follikels zijn de rustende reservoirs van B-cellen [27](#page=27).
* **Secundaire follikels:** Deze ontstaan na antigene stimulatie en worden gekenmerkt door een structuur met een mantel (ook wel corona genoemd) die de primaire follikel omringt, en een centraal kiemcentrum [27](#page=27).
* **Kiemcentrum:** Dit is een dynamische regio waar B-cellen prolifereren en differentiëren. Het kiemcentrum bevat [29](#page=29):
* **Centroblasten:** Grote, snel delende B-cellen [27](#page=27).
* **Centrocyten:** Kleinere B-cellen met afgeronde kernen, die voortkomen uit centroblasten [27](#page=27).
* **Kernmpuinmacrofagen:** Macrofagen die debris van apoptotische cellen in het kiemcentrum opruimen [27](#page=27).
* **Folliculaire dendritische cellen (FDC's):** Deze cellen, gelegen in de mantel en het kiemcentrum, spelen een cruciale rol bij het presenteren van intacte antigenen aan B-cellen, wat essentieel is voor de activatie en rijping van B-cellen. Ze vormen een netwerk binnen de follikel en behouden antigenen gedurende lange periodes [28](#page=28).
In het kiemcentrum vinden belangrijke processen plaats zoals antilichaam-isotype switch en somatische hypermutaties. Dit leidt tot de productie van B-cellen met een verhoogde affiniteit voor het antigeen en de productie van verschillende antilichaamklassen. De nakomelingen van de centrocyten kunnen differentiëren tot geheugen B-cellen of plasmacellen, die antistoffen secreteren [30](#page=30) [31](#page=31).
* **Geheugen B-cellen:** Lange-levende cellen die een snelle en versterkte immuunrespons mogelijk maken bij herhaalde blootstelling aan hetzelfde antigeen [31](#page=31).
* **Plasmocyten:** Cellen die gespecialiseerd zijn in de productie en secretie van grote hoeveelheden antistoffen [31](#page=31).
* **Marginale zone:** Dit gebied, dat de follikels omgeeft, bevat zowel naïeve B-cellen als geheugen B-cellen [32](#page=32).
#### 3.2.3 Paracortex
De paracortex bevindt zich tussen de cortex en de medulla en is voornamelijk de thuisbasis van T-lymfocyten. Het is een T-cel zone, waar efficiënte interactie tussen T-cellen, B-cellen en antigenpresenterende cellen plaatsvindt. Hier bevinden zich [33](#page=33):
* **CD4-positieve T-helpercellen:** Deze cellen helpen bij het coördineren van immuunreacties [33](#page=33).
* **CD8-positieve cytotoxische T-cellen:** Deze cellen zijn verantwoordelijk voor het doden van geïnfecteerde of abnormale cellen [33](#page=33).
De cortex wordt beschouwd als de B-zone en de paracortex als de T-zone. Een belangrijk kenmerk van de paracortex zijn de **hoog-endotheliale venulen (HEVs)**. Dit zijn gespecialiseerde bloedvaten met een verhoogd endotheel, waardoor lymfocyten efficiënt vanuit het bloed de lymfeknoop kunnen binnenkomen [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 3.2.4 Medulla
De medulla is het binnenste gedeelte van de lymfeknoop en bevat een mengsel van lymfocyten, plasmacellen, macrofagen en dendritische cellen, evenals bloedvaten en uitstroomkanaaltjes voor de lymfe. De medulla is direct verbonden met de hilus, waar de uitgaande bloedvaten en de afferente lymfevaten de klier verlaten [35](#page=35).
### 3.3 Medische toepassingen
Afwijkingen in lymfeknopen hebben belangrijke klinische implicaties [35](#page=35).
* **Lymfadenopathie:** Dit is een algemene term voor vergrote lymfeknopen, wat kan duiden op diverse pathologieën [35](#page=35).
* **‘Reactieve’ lymfadenopathie:** Vergroting van lymfeknopen als reactie op een infectie of ontsteking [35](#page=35).
* **Lymfoma:** Kanker die ontstaat in lymfocyten [35](#page=35).
* **Metastasen:** De verspreiding van kankercellen vanuit een primaire tumor naar lymfeknopen. Dit is van cruciaal belang voor de **TNM-stagering** van kanker, een systeem om de uitgebreidheid van kanker te classificeren. Een voorbeeld is de metastase van borstadenocarcinoma naar lymfeknopen [35](#page=35) [36](#page=36).
* **‘Sentinel’-lymfeklier:** De sentinel-lymfeklier is de eerste lymfeklier waarnaar een tumor waarschijnlijk uitzaait. Het identificeren en analyseren van deze klier is belangrijk voor het bepalen van de prognose en het behandelplan [36](#page=36).
> **Tip:** Begrijp de specifieke rol van FDC's in het kiemcentrum; zij presenteren antigenen in hun native vorm aan B-cellen, in tegenstelling tot de meeste andere antigenpresenterende cellen die antigenen verwerken.
>
> **Tip:** De markers CD20, CD3, CD4 en CD8 zijn belangrijk voor het onderscheiden van de B-cel rijke cortex en de T-cel rijke paracortex [33](#page=33).
---
# Histologie en functie van de milt
Dit hoofdstuk behandelt de histologische structuur van de milt, inclusief de witte en rode pulpa, en de essentiële functies van dit orgaan, met specifieke aandacht voor de gevolgen van splenectomie [37](#page=37) [38](#page=38).
### 4.1 Inleiding tot de milt
De milt functioneert primair als een bloedfilter en is betrokken bij immunologische reacties. Bij foetussen speelt de milt ook een rol in hematopoëse. De milt kan worden beschouwd als een 'bord' waarop antigenen en verouderde bloedcellen worden gepresenteerd voor fagocytose en immuunrespons [37](#page=37) [44](#page=44).
### 4.2 Histologie van de milt
De milt bestaat histologisch uit twee hoofdcomponenten: de witte pulpa en de rode pulpa [38](#page=38) [39](#page=39) [41](#page=41).
#### 4.2.1 Witte pulpa
De witte pulpa (WP) is het lymfoïde weefsel van de milt en is verantwoordelijk voor de immuunfunctie. Het bestaat uit drie onderdelen [39](#page=39) [40](#page=40):
* **Peri-arteriolaire lymfoïde schede (PALS):** Een mantel van lymfocyten rondom arteriolen. Immuunhistochemie toont hier een hoge concentratie van T-cellen (CD3-positief) [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Lymfefollikels:** Deze kunnen primair of secundair zijn en bevatten voornamelijk B-cellen (CD20-positief). Secundaire follikels hebben een kiemcentrum [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Marginale zone:** Dit is een gebied gelegen tussen de witte en rode pulpa, rijk aan antigenpresenterende cellen [39](#page=39).
#### 4.2.2 Rode pulpa
De rode pulpa (RP) is verantwoordelijk voor de filterfunctie van de milt en bestaat uit twee belangrijke structuren:
* **Pulpastrengen (balken van Billroth):** Dichte aggregaten van cellen, waaronder macrofagen, plasmacellen en bloedcellen, die zich uitstrekken tussen de miltsinussen [41](#page=41).
* **Miltsinussen:** Brede, gespecialiseerde capillairen met een geperforeerde endotheelwand, waardoor bloedcellen kunnen passeren. Een PAS-kleuring kan de basaalmembraan van de miltsinussen aantonen [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 4.2.3 Bloedcirculatie
De bloedcirculatie in de milt kan open of gesloten zijn. Bij een gesloten circulatie stroomt het bloed direct vanuit de capillairen naar de miltsinussen. Bij een open circulatie komt het bloed in de pulpastrengen terecht en dringt het daarna door de sinusoidale wanden de sinussen binnen [42](#page=42) [43](#page=43).
### 4.3 Functie van de milt
De milt vervult cruciale filter- en immunologische functies [37](#page=37) [43](#page=43).
#### 4.3.1 Filterfunctie
De milt filtert het bloed door fagocytose van verouderde rode bloedcellen (RBC) en vreemde deeltjes. Macrofagen in de rode pulpa spelen hierbij een sleutelrol [37](#page=37) [41](#page=41).
#### 4.3.2 Immunologische functie
De witte pulpa van de milt is het centrum voor immunologische reacties. Antigenen in het bloed worden hier gepresenteerd, wat leidt tot de activering van lymfocyten. De milt is met name belangrijk voor de afweer tegen omkapselde bacteriën, zoals *Haemophilus influenzae*, *Neisseria meningitidis*, en *Streptococcus pneumoniae* [37](#page=37) [39](#page=39) [40](#page=40) [43](#page=43).
#### 4.3.3 Effect van splenectomie
Na splenectomie (verwijdering van de milt) worden de functies van de milt deels overgenomen door de lymfeklieren en het beenmerg. Echter, het orgaanverlies verhoogt het risico op infecties, met name door omkapselde bacteriën. Daarom wordt na splenectomie vaccinatie tegen deze pathogenen sterk aangeraden [43](#page=43).
> **Tip:** Patiënten zonder milt worden soms aangeduid als "asplenie" of "functional asplenia". Ze zijn significant vatbaarder voor ernstige infecties, met name septikemie.
##### Medische toepassing: hypersplenisme
Hypersplenisme is een aandoening waarbij de milt overactief is (splenomegalie) en abnormaal veel bloedcellen uit de circulatie verwijdert. Dit kan leiden tot [44](#page=44):
* Anemie (tekort aan rode bloedcellen) [44](#page=44).
* Trombopenie (tekort aan bloedplaatjes) [44](#page=44).
* Leukopenie (tekort aan witte bloedcellen) [44](#page=44).
---
# Mucosa-geassocieerd lymfoïd weefsel (MALT)
MALT is een gedistribueerd immuunsysteem dat zich bevindt in de mucosa van met name het spijsverterings- en luchtwegstelsel [46](#page=46).
### 5.1 Componenten van MALT
MALT bestaat uit drie hoofdbestanddelen:
* **Georganiseerd weefsel:** Dit omvat lymfefollikels en interfolliculaire gebieden [47](#page=47).
* **Diffuus weefsel:** Dit gedeelte bestaat uit los verspreide lymfocyten, plasmacellen (voornamelijk produceerders van IgA), dendritische cellen en macrofagen [47](#page=47).
* **Intra-epitheliale lymfocyten:** Deze cellen, voornamelijk CD8-positieve T-lymfocyten, bevinden zich binnen het epitheel [47](#page=47).
### 5.2 Tonsillen
De tonsillen, ook wel amandelen genoemd, vormen een belangrijk onderdeel van MALT en zijn georganiseerd als een ring in de keelholte, bekend als de ring van Waldeyer. De verschillende tonsillen zijn [47](#page=47):
* Tonsilla palatina (keelamandel of verhemelte-amandel) [47](#page=47).
* Tonsilla pharyngea (neus-keelamandel of “adenoïd”) [47](#page=47).
* Tonsilla tubaria [47](#page=47).
* Tonsilla lingualis (tongamandel) [47](#page=47).
De tonsilla palatina wordt gekenmerkt door zijn cryptenepitheel [48](#page=48).
> **Tip:** In de keelamandel en tongamandel kan een infectie met hoog-risico humaan papillomavirus (HPV) leiden tot plaveiselcelcarcinoom [49](#page=49).
### 5.3 GALT (gut-associated lymphoid tissue)
GALT is het mucosa-geassocieerde lymfoïde weefsel van het spijsverteringsstelsel. De belangrijkste structuren binnen GALT zijn [49](#page=49):
* **Platen van Peyer:** Dit zijn georganiseerde lymfoïde aggregaten in de wand van de dunne darm. Een cruciaal celtype in de epitheliale bekleding van de platen van Peyer is de M-cel (microfold cell), die een rol speelt bij antigenopname [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Appendix:** De appendix is een wormvormige uitstulping van de dikke darm die ook lymfoïde weefsel bevat [49](#page=49) [51](#page=51).
Naast deze georganiseerde structuren, omvat GALT ook een diffuse component van lymfocyten, plasmacellen, dendritische cellen en macrofagen, evenals solitaire lymfefollikels [49](#page=49).
### 5.4 BALT (bronchus-associated lymphoid tissue)
BALT is het mucosa-geassocieerde lymfoïde weefsel van de luchtwegen. Het speelt een belangrijke rol in de immuunrespons tegen pathogenen die via inhalatie het ademhalingssysteem binnendringen [49](#page=49) [51](#page=51).
### 5.5 Medische toepassingen van MALT
Een belangrijke medische toepassing gerelateerd aan MALT is **MALT-lymfoom**, ook bekend als extranodaal marginale zone lymfoom. Dit type lymfoom ontstaat uit marginale zone memory B-cellen [52](#page=52).
Er zijn specifieke geassocieerde oorzaken voor MALT-lymfoom in verschillende organen:
* **Helicobacter pylori** infectie: Frequente oorzaak van MALT-lymfoom in de maag [52](#page=52).
* **Sjögren-syndroom**: Geassocieerd met MALT-lymfoom in speekselklieren [52](#page=52).
* **Ziekte van Hashimoto**: Geassocieerd met MALT-lymfoom in de schildklier [52](#page=52).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hematopoiesis | Het proces van vorming en ontwikkeling van bloedcellen uit hematopoietische stamcellen, dat plaatsvindt in het beenmerg. Dit omvat de productie van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. |
| Rood beenmerg | Het beenmerg dat verantwoordelijk is voor hematopoiesis, rijk aan bloedvormende cellen en minder vetweefsel. Dit type beenmerg komt voornamelijk voor in de platte botten en de epifysen van lange botten. |
| Geel beenmerg | Beenmerg dat voornamelijk bestaat uit vetweefsel en minder bloedvormende activiteit vertoont. Bij volwassenen bevindt het zich voornamelijk in de schachten van lange botten en kan het onder bepaalde omstandigheden weer rood beenmerg worden. |
| Pluripotente hematopoietische stamcel | Een ongedifferentieerde cel die in staat is om zich te ontwikkelen tot alle typen bloedcellen. Deze stamcellen zijn de oorsprong van zowel de lymfoïde als de myeloïde voorlopercellen. |
| Lymfoïde voorlopercel | Een cel die zich ontwikkelt uit een pluripotente hematopoietische stamcel en specifiek voorbestemd is om te differentiëren tot lymfocyten, zoals T-cellen, B-cellen en NK-cellen. |
| Myeloïde voorlopercel | Een cel die zich ontwikkelt uit een pluripotente hematopoietische stamcel en voorbestemd is om te differentiëren tot erytrocyten, megakaryocyten, granulocyten en monocyten. |
| Stroma | Het ondersteunende bindweefsel van een orgaan. In het beenmerg bestaat het uit reticulumcellen, reticulinevezels en extracellulaire matrixcomponenten die de hematopoietische cellen ondersteunen. |
| Reticulumcellen | Gespecialiseerde cellen in het stroma van lymfoïde organen en beenmerg die een netwerk van vezels produceren en ondersteuning bieden aan de cellen die zich daarin bevinden. |
| Reticulinevezels | Een type collageen (type III) dat een fijn netwerk vormt in het stroma van organen zoals de lever, het beenmerg en de lymfeklieren, en dient als structureel ondersteunend element. |
| Vasculaire sinusoïden | Wijde, onregelmatig gevormde bloedvaten in organen zoals de lever en het beenmerg. Ze hebben een dunne wand en bevorderen de uitwisseling van stoffen tussen het bloed en het weefsel. |
| Hematopoietische cellen | Alle cellen die worden geproduceerd door het proces van hematopoiesis, inclusief erytrocyten, leukocyten (lymfocyten, granulocyten, monocyten) en trombocyten. |
| Erytropoëse | Het proces van vorming en maturatie van rode bloedcellen (erytrocyten) vanuit hun voorlopercellen in het beenmerg. |
| Granulopoëse | Het proces van vorming en maturatie van granulocyten (neutrofielen, eosinofielen, basofielen) vanuit hun voorlopercellen in het beenmerg. |
| Monopoëse | Het proces van vorming en maturatie van monocyten vanuit hun voorlopercellen in het beenmerg. |
| Lymfopoëse | Het proces van vorming en maturatie van lymfocyten (B-cellen, T-cellen, NK-cellen) vanuit hun voorlopercellen in de lymfoïde organen. |
| Trombopoëse | Het proces van vorming van bloedplaatjes (trombocyten) vanuit megakaryocyten in het beenmerg. |
| Aplastische anemie | Een ernstige aandoening waarbij het beenmerg niet in staat is om voldoende nieuwe bloedcellen te produceren, resulterend in een tekort aan rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. |
| Myelodysplastisch syndroom (MDS) | Een groep van beenmergaandoeningen waarbij het beenmerg weliswaar celrijk is, maar de bloedcellen niet goed rijpen, wat kan leiden tot bloedarmoede, infecties en bloedingen. Het wordt beschouwd als een precancereuze aandoening. |
| Acute myeloïde leukemie (AML) | Een agressieve vorm van bloedkanker die ontstaat uit de myeloïde voorlopercellen in het beenmerg, gekenmerkt door een snelle proliferatie van onrijpe myeloïde cellen. |
| Acute lymfoblastenleukemie (ALL) | Een agressieve vorm van bloedkanker die ontstaat uit de lymfoïde voorlopercellen in het beenmerg, gekenmerkt door een snelle proliferatie van onrijpe lymfocyten (blasten). |
| Thymus | Een primair lymfoïd orgaan gelegen in de borstkas, achter het borstbeen, waar T-lymfocyten rijpen en worden geselecteerd. |
| Lymfo-epitheliaal orgaan | Een orgaan dat zowel lymfoïde cellen als epitheelcellen bevat, zoals de thymus. |
| Centrale tolerantie | Het proces waarbij het immuunsysteem leert om lichaamseigen antigenen te herkennen en er niet op te reageren, wat voornamelijk plaatsvindt in de primaire lymfoïde organen zoals de thymus en het beenmerg. |
| Corticale thymische epitheelcellen | Epitheelcellen die zich in de cortex van de thymus bevinden en een belangrijke rol spelen bij de selectie en ontwikkeling van T-cellen. |
| Medullaire thymische epitheelcellen | Epitheelcellen die zich in de medulla van de thymus bevinden en een rol spelen bij de verdere ontwikkeling en selectie van T-cellen. |
| Lichaampjes van Hassall | Kleine, concentrisch opgebouwde structuren die voorkomen in de medulla van de thymus, bestaande uit afstervende epitheelcellen. Hun precieze functie is nog niet volledig begrepen. |
| TdT (Terminal deoxynucleotidyl transferase) | Een enzym dat betrokken is bij de recombinatie van genen voor T-celreceptoren (TCR) en B-celreceptoren (BCR). Het is een marker voor onrijpe lymfoblasten in de thymus. |
| Positieve selectie (thymus) | Het proces in de cortex van de thymus waarbij T-cellen die een functionele T-celreceptor (TCR) hebben en zwak interageren met het MHC-molecuul worden geselecteerd om te overleven. |
| Negatieve selectie (thymus) | Het proces in de medulla van de thymus waarbij T-cellen die te sterk reageren op lichaamseigen antigenen (autoreactieve T-cellen) worden geëlimineerd via apoptose. |
| Autoreactieve T-cellen | T-cellen die de neiging hebben om lichaamseigen weefsels aan te vallen, wat kan leiden tot auto-immuunziekten. Deze cellen worden tijdens de negatieve selectie in de thymus verwijderd. |
| Thymusinvolutie | Het natuurlijke proces van achteruitgang en vervanging van functioneel thymusepitheel door vetweefsel na de puberteit, wat leidt tot een verminderde productie van naïeve T-cellen op latere leeftijd. |
| Myasthenia gravis | Een auto-immuunziekte die wordt gekenmerkt door spierzwakte, veroorzaakt door antilichamen die de signaaloverdracht tussen zenuwen en spieren blokkeren. Thymomen komen vaker voor bij patiënten met myasthenia gravis. |
| Thymoma | Een tumor die ontstaat uit de epitheelcellen van de thymus. Thymomen kunnen geassocieerd zijn met myasthenia gravis en andere auto-immuunziekten. |
| Lymfeknoop | Kleine, boonvormige organen die deel uitmaken van het lymfestelsel en een belangrijke rol spelen bij de immuunrespons door het filteren van lymfe en het huisvesten van lymfocyten en andere immuuncellen. |
| Lymfessinussen | Holtes binnenin de lymfeknoop die gevuld zijn met lymfe en waarin macrofagen en dendritische cellen aanwezig zijn om pathogenen en antigenen te verwijderen. |
| Cortex (lymfeknoop) | Het buitenste deel van de lymfeknoop, dat follikels bevat die voornamelijk B-lymfocyten huisvesten. Hier vindt de productie van antilichamen plaats. |
| Primaire follikel | Een compacte aggregatie van naïeve B-lymfocyten in de cortex van een lymfeknoop, die aanwezig is in afwezigheid van antigenstimulatie. |
| Secundaire follikel | Een follikel die ontstaat na blootstelling aan een antigeen. Het bevat een kiemcentrum waar B-lymfocyten prolifereren, muteren en differentiëren tot geheugen B-cellen en plasmacellen. |
| Kiemcentrum | Een gebied binnen een secundaire follikel in een lymfeknoop waar B-lymfocyten actief delen, somatische hypermutaties ondergaan en antilichaamisotypen wisselen, wat leidt tot de vorming van antilichaam-producerende cellen. |
| Centroblast | Een grote, snel delende B-cel die zich in het kiemcentrum bevindt en een voorloper is van centrocyt. |
| Centrocyten | Kleinere B-cellen met een meer gecondenseerde kern die zich in het kiemcentrum bevinden. Ze zijn het resultaat van de differentiatie van centroblasten. |
| Kernmpuinmacrofaag | Macrofagen die zich in het kiemcentrum bevinden en resterende kernfragmenten opruimen die afkomstig zijn van apoptotische lymfocyten. |
| Folliculaire dendritische cel (FDC) | Cellen in de kiemcentra van lymfoïde follikels die antigenen presenteren aan B-cellen, essentieel voor de ontwikkeling van een effectieve B-celrespons. |
| Geheugen B-cel | Een lang levende B-cel die na een eerste blootstelling aan een antigeen wordt gevormd. Bij een volgende blootstelling kan deze cel sneller en krachtiger antilichamen produceren. |
| Plasmocyt | Een gespecialiseerde cel die grote hoeveelheden antilichamen produceert en afscheidt. Plasmocyten zijn de einddifferentiatiefase van B-lymfocyten. |
| Marginale zone (lymfeknoop) | Een gebied rond de follikels in de cortex van de lymfeknoop dat zowel naïeve als geheugen B-cellen kan bevatten. |
| Paracortex (lymfeknoop) | Het gebied tussen de cortex en de medulla van de lymfeknoop, dat voornamelijk T-lymfocyten en dendritische cellen bevat. Dit is de T-celzone van de lymfeknoop. |
| CD4-positieve T-helpercel | Een type T-cel dat het CD4-eiwit tot expressie brengt op zijn oppervlak. T-helpercellen spelen een cruciale rol bij de coördinatie van de immuunrespons door het activeren van andere immuuncellen. |
| CD8-positieve cytotoxische T-cel | Een type T-cel dat het CD8-eiwit tot expressie brengt op zijn oppervlak. Cytotoxische T-cellen zijn in staat om geïnfecteerde of abnormale lichaamseigen cellen te doden. |
| Hoog-endotheliale venulen (HEV) | Gespecialiseerde bloedvaten in de paracortex van lymfeknopen met een hoog endotheel, waardoor lymfocyten efficiënt vanuit het bloed naar de lymfeknoop kunnen migreren. |
| Medulla (lymfeknoop) | Het binnenste deel van de lymfeknoop, dat mergstrengen bevat met plasmacellen, macrofagen en lymfocyten, en waar de lymfe uiteindelijk de knoop verlaat via de efferente lymfevaten. |
| Lymfadenopathie | Vergroting van lymfeknopen, wat kan duiden op infectie, ontsteking of maligniteit. |
| Metastasen | Secundaire tumorgroei die ontstaat wanneer kankercellen zich verspreiden vanuit de primaire tumor naar andere delen van het lichaam, vaak via het lymfestelsel of de bloedbaan. |
| Sentinel-lymfeklier | De eerste lymfeklier die lymfe ontvangt vanuit een primaire tumor. Bij kankeronderzoek wordt de sentinel-lymfeklier vaak verwijderd en onderzocht om te bepalen of de kanker zich heeft verspreid. |
| Milt | Een orgaan in het bovenste linker deel van de buik dat deel uitmaakt van het lymfestelsel en het immuunsysteem. Het filtert bloed, verwijdert verouderde rode bloedcellen en speelt een rol bij de immuunrespons. |
| Witte pulpa (milt) | Het lymfoïde weefsel van de milt, dat lymfocyten bevat en de immuunrespons tegen bloedgedragen antigenen initieert. Het bestaat uit de peri-arteriolaire lymfoïde schede (PALS), lymfefollikels en de marginale zone. |
| Rode pulpa (milt) | Het bloedvatrijke deel van de milt, dat verantwoordelijk is voor het filteren van bloed, het verwijderen van verouderde rode bloedcellen en het opslaan van bloedcomponenten. Het bestaat uit pulpastrengen en miltsinussen. |
| Peri-arteriolaire lymfoïde schede (PALS) | Een concentratie van lymfocyten die de arteriolen in de witte pulpa van de milt omringen. |
| Marginale zone (milt) | Een overgangsgebied tussen de witte en rode pulpa in de milt, rijk aan lymfocyten en macrofagen, waar bloed wordt gefilterd en immuunreacties kunnen worden geïnitieerd. |
| Pulpastrengen (balken van Billroth) | Cordoppervlaktes van reticulair weefsel in de rode pulpa van de milt, waarin bloedcellen circuleren en worden gefilterd. |
| Miltsinus | Wijde bloedvaten in de rode pulpa van de milt waar bloed langzaam stroomt, wat de fagocytose van oude of beschadigde rode bloedcellen door macrofagen faciliteert. |
| Splenectomie | Chirurgische verwijdering van de milt. |
| Hypersplenisme | Overmatige activiteit van de milt, wat kan leiden tot een verhoogde afbraak van bloedcellen (anemie, trombopenie, leukopenie). |
| Splenomegalie | Vergroting van de milt, vaak een gevolg van onderliggende ziekten. |
| Maligne letsels uitgaande van lymfocyten | Kanker die ontstaat uit lymfocyten, zoals lymfomen en leukemieën. |
| Precursor lymfoïde neoplasieën | Kankers die ontstaan uit onrijpe lymfoïde cellen, zoals acute lymfoblastenleukemie/lymfoom. |
| Mature lymfoïde neoplasieën | Kankers die ontstaan uit rijpe lymfoïde cellen, zoals Hodgkin-lymfoom en non-Hodgkinlymfomen. |
| Non-Hodgkinlymfoma | Een groep van lymfomen die niet voldoen aan de criteria voor Hodgkin-lymfoom. Ze kunnen ontstaan uit B-cellen of T-cellen en worden verder geclassificeerd op basis van celgrootte en groeipatroon. |
| MALT (Mucosa-Associated Lymphoid Tissue) | Lymfoïde weefsel dat geassocieerd is met de slijmvliezen van het spijsverteringskanaal, de luchtwegen en andere slijmvliezen. Het speelt een cruciale rol bij de immuunrespons op deze locaties. |
| GALT (Gut-Associated Lymphoid Tissue) | Lymfoïde weefsel dat geassocieerd is met het spijsverteringskanaal, inclusief de platen van Peyer, de appendix en diffuse lymfocyten in de darmwand. |
| BALT (Bronchus-Associated Lymphoid Tissue) | Lymfoïde weefsel dat geassocieerd is met de luchtwegen, met name rond de bronchiën. |
| Tonsillen | Lymfoïde organen gelegen in de keelholte die deel uitmaken van het immuunsysteem en helpen bij het bestrijden van infecties die via de mond of neus binnenkomen. |
| Ring van Waldeyer | Een ring van lymfoïde weefsel in de keelholte, bestaande uit de tonsilla palatina, tonsilla pharyngea, tonsilla tubaria en tonsilla lingualis. |
| Tonsilla palatina | De keelamandel of verhemelte-amandel, een van de tonsillen. |
| Tonsilla pharyngea | De neus-keelamandel, ook bekend als de adenoïden. |
| Cryptenepitheel | Het epitheel dat de crypten van de tonsillen bekleedt. Het kan antigenen opnemen en presenteren aan immuuncellen. |
| Platen van Peyer | Grote aggregaties van lymfoïde follikels in de wand van de dunne darm, die een belangrijke rol spelen bij de immuunrespons in het maag-darmkanaal. |
| Appendix | Een klein, wormvormig aanhangsel van de dikke darm dat lymfoïde weefsel bevat en deel uitmaakt van het GALT. |
| M-cel (microfold cell) | Gespecialiseerde epitheelcellen in de bekleding van de dunne darm en de platen van Peyer die antigenen en pathogenen opnemen en transporteren naar onderliggende immuuncellen. |
| MALT-lymfoom | Een type non-Hodgkinlymfoom dat ontstaat uit het mucosa-geassocieerde lymfoïde weefsel (MALT). Het kan voorkomen in verschillende slijmvliesorganen, zoals de maag, de darmen en de speekselklieren. |