Cover
Zacznij teraz za darmo extern recht samenvatting pieter.docx
Summary
# De periodisering van de rechtsgeschiedenis
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de periodisering van de rechtsgeschiedenis, gebaseerd op de verstrekte documentatie voor de pagina's 44-76.
## 1. De periodisering van de rechtsgeschiedenis
De periodisering van de rechtsgeschiedenis biedt een chronologisch kader om de evolutie van het recht te begrijpen, hoewel deze indeling niet altijd strikt of universeel toepasbaar is en gekenmerkt wordt door geleidelijke veranderingen en continuïteit.
### 1.1 De Romeinse periode (753 v.C. – 527 n.C.)
Deze periode wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van Rome van een stadstaat tot een wereldrijk en omvat diverse fasen:
#### 1.1.1 Oud-Romeins recht (753 v.C. – ca. 250 v.C.)
* **Rome als primitieve maatschappij:** De periode begint met de stichting van Rome en kenmerkt zich door een agrarische samenleving waarin de *familia*, met de *pater familias* aan het hoofd, de basiseenheid vormde. De macht van de *pater familias* was verregaand, zelfs met het recht op leven en dood over zijn kinderen. De Wet der Twaalf Tafelen (ca. 450 v.C.) getuigt van de primitieve aard van het recht, met extreme schuldenpraktijken en de nadruk op magie en wraak.
* **Instellingen in de koningstijd (tot 510 v.C.):** Machtige koningen bestuurden Rome, maar hun macht was niet onbeperkt. De samenleving was ingedeeld in patriciërs (aristocratie), plebejers (niet-afhankelijken) en clientes (afhankelijken).
* **Instellingen in de republiek (vanaf 510 v.C.):** Na de verdrijving van de koningen ontstond een politieke strijd tussen patriciërs en plebejers.
* **De senaat:** Het politieke zwaartepunt, bestaande uit oude, rijke mannen die voor het leven werden benoemd en vooral over financiën beslisten.
* **De volksvergaderingen:** Zaten in voor wetgeving, maar hadden in de praktijk weinig macht door de controle van magistraten en een ongelijke stemverdeling.
* **De magistraten:** Verkozen overheidspersonen, met een jaarlijks mandaat en vaak collegiaal benoemd om machtsconcentratie te voorkomen. Belangrijke functies waren de consul (politieke en militaire leider), de praetor (juridische bevoegdheden, verantwoordelijk voor het recht), de censor (toezicht op moraal en benoeming senatoren), aedielen (marktmagistraten) en quaestoren (financiën). Volkstribunen, aanvankelijk plebejers, hadden een veto tegen beslissingen.
* **Rechtsbronnen:**
* **Gewoonte:** De *mos maiorum* (gewoonte van de voorouders) was de belangrijkste bron, gericht op behoud.
* **Wetgeving:** De Wet der Twaalf Tafelen (ca. 450 v.C.), *leges* (gemaakt in comitia met patriciërs en plebejers) en *plebiscita* (gemaakt in concilium plebis, aanvankelijk enkel voor plebejers). De Lex Hortensia (287 v.C.) stelde *plebiscita* gelijk aan *leges*. De Lex Aquilia (286 v.C.) regelde de onrechtmatige daad.
* **Procedure:** De vroegste fase kende eigenrichting en godsoordelen. De *legis actio* (‘ritueel gebaseerd op de wet’) was een formalistische procedure in twee fasen: eerst bij de praetor (die besliste over de actie en een privépersoon als rechter aanstelde) en daarna bij de rechter. Het ritueel moest perfect zijn, anders geen proces.
#### 1.1.2 Voorklassieke periode (ca. 250 v.C. – nul)
Deze periode kenmerkt zich door de expansie van Rome tot een wereldrijk en de noodzaak om het recht aan te passen:
* **Rome groeit uit tot een wereldrijk:** De expansie leidde tot de noodzaak van aangepaste instellingen. De praetor kreeg een collega (*praetor peregrinus* voor vreemdelingen) en het Romeinse burgerschap werd uitgebreid naar heel Italië. Provincies werden bestuurd door gouverneurs. Volksvergaderingen en de censor verloren aan macht.
* **Rechtsbronnen:**
* **Gewoonte:** Werd minder belangrijk in een dynamische maatschappij.
* **Wetgeving:** Volksvergaderingen functioneerden amper.
* **Magistratenrecht:** De praetor (*ius honorarium*) creëerde grotendeels het recht door het toestaan of weigeren van *actiones* (rechtsmiddelen, toegang tot de rechter) en *excepties* (uitzonderingen). Dit gebeurde via *edicten* (programmaverklaringen). Het onderscheid tussen *ius civile* (recht dat enkel voor Romeinen geldt) en *ius gentium* (recht dat geldt voor Romeinen en vreemdelingen, vaak vereenvoudigd *ius civile*) werd belangrijk. Er werden nieuwe *actiones* gecreëerd: *actiones utiles* (lichtjes aangepaste bestaande acties), *actiones fictitiae* (gebaseerd op fictie) en *actiones in factum* (gebaseerd op feiten).
* **Juristenrecht:** Rechtsgeleerden (*jurisprudentes*) adviseerden de praetor en waren inhoudelijk de makers van het recht, hoewel de praetor formeel het recht maakte.
* **Procedure:** De *legis actio* verdween geleidelijk en werd vervangen door de **formula-procedure**. Deze procedure verliep in twee fasen:
* **Fase in iure (bij de magistraat):** Eiser deed zijn verhaal en vroeg een *actio*. Verweerder kon verweer voeren (*exceptio*) of bekennen. De praetor stelde een *formula* op, een draaiboek voor de rechter. Na de *litis contestatio* (akkoord over de formula en de rechter) was de zaak definitief beslecht.
* **Fase apud iudicem (bij de rechter):** Een privépersoon onderzocht de zaak en sprak een veroordeling uit tot betaling van een geldsom (*bij equivalent*).
* **Tenuitvoerlegging:** Via de *actio iudicati* indien het vonnis niet spontaan werd uitgevoerd.
#### 1.1.3 Klassieke periode (nul – ca. 250 n.C.)
Dit was het hoogtepunt van Rome en het Romeinse recht, gekenmerkt door de overgang naar een keizerrijk:
* **Rome wordt een keizerrijk:** Het principaat van Augustus transformeerde Rome in een monarchie. De *Constitutio Antoniniana* (begin 3e eeuw) verleende bijna alle inwoners Romeins burgerschap, waardoor het onderscheid tussen *ius civile* en *ius gentium* vervaagde. De keizer werd de *princeps*, bekleedde de meeste magistratuurambten en controleerde de senaat, die wetten aannam.
* **Rechtsbronnen:**
* **Gewoonte:** Totaal uitgespeeld als rechtsbron.
* **Wetgeving:** Senaatsbesluiten (*senatusconsulta*) werden de voornaamste wetgevende bron, hoewel ze vermomde keizerlijke wetgeving waren.
* **Magistratenrecht:** De macht van de praetor nam af met het *Edictum perpetuum* (vastlegging van het praetoriaans edict door Salvius Julianus). De opkomst van de *cognitio-procedure* door de keizer deed het zwaartepunt van rechtscreatie naar de keizer verschuiven.
* **Keizersrecht:** Vormen van keizerlijke wetgeving waren *edicten* (algemeen bindende maatregelen), *decreten* (uitspraken in geschillen), *mandaten* (instructies aan ambtenaren) en *rescripten* (juridisch advies in briefvorm).
* **Juristenrecht:** Topjuristen met *ius respondendi* (adviesrecht) hadden grote invloed, hoewel hun onafhankelijkheid afnam naarmate ze keizerlijke ambtenaren werden. De teksten van juristen zoals Gaius en de ‘grote vier’ (Papinianus, Paulus, Ulpianus, Modestinus) waren cruciaal.
* **Procedure:** De *formula-procedure* bleef in gebruik, maar de **cognitio extraordinaria** (keizerlijke procedure) nam toe. Hierbij stond de gehele procedure onder controle van de keizer of zijn ambtenaar, met een directe fase bij de rechter. Termen zoals *actio* kregen een nieuwe betekenis (vordering/eis), en *litis contestatio* betekende het begin van het proces met een bindende werking. Er was beroep mogelijk bij de keizer.
#### 1.1.4 Naklassieke periode (ca. 250 – 527 n.C.)
Deze periode kenmerkt zich door het verval van Rome, de opkomst van het Christendom en de vulgarisering van het recht:
* **Rome in crisis:** Het rijk werd opgeplitst, de macht van de keizer werd absoluut (*dominus*) en de nadruk verschoof naar het Oosten. Het Westen viel in 476 n.C.
* **Rechtsbronnen:**
* **Magistratenrecht en wetgeving volksvergaderingen:** Verdwenen.
* **Gewoonte:** Werd opnieuw belangrijker.
* **Juristenrecht:** De geschriften van klassieke juristen werden herkauwd, bewerkt en gebloemlezen (*ius*), wat leidde tot interpolaties (aanpassingen) en een vulgarisering van het recht.
* **Keizersrecht:** Werd de dominante rechtsbron, met een focus op de optekening van wetten in de *Codex*. De Citeerwet (426 n.C.) ordende de geschriften van klassieke juristen door een beperkt aantal juristen als autoriteit te erkennen. De *Codex Theodosianus* (438 n.C.) was een vroege codificatie van keizerlijke wetten.
* **Procedure:** De *formula-procedure* verdween en de **cognitio-procedure** werd omgevormd tot het **libelproces**. Dit begon met een verzoekschrift van de eiser en verliep geheel onder controle van de keizerlijke ambtenaar, met een nadruk op verschriftelijking en beroepsmogelijkheden.
#### 1.1.5 Justinianus (527 – 565 n.C.)
Justinianus trachtte het Romeinse Rijk en zijn recht te herstellen:
* **Corpus Iuris Civilis (CIC):** Onder leiding van Tribonianus werd het Romeinse recht gecodificeerd in vier delen: de **Codex Justinianus** (tweede, definitieve versie van keizerlijke wetten), de **Digesten** (of Pandecten, verzameling geschriften van klassieke juristen), de **Instuten** (leerboek, gebaseerd op Gaius) en de **Novellen** (nieuwe wetten afgekondigd door Justinianus).
* **Lotgevallen van het CIC:** Hoewel bedoeld als herstel, bleef de toepassing van het CIC beperkt door de taal (Latijn in een Griekssprekend rijk) en de omvang. Het werd in het Oosten pas later via de *Basilika* (9e eeuw) effectief verspreid. In het Westen ging het verloren door de invallen van barbaarse volkeren. Het CIC werd echter de basis voor het latere *ius commune*.
### 1.2 De periode na de Romeinen in West-Europa (vanaf 476 n.C.)
Na de val van het West-Romeinse Rijk volgde een periode van rechtelijke versnippering en de opkomst van nieuwe rechtsvormen.
#### 1.2.1 De costumiere periode (476 – ca. 1100)
* **Achterlijk West-Europa:** Een periode van kleine stammen, primitieve landbouw en het wegvallen van Romeinse structuren. Het recht was primitief en lokaal gewoonterecht (*ius proprium*) domineerde. Er was een onderscheid tussen het *pays de droit écrit* (Zuiden, met Romeins recht als gewoonte) en het *pays de droit coutumier* (Noorden, met Germaans recht).
* **Triomf van de gewoonte:**
* **Verbrokkeling na Germaanse invallen:** Nadruk op straffen in de vorm van tarieven. ‘Germaans recht’ als concept is problematisch door de diversiteit aan stammen en gebrek aan betrouwbare bronnen. Volksrechten (*leges barbarorum*) waren vaak opgetekende lokale rechten, beïnvloed door Romeins recht en Latijn. Persoonlijkheid van het recht (*ius sanguinis*) was dominant.
* **Karolingische mislukking:** De *capitularia* (wetten van Frankische vorsten) stelden weinig voor en werden zelden toegepast. De Karolingische renaissance kende een zwakke rechtsleer.
* **Triomf van lokaal/regionaal gewoonterecht:** Na het uiteenvallen van het Karolingische rijk ontstond politieke verbrokkeling en het **territorialiteitsprincipe**. Gewoonterecht werd dominant, met lokale rechtbanken. Het kerkelijk recht en Engeland kenden een relatief unieke positie.
* **Procedure:** Achteruitgang ten opzichte van het *dominat*.
#### 1.2.2 Het *ius commune* (ca. 1100 – ca. 1800)
Deze periode wordt gekenmerkt door de herontdekking en verspreiding van het Romeinse recht en de opkomst van universiteiten.
* **Een breuk omstreeks 1100:** De maatschappij werd complexer, de bevolking groeide en universiteiten ontstonden, wat de studie en toepassing van het kostbare *Corpus Iuris Civilis* mogelijk maakte.
* **Het Europees recht van de rechtsgeleerden:** Het *ius commune* (Romeins recht + Romano-canoniek recht) werd het gemeenschappelijk recht van Westers Europa, tegenover het lokale gewoonterecht (*ius proprium*).
* **Glossatoren (ca. 1100-1250):** Bestudeerden het CIC en voegden glossen (uitleg) toe. Ze gebruikten scholastische methoden en probeerden tegenstrijdigheden op te lossen via distinctie en analogie. Ze legden de basis voor de Europese rechtswetenschap.
* **Commentatoren (1250-1500):** Schreven commentaren op het CIC en de glossen. Ze probeerden het recht aan te passen aan hun tijd (*ius proprium* werd primair, *ius commune* subsidiair) en ontwikkelden theorieën zoals de statutenleer (begin internationaal privaatrecht).
* **Humanisten (1500-1600):** Zochten naar een zuiver Romeins recht door filologische en historische methoden toe te passen. Ze bekritiseerden de Middeleeuwse aanpassingen en pleitten voor een kritische benadering van het CIC. Dit leidde tot een hervorming van het onderwijs, maar was weinig praktisch gericht.
* **Romano-canoniek recht:** Het kerkelijk recht, gebaseerd op het Romeinse recht, ontwikkelde zich via het *Decretum Gratiani* en de decretalen van pausen zoals Gregorius IX (*Liber Extra*). Het *Corpus Iuris Canonici* werd de verzameling van dit recht. Er was een sterke wisselwerking tussen Romeins en Romano-canoniek recht.
* **Confrontatie met gewoonterecht:** Het *ius commune* verspreidde zich in verschillende mate. De Mediterrane wereld omarmde het *ius commune* als een upgrade, terwijl het in Germaanse gebieden moeizamer verliep. Landen als het Duitse Rijk kenden massale receptie (*Rezeption*). Het gewoonterecht (*ius proprium*) bleef echter standhouden in de *pays de droit coutumier*.
* **Verklaringen voor terreinverlies gewoonterecht:** Kwaliteit en moderniteit van het Romeins recht, steun van machthebbers (keizer, paus, vorsten), voorkeuren van juristen en de noden van nieuwe maatschappelijke groepen.
* **Reactie gewoonterecht:** Pogingen tot eenmaking, verwetenschappelijking en verschriftelijking (*homologatie*).
* **Alliantie *ius commune* en gewoonterecht:** De ‘praktische rechtsleer’ (16e-18e eeuw) probeerde beide te integreren, met invloed op het gewoonterecht en de ontwikkeling van nieuwe rechtsleer.
#### 1.2.3 Triomf en mislukking van de Verlichting: het Vernunftrecht (ca. 1800)
De Verlichting bracht een focus op rede, universeel recht en **codificatie** als methode om het recht te hervormen.
* **De Verlichting en het recht:** Streven naar vrijheid, gelijkheid en een rationeel, universeel recht. Bestaand recht werd als duister beschouwd en nieuwe wetgeving via codificatie werd de norm.
* **Geleidelijke terugkeer wetgeving:** Vóór de Verlichting was wetgeving beperkt. De pauselijke revolutie en de opkomst van vorstelijk absolutisme leidden tot meer wetgeving, met name in Frankrijk via ordonnanties (Colbert, D'Aguesseau).
* **Vernunftrecht:** Recht gebaseerd op rede en natuurrecht, losgekoppeld van God. Voorlopers waren de Spaanse neoscholastiek en Hugo Grotius. Het eigenlijke Vernunftrecht (17e-18e eeuw) was systematisch en quasi-mathematisch. Hoewel bedoeld als nieuw recht, bleef het sterk gebaseerd op het *ius commune*.
* **Codificatie:** De uitwerking van ‘superwetten’ om Vernunftrecht te implementeren. De **Code Civil van 1804** in Frankrijk was een cruciaal voorbeeld, hoewel het sterk leunde op bestaand recht en een synthese was van verschillende invloeden. De invloed ervan verspreidde zich wereldwijd.
* **Procedure:** Het revolutionaire model met een vrederechter stond dichter bij de bevolking, terwijl het gematigde model (gebaseerd op Napoleontisch recht) rationalisering en efficiëntie nastreefde.
#### 1.2.4 Nationaal recht (19e en 20e eeuw)
De 19e eeuw werd gekenmerkt door **nationalisme**, wat leidde tot de "verkaveling van het recht" in Europa.
* **Duitsland:** Het *ius commune* overleefde tot 1900. De **Historische School van von Savigny** benadrukte de rol van de volksgeest (*Volksgeist*) en de historische ontwikkeling van het recht. De **Pandektistiek** (een stroming binnen de historische school) ontwikkelde een zeer systematisch, maar abstract en technologisch recht (*Begriffsjurisprudenz*). De **Interessenjurisprudenz** bekritiseerde dit door te stellen dat recht een product is van sociale conflicten. Het **Bürgerliche Gesetzbuch (BGB)** van 1900 werd de ultieme codificatie van het Duitse recht, een hoogtepunt van Pandektistiek, maar ook een afsluiting van het *ius commune*.
* **Frankrijk na codificatie:** De **exegetische school** (eerste en tweede) legde de nadruk op de suprematie van de wet, met de Code Civil als enige rechtsbron. Dit leidde tot weinig innovatie en een sterke focus op juridisch-technische uitleg.
* **België:** Na de Franse annexatie werd de Code Napoleon ingevoerd. Ondanks pogingen tot een eigen codificatie bleef het Franse recht dominant. Vernederlandsing vanaf 1873 leidde tot een eigen rechtstaal en rechtsleer. De **hercodificatie van minister Geens** vanaf 2016 beoogt een modern Belgisch Burgerlijk Wetboek te creëren.
* **Engeland:** Ontwikkelde zijn eigen *common law* en *equity*, met een unieke positie buiten de continentale invloeden, hoewel er vroege contacten waren met het Romeinse recht en latere (beperkte) invloeden van het Europese recht.
* **Europa:** De Europese eenmaking leidt tot een roep om een nieuw gemeenschappelijk recht, maar een Europees Burgerlijk Wetboek blijft een fata morgana. Europese rechtsleer ontwikkelt zich echter.
* **Procedure:** De Napoleontische procedure werd gerationaliseerd, met uitzonderingen zoals de vrederechter en de arbeidsrechtbank. Engeland behield zijn eigen systemen.
### 1.3 De eenentwintigste eeuw: rechtspluralisme
De 21e eeuw kenmerkt zich door een verschuiving van nationaal recht naar rechtspluralisme:
* **Van nationaal recht naar rechtspluralisme:** Er is een groeiende erkenning van meerdere rechtsbronnen naast het nationale recht.
* **Opkomst Amerikaans recht:** De VS wordt een belangrijke speler met vernieuwend recht, van *Legal Instrumentalism* en *Legal Formalism* tot *Sociological Jurisprudence*, *Legal Realism* en *Originalism*. Dit heeft ook invloed op Europa.
* **Opkomst niet-Westers recht:** Er is een hernieuwde aandacht voor niet-Westers recht en de beperkingen van de westerse rechtsgeschiedenis.
* **Europa: nieuwe *ius commune* in wording:** De Europese eenmaking stimuleert een gedeeltelijke juridische eenmaking, met initiatieven voor een Europees privaatrecht en een nieuw Burgerlijk Wetboek (bv. het Nederlandse NBW als voorbeeld). De hercodificatie in België door minister Geens is een belangrijk voorbeeld van nationale hervorming.
* **Regionaal recht:** Er is een terugkeer van regionaal recht binnen Europese landen, zoals in België met de vernederlandsing en de regionalisering van het recht.
* **Hercodificatie nationale wetboeken:** Als reactie op de Europeanisering hervormen landen hun nationale wetboeken om zo invloed uit te oefenen op een toekomstig Europees recht.
* **Procedure:** Er is een zoektocht naar gemeenschappelijk Europees procesrecht, hoewel dit achterblijft op de ontwikkeling van materiële wetgeving. De Belgische situatie met het nieuwe Burgerlijk Wetboek van Geens illustreert een succesvolle hercodificatie.
---
# De evolutie van rechtsbronnen en procedure in het Romeinse recht
Hieronder volgt een gedetailleerd en omvattend studiemateriaal over de evolutie van rechtsbronnen en procedures in het Romeinse recht, specifiek gericht op de periode zoals beschreven in de documentatie.
## 2. De evolutie van rechtsbronnen en procedure in het Romeins recht
Dit thema onderzoekt de ontwikkeling van de verschillende rechtsbronnen en de veranderingen in de procedurele systemen doorheen de verschillende periodes van het Romeinse recht.
### 2.1 De Oudromeinse periode (753 – ca. 250 v.C.)
**2.1.1 Rome als primitieve samenleving**
De stichting van Rome in 753 v.C. markeert het begin van een periode waarin Rome nog een primitieve stadstaat was. De maatschappij was voornamelijk agrarisch, met de *familia* (een brede groep mensen die samen op een boerderij woonden, inclusief de boerderij zelf, vee en werktuigen) en de *pater familias* (de 'heer des huizes') als centrale instellingen. De macht van de *pater familias* was verregaand, inclusief het recht op leven en dood over zijn familieleden, zoals geïllustreerd door de bepalingen in de Wet der Twaalf Tafelen betreffende schuldenaars die na twee maanden nog niet hadden betaald. Magische opvattingen en vergeldingsprincipes speelden ook een rol in het vroege recht.
**2.1.2 Instellingen in de koningstijd en de republiek**
* **Koningstijd (tot 510 v.C.):** De machtige koningen waren opperste rechter, wetgever, legeraanvoerder en opperpriester, maar moesten rekening houden met de macht van de *pater familias* op zijn domein. De maatschappij was onderverdeeld in drie standen: de patriciërs (aristocratie van grootgrondbezitters), de plebejers (niet afhankelijk van patriciërs) en de clientes (afhankelijk van patriciërs voor bescherming). Slaven vielen onder 'dingen' en hadden geen rechten.
* **Republiek (na 510 v.C.):** Na de verdrijving van de koningen ontstond een politieke tweestrijd tussen patriciërs en plebejers.
* **Senaat:** Het politieke zwaartepunt, bestaande uit oude, rijke mannen, benoemd door de censor voor het leven. De senaat had controle over het geld.
* **Volksvergaderingen:** Vier vergaderingen (*comitia* met patriciërs en plebejers, *concilium plebis* met enkel plebejers) maakten wetten, maar hadden weinig reële macht. De magistraten riepen ze samen en bepaalden de agenda. De stem van rijken woog zwaarder, en afstand verzwakte de democratische structuur.
* **Magistraten:** Door het volk verkozen overheidspersonen met een jaarlijks, meestal collegiaal mandaat. Ze waren onbetaald, dus enkel rijken konden deze functies bekleden.
* **Consul:** Hoofd van de politieke en militaire leiding.
* **Praetor:** Verantwoordelijk voor het recht, maar niet een rechter in de moderne zin. Aanvankelijk was er één praetor.
* **Censor:** Hield toezicht op de moraal, benoemde senatoren en had een mandaat van 5 jaar.
* **Aedielen:** Marktmagistraten die het recht op markten bepaalden.
* **Quaestor:** Verantwoordelijk voor financiën.
* **Volkstribunen:** Plebejers met vetorecht tegen beslissingen van *comitia* en magistraten, waren onschendbaar.
**2.1.3 Rechtsbronnen**
* **Gewoonte (mos maiorum):** De belangrijkste, behoudsgezinde rechtsbron.
* **Wetgeving:**
* **Wet der Twaalf Tafelen (ca. 450 v.C.):** Ontstond uit een conflict tussen patriciërs en plebejers over de onduidelijkheid van het gewoonterecht. Het schreef basisprincipes neer, inclusief schuldrecht.
* **Leges:** Wetten gemaakt in de *comitia*, geldig voor zowel patriciërs als plebejers.
* **Plebescita:** Wetten gemaakt in de *concilium plebis*, aanvankelijk enkel voor plebejers. De *Lex Hortensia* (287 v.C.) maakte *plebescita* gelijk met *leges*.
**2.1.4 Procedure**
* **Vroegste fase:** Eigenrichting en wraak leidden tot geweldcycli. Beslissingen werden soms via godsoordelen genomen.
* **Legis actio ('ritueel gebaseerd op de wet'):** Een primitieve, zeer formalistische procedure gebaseerd op gewoonte, met specifieke woorden en gebaren.
* **Fase 1 (in iure):** Bij de praetor, die bepaalde of er een proces kwam en een particulier als rechter aanwees.
* **Fase 2 (apud iudicem):** Bij de aangewezen rechter, die het bewijs onderzocht.
* Het ritueel moest perfect zijn, anders geen proces. Enkel voor Romeinen, maar kon omzeild worden via een patriciër. De procedure was geseculariseerd, met bewijsdoorzoeking in plaats van godsoordeel.
### 2.2 De voorklassieke periode (ca. 250 v.C. – 0)
**2.2.1 Rome als wereldrijk**
De expansie van Rome naar een wereldrijk rond de Middellandse Zee leidde tot een groeiende bevolking en de noodzaak om instellingen aan te passen. Italië werd gelijkgeschakeld met Rome, en de provincies werden bestuurd door gouverneurs. Volksvergaderingen en censoren verloren aan macht.
**2.2.2 Rechtsbronnen**
* **Gewoonte:** Minder belangrijk in een dynamische maatschappij.
* **Wetgeving:** Volksvergaderingen functioneerden nauwelijks meer.
* **Magistratenrecht (ius honorarium):** De praetor, aedilien en provinciegouverneurs creëerden grotendeels het recht.
* De praetor verleende of weigerde *actiones* (rechtsmiddelen) en *excepties* (verweren), waardoor hij het recht beïnvloedde zonder het direct te veranderen. Dit kon leiden tot rechtsonzekerheid.
* **Edict:** De praetor kondigde aan het begin van zijn ambtsperiode een edict uit met de gevallen waarin hij een *actio* of *exceptio* zou verlenen. Vaak nam men het edict van de vorige praetor over.
* **Ius civile vs. ius honorarium:** *Ius civile* is het traditionele, op gewoonte gebaseerde recht. *Ius honorarium* is het recht gemaakt door de praetor.
* **Ius civile vs. ius gentium:** *Ius civile* geldt enkel voor Romeinen, *ius gentium* (recht der volkeren) geldt voor Romeinen en vreemdelingen of vreemdelingen onderling. Dit werd gecreëerd door de *praetor peregrinus* en was een vereenvoudigde versie van het *ius civile*.
* **Actiones civiles vs. actiones honorariae:** Nieuwe *actiones* konden worden gecreëerd via *actiones utiles* (aanpassing van bestaande *actiones*), *actiones fictitiae* (gebaseerd op een fictie) of *actiones in factum* (gebaseerd op het feitenrelaas).
* Het recht was praktisch gericht, inspelend op concrete problemen.
* **Juristenrecht (ius respondendi):** Rechtsgeleerden (*iurisprudentes*) gaven advies aan de praetor en vormden zo de inhoud van het recht. De term *iurisprudentia* betekende hier 'rechtsleer'.
**2.2.3 Procedure**
* **Overleven van de legis actio:** Bleef bestaan voor Romeinen, maar verdween geleidelijk.
* **Formula-procedure:**
* **Ontstaan:** Ontwikkeld door de *praetor peregrinus*, omdat de *legis actio* te complex en te formeel was voor de groeiende en meer contacten met vreemdelingen. Het was minder formalistisch en gebaseerd op een schriftelijke 'formule' (procesformulier) met instructies voor de rechter.
* **Verloop:**
* **Fase 1 (in iure - voor de magistraat):** Eiser vraagt *actio* (rechtsmiddel) aan de praetor. Verweerder kan verweer voeren (*exceptio*), bekennen of niet reageren. De praetor stelt de *formula* op.
* **Litis contestatio:** Partijen gaan akkoord met de formule en de aangewezen rechter. Dit heeft een consumerende werking.
* **Fase 2 (apud iudicem - voor de rechter):** De rechter is een particulier en onderzoekt de zaak. Veroordeling geschiedt steeds tot een geldsom (*bij equivalent*).
* **Tenuitvoerlegging:** Via de *actio iudicati* bij niet-naleving van het vonnis, wat leidde tot verkoop van alle goederen van de verweerder.
### 2.3 De klassieke periode (0 – ca. 250)
**2.3.1 Rome als keizerrijk**
Het principaat van Augustus transformeerde Rome tot een keizerrijk. De *Pax Romana* leidde tot de ontwikkeling van de provincies en de uitbreiding van het Romeins burgerschap (*Constitutio Antoniniana*). Dit verminderde het belang van het onderscheid tussen *ius civile* en *ius gentium*. Oude instellingen bleven bestaan, maar met de macht geconcentreerd bij de keizer (*princeps*). De keizer vaardigde wetten uit via edicten, decreten, mandaten en rescripten.
**2.3.2 Rechtsbronnen**
* **Gewoonte:** Was volledig uitgespeeld.
* **Wetgeving:** Volksvergaderingen en senaatsbesluiten (*senatusconsulta*) werden verdrongen door keizerlijk recht.
* **Magistratenrecht:** De macht van de praetor nam af met het *Edictum perpetuum* (vastlegging van het edict door Salvius Julianus).
* **Keizersrecht:** De keizer werd de belangrijkste rechtsbron via:
* **Edicten:** Algemeen bindende maatregelen.
* **Decreten:** Uitspraken bij geschillen die als wet golden.
* **Mandaten:** Instructies aan ambtenaren.
* **Rescripten:** Juridisch advies op brieven, dat wet werd.
* **Juristenrecht:** De *iurisprudentes* bleven een belangrijke rol spelen, formeel door advies te geven aan de keizer (via het *ius respondendi*), inhoudelijk door het recht vorm te geven. De *Instituten* van Gaius zijn een belangrijk voorbeeld van gestructureerde rechtsleer.
**2.3.3 Procedure**
* **Formula-procedure:** Bleef in gebruik, maar begon achteruit te gaan.
* **Cognitio extraordinaria:** De keizerlijke procedure, waarbij de gehele procedure onder controle van de keizer of zijn ambtenaren stond.
* **Verloop:** Eén enkele fase voor de rechter (keizerlijke ambtenaar). De *actio* (nu de vordering/eis) werd ingediend bij de rechter. *Exceptio* kreeg een bredere betekenis. *Litis contestatio* markeerde het begin van het proces met consumerende werking.
* **Tenuitvoerlegging:** Niet meer via de *actio iudicati*, maar directer door de keizerlijke macht.
* Deze procedure stimuleerde verschriftelijking en maakte beroep bij de keizer mogelijk.
### 2.4 De naklassieke periode (ca. 250 – 527)
**2.4.1 Rome in crisis**
Het verval van het West-Romeinse Rijk en de opkomst van het *dominatus* (almachtige keizer) kenmerkten deze periode. Het recht onderging een "vulgarisering". Christendom werd staatsgodsdienst.
**2.4.2 Rechtsbronnen**
* **Magistratenrecht en wetgeving:** Geen belang meer.
* **Gewoonte:** Won weer aan belang.
* **Juristenrecht:** De geschriften van klassieke juristen werden herkauwd, aangepast (*interpolaties*) en gebloemlezen. De *citeerwet* (426) beperkte de te citeren juristen tot de 'grote vijf' (Papinianus, Paulus, Ulpianus, Modestinus, en Gaius).
* **Keizersrecht:** Werd de belangrijkste bron, geordend in de *Codex Theodosianus* (438).
**2.4.3 Procedure**
* **Verdwijnen van de formula-procedure:** Werd afgeschaft in 342 n.C.
* **Cognitio-procedure:** Ontwikkelde zich tot het *libelproces*.
* **Verloop:** Eiser diende een verzoekschrift (*libellus*) in bij de rechtbank. De procedure werd schriftelijker en de rechter kreeg meer macht. Beroep werd belangrijker.
### 2.5 Justinianus (527-565)
**2.5.1 Keizer Justinianus**
Justinianus probeerde het Romeinse Rijk te herstellen en liet het Romeinse recht codificeren in het *Corpus iuris civilis*.
**2.5.2 Het Corpus iuris civilis (CIC)**
Dit werk, opgesteld onder leiding van Tribonianus, bestaat uit vier delen:
1. **Codex Justinianus:** Een verzameling keizerlijke wetten, in een tweede, herziene versie bewaard gebleven. Bevat interpolaties.
2. **Digesten (Pandecten):** Een bloemlezing uit de geschriften van klassieke juristen, met interpolaties.
3. **Instituten:** Een leerboek voor beginners, gebaseerd op Gaius' werk, afgekondigd als wet.
4. **Novellen:** Nieuwe wetten van Justinianus zelf, vaak in het Grieks.
Het CIC had aanvankelijk weinig praktische impact wegens de afstand en taalbarrières, maar werd later herontdekt en vormde de basis van het *ius commune*.
### 2.6 De costumiere periode (476 – ca. 1100)
**2.6.1 Achtergebleven West-Europa**
Na de val van het West-Romeinse Rijk domineerde lokaal gewoonterecht, versnipperd en primitief. Er was een onderscheid tussen het *pays de droit écrit* (Zuid-Europa, met Romeins gewoonterecht) en *pays de droit coutumier* (Noord-Europa, met Germaans recht).
**2.6.2 Gewoonte en lokaal recht**
* **Verbrokkeling na Germaanse invallen:** Germaanse stammenrechten waren vaak opgetekend in het Latijn, beïnvloed door Romeins recht en Christendom, maar overwegend mondeling en lokaal. Het begrip 'Germaans recht' is problematisch wegens de grote diversiteit en invloeden.
* **Karolingische mislukking:** De *capitularia* (wetten van Frankische vorsten) waren primitief en vaak niet toegepast. Er was een gebrek aan rechtsgeleerden.
* **Triomf van lokale gewoonte:** Na het uiteenvallen van het Karolingische rijk nam de politieke verbrokkeling en het territorialiteitsprincipe toe. Gewoonterecht werd dominant, met uitzondering van het kerkelijk recht en Engeland.
**2.6.3 Procedure**
De procedure kende een achteruitgang ten opzichte van het *dominatus*, met een focus op lokale rechtbanken en primitieve bewijsmethoden.
### 2.7 Het ius commune (ca. 1100 – ca. 1800)
**2.7.1 Breuk omstreeks 1100**
Maatschappelijke veranderingen (bevolkingsgroei, complexere economie) en de opkomst van universiteiten leidden tot de herontdekking van het *Corpus iuris civilis*. Dit werd de basis van het *ius commune* (gemeenschappelijk recht), een combinatie van Romeins recht en Romano-canoniek recht, dat naast het lokale gewoonterecht (*ius proprium*) bestond.
**2.7.2 Het Europees recht van de rechtsgeleerden**
* **Glossatoren (ca. 1100-1250):** Bestudeerden de CIC door middel van 'glossen' (uitleg tussen de regels of in de marge). Ze gebruikten de scholastieke methode, met een focus op de tekst van het CIC en technieken als distinctie. Hun werk was vaak wereldvreemd en niet systematisch. Accursius' *Standaardglossen* bracht structuur.
* **Commentatoren (1250-1500):** Schreven commentaren op het CIC en de standaardglossen. Ze integreerden het lokale gewoonterecht met Romeinse juridische technieken, wat resulteerde in nieuwe theorieën (bv. statutenleer) en een grotere impact op de praktijk. Hun werk was grotendeels Italiaans.
* **Humanisten (1500-1600):** Streefden naar een zuiver Romeins recht, los van middeleeuwse interpretaties. Ze gebruikten een filologische en historische methode, met kritiek op de CIC en de Middeleeuwen. Hoewel hun werk wetenschappelijk van hoog niveau was, was het vaak te weinig praktisch gericht. De *mos gallicus* (Franse methode) onderscheidde zich van de *mos italicus* (Italiaanse methode).
* **Romano-canoniek recht:** Het kerkelijk recht, grotendeels gebaseerd op Romeins recht. Het *Decretum Gratiani* (ca. 1140) en de *Decretalen van Gregorius IX* (Liber Extra, 1234) vormden het *Corpus iuris canonici*. Er was een sterke wisselwerking tussen Romeins en canoniek recht.
**2.7.3 Confrontatie met gewoonterecht**
Het *ius commune* verspreidde zich verschillend: massale receptie in het Duitse Rijk, maar meer weerstand in Frankrijk (*pays de droit coutumier*). Gewoonterecht probeerde zich te verbeteren door eenmaking, verwetenschappelijking en verschriftelijking. Vanaf de 16e eeuw ontstond een 'praktische rechtsleer' (alliantie tussen gewoonterecht en *ius commune*).
**2.7.4 Procedure**
Centralisatie van rechtbanken leidde tot een grotere rol van beroep en verschriftelijking, hoewel de procedure complex en kostelijk kon zijn. Het Napoleontische model had een grote invloed.
### 2.8 De Verlichting en het Vernunftrecht (ca. 1800)
**2.8.1 De Verlichting**
Een maatschappijkritische stroming die geloofde in de rede als instrument voor vooruitgang en het bereiken van een ideale maatschappij op aarde. Dit leidde tot kritiek op absolutisme, privileges, en de kerk, met een streven naar vrijheid, gelijkheid en universeel recht.
**2.8.2 Vernunftrecht**
* **Ontwikkeling:** Gebaseerd op natuurrecht en rede, losgekoppeld van religie. Voorlopers zoals de Spaanse neoscholastiek en Hugo Grotius legden de basis voor een systematisch en logisch rechtssysteem.
* **Kenmerken:** Autonoom, los van godsdienst, systematisch (bv. Pufendorf, Wolff), en gericht op universele toepasbaarheid.
* **Relatie met ius commune:** Hoewel bedoeld als nieuw recht, was het *Vernunftrecht* vaak een systematische herschikking van het *ius commune*, met behoud van de Romeinse juridische technieken.
* **Codificatie:** De methode om het *Vernunftrecht* in de praktijk te brengen. Een 'superwet' die een heel rechtsgebied comprehensief en logisch regelt. De *Code civil* van Napoleon (1804) is het meest invloedrijke voorbeeld.
**2.8.3 Procedures**
Er waren twee modellen: het revolutionaire model (vrederechter, volksvertegenwoordiging) en het meer gematigde model (rationalisering onder leiding van de vorst, met behoud van elementen van het *ius commune* maar met meer oraliteit en efficiëntie). Het Engelse model bleef een uitzondering.
### 2.9 Het nationaal recht (19e en 20e eeuw)
**2.9.1 Verkaveling van het recht**
Nationalisme leidde tot de ontwikkeling van nationale rechtsstelsels, met Frankrijk als voorbeeld voor codificatie, Duitsland voor rechtsleer en Engeland voor rechtspraak. Het *ius commune* verdween als gemeenschappelijk recht, maar de invloed bleef.
**2.9.2 Duitsland: BGB**
De *Kodifikationsstreit* (1814) tussen Thibaut (voorstander van codificatie) en Savigny (nadruk op volksgeest) weerspiegelde de discussie over eenmaking. De *historische school* van Savigny en de *Pandektistiek* (met *Begriffsjurisprudenz*) ontwikkelden een zeer systematisch, maar abstract en juridisch-technisch recht, dat de basis vormde voor het Duitse *Bürgerliche Gesetzbuch* (BGB, 1900). Het BGB was kwalitatief hoogstaand maar weinig democratisch en moeilijk toegankelijk.
**2.9.3 Frankrijk na de Code civil**
De *exegetische scholen* (eerste en tweede) verklaarden de *Code civil* artikel per artikel, met beperkte kritiek en weinig aandacht voor externe factoren. De *école de la libre recherche scientifique* probeerde meer bronnen en sociale wetenschappen te integreren. België volgde grotendeels de Franse ontwikkeling, met een trage vernederlandsing van het recht.
**2.9.4 België: van Franse Code civil naar nieuw BW**
Na de invoering van de Napoleontische wetboeken en de trage vernederlandsing, leidde de noodzaak tot modernisering tot een langdurig proces van hervormingen. Onder leiding van minister Geens werd vanaf 2016 een nieuw Burgerlijk Wetboek opgesteld, dat pragmatisch, gefaseerd en met brede consultatie tot stand kwam, en dat als een belangrijke Belgische prestatie wordt gezien.
### 2.10 De eenentwintigste eeuw: rechtspluralisme
**2.10.1 Van nationaal recht naar rechtspluralisme**
De eenentwintigste eeuw kenmerkt zich door een opkomst van niet-Europese rechtssystemen (bv. Amerikaans recht, met een evolutie van *Legal Instrumentalism* naar *Legal Formalism*, *Sociological Jurisprudence*, *Legal Realism* en *Originalism*), de toenemende relevantie van niet-Westers recht en een groeiend Europees privaatrecht als een nieuw *ius commune* in wording, naast de hercodificatie van nationaal recht.
**2.10.2 Europees recht**
* **Europese eenmaking:** De EU stimuleert een gedeeltelijke juridische eenmaking, met de Franse *Code civil* en het Nederlandse *Burgerlijk Wetboek* als voorbeelden, maar een uniform Europees Burgerlijk Wetboek blijft een fata morgana.
* **Europees privaatrecht:** Rechtsleer initieert de ontwikkeling van een nieuw gemeenschappelijk Europees recht, met initiatieven als de *Principles of European Contract Law* (PECL) en het *Draft Common Frame of Reference* (DCFR). Een gemeenschappelijk Europees procesrecht blijft achter.
* **Gevolgen:** Kansen voor juristen, een nieuwe bloei van de rechtsleer en het *Brussel-effect* (niet-EU-landen nemen EU-recht over).
**2.10.3 Regionaal recht en België**
In Europa is er een terugkeer van regionaal recht, met België als voorbeeld van *regionalisering*. Na de verfransing volgde een vernederlandsing van het recht. De opkomst van het *rechterlijk recht* (bv. via het Gerechtelijk Wetboek) en de invloed van het *ius commune* blijven relevant.
**2.10.4 Hercodificatie nationaal recht**
Als reactie op Europeanisering vindt een hercodificatie van nationaal recht plaats (bv. Duitsland, Frankrijk, België), met als doel invloed uit te oefenen op toekomstige Europese wetgeving. De Belgische hercodificatie onder minister Geens is opmerkelijk door haar efficiëntie en brede consultatie.
**2.10.5 Grote figuren en methoden**
Door de geschiedenis heen zijn er belangrijke rechtsgeleerden geweest die de evolutie van rechtsbronnen en procedures hebben beïnvloed, zoals de Romeinse juristen, glossatoren, commentatoren, humanisten, de auteurs van het *Vernunftrecht*, de pandektisten en moderne rechtsvergelijkers. De methoden van rechtspreken en rechtsvorming evolueerden van rituele procedures naar complexere systemen, met een steeds grotere rol voor de wetgever, de rechter, de rechtsleer en uiteindelijk de Europese instellingen.
---
# Het ius commune en de opkomst van nationaal recht
Deze studiehandleiding bespreekt de periode van het *ius commune*, de herontdekking van het Romeinse recht, de rol van universiteiten en de confrontatie met gewoonterecht, wat uiteindelijk leidde tot de ontwikkeling van nationaal recht in de 19e en 20e eeuw.
## 3. Het ius commune en de opkomst van nationaal recht
Het *ius commune*, het geleerde recht dat vanaf de 12e eeuw in Europa ontstond, vertegenwoordigde een cruciale fase in de rechtsontwikkeling, gekenmerkt door de herwaardering van het Romeinse recht en de oprichting van universiteiten, wat uiteindelijk de weg vrijmaakte voor de opkomst van nationale rechtsstelsels.
### 3.1 De herontdekking en de rol van universiteiten (ca. 1100-1800)
#### 3.1.1 De breuk omstreeks 1100: een nieuwe maatschappelijke context
Omstreeks 1100 vond er een fundamentele maatschappelijke verschuiving plaats die de juridische landschap ingrijpend zou veranderen. De landbouwproductiviteit nam toe, wat leidde tot een aanzienlijke bevolkingsgroei. Deze groei maakte de maatschappij complexer en vereiste een aangepast, meer gedifferentieerd recht. Parallel hieraan ontstonden universiteiten, die essentieel werden voor de studie en verspreiding van het herontdekte Romeinse recht.
#### 3.1.2 De herontdekking van het Corpus Iuris Civilis (CIC)
De herontdekking van het *Corpus Iuris Civilis* (CIC) van Justinianus was een sleutelmoment. Hoewel delen ervan, zoals de *Instituten*, al enigszins bekend waren, bleven de *Digesten* grotendeels onbekend. De herontdekking was mede mogelijk doordat de maatschappij economisch en institutioneel gegroeid was, waardoor de studie van een dergelijk omvangrijk en destijds peperduur werk (tienduizenden euro's per exemplaar door handmatige overschrijving) financieel en praktisch haalbaar werd. Het CIC bood een complex en gesofisticeerd juridisch kader dat in de primitieve maatschappij van de vroege Middeleeuwen niet bruikbaar was, maar nu wel.
#### 3.1.3 De opkomst van de universiteiten en de juridische wetenschap
De opkomst van universiteiten, zoals die in Bologna, was cruciaal voor de bestudering van het CIC. Deze instellingen werden centra voor juridische kennis, waar docenten het CIC bestudeerden en studenten uit heel Europa kwamen om les te krijgen. Dit legde de basis voor een gemeenschappelijk juridisch kader in Europa.
> **Tip:** Het CIC werd niet zomaar de bron van het recht; het was de methode van studie aan de universiteiten die het tot de kern van het *ius commune* maakte. Dit verschilde van de praktische, empirische benadering van het recht in het vroege Rome.
#### 3.1.4 Het Europese recht van de rechtsgeleerden: het ius commune
Het *ius commune*, het "gemeenschappelijk recht", ontstond uit de studie van het CIC aan de universiteiten. Het bestond uit twee pijlers:
1. **Romeins recht:** Het CIC werd de basis.
2. **Romano-canoniek recht:** Het kerkelijk recht, sterk beïnvloed door het Romeinse recht.
Dit stond tegenover het *ius proprium*, het lokale gewoonterecht dat per regio verschilde. De receptie van het Romeinse recht – de overname ervan in Europese rechtsstelsels – was een geleidelijk proces dat niet overal even diep ging, maar wel zorgde voor een gedeelde juridische methodologie en terminologie.
#### 3.1.5 De invloed van het ius commune op de kerk: het Romano-canoniek recht
Het kerkelijk recht, dat zich ontwikkelde tot het Romano-canoniek recht, had grote invloed. Het *Decretum Gratiani* (ca. 1140) en de latere *Decretalen van Gregorius IX* (*Liber Extra*, 1234) vormden de kern van dit recht. Deze juridische teksten, gebaseerd op het Romeinse recht, werden bestudeerd volgens dezelfde methoden als het Romeinse recht zelf, wat leidde tot een nauwe wisselwerking tussen beide rechtsordes.
### 3.2 De methoden van het ius commune: van glossatoren tot commentatoren
De studie van het *ius commune* evolueerde door verschillende scholen, elk met hun eigen methodologie.
#### 3.2.1 De glossatoren (ca. 1100-1250)
De glossatoren, voornamelijk actief in Bologna, focusten op de studie van het CIC door middel van *glossen* (uitleg woord-voor-woord of in de marge). Hun methode was scholiastisch: ze vertrokken van de onfeilbaarheid van de tekst en probeerden discrepanties op te lossen door uitleg, parallellen of distincties. Ze waren echter vaak wereldvreemd en legden de nadruk op de letter van de tekst, niet op de toepassing ervan in de praktijk.
> **Tip:** De glossatoren legden de basis voor de Europese rechtswetenschap en introduceerden een Latijnse juridische terminologie die grotendeels nog steeds gebruikt wordt.
* **Verwezenlijkingen:** Ontwikkeling van de Europese rechtswetenschap, juridische terminologie.
* **Beperkingen:** Wereldvreemde benadering, weinig systematisch, sterke autoriteitsgebondenheid, taalproblemen door het Latijn.
#### 3.2.2 De commentatoren (ca. 1250-1500)
De commentatoren, voortbouwend op de glossatoren, gingen verder dan enkel het uitleggen van de tekst. Ze schreven *commentaren* op het CIC en de *Standaardglossen* van Accursius, en probeerden het recht toe te passen op hun eigen tijd. Ze integreerden ook lokale gewoonterecht (*ius proprium*) in hun analyses en ontwikkelden nieuwe theorieën, zoals de statutenleer, die de basis legde voor het internationaal privaatrecht.
* **Verwezenlijkingen:** Grotere impact op de praktijk, ontwikkeling van nieuwe juridische theorieën (statutenleer), nieuwe juridische literatuurvormen (bv. *consilia*).
* **Continuïteit:** Voortbouwen op de CIC, scholastische methode, Italiaanse dominantie.
* **Discontinuïteit:** Nadruk op *ius proprium*, impact op de eigen tijd, ontwikkeling van praktischere literatuur.
#### 3.2.3 De humanisten (ca. 1500-1600)
De humanisten, geïnspireerd door de Renaissance, streefden naar een zuiverdere reconstructie van het Romeinse recht, ontdaan van middeleeuwse toevoegingen. Ze gebruikten filologische en historische methoden om de oorspronkelijke betekenis van de teksten te achterhalen en bekritiseerden de interpolaties van Justinianus. Hun focus lag op de tekstuele correctheid en de klassieke oudheid, wat hen in de praktijk minder nuttig maakte, maar wel leidde tot een hervorming van het onderwijs.
* **Verwezenlijkingen:** Onderwijshervorming, kritische benadering van de teksten, aanzet tot een meer systematische benadering van het recht.
* **Beperkingen:** Weinig praktisch gericht, veeleisend onderwijs, minachting voor middeleeuws recht.
* **Methode:** *Mos gallicus* (Franse methode: filologisch en historisch) tegenover *mos italicus* (Italiaanse methode: commentatoren).
#### 3.2.4 De praktische rechtsleer (ca. 1500-1800)
De praktische rechtsleer vertegenwoordigde een alliantie tussen het gewoonterecht en het *ius commune*. Deze stroming probeerde het recht toegankelijker te maken door het gebruik van de volkstaal in juridische geschriften, hoewel het Latijn belangrijk bleef. Juristen als Filips Wielant en Joos De Damhouder verspreidden hun werk over Europa, wat leidde tot een grotere eenmaking binnen de nationale rechtsordes.
### 3.3 De confrontatie tussen ius commune en gewoonterecht
De verspreiding van het *ius commune* was geen uniforme geschiedenis.
#### 3.3.1 De verspreiding van het Romeins recht
* **Mediterrane wereld (Zuid-Europa):** Het *ius commune* werd hier als een "upgrade" van het bestaande (primitieve) Romeinse gewoonterecht beschouwd en kende een snelle receptie.
* **Landen met massale receptie (bv. Duitsland, Schotland, Verenigde Provinciën):** Hier werd het Romeinse recht dominant, vooral na 1500, vaak via de invloed van het *Reichskammergericht* (Hooggerechtshof in het Heilige Roomse Rijk).
* **Pays de droit coutumier (bv. Noord-Frankrijk, Zuidelijke Nederlanden):** Hier bleef het gewoonterecht langer dominant, mede door weerstand van lokale machten en vorsten tegen het keizerlijke karakter van het Romeinse recht. Het Romeinse recht had hier een meer subsidiaire rol.
* **Buitenstaanders en periferie (bv. Zwitserland, Engeland, Noord-Europa):** Deze gebieden hadden specifieke ontwikkelingen, waarbij Engeland een unieke positie innam met zijn *common law*.
#### 3.3.2 Verklaringen voor het terreinverlies van gewoonterecht
Verschillende factoren droegen bij tot de toenemende invloed van het *ius commune*:
* **Kwaliteit van het Romeins recht:** Het was gesofisticeerder, geschreven en ontwikkeld door specialisten, in tegenstelling tot het vaak primitieve en ongeregelde gewoonterecht.
* **Steun van machthebbers:** Keizers, pausen en later vorsten zagen het *ius commune* als een instrument om hun macht te consolideren.
* **Voorkeuren van juristen:** Het *ius commune* bood een complex systeem dat de expertise van juristen vereiste, wat hun status en inkomen ten goede kwam.
* **Noden van nieuwe maatschappelijke groepen:** De groeiende handel en complexere economie vroegen om een meer gestandaardiseerd recht.
* **Zwakheid van gewoonterecht:** Het was vaak verbrokkeld, ongeschreven en minder effectief in het oplossen van complexe geschillen.
#### 3.3.3 Reactie van het gewoonterecht: verbetering en alliantie
Gewoonterecht reageerde op de druk van het *ius commune* in twee fasen:
1. **Zelfstandige verbetering (12e-15e eeuw):** Pogingen om gewoonterecht te eenvormen, te professionaliseren en op schrift te stellen, vaak door "voorsprekers" die de rechtspraak vormgaven.
2. **Alliantie met ius commune (16e-18e eeuw):** De "praktische rechtsleer" integreerde elementen uit het *ius commune* om gewoonterecht te systematiseren en te moderniseren, wat leidde tot nationale wetboeken.
#### 3.3.4 De bolwerken van het gewoonterecht?
Hoewel het *ius commune* dominant werd, bleven er "bolwerken" van gewoonterecht bestaan:
* **Feodaal recht:** Oorspronkelijk een systeem van leenverhoudingen, evolueerde het sterk en werd het zelfs in de *Libri Feudorum* onderdeel van het *ius commune*.
* **Engels common law:** Ontstond uit continentaal gewoonterecht, maar ontwikkelde zich via koninklijke rechtbanken tot een zelfstandig stelsel dat weinig beïnvloed werd door het *ius commune*. Engeland ontwikkelde zijn eigen juridische traditie, los van de continentale codificaties.
### 3.4 Triomf en mislukking van de Verlichting: het Vernunftrecht
#### 3.4.1 De Verlichting en de rede
De Verlichting (vanaf de 18e eeuw) benadrukte de rede als middel tot maatschappelijke vooruitgang. Dit leidde tot kritiek op traditionele structuren en privileges, en een streven naar universeel, op rede gebaseerd recht.
#### 3.4.2 Het Vernunftrecht: recht gebaseerd op de rede
Het *Vernunftrecht* (recht gebaseerd op de rede) beoogde een universeel, systematisch en logisch juridisch stelsel te creëren, los van goddelijke inspiratie of historische traditie. Spaanse neoscholastici en Hugo Grotius waren vroege voorlopers, gevolgd door systematische denkers als Pufendorf en Wolff. Hoewel dit recht niet volledig nieuw was en voortbouwde op het *ius commune*, leidde de nadruk op logica en systematische opbouw tot een nieuwe manier van denken over recht.
#### 3.4.3 Codificatie: de doorbraak van het nationale recht
De Verlichting culmineerde in de codificatiebeweging. Codificaties, zoals de Franse *Code Civil* van 1804, beoogden een allesomvattend, systematisch en toegankelijk wetboek te creëren dat het oude recht verving en nationale eenheid bevorderde.
* **Frankrijk:** De *Code Civil* van Napoleon werd een model voor vele andere landen, hoewel de inhoud vaak voortbouwde op het bestaande *ius commune* en gewoonterecht.
* **België:** Na de Franse annexatie in 1795 werd de Franse wetgeving, inclusief de Napoleontische codes, ingevoerd. Pogingen tot een eigen Belgisch wetboek faalden langdurig, deels door interne politieke strijd en de weerstand van gevestigde juridische belangen.
#### 3.4.4 De ‘zelfmoord’ van het Vernunftrecht en de nationalisering
De codificatie, met haar nadruk op nationaal recht, leidde paradoxaal genoeg tot het einde van het universele karakter van het *Vernunftrecht*. Elk land creëerde zijn eigen codificaties, wat resulteerde in een versnippering van het recht in Europa en een nationalistische benadering van de rechtswetenschap.
### 3.5 Nationaal recht in de 19e en 20e eeuw: de geboorte van rechtsstelsels
#### 3.5.1 De ‘verkaveling’ van het recht: Europa en de wereld
De 19e en 20e eeuw werden gekenmerkt door de opkomst van nationale rechtsstelsels. Dit had verstrekkende gevolgen:
* **Europa:** De dominante juridische tradities – Duits (voortzetting *ius commune*), Frans (codificatie) en Engels (*common law*) – vormden de basis voor de nationale rechtsontwikkelingen.
* **Wereld:** Europese rechtssystemen werden via kolonisatie en juridische transplants over de hele wereld verspreid, wat leidde tot een complexe mix van nationale en geïmporteerde rechtstradities.
#### 3.5.2 Duitsland: de historische school en de Pandektistiek
In Duitsland overleefde het *ius commune* tot 1900. De historische school van Von Savigny benadrukte de rol van de "Volksgeist" (volksgeest) in de rechtsvorming, wat leidde tot de Pandektistiek. Deze stroming systematiseerde het Romeinse recht tot een abstract conceptueel systeem (*Begriffsjurisprudenz*), met grote invloed op de Europese rechtswetenschap, maar ook met een risico op formalisme en wereldvreemdheid.
#### 3.5.3 Frankrijk na de codificatie: exegese en vernieuwing
Frankrijk, na de *Code Civil* van 1804, zag de opkomst van de exegese-scholen, die zich focusten op de uitleg en toepassing van de wet. Hoewel aanvankelijk conservatief, evolueerde de Franse rechtswetenschap naar meer systematische benaderingen, met invloedrijke figuren als Pothier en Laurent. De Belgische positie was uniek: lange tijd onder Franse invloed, met een latere, moeizame vernederlandsing en regionalisering van het recht.
#### 3.5.4 Engeland: het *common law* en de ‘grote afwezige’
Engeland bleef een uitzondering, met een juridisch systeem dat grotendeels gebaseerd was op *common law* en jurisprudentie, en relatief weinig beïnvloed werd door continentale codificaties en het *ius commune*.
#### 3.5.5 Het Duitse Burgerlijke Wetboek (BGB) van 1900: een definitief einde aan het ius commune
De invoering van het Duitse *Bürgerliche Gesetzbuch* (BGB) in 1900 markeerde het definitieve einde van het *ius commune* als levende rechtsbron in Europa. Het BGB was een product van de Pandektistiek, zeer systematisch en technisch, maar ook complex en weinig toegankelijk voor het grote publiek. Het was een hoogtepunt van juridische systematiseringskunst, maar ook een symbool van de nationalisering van het recht.
#### 3.5.6 De twintigste eeuw: stagnatie, convergentie en rechtspluralisme
De 20e eeuw zag een stagnatie van het recht in Europa na de wereldoorlogen, maar ook een toenemende convergentie van nationale rechtsstelsels, mede door de Europese eenmaking. Tegelijkertijd kwam het Amerikaanse recht op als een vernieuwende kracht, met stromingen als *sociological jurisprudence* en *legal realism*. De opkomst van het niet-Westerse recht en de heropleving van regionale juridische tradities (zoals in België) markeren de evolutie naar een meer pluralistisch juridisch landschap. Het procesrecht werd verder gerationaliseerd, met de Oostenrijkse en Franse modellen als belangrijke invloeden, hoewel België aanvankelijk achterbleef in deze ontwikkelingen.
#### 3.5.7 De hercodificatiegolf en het Belgische voorbeeld
In de 21e eeuw is er een hernieuwde belangstelling voor codificatie, aangewakkerd door de europeanisering en de behoefte aan moderne, nationale wetboeken. België, onder minister Geens, is een koploper in deze hercodificatiegolf met de ontwikkeling van een nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit proces, hoewel complex en langdurig, toont de aanhoudende relevantie van codificatie als middel om het recht te structureren en aan te passen aan de hedendaagse maatschappelijke noden.
---
# De Verlichting, codificatie en de moderne juridische systemen
De Verlichting bracht een revolutionaire verschuiving teweeg in het denken over recht, wat leidde tot de ontwikkeling van het Vernunftrecht, het proces van codificatie en de vorming van moderne nationale rechtssystemen, met een diepgaande impact op het Franse, Duitse en Belgische recht.
### 4.1 De Verlichting en de impact op het recht
De Verlichting, een maatschappijkritische stroming die opkwam vanaf de 16e eeuw en culmineerde rond 1800, plaatste de rede en het menselijk verstand centraal in het streven naar een ideale maatschappij en individueel geluk hier op aarde. Dit leidde tot een radicale breuk met het verleden, dat werd beschouwd als "duisternis". De nadruk verschoof van "wat oud is, is goed" naar een geloof in vooruitgang en het vernieuwende karakter van het nieuwe.
#### 4.1.1 Verlichting en het natuurrecht
De ideeën van de Verlichting waren sterk geworteld in het natuurrecht, dat ervan uitging dat er universele, onveranderlijke rechtsovertuigingen bestaan die losstaan van het positieve (geldende) recht. Deze natuurwetten, gebaseerd op rede en menselijk verstand, vormden de basis voor een streven naar een universeel recht dat overal en voor iedereen gelijk zou moeten gelden.
#### 4.1.2 Gevolgen voor het recht
De Verlichting had ingrijpende gevolgen voor het rechtssysteem:
* **Kritiek op bestaand recht:** Het ius commune en het gewoonterecht werden als verouderd en onlogisch beschouwd, vol met ongelijkheden en privileges die niet strookten met de Verlichtingsidealen van gelijkheid en vrijheid.
* **Recht als instrument:** Recht werd gezien als een krachtig instrument voor "social engineering", een middel om de maatschappij actief te hervormen en te sturen in de richting van de Verlichtingsidealen. Dit maakte recht een politiek instrument.
* **Noodzaak van universeel recht:** De nadruk kwam te liggen op de behoefte aan een universeel recht, gebaseerd op logisch redeneren, dat de basis zou vormen voor nieuwe wetgeving.
* **Codificatie als techniek:** De ontwikkeling van het Vernunftrecht vond zijn praktische uitwerking in het proces van codificatie, het creëren van omvattende wetboeken die een heel rechtsgebied systematisch en volledig zouden regelen.
#### 4.1.3 De geleidelijke terugkeer van wetgeving
Vóór de Verlichting was wetgeving beperkt, omdat het principe "oud is goed" dominant was. De Verlichting bracht hierin verandering:
* **Voor de Verlichting:** Weinig wetgeving, met de nadruk op gewoonterecht. Uitzonderingen vonden we bij de pauselijke wetgeving vanaf de 11e eeuw en beperkte wereldlijke wetgeving, vaak gericht op strafrecht of specifieke regio's.
* **Tijdens het absolutisme (16e-18e eeuw):** De opkomst van vorstelijk absolutisme leidde tot meer wetgeving, maar deze was vaak nog beperkt in omvang en vernieuwing. In Frankrijk begon men met grote ordonnanties, zoals die van Colbert en D'Aguesseau, die procedures, handel en specifieke aspecten van burgerlijk recht reguleerden. De Zuidelijke Nederlanden kenden het Eeuwig Edict van 1611 als een belangrijke, zij het beperkte, stap.
### 4.2 De ontwikkeling van het Vernunftrecht
Het Vernunftrecht, sterk beïnvloed door het natuurrecht en later door de rationele principes van de Verlichting, streefde naar een recht dat gebaseerd was op universele, logische principes.
#### 4.2.1 Voorlopers van het Vernunftrecht
* **Spaanse neoscholastiek (16e eeuw):** Deze stroming, die voortkwam uit de middeleeuwse scholastiek, paste de principes van natuurrecht toe op actuele problemen, zoals de behandeling van inheemse bevolkingen in kolonies. Hoewel progressief in hun gebruik van principes en volkenrecht, bleven ze theologisch verankerd en hadden ze beperkte juridische impact.
* **Hugo Grotius (17e eeuw):** Grotius wordt beschouwd als een sleutelfiguur in de overgang van natuurrecht naar Vernunftrecht. Zijn werk "De iure belli ac pacis" legde de basis voor het moderne volkenrecht en verbintenissenrecht, gebaseerd op algemene principes afgeleid van het menselijk gedrag en de rede, hoewel hij nog steeds een band met godsdienst behield.
#### 4.2.2 Het eigenlijke Vernunftrecht (17e-18e eeuw)
Dit stadium kenmerkt zich door een nog sterkere nadruk op de autonomie van de rede, losgekoppeld van godsdienstige dogma's.
* **Systematisch denken:** Juristen als Pufendorf en Wolff ontwikkelden een systematische en bijna wiskundige benadering van het recht, waarbij logische deductie centraal stond.
* **Universeel recht:** Het doel bleef een universeel recht, gebaseerd op logica, hoewel de praktijk uitwees dat nationale interpretaties en evoluties onvermijdelijk waren.
* **Verhouding tot ius commune:** Ondanks de ambitie om een nieuw recht te creëren, bleef het Vernunftrecht sterk beïnvloed door de inhoud van het ius commune, maar dan met een meer systematische structuur en een afschaffing van elementen die niet strookten met de Verlichtingsidealen (zoals slavernij binnen Europa).
### 4.3 De codificatie als voltooiing van het Vernunftrecht
Codificatie was de methode om de idealen van het Vernunftrecht in de praktijk te brengen en te garanderen dat dit nieuwe recht ook daadwerkelijk werd toegepast.
#### 4.3.1 Het begrip codificatie
Codificatie, volgens Van Caenegem, is een "oorspronkelijke onderneming, waarin men een geheel rechtsgebied behandelt in een comprehensief en exhaustief wetboek op een homogene, doorlopende en logisch-sluitende wijze". Dit betekende de creatie van een omvattend, systematisch en vernieuwend wetboek in de volkstaal, wat moest zorgen voor rechtszekerheid en toegankelijkheid.
#### 4.3.2 De Franse Code civil van 1804
De Franse Revolutie creëerde de politieke omstandigheden voor een grootschalige codificatie. Na diverse mislukte pogingen werd onder Napoleon de Code civil (later Code Napoléon) in 1804 uitgevaardigd.
* **Ontstaan:** Napoleon speelde een cruciale rol in het politiek afdwingen van de totstandkoming van de Code civil, die werd opgesteld door commissarissen die gebruik maakten van eerdere ontwerpen en bestaand recht.
* **Bronnen:** De Code civil putte inspiratie uit eerdere Franse ordonnanties, het ius commune en gewoonterecht (vooral de Coutume de Paris), met een focus op het verenigen van Frankrijk onder één rechtssysteem.
* **Impact in België:** De Code civil werd in 1795 ingevoerd in de Zuidelijke Nederlanden en vormde de basis voor het Belgische recht. Ondanks pogingen tot een eigen codificatie na de onafhankelijkheid in 1830, bleef de Franse Code civil (en later het Nederlandse BW, beïnvloed door de Code civil) lange tijd dominant. Er werd pas in 2019 een volledig nieuw Belgisch Burgerlijk Wetboek ingevoerd.
#### 4.3.3 De Duitse Bürgerliche Gesetzbuch (BGB) van 1900
Na een lange periode waarin het ius commune in Duitsland bleef voortbestaan, werd in 1900 het BGB ingevoerd.
* **Ontstaan:** Het BGB kwam tot stand na een lange discussie, de "Kodifikationsstreit" tussen Thibaut en Savigny, en werd ontwikkeld door de Pandektisten, die zich richtten op een systematische, conceptuele uitwerking van het Romeins recht.
* **Kwaliteiten en gebreken:** Het BGB werd geprezen om zijn wetenschappelijke hoogstandje en systematische structuur, maar bekritiseerd om zijn ontoegankelijkheid voor de gewone burger en zijn formele, soms wereldvreemde benadering. De "Generalklauseln" boden flexibiliteit, maar openden ook de deur voor misbruik, zoals tijdens het naziregime.
* **Invloed:** Hoewel niet letterlijk overgenomen, had het BGB grote invloed op latere codificaties in heel Europa en daarbuiten, waaronder het Zwitserse en het Nederlandse BW. Het markeerde het definitieve einde van het ius commune als levend recht in Duitsland.
#### 4.3.4 De procedurele evoluties
De Verlichting en de codificatie brachten ook veranderingen in de procesvoering teweeg:
* **Revolutionair model:** Gekenmerkt door de vrederechter, die dichter bij de bevolking stond, verkozen werd, niet noodzakelijk jurist was, oordeelde naar billijkheid en de nadruk legde op verzoening.
* **Normaal model (rationeel):** Gesteund op Napoleontische wetgeving, met meer oraliteit, een sneller en opener systeem, en een hiërarchische structuur met beroepsmogelijkheden. Dit model, met uitzonderingen zoals de arbeidsrechtbanken en de assisen, is grotendeels de basis van moderne gerechtelijke procedures.
### 4.4 Het nationale recht in de 19e en 20e eeuw
De 19e en 20e eeuw werden gekenmerkt door de opkomst van het nationalisme en de "verkaveling van het recht". Elk land streefde naar een eigen, nationaal rechtssysteem, vaak gebaseerd op de codificaties van Frankrijk en Duitsland.
#### 4.4.1 Het overleven van het ius commune in Duitsland
Tot 1900 bleef het ius commune in Duitsland een belangrijke rechtsbron, ondanks de pogingen tot nationale codificatie. De historische school van Von Savigny benadrukte de "Volksgeist" (volksgeest) als bron van het recht, wat ironisch genoeg leidde tot de ontwikkeling van de Pandektistiek, een zeer academische en abstracte studie van het Romeins recht.
#### 4.4.2 Frankrijk na de codificatie
Frankrijk, na de Code civil, kende verschillende fases van rechtsinterpretatie:
* **École Romaniste en de Eerste Exegetische School:** Deze stromingen benadrukten de absolute suprematie van de wet en legden de Code civil artikel per artikel uit, met weinig aandacht voor externe factoren of de rechtspraak.
* **Tweede Exegetische School:** Kwam tot stand rond 1880 en bood meer ruimte voor de rechtspraak en sociale wetenschappen, maar behield een beperkte kritische benadering.
#### 4.4.3 De Belgische situatie en de vernederlandsing
België, na de invoering van de Franse codes, kende een lange periode van verfransing, gevolgd door een geleidelijke vernederlandsing vanaf 1873. Dit proces leidde tot de creatie van authentieke Nederlandse wetteksten en een eigen Nederlandstalige rechtsgeleerde literatuur, alhoewel de Franse invloed en het Franse recht nog lange tijd een dominante rol bleven spelen. De regionale verschillen binnen België, met name tussen Vlaanderen en Wallonië, werden duidelijker door de federalisering van het recht.
#### 4.4.4 Engeland: een unieke positie
Engeland bleef gedurende deze periode grotendeels buiten de Europese codificatiegolf. Het common law-systeem, gebaseerd op jurisprudentie en ontwikkeld door koninklijke rechtbanken, bleef dominant, hoewel er wel invloeden waren van het Romeins recht en de ontwikkeling van "equity" naast het common law.
### 4.5 Het twintigste-eeuwse Europa en de rechtsvergelijking
De 20e eeuw bracht een periode van stagnatie in het Europese recht, mede door de twee wereldoorlogen. De nadruk verschoof naar nationale rechtssystemen en rechtssystemen buiten Europa, met name het Amerikaanse recht.
#### 4.5.1 Het Amerikaanse recht en de invloed van kritische scholen
Het Amerikaanse recht ontwikkelde zich onafhankelijk van het Engelse recht, met een nadruk op de geschreven Grondwet en een evoluerende benadering van het recht.
* **Legal Instrumentalism & Formalism:** Periodes van nadruk op economische vooruitgang en op de logische toepassing van bestaande regels.
* **Sociological Jurisprudence & Legal Realism:** Stromingen die het recht zagen als een product van maatschappelijke veranderingen en de rechter als een "social engineer".
* **Latere ontwikkelingen:** De opkomst van Legal Liberalism (streven naar sociale rechtvaardigheid) werd gevolgd door kritiek vanuit het Originalism (conservatieve interpretatie van de Grondwet) en Law & Economics (nadruk op economische efficiëntie). Deze spanningen blijven de Amerikaanse rechtsspraak beïnvloeden.
#### 4.5.2 De opkomst van niet-Westers recht
Er is een groeiende erkenning van het belang van niet-Westers recht en diens rechtsgeschiedenis, hoewel de studie ervan bemoeilijkt wordt door bronnenproblemen en de blijvende invloed van Westerse juridische concepten.
#### 4.5.3 Een nieuwe ius commune in wording?
De Europese eenmaking heeft geleid tot een roep om een nieuw, gemeenschappelijk Europees privaatrecht.
* **Codificatiepogingen:** Pogingen tot een Europees Burgerlijk Wetboek zijn grotendeels mislukt, mede door de complexiteit van de procedure en nationale gevoeligheden. Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek wordt gezien als een complex voorbeeld, terwijl het Belgische plan van minister Geens, ondanks uitdagingen, een nieuwe impuls heeft gegeven aan codificatie.
* **Rechtsleer als bron:** Een heropleving van het ius commune via de rechtsleer, met initiatieven zoals de Principles of European Contract Law (PECL) en de Draft Common Frame of Reference (DCFR), probeert een gemeenschappelijk Europees privaatrecht te ontwikkelen.
* **Procedurele hervormingen:** Er zijn ook pogingen tot een gemeenschappelijk Europees procesrecht, maar deze lopen langzaam en stuiten op nationale belangen.
#### 4.5.4 De terugkeer van regionaal recht
Tegelijkertijd zien we een heropleving van regionaal recht binnen Europa, zoals de regionalisering van het recht in België, waarbij Vlaams en Franstalig België verschillende juridische paden bewandelen. Dit staat in contrast met de eerdere trend van nationalisering.
#### 4.5.5 Hercodificatie in België
België heeft een opmerkelijke hercodificatiegolf ondergaan, met de invoering van een nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit plan van minister Geens, ondanks zijn politieke en juridische uitdagingen, heeft geleid tot een significante modernisering van het Belgische privaatrecht en wordt gezien als een uitzonderlijke prestatie in de recente Europese rechtsgeschiedenis.
#### 4.5.6 De toekomst: rechtspluralisme
De 21e eeuw kenmerkt zich door rechtspluralisme, een dynamisch samenspel van nationaal recht, Europees recht, en de groeiende invloed van niet-Westers recht en regionale juridische tradities. Nieuwe generaties juristen zullen de uitdaging aangaan om dit complexe landschap vorm te geven.
---
# Het 21e-eeuwse rechtspluralisme en de globalisering van het recht
Dit hoofdstuk analyseert de opkomst van het rechtspluralisme, de globalisering van het recht, de Europese juridische eenmaking, de hercodificatie van nationaal recht, en de impact van globalisering en rechtsvergelijking op hedendaagse juridische systemen.
## 5. Het 21e-eeuwse rechtspluralisme en de globalisering van het recht
Het hedendaagse juridische landschap wordt gekenmerkt door een verschuiving van een strikt nationaal juridisch kader naar een meer complex systeem waarin diverse rechtsbronnen en invloeden naast elkaar bestaan, beïnvloed door globalisering, regionale integratie en een hernieuwde waardering voor verschillende juridische tradities.
### 5.1 De opkomst van het niet-Europees recht
#### 5.1.1 Het Amerikaanse recht
Het Amerikaanse rechtssysteem heeft een unieke ontwikkeling doorgemaakt, los van het Engelse recht, dat oorspronkelijk weliswaar de basis vormde, maar zich vanaf de Onafhankelijkheid eigenstandig is gaan ontwikkelen. In de periode vóór het einde van de negentiende eeuw evolueerde het Amerikaanse recht van de Engelse traditie naar een eigen juridisch systeem, met de Grondwet als geschreven fundering. Vanaf de Onafhankelijkheid tot de Burgeroorlog (1776-1865) domineerde het 'Legal Instrumentalism', waarbij recht als instrument voor economische vooruitgang werd ingezet, wat leidde tot de afschaffing van regels die deze vooruitgang belemmerden. Tussen 1865 en de jaren 1930 maakte 'Legal Formalism' opgang, een periode waarin het recht werd gezien als een systeem van onveranderlijke waarheden die door logische deductie konden worden achterhaald. Dit formalisme, mede gevoed door de migratie van Europese juristen, leidde tot sociale ongelijkheid.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw ontstond 'Sociological Jurisprudence' (Roscoe Pound), die benadrukte dat recht moet aansluiten bij maatschappelijke veranderingen en de gevolgen van juridische beslissingen voor de samenleving moet meewegen. Dit kreeg vorm in de 'Brandeis Brief', die juridische argumentatie verrijkte met maatschappelijke en economische inzichten. Het 'Legal Realism' (interbellum) ging nog een stap verder door te stellen dat recht een rechtvaardiging is voor de vooroordelen van de rechter, waarbij de persoonlijke achtergrond en de sociologische context van de rechter cruciaal zijn voor de uitspraak.
Na de Tweede Wereldoorlog domineerde 'Legal Liberalism' tot de jaren zestig, met de nadruk op sociale rechtvaardigheid, hervormingen door de wetgever en de rol van rechters bij het ongrondwettig verklaren van oude wetten die hiermee in strijd waren. Dit leidde tot 'judicial activism', met baanbrekende uitspraken zoals *Brown v. Board of Education*. Vanaf de jaren zeventig ontstond kritiek op dit liberalisme. Vanuit conservatieve hoek kwam 'Originalism' op, dat pleit voor een interpretatie van de Grondwet in het licht van de oorspronkelijke bedoeling of betekenis van de opstellers. 'Law & Economics' (Posner) legde de nadruk op economische efficiëntie. Vanuit linkse hoek ontstonden 'Critical Legal Studies', met een marxistische visie, en 'Legal Feminism', dat de mannelijke gerichtheid van het recht aan de kaak stelde. Ondanks de aanwezigheid van deze stromingen, bleef 'Legal Formalism' lange tijd invloedrijk door de conservatieve samenstelling van het Hooggerechtshof (SCOTUS). Pas met de benoemingen door presidenten als Roosevelt en later Trump, kregen progressievere of conservatievere stromingen meer invloed. De impact op Europa is minder groot geweest dan verwacht, mede door een andere mentaliteit ten aanzien van de rol van het recht en een meer systematisch juridisch onderwijs.
#### 5.1.2 Het niet-Westerse recht
De receptie van Europees recht in de rest van de wereld, voornamelijk door kolonisatie, was vaak oppervlakkig en stuitte op bestaande lokale rechtstradities. Recentelijk is er een hernieuwde belangstelling voor niet-Westers recht en diens geschiedenis ontstaan, mede door een groeiend zelfbewustzijn in niet-Westerse landen en de erkenning van rechten voor inheemse volkeren. Het bestuderen van niet-Westers recht wordt bemoeilijkt door een gebrek aan bronnen en een bestaande Europese invloed, zelfs vóór de kolonisatie. Bewegingen als 'Law and Development' en 'Legal Origins' hebben getracht het Westen te positioneren als model voor juridische ontwikkeling, maar dit is bekritiseerd vanwege Westerse arrogantie en een miskenning van lokale rechtsgeschiedenissen. Er is een groeiende erkenning van de noodzaak van grondig onderzoek naar de specifieke rechtsgeschiedenis van landen om te begrijpen hoe juridische systemen zich ontwikkelen en functioneren.
### 5.2 De Europese juridische eenmaking: een nieuwe 'ius commune'?
#### 5.2.1 De roep om een nieuw gemeenschappelijk recht in Europa
De Europese eenmaking, zowel politiek als economisch, heeft geleid tot een roep om een nieuw gemeenschappelijk recht, een 'ius commune' van Europa, dat de nationale rechtsstelsels zou kunnen overstijgen. Dit zou voordelen bieden voor bedrijven, de kwaliteit van het recht verhogen door samenwerking van topjuristen, en mobiliteit van juristen vergemakkelijken.
#### 5.2.2 De 'fata morgana' van één Europees Burgerlijk Wetboek
De poging om tot één Europees Burgerlijk Wetboek te komen is echter een 'fata morgana'. Recente nationale codificaties, zoals die in Italië en Portugal, zijn uit het oogpunt van democratische waarden problematisch. Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek van 1992, hoewel modern en democratisch tot stand gekomen via een procedure met 'vraagpunten', kende een zeer lange totstandkoming en is niet zonder gebreken gebleven. Het Belgische Burgerlijk Wetboek (codificatieplan van minister Geens) is een uniek Belgisch voorbeeld van een succesvolle, zij het pragmatische, hercodificatie.
#### 5.2.3 De Europese rechtsleer: een nieuw 'ius commune' door de academische wereld
In plaats van een gecodificeerd Europees recht, groeit er een nieuw 'ius commune' door de academische wereld. Initiatieven als de 'Principles of European Contract Law' (PECL) en het 'Draft Common Frame of Reference' (DCFR) door het European Law Institute (ELI) en Unidroit trachten een gemeenschappelijk Europees privaatrecht te ontwikkelen. Ondanks de vele obstakels, zoals taalverschillen, mixed legal systems en het democratisch deficit, heeft dit gedachtegoed een impact op de rechtsvergelijking en de ontwikkeling van het Europese recht.
#### 5.2.4 Procedure: een gemeenschappelijk Europees procesrecht?
Een gemeenschappelijk Europees procesrecht blijft echter achter. Hoewel er initiatieven zijn geweest, zoals de Commissie Storme, hebben deze nog niet geleid tot een geharmoniseerd Europees procesrecht. Het 'Brussel-effect' – de spontane overname van EU-recht door landen buiten de EU – toont wel de invloed van de Europese wetgeving aan.
### 5.3 De hercodificatie van nationaal recht
#### 5.3.1 Hercodificatie als reactie op Europeanisering
Als reactie op de toenemende Europeanisering van het recht, hebben diverse landen hun nationale wetboeken gehercodeerd. Dit dient zowel om het nationale recht te moderniseren als om meer invloed uit te oefenen op toekomstige Europese wetgeving.
#### 5.3.2 De Belgische hercodificatie: een ambitieus plan
In België heeft minister Geens een ambitieus hercodificatieplan geïnitieerd dat, ondanks eerdere mislukkingen en weerstand, aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Dit plan kenmerkt zich door een pragmatische werkwijze, waarbij geleidelijke hervormingen en brede consultaties centraal staan. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek, hoewel niet perfect en met nog openstaande delen, is een belangrijk voorbeeld van moderne codificatie en een afwijking van het klassieke model. Dit proces illustreert de dynamiek tussen nationale soevereiniteit en de noodzaak van juridische modernisering in een geglobaliseerde wereld.
### 5.4 De rechtsvergelijking en nieuwe evoluties
Het hedendaagse juridische landschap wordt beïnvloed door rechtspluralisme, de opkomst van niet-Westers recht, de Europese juridische eenmaking, en de hercodificatie van nationaal recht. Rechtsvergelijking speelt een cruciale rol in het begrijpen van deze complexe interacties en in de ontwikkeling van juridische systemen wereldwijd. De toekomst van het recht wordt gevormd door de inspanningen van juristen om deze diverse invloeden te integreren en te komen tot coherentere en meer toegankelijke rechtskaders. De digitalisering en een groeiend bewustzijn van maatschappelijke realiteiten zullen ongetwijfeld verdere veranderingen teweegbrengen in de juridische praktijk en theorie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Oud-Romeins recht | De vroegste fase van het Romeinse recht, gekenmerkt door een primitieve samenleving met lokaal gewoonterecht en een rudimentaire procedure, daterend van de stichting van Rome tot ongeveer 250 v.C. |
| Wet der Twaalf Tafelen | Een van de oudste wetten van Rome, opgesteld rond 450 v.C., die voortkwam uit de drang van de plebejers om het recht vast te leggen en zo de macht van de patriciërs te beperken; diende als basis voor latere Romeinse wetgeving en had invloed op het ontstaan van het recht in de VS. |
| Praetor | Een belangrijke magistraat in het Romeinse recht, oorspronkelijk verantwoordelijk voor het recht en later gespecialiseerd in het verlenen van rechtsmiddelen (actiones) en het leiden van procedures voor de praetor (fase in iure), wat cruciaal was voor de ontwikkeling van het ius honorarium. |
| Legis actio | Een oude Romeinse procedure uit de Oudromeinse periode, die gekenmerkt werd door strikte rituelen, woorden en gebaren, en waarbij de praetor een particulier als rechter aanwees; het verviel geleidelijk ten gunste van de formula-procedure. |
| Formula-procedure | Een procedure die vanaf de voorklassieke periode in Rome het legis actio-systeem verving, waarbij de praetor een formula (procesformulier) opstelde met instructies voor de rechter, wat leidde tot een minder formalistische en meer toegankelijke rechtsgang. |
| Ius civile | Het traditionele recht dat oorspronkelijk enkel voor Romeinse burgers gold, gebaseerd op gewoonte en wetgeving, en dat in de loop der tijd werd aangevuld en aangepast door het magistratenrecht. In de voorklassieke periode werd het onderscheiden van het ius gentium. |
| Ius gentium | Het recht dat door de praetor peregrinus werd ontwikkeld, bedoeld voor geschillen tussen Romeinen en vreemdelingen of tussen vreemdelingen onderling, gebaseerd op vereenvoudigde principes die in verschillende volkeren gemeenschappelijk werden geacht. |
| Ius honorarium | Het recht dat door de praetor (en andere magistraten zoals de aedielen en gouverneurs) werd gecreëerd door middel van edicten, waarbij zij rechtsmiddelen verleenden of weigerden, en dat een belangrijke rol speelde in de aanpassing van het recht aan nieuwe maatschappelijke behoeften. |
| Corpus iuris civilis | Een omvangrijke codificatie van het Romeinse recht, samengesteld in opdracht van keizer Justinianus (6e eeuw), bestaande uit de Codex, Digesten, Instituten en Novellen, die de basis vormde voor het recht in het Byzantijnse Rijk en later West-Europa. |
| Ius commune | Het gemeenschappelijke recht dat vanaf circa 1100 in West-Europa ontstond door de herontdekking van het Corpus iuris civilis en de studie ervan aan universiteiten, naast het Romano-canoniek recht, en dat de basis vormde voor het recht tot aan de periode van nationalisering. |
| Glossatoren | Middeleeuwse rechtsgeleerden (ca. 1100-1250) die zich toelegden op de studie van het Corpus iuris civilis door middel van glossen (uitleggingen) tussen de regels en in de marge, en die de basis legden voor de Europese rechtswetenschap. |
| Commentatoren | Rechtsgeleerden (ca. 1250-1500) die voortbouwden op het werk van de glossatoren door commentaren te schrijven op het Corpus iuris civilis en de standaardglossen, waarbij ze het recht aanpasten aan de praktijk van hun tijd en nieuwe juridische theorieën ontwikkelden. |
| Humanisten | Juristen (ca. 1500-1600) die streefden naar een zuiver Romeins recht door de middeleeuwse toevoegingen te elimineren en de teksten kritisch te bestuderen vanuit een filologische en historische invalshoek, wat leidde tot een hervorming van het onderwijs en een relativering van het Romeinse recht. |
| Romano-canoniek recht | Het kerkelijk recht dat in de middeleeuwen werd ontwikkeld, gebaseerd op Romeins rechtelijke principes en aangevuld met pauselijke decreten en kerkelijke wetgeving, bestudeerd aan universiteiten en van grote invloed op het Europese recht. |
| Vernunftrecht | Een product van de Verlichting (17e-18e eeuw) dat streefde naar een universeel, op rede gebaseerd recht, losgekoppeld van religie en traditie, dat de basis legde voor latere codificaties en moderne rechtsstelsels. |
| Codificatie | De systematische en omvattende optekening van een rechtsgebied in een wetboek, met als doel het recht toegankelijk, vernieuwend en rechtszeker te maken, zoals geïllustreerd door de Franse Code civil van 1804 en het Duitse Bürgerliche Gesetzbuch van 1900. |
| Code civil (1804) | Het Franse burgerlijk wetboek, opgesteld onder Napoleon, dat een mijlpaal was in de codificatiegeschiedenis en grote invloed had op de ontwikkeling van privaatrecht in Europa en daarbuiten, ondanks de kritiek op de achterhaalde elementen en de nationalistische tendensen. |
| Bürgerliche Gesetzbuch (BGB) | Het Duitse burgerlijk wetboek dat in 1900 in werking trad, gekenmerkt door een hoge wetenschappelijke kwaliteit en systematische structuur gebaseerd op de Pandektistiek, maar ook door abstractie en gebrekkige toegankelijkheid voor de leek. |
| Ius commune | Het gemeenschappelijke recht dat vanaf circa 1100 in West-Europa ontstond door de herontdekking van het Corpus iuris civilis en de studie ervan aan universiteiten, naast het Romano-canoniek recht, en dat de basis vormde voor het recht tot aan de periode van nationalisering. |
| Common law | Het recht dat in Engeland vanaf de 12e eeuw door koninklijke rechtbanken werd ontwikkeld als gemeenschappelijk recht voor heel Engeland, voornamelijk gebaseerd op gewoonterecht en feodaal recht uit Normandië, en dat zich onderscheidde van het Europese continentale recht. |
| Equity | Een deel van het Engelse recht dat zich later ontwikkelde vanuit de Chancery, om correcties aan te brengen op de strikte toepassing van de common law en te handelen naar billijkheid, en dat lange tijd naast de common law bestond voordat beide systemen fuseerden. |
| Rechtspluralisme | Een hedendaags fenomeen waarbij meerdere rechtsordes naast elkaar bestaan binnen een bepaald gebied of voor een bepaalde groep mensen, bijvoorbeeld door de opkomst van niet-Europees recht, Europese regelgeving en regionale wetgeving naast nationaal recht. |
| Rechtsvergelijking | De studie en vergelijking van verschillende rechtssystemen, zowel binnen als buiten Europa, met als doel inzichten te verkrijgen, de harmonisatie van recht te bevorderen en de ontwikkeling van rechtswetenschap te stimuleren, met een groeiend belang voor niet-Westers recht. |
| Legal Instrumentalism | Een Amerikaanse juridische stroming vóór 1865, die recht zag als een instrument voor economische vooruitgang, waarbij rechtsregels die economische ontwikkeling belemmerden, werden afgeschaft om de belangen van bankiers en ondernemers te dienen. |
| Legal Formalism | Een Amerikaanse juridische stroming van 1865 tot de jaren 1930, die recht beschouwde als gebaseerd op onveranderlijke en universele waarheden die door logisch redeneren konden worden gevonden, wat leidde tot een bevriezing van het recht en sociale ongelijkheid. |
| Sociological Jurisprudence | Een Amerikaanse juridische stroming begin 20e eeuw, voornamelijk geassocieerd met Roscoe Pound, die benadrukte dat rechters bij hun beslissingen rekening moesten houden met de maatschappelijke gevolgen van hun uitspraken, waardoor de rechter als een 'social engineer' werd gezien. |
| Legal Realism | Een Amerikaanse juridische stroming tijdens het interbellum, die recht zag als een rechtvaardiging voor de vooroordelen van de rechter en waarbij de beslissingen van de rechter voornamelijk werden beïnvloed door maatschappelijke, economische en politieke factoren in plaats van door strikte rechtsregels. |
| Originalism | Een conservatieve Amerikaanse juridische stroming die stelt dat de Grondwet moet worden geïnterpreteerd op basis van de oorspronkelijke bedoeling of betekenis ten tijde van de opstelling, wat leidt tot een zeer conservatieve interpretatie van het recht. |
| Law & Economics | Een economische benadering van het recht die stelt dat menselijk gedrag rationeel is en kosten-batenanalyses maakt, en dat het recht primair gericht moet zijn op het bevorderen van economische efficiëntie, een stroming die grote invloed heeft in de VS. |
| Burgerlijk Wetboek (België) | Het nieuwe Belgische burgerlijk wetboek, inwerkingtreding vanaf 2019 en nog steeds in ontwikkeling, dat tot doel heeft het verouderde Franse burgerlijk wetboek van 1804 te vervangen en het Belgische privaatrecht te moderniseren en te structureren, met een pragmatische indeling en een vlottere totstandkoming dankzij minister Geens. |
| Rechtspluralisme | Het hedendaagse fenomeen waarbij meerdere rechtsordes naast elkaar bestaan, zowel nationaal (bijvoorbeeld door de regionalisering van het recht in België) als internationaal (door Europese regelgeving en de invloed van niet-Westers recht), wat de studie en toepassing van het recht complexer maakt. |
| Europeanisering van het recht | Het proces waarbij Europese normen en waarden steeds meer doorwerken in de nationale rechtsstelsels, zowel via directe wetgeving (EU) als via de rechtsleer en de praktijk, met als uiteindelijk doel een vorm van gemeenschappelijk Europees recht te creëren. |
| Regionalisering van het recht | Het fenomeen waarbij onderdelen van een staat meer autonomie krijgen op juridisch vlak, wat kan leiden tot de ontwikkeling van eigen regionale wetgeving en rechtspraak, zoals te zien is in België met de splitsing van het recht in Nederlandstalige en Franstalige circuits. |