Cover
Zacznij teraz za darmo Kopie van NOTITIES BASISBEGRIPPEN VOLLEDIG AF SEM 1.pdf
Summary
## 1. De definitie van recht en de doelen van de rechtsordening
Recht kan gedefinieerd worden als een geheel van gedragsregels en bijhorende institutionele voorschriften. Deze regels worden uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag. Het hoofddoel van recht is de ordening van de maatschappij, teneinde rechtszekerheid, rechtvaardigheid en doeltreffendheid te waarborgen [P. 3.
### 1.1. Kenmerken van rechtsregels
* **Gedragsregels:** Rechtsregels bevatten een bevel of een verbod, die een plicht opleggen of een verbod formuleren. Ze zijn niet altijd van toepassing op alle groepen binnen de samenleviing en kunnen dwingend of aanvullend van aard zijn [P. 1.
* **Institutioneel en begripsmatig kader:** Dit kader ondersteunt de formulering, toepassing en handhaving van de gedragsregels, via specifieke instituties die de regels kunnen toepassen [P. 1.
* **Maatschappelijk opgelegd:** Regels worden door de maatschappij uitgevaardigd, meestal via wetgevende organen die door de burgers democratisch zijn verkozen [P. 1.
* **Doel:** Ordening van de maatschappij.
### 1.2. De parameters van maatschappelijke ordening
De kwaliteit van de maatschappelijke ordening wordt bepaald door drie parameters:
* **Rechtszekerheid:**
* **Voorspelbaarheid:** Het recht moet gekend en voorspelbaar zijn, wat impliceert dat men het recht zou moeten kunnen kennen (het principe *nemo censetur ignorare legem* - niemand wordt geacht de wet niet te kennen). Dit is in de praktijk echter onmogelijk door de complexiteit en omvang van het rechtssysteem [P. 2.
* **Vastheid:** Regels zouden stabiel moeten zijn, hoewel wetgeving en regels continu veranderen [P. 2.
* **Algemeenheid:** Regels zouden algemeen toepasbaar moeten zijn, wat niet altijd het geval is door de specificiteit van bepaalde wetten en de vervaging van algemeenheid door uitzonderingen [P. 2.
* **Onderlinge consistentie:** Regels moeten onderling consistent zijn, wat bemoeilijkt wordt wanneer aanpassingen aan een regel niet doorgevoerd worden in aanverwante regels [P. 2.
* **Rechtvaardigheid:** Wat als rechtvaardig wordt beschouwd, evolueert doorheen de tijd. Hoewel er een harde kern van immer te respecteren waarden blijft bestaan, veranderen normen en waarden, zoals de evolutie van "oog om oog, tand om tand" naar het recht op leven [P. 2.
* **Doeltreffendheid:** Een wetgevend orgaan vaardigt een nieuwe wet uit zonder systematisch na te gaan of de beoogde doelstellingen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Middelen moeten aangepast zijn aan de doelstellingen, en de resultaten van regels worden niet altijd nagegaan [P. 2.
### 1.3. Handhaving van rechtsregels
Rechtsregels worden gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, via de uitvoerende en rechterlijke macht. Het initiatief tot handhaving verschilt: in het privaatrecht neemt de burger zelf het initiatief, terwijl in het publiekrecht het parket dit initiatief neemt [P. 2.
### 1.4. Alternatieve geschillenoplossing
De klassieke rechterlijke oordeel is niet altijd de beste oplossing voor cliënten. Er is een trend naar alternatieve geschillenoplossing die meer focust op de belangen van de cliënt en een oplossing waar beide partijen tevreden mee zijn [P. 3. Dit omvat:
* **Bemiddeling:** Faciliteert communicatie tussen partijen om tot een akkoord te komen.
* **Middellijke schikking:** Een rechter helpt partijen om tot een bindend akkoord te komen.
* **Collaboratief onderhandelen:** Partijen en hun advocaten werken samen om een geschil buiten de rechtbank op te lossen [P. 3.
## 2. Basisbegrippen in het recht
### 2.1. Objectief recht versus subjectieve rechten
* **Objectief recht:** Het geheel van rechtsregels dat op een bepaald moment geldt in een maatschappij [P. 4.
* **Subjectief recht:** De juridisch bekrachtigde aanspraken die een rechtssubject heeft op zaken of personen om doelstellingen te verwezenlijken [P. 4.
### 2.2. Privaatrecht versus publiekrecht
* **Privaatrecht:** Regelt horizontale juridische verhoudingen tussen burgers onderling. Verschillende rechtstakken vallen hieronder [P. 4.
* **Publiekrecht:** Regelt verticale verhoudingen tussen de overheid en de burger, en de verhoudingen tussen verschillende overheden [P. 4.
* **Vervaging van grenzen:** Sommige rechtstakken vallen onder beide categorieën, wat de klassieke onderscheiden doet vervagen [P. 5.
### 2.3. Materieel recht versus formeel recht
* **Materieel recht:** Gaat over de inhoud van de rechtsregels [P. 4.
* **Formeel recht (procesrecht):** Gaat over de handhaving van de materieel inhoudelijke rechtsregels [P. 4.
* **Vervaging van grenzen:** De grenzen tussen materieel en formeel recht vervagen, met name door de integratie van privaatrechtelijke technieken binnen het formeel recht [P. 5.
### 2.4. Bronnen van Belgisch privaatrecht
De bronnen van het Belgisch privaatrecht omvatten (artikel 1.1 BW):
* **Burgerlijk Wetboek (BW) en oud BW:** De (her)codificatie is nog niet compleet. Delen van het recht staan nog in het oude BW, terwijl andere delen herzien zijn. De codex helpt bij het vinden van de meest recente wetgeving [P. 4.
* **Bijzondere wetten:** Privaatrechtelijke regels die niet in het BW of oud BW zijn opgenomen, soms gecodificeerd buiten het BW (bv. wetgeving rond psychiatrische patiënten, adoptie, of specifieke beroepen) [P. 5.
* **Gewoonte:** Een bestendig gebruik dat bindende kracht ontleent aan algemene overtuiging. Het dient als rechtsbron wanneer er zekerheid door gewoonte bestaat, ook zonder specifieke wettelijke basis [P. 5.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Principes die niet expliciet in de codex zijn uitgewerkt, maar wel door de rechtspraak worden erkend en toegepast (bv. rechtsmisbruik, verbod op dwanguitvoering op de persoon) [P. 5.
### 2.5. Gelaagde rechtsorde
De rechtsorde is steeds meer gelaagd, met invloed van internationaal recht (verdragen, Europese regelgeving) op gemeentelijk en federaal niveau [P. 5.
## 3. Rechtssubjecten en hun bekwaamheid
### 3.1. Rechtssubjecten
* **Rechtssubject:** Een persoon (natuurlijk of rechtspersoon) voor wie rechtsnormen rechten en plichten meebrengen [P. 6.
### 3.2. Rechtsfeiten versus rechtshandelingen
* **Rechtsfeit:** Een feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt, waarvoor rechtsregels moeten worden toegepast, zonder dat de betrokkene dit beoogt (bv. geboorte, het rijden door rood licht) [P. 6.
* **Rechtshandeling:** Een menselijke wilsverklaring, afgelegd met de bedoeling rechtsgevolgen te creëren (bv. naar de dokter gaan, huwelijk, onderhandeling) [P. 6.
### 3.3. Juridische persoonlijkheid (rechtsbekwaamheid)
Juridische persoonlijkheid is het geheel van rechten en plichten van een rechtssubject. Het omvat twee facetten:
* **Staat van de persoon:** Bepaalt de rechtspositie in de maatschappij en familie. Dit kan worden onderverdeeld in:
* **Staat in de maatschappij:** Bv. nationaliteit [P. 6.
* **Staat in de familie:** Bv. huwelijk, samenwonen, afstamming [P. 6.
* **Staat als enkeling:** Fysieke, psychische en civielrechtelijke elementen die een persoon identificeren (naam, woonplaats, titel) [P. 6.
* De verkrijging van elementen van de staat van de persoon is afhankelijk van rechtsfeiten, rechtshandelingen, rechterlijke uitspraken of wetgeving [P. 7.
* **Bezit van staat:** Een schijntoestand die juridisch wordt erkend, waarbij sociaal gedrag invloed heeft op de juridische staat (bv. vader-kindrelatie) [P. 7.
### 3.4. Bekwaamheid
Er zijn drie begrippen van bekwaamheid:
* **Feitelijke bekwaamheid:** De feitelijke mogelijkheid om een bepaalde daad te stellen (bv. iemand in een rolstoel kan niet fietsen) [P. 8.
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid):** De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten, verbonden aan de staat van de persoon. Deze begint vanaf de geboorte voor elke levende en levensvatbare geboren mens [P. 8.
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen, de actieve component. Deze begint vanaf 18 jaar, tenzij wettelijk anders bepaald [P. 8.
### 3.5. Soorten rechtssubjecten
* **Natuurlijke rechtspersonen:** Elke levend en levensvatbaar geboren mens. Dieren, embryo's en lijken zijn geen personen, maar genieten wel rechtsbescherming of zijn rechtsobjecten [P. 9.
* **Begin van juridische persoonlijkheid:** Levende en levensvatbare geboorte [P. 9.
* **Einde van juridische persoonlijkheid:** De dood, vastgesteld door een arts [P. 10.
* **Verwekt kind:** Geniet bepaalde rechten voorwaardelijk (bv. erfrecht), maar pas na geboorte een volwaardige juridische persoonlijkheid [P. 9.
* **Rechtspersonen:** Groeperingen van rechtssubjecten of afgescheiden vermogens die titularis kunnen zijn van rechten en plichten. Ze worden opgericht voor organisatorische doeleinden en bieden vermogensafscheiding, wat het privévermogen beschermt [P. 10, 11.
* **Ratio:** Organisatie van samenwerkingsverbanden, afscheiding van vermogens [P. 11.
* **Soorten:** Publiekrechtelijke (bv. staat, gemeenten) en privaatrechtelijke (bv. vennootschappen, verenigingen, stichtingen) rechtspersonen [P. 12.
* **Verenigingen en stichtingen:** Privaatrechtelijke rechtspersonen met een belangeloos doel (VZW, private stichting, stichting van openbaar nut) [P. 12.
* **Vennootschappen:** Privaatrechtelijke rechtspersonen gericht op winstuitkering aan deelnemers. Ze kunnen met of zonder rechtspersoonlijkheid bestaan en met of zonder beperkte aansprakelijkheid [P. 13.
### 3.6. Aansprakelijkheid van rechtspersonen
* **Onbeperkte aansprakelijkheid:** Schuldeisers van de rechtspersoon hebben verhaal op het vermogen van de rechtspersoon én het vermogen van de leden. Dit is goedkoper en makkelijker op te richten, maar brengt hogere risico's mee voor de leden [P. 14.
* **Beperkte aansprakelijkheid:** Enkel verhaal op het vermogen van de rechtspersoon, maar met diverse vormvereisten voor de instandhouding van het vermogen [P. 14.
### 3.7. Wettelijke beperkingen op rechtsbekwaamheid
* **Algemene beperkingen:** Twee categorieën van personen kunnen beperkingen hebben:
* **Vreemdelingen:** Hebben het genot van de meeste burgerlijke rechten, behalve specifieke burgerlijke en militaire bedieningen die enkel voor Belgen zijn voorbehouden [P. 18. Ook politieke rechten kunnen beperkt zijn (bv. stemrecht).
* **Zwaar strafrechtelijk veroordeelden:** Kunnen ontzet worden uit bepaalde burgerlijke en politieke rechten [P. 19.
* **Specifieke beperkingen:** Beperkingen die voortvloeien uit de wet of rechterlijke uitspraken:
* **Huwelijksbeletselen:** Wettelijke verboden op bepaalde huwelijken (bv. met bloed- of aanverwanten) [P. 19.
* **Onbekwaamheden tot bepaalde rechtshandelingen:** Bv. een voogd mag geen goederen van zijn pupil verwerven [P. 20.
* **Rechterlijke oplegging:** Bv. verbod tot beroepsuitoefening, ontzetting uit ouderlijk gezag, vervallenverklaring rijbewijs, uitsluiting uit erfenis wegens onwaardigheid [P. 20.
### 3.8. Beperkingen op handelingsbekwaamheid
* **Algemene handelingsonbekwaamheid:**
* **Niet-ontvoogde minderjarigen:** Kunnen in geen geval zelfstandig in het rechtsverkeer optreden, tenzij voor dagdagelijkse handelingen of met bijstand van een vertegenwoordiger [P. 21, 22.
* **Beschermde meerderjarigen:** Personen die door de rechter handelingsonbekwaam werden verklaard, al dan niet op maat [P. 22.
* **Gedeeltelijke handelingsonbekwaamheid:**
* **Ontvoogde minderjarigen:** Kunnen zelfstandig optreden, maar met bijstand van een curator. Vereist soms machtiging van de vrederechter voor zware rechtshandelingen [P. 23.
* **Meerderjarige onbekwamen:** Zijn enkel onbekwaam voor rechtshandelingen waarvoor de wet of de rechter hun bekwaamheid uitdrukkelijk heeft ingeperkt [P. 22.
* **Sanctieregeling bij miskenning:**
* **Rechtsbekwaamheid:** Strijdigheid leidt tot **absolute nietigheid** [P. 28.
* **Handelingsbekwaamheid:** Strijdigheid leidt tot **relatieve nietigheid** [P. 28.
* **Legaliteitsbeginsel:** Onbekwaamheden kunnen enkel door de wet worden gecreëerd; partijen kunnen onderling geen onbekwaamheidsstatuten vaststellen [P. 35.
### 3.9. Gevolgen van nietigheid van rechtshandelingen
De nietigverklaring werkt in beginsel **ex tunc** (terugwerkend tot het oorspronkelijke moment) en **ex nunc** (voor de toekomst). De rechtshandeling wordt geacht nooit te hebben bestaan. Dit leidt tot restitutieplichten, waarbij de gevolgen van de rechtshandeling worden uitgewist [P. 48, 49.
* **Gevolgen voor partijen:** Wederkerige volledige restitutieplicht (in natura of in waarde). Er geldt een gunstiger regime voor handelingsonbekwamen: enkel restitutie voor zover zij voordeel hebben genoten [P. 50.
* **Gevolgen voor derden:** De geldigheid van rechtshandelingen die voortbouwen op de vernietigde rechtshandeling kan in het gedrang komen (nemo plus iuris transferre potest quam ipse habet). Soms wordt rekening gehouden met de rechten van derden te goeder trouw, afhankelijk van de aard van de rechtshandeling [P. 50, 51.
## 4. Geldigheid van rechtshandelingen
De geldigheid van een rechtshandeling vereist:
1. **Handelingsbekwaamheid:** De partij moet bekwaam zijn de rechtshandeling te stellen [P. 40.
2. **Beantwoorden aan de werkelijke wil:** De wilsuiting moet de werkelijke wil van de partij weerspiegelen. Afwijkingen hiervan (wilsgebreken zoals dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden) kunnen leiden tot nietigverklaring [P. 41, 42, 43, 44.
* **Vertrouwensleer (schijnleer):** Een ongeldige wilsverklaring kan toch geldig zijn indien bij de wederpartij het vertrouwen werd gewekt dat het om een werkelijk gewilde wilsverklaring ging [P. 41, 42.
3. **Geoorloofde inhoud (voorwerp):** De inhoud van de rechtshandeling mag niet verboden zijn door de wet of de openbare orde [P. 45.
4. **Geoorloofde oorzaak (beweegreden):** De rechtshandeling moet een zin en nut hebben voor degene die ze stelt [P. 45.
5. **Conformiteit met dwingende rechtsregels:** De rechtshandeling mag niet strijdig zijn met dwingend recht of openbare orde [P. 47.
**Controle op geldigheid:**
* **A posteriori:** Na het stellen van de rechtshandeling, bij betwisting [P. 46.
* **A priori:** Voor het stellen van de rechtshandeling, via machtiging of homologatie [P. 46.
### 4.1. Wilsgebreken
* **Dwaling:** Een verkeerde voorstelling van een doorslaggevend element, die ertoe brengt een rechtshandeling te stellen die men anders niet zou hebben gesteld. Vereist dat het een essentieel en verschoonbaar punt betreft [P. 43.
* **Bedrog:** Opzettelijk door de wederpartij veroorzaakte dwaling door middel van kunstgrepen [P. 43.
* **Geweld:** Onrechtmatige dwang die doet vrezen voor een aantasting van fysieke of morele integriteit of vermogen [P. 44.
* **Misbruik van omstandigheden:** Kennelijk onevenwicht tussen prestaties door misbruik van de zwakke positie van de andere partij [P. 44.
### 4.2. Geldigheidsvereisten voor contracten
* Vrije en bewuste toestemming.
* Bekwaamheid van elke partij.
* Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp.
* Geoorloofde oorzaak [P. 40.
## 5. Aansprakelijkheidsrecht
Het aansprakelijkheidsrecht regelt in welke gevallen geleden schade moet worden vergoed en wie daartoe gehouden is. Het bevat een geheel van regels die toelaten de schadelast te verplaatsen.
### 5.1. Belangrijke concepten
* **Verplaatsing van schadelast:** Schade die lijdt door de foutieve gedraging van een ander of zelfs zonder fout (objectieve aansprakelijkheid) [P. 79.
* **Spreiding van schadelast:** Technieken zoals verzekeringen (bv. WAM) en schadefondsen helpen om de schadelast te spreiden [P. 79.
* **Hercodificatie Boek 6 BW:** Nieuwe wetgeving betreffende buitencontractuele aansprakelijkheid (i.w.tr. 1 januari 2025), gericht op codificatie van rechtspraak, opvulling van leemtes, modernisering en een duidelijkere structuur [P. 80.
* **Overgangsrecht:** De nieuwe wet is van toepassing op feiten die tot aansprakelijkheid leiden na de inwerkingtreding, de oude wet op feiten van voor die datum [P. 80.
### 5.2. Soorten aansprakelijkheid
* **Strafrechtelijke vs. Burgerrechtelijke:** Strafrechtelijke aansprakelijkheid ontstaat bij overtreding van een norm met strafsanctie, ongeacht schade. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid vereist herstel van schade die aan een burger is berokkend [P. 80, 81.
* **Contractuele vs. Buitencontractuele:** Contractuele aansprakelijkheid ontstaat bij wanprestatie in een contract. Buitencontractuele aansprakelijkheid ontstaat bij schade veroorzaakt buiten een contractuele relatie [P. 81.
* **Samenloop van aansprakelijkheid:** De toepassing van buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht tussen contractspartijen is in beginsel verboden (samenloopverbod), tenzij de fout en schade vreemd zijn aan de uitvoering van het contract of het een strafrechtelijk misdrijf uitmaakt. Boek 6 BW heft dit verbod grotendeels op, waardoor de benadeelde een keuze heeft tussen contractuele en buitencontractuele vordering, maar de aansprakelijke dekt zich met contractuele verweermiddelen [P. 82, 83, 84.
* **Enkelvoudige vs. Samengestelde:** Enkelvoudige aansprakelijkheid is voor eigen daad. Samengestelde aansprakelijkheid is voor andermans daad, zaken en dieren [P. 85, 87.
* **Schuldaansprakelijkheid vs. Objectieve aansprakelijkheid:** Schuldaansprakelijkheid vereist een toerekenbare fout. Objectieve (foutloze) aansprakelijkheid verplicht tot schadevergoeding zonder dat er een fout is begaan of deze toerekenbaar is [P. 88.
### 5.3. Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid (Boek 6 BW)
* **Aansprakelijkheid voor eigen daad:** Vereist een fout (schending van wettelijke regel of zorgvuldigheidsnorm) en een causaal verband met de schade. Toerekeningsvatbaarheid blijft een vereiste, hoewel niet expliciet in Boek 6 vermeld, maar afwezigheid ervan kan leiden tot uitsluiting van aansprakelijkheid (bv. overmacht, dwaling, dwang, noodtoestand) [P. 86, 89, 90, 94.
* **Aansprakelijkheid voor andermans daad:**
* **Minderjarigen:** Afhankelijk van leeftijd (<12 jaar: nooit aansprakelijk; ≥12 jaar: aansprakelijk, met rechterlijke beoordeling van de vergoeding) [P. 87, 98.
* **Personen belast met toezicht:** Ouders, adoptanten, voogden, pleegzorgers, onderwijsinstellingen (weerlegbaar vermoeden van fout) [P. 87, 100, 101, 102.
* **Aansteller:** Foutloze aansprakelijkheid voor schade door aangestelde tijdens uitoefening functie [P. 87, 107, 108.
* **Rechtspersonen:** Foutloze aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door bestuursorganen of personeelsleden [P. 87, 97.
* **Aansprakelijkheid voor zaken en dieren:**
* **Gebrekkige zaken:** De bewaarder (hij die macht van leiding en controle heeft) is foutloos aansprakelijk voor schade door een gebrek van de zaak [P. 88, 106.
* **Dieren:** De bewaarder (eigenaar of wie meesterschap heeft) is foutloos aansprakelijk [P. 88, 104.
* **Instortende gebouwen:** Vallen onder gebrekkige zaken [P. 105.
### 5.4. Causaal verband
Het oorzakelijk verband (causaliteit) tussen de fout en de schade is cruciaal. De equivalentieleer (*conditio sine qua non*) stelt dat een feit een oorzaak is indien de schade zich zonder dit feit niet zou hebben voorgedaan. Dit wordt aangevuld met de reële feitelijke causaliteit en mogelijke rechterlijke uitsluiting bij kennelijk onredelijke toerekening [P. 110, 111, 112.
* **Pluraliteit van oorzaken:** Bij meerdere fouten die bijdragen aan dezelfde schade, zijn de aansprakelijken *in solidum* aansprakelijk. Bij fout van slachtoffer en dader wordt de schadeloosstelling verminderd [P. 113, 114, 115.
### 5.5. Schade
Schade omvat alle economische (patrimoniale) en niet-economische (extrapatrimoniale) gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd belang [P. 119.
* **Zekere schade:** Enkel zekere schade, inclusief toekomstige schade die een zeker gevolg is van een actuele aantasting, is vergoedbaar [P. 119.
* **Patrimoniale schade:** Alle economische gevolgen (verliezen, kosten, winstderving) [P. 119.
* **Extrapatrimoniale schade:** Niet-economische gevolgen (pijn, leed), ook vergoedbaar voor rechtspersonen indien verenigbaar met hun aard [P. 119.
* **Schade bij terugslag:** Eigen schade die een persoon lijdt ten gevolge van een aantasting van het belang van een ander met wie hij een juridische band heeft [P. 120.
### 5.6. Rechtsmisbruik
De uitoefening van een recht op een kennelijk buitenproportionele wijze, die de grenzen van normale rechtsuitoefening overschrijdt, is verboden. De sanctie is matiging van het recht tot zijn normale uitoefening, onverminderd schadeherstel [P. 123, 124.
## 6. Duurzame Ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling beoogt de behoeften van het heden te vervullen zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Dit wordt gestuurd door internationale (VN, SDG's) en nationale (Grondwet, federale en Vlaamse wetgeving) kaders [P. 125, 126, 127.
* **Internationaal kader:** VN-resoluties (Rio 1992, Johannesburg 2002, Rio 2012), de 2030 Agenda en 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) [P. 125, 126.
* **Federaal kader:** Artikel 7bis Grondwet, Wet Coördinatie Federaal Beleid inzake DO, Federale Beleidsvisie 2050 [P. 127, 128.
* **Vlaams kader:** Decreet ter bevordering van duurzame ontwikkeling, Vlaamse Strategie DO [P. 131.
* **Rol van juristen:** Juristen spelen een cruciale rol in de consolidatie, codificatie, clarificatie en implementatie van duurzaamheidsbeginselen in regelgeving [P. 134.
* **Klimaatzaken:** Milieuorganisaties dagvaarden overheden om hen te dwingen hun klimaatdoelstellingen na te leven, gebaseerd op zorgplicht en buitencontractuele aansprakelijkheid [P. 131, 132, 133.
## 7. Recht en Diversiteit
Diversiteit omvat alle vormen van menselijke verscheidenheid. Het recht streeft naar formele gelijkheid, maar de realiteit toont vaak ongelijkheden die intersectioneel zijn. Kritische rechtstheorieën wijzen op machtsstructuren en structurele ongelijkheden in het recht [P. 137, 138.
* **Neutraliteit van het recht:** Hoewel het recht als neutraal wordt beschouwd, kan het product zijn van dominante groepen en status quo's bestendigen. Discussies gaan over religie, ras, afkomst en seksuele oriëntatie [P. 138.
* **Illustratie: Het huwelijk:** Het huwelijk, hoewel hervormd, blijft verankerd in heteronormativiteit en kent nog steeds onvolledige materiële gendergelijkheid. Er is een spectrum van nieuwe familievormen buiten het traditionele huwelijk [P. 139.
## 8. Subjectieve Rechten
Subjectieve rechten zijn juridisch bekrachtigde aanspraken die een rechtssubject kan uitoefenen om doelstellingen te bereiken. Ze worden door de gewone rechtbanken afgedwongen [P. 141.
### 8.1. Categorieën van subjectieve rechten
* **Politieke en burgerlijke rechten:** Politieke rechten betreffen deelname aan staatsgezag, burgerlijke rechten zijn aanspraken tussen burgers [P. 141.
* **Patrimoniale en extrapatrimoniale rechten:** Patrimoniale rechten zijn op geld waardeerbaar en maken deel uit van het vermogen. Extrapatrimoniale rechten betreffen niet-economische belangen en zijn onvervreemdbaar [P. 141.
### 8.2. Patrimoniale rechten
* **Patrimonium:** Het geheel van bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen van een rechtssubject. Kan uitzonderingen kennen bij titularissen van kwaliteitsrekeningen [P. 142.
* **Goederen:** Alle voorwerpen vatbaar voor toe-eigening.
* **Lichamelijke voorwerpen:** Zintuiglijk waarneembaar en meetbaar (bv. zaken, dieren) [P. 142.
* **Onlichamelijke voorwerpen:** Op geld waardeerbare rechten zonder stoffelijk bestaan (bv. zakelijke rechten, vorderingsrechten, intellectuele rechten) [P. 143.
### 8.3. Zakelijke rechten
Zakelijke rechten geven een onmiddellijke heerschappij over een goed, zonder tussenkomst van een andere persoon. De wetgever bepaalt limitatief welke zakelijke rechten bestaan (*numerus clausus*-beginsel) [P. 143.
* **Eigendomsrecht:** Het meest omvattende zakelijke recht, met rechten van gebruik, genot, beheer en beschikking, behoudens wettelijke beperkingen en rechten van derden [P. 144.
* **Bezit vs. Detentie:** Bezit omvat het materiële en intentionele bestanddeel (wil om eigenaar te zijn), met bewijs-, beschermings- en verkrijgende functies. Detentie is enkel het feitelijke bestanddeel, zonder de intentie om eigenaar te zijn [P. 144, 145.
* **Mede-eigendom:** Meerdere personen zijn titularis van het eigendomsrecht op hetzelfde goed, zowel toevallig, vrijwillig als gedwongen (bv. gemene delen van een appartement) [P. 146.
* **Zakelijke gebruiksrechten:**
* **Vruchtgebruik:** Tijdelijk recht op gebruik en genot van een goed, waarbij de "blote" eigendom bij de eigenaar blijft [P. 146, 147.
* **Erfdienstbaarheid:** Een last op een onroerend goed (lijdend erf) ten nutte van een ander onroerend goed (heersend erf), wettelijk of door menselijk handelen gevestigd [P. 148.
* **Erfpacht:** Vol gebruik en genot van andermans onroerend goed voor een beperkte duur (min. 15, max. 99 jaar), waarbij de bestemming mag worden gewijzigd [P. 149.
* **Opstalrecht:** Eigendomsrecht op bouwwerken of beplantingen op andermans grond, voor een beperkte duur (max. 99 jaar) [P. 149.
* **Zakelijke zekerheden:** Een goed dient als waarborg voor de terugbetaling van een schuld, waardoor de schuldeiser voorrang krijgt bij de verdeling van het vermogen [P. 150, 151. Inclusief hypotheek (onroerend goed) en pandrecht (roerend goed) [P. 152, 153.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Verkochte roerende goederen blijven eigendom van de verkoper tot volledige betaling van de prijs [P. 153.
* **Retentierecht:** Recht van de schuldeiser om de teruggave van een goed op te schorten tot de schuld is voldaan [P. 154.
### 8.4. Vorderingsrechten
Vorderingsrechten geven recht op de prestatie van een andere persoon (doen, laten, geven). Klassiek gelden ze *erga omnes* (zakelijke rechten) of *inter partes* (vorderingsrechten). Modernere visie erkent dat vorderingsrechten ook tegenwerpelijk zijn aan derden die de uitoefening ervan niet mogen hinderen (derde-medeplichtigheid aan contractbreuk) [P. 154.
### 8.5. Intellectuele rechten
Deze verschaffen een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op creaties van de menselijke geest, zoals auteursrecht, octrooien, merken en modellen [P. 155.
### 8.6. Extrapatrimoniale rechten
Deze hebben betrekking op niet-economisch waardeerbare belangen en zijn onvervreemdbaar. Ze omvatten persoonlijkheidsrechten (bv. recht op naam, afbeelding, privacy) en familierechten (bv. recht op huwelijk, echtscheiding, afstamming) [P. 155, 156.
## 9. Professionele Actoren in het Recht
Verschillende actoren zijn werkzaam in het juridische veld, elk met hun eigen rol, opleiding en deontologie.
* **Magistraat:** Beslecht geschillen, oefent de rechterlijke macht uit, is benoemd voor het leven. Bestaat uit rechters (zittend) en parketmagistraten (staand) [P. 157, 158.
* **Griffier:** Staat de rechter bij met administratieve en juridische taken [P. 159.
* **Referendaris:** Biedt juridische bijstand aan hoven en rechtbanken (behalve vredegerechten), met focus op onderzoek en opzoekingswerk [P. 160.
* **Parketjurist:** Vergelijkbaar met referendaris, maar opereert binnen het Openbaar Ministerie (strafrecht) [P. 160.
* **Advocaat:** Adviseert, staat procespartijen bij, pleit en vertegenwoordigt hen. Vrij beroep met specifieke deontologie en balie-aansluiting [P. 161.
* **Gerechtsdeurwaarder:** Ministerieel ambtenaar bevoegd voor exploten, betekeningen en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken. Persoonlijk professioneel verantwoordelijk [P. 162.
* **Notaris:** Bevoegd om authentieke akten te verlijden, waakt over de belangen van alle partijen, is openbaar ambtenaar met wettelijk ereloon [P. 163.
* **Bedrijfsjurist:** Begeleidt ondernemingen juridisch, heeft een beschermde titel en werkt in dienstverband of zelfstandig [P. 165.
* **Overheidsjurist:** Werkt voor de overheid, statutair of contractueel, zonder beschermde titel [P. 165.
* **Jurist in Academia:** Verbonden aan een universiteit, actief in onderzoek en onderwijs (ZAP, AAP, WP) [P. 166.
## 10. Burgerlijk Procesrecht
Het burgerlijk procesrecht regelt de procedure waarmee geschillen voor de rechter worden gebracht en beslecht.
### 10.1. Bronnen van burgerlijk procesrecht
* **Grondwet:** Bevat bepalingen over de rechterlijke macht, bevoegdheid, openbaarheid, motiveringsverplichting, onafhankelijkheid van de rechter en de Hoge Raad voor de Justitie [P. 180, 181.
* **Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.):** Stapsgewijs ingevoerd met als doel een snellere, minder omslachtige en kostendekkende rechtspleging [P. 181.
* **Bijzondere wetgeving:** Specifieke procesregels in andere wetboeken (bv. taalwetgeving, consumentenrecht) [P. 185.
* **Rechtspraak:** Hoewel geen bindende precedentenwerking, heeft vaste rechtspraak (met name van het Hof van Cassatie) groot feitelijk gezag. De toegankelijkheid van rechtspraak is echter een pijnpunt [P. 186.
### 10.2. Beginselen van behoorlijke procesvoering
* **Toegang tot de rechter:** Elke eis in burgerlijke zaken moet aan een rechter met volle rechtsmacht kunnen worden voorgelegd. Dit omvat het verbod op eigenrichting en rechtsweigering, met mogelijke beperkingen [P. 188, 189. Er is ook een recht op juridische bijstand voor behoeftigen [P. 189.
* **Hoor en wederhoor:** Alles wat aan de rechter wordt voorgelegd, moet het voorwerp kunnen uitmaken van debat. Dit garandeert wapengelijkheid tussen partijen [P. 190.
* **Onpartijdigheid:** De rechter moet onbevangen en onbevooroordeeld oordelen, waarbij zowel subjectieve als objectieve onpartijdigheid (schijn moet vermeden worden) cruciaal zijn [P. 190, 191, 192.
* **Onafhankelijkheid:** De rechter oordeelt volgens eigen geweten, met waarborgen zoals geobjectiveerde toegang, vaste benoeming en onverenigbaarheden [P. 193.
* **Motiveringsverplichting:** Rechterlijke uitspraken moeten gemotiveerd zijn om willekeur te vermijden en inzicht te geven in de gedachtegang van de rechter [P. 194.
* **Redelijke termijn:** De procedure moet binnen een redelijke termijn worden afgerond, met een balans tussen snelheid en kwaliteit [P. 195.
### 10.3. Partijautonomie en de rol van de rechter
* **Accusatoir proces (burgerlijk):** Partijen nemen zelf het initiatief om het geding op te starten en de procedure te leiden.
* **Inquisitoir proces (strafrechtelijk):** De rechter of het Openbaar Ministerie initieert de procedure [P. 197, 198.
* **Partijautonomie:** Partijen kiezen zelf het voorwerp, de oorzaak en de juridische kwalificatie van hun vordering. Ze kunnen ook de procesverhouding beïnvloeden (bv. tegeneis, tussenkomst). De rechter moet echter ambtshalve de toepasselijke rechtsgronden opwerpen die zich door de aangevoerde feiten opdringen [P. 202, 203, 205, 206, 207.
* **Taak van de rechter:** De rechter is gehouden het geschil te beslechten, de juridische aard en gevolgen van feiten te onderzoeken en het recht toe te passen (*da mihi factum, dabo tibi ius*). Hij kan rechtsgronden aanvullen, wijzigen of vervangen, mits naleving van bepaalde voorwaarden (bv. geen nieuwe betwistingen, enkel op voorgelegde feiten steunen, niet *ultra petita* of *extra petita* oordelen) [P. 205, 206, 207.
* **Actieve rol rechter bij bewijsvoering:** De rechter kan onderzoeksmaatregelen bevelen (bv. overlegging van stukken, getuigenverhoor, plaatsopneming, deskundigenonderzoek) [P. 209.
### 10.4. Verloop van een burgerlijke procedure
De procedure kent drie fasen met twee scharnierpunten:
1. **Inleiding van de vordering:** Via dagvaarding (gerechtsdeurwaardersexploot) of verzoekschrift (indien wettelijk toegelaten) [P. 238, 239, 241.
2. **In staat stellen van de zaak:** Partijen wisselen conclusies en stavingsstukken uit, volgens een door de rechter vastgelegde kalender [P. 246, 247, 248, 250, 251.
3. **Beraad en uitspraak:** Na het sluiten van het debat en eventueel advies van het Openbaar Ministerie, beraadslaagt de rechter en velt een vonnis of arrest [P. 253.
### 10.5. Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep, voorziening in cassatie, etc.) maken het mogelijk rechterlijke uitspraken aan te vechten. Een rechtsmiddel wordt aangewend tegen een uitspraak die de partij niet bevalt. Er bestaat geen absoluut recht op een tweede aanleg [P. 258, 259.
* **Verzet:** Tegen een verstekvonnis in laatste aanleg gewezen [P. 260, 262.
* **Hoger beroep:** Tegen vonnissen in eerste aanleg, met beperkingen qua aanleggrens en onmiddellijke appelbaarheid [P. 264, 265.
* **Voorlopige tenuitvoerlegging:** Mogelijk voor vonnissen die nog vatbaar zijn voor een gewoon rechtsmiddel, tenzij de rechter anders beslist [P. 279, 280, 281, 282, 283, 284, 285, 286, 287.
### 10.6. Gedwongen tenuitvoerlegging
Wanneer vrijwillige nakoming uitblijft, kan de schuldeiser via gedwongen tenuitvoerlegging zijn recht afdwingen.
* **Reële executie:** Rechtstreekse uitvoering van de prestatie. Problematisch wanneer medewerking van de schuldenaar vereist is [P. 270, 271.
* **Verhaalsexecutie:** Gedwongen verkoop van vermogensbestanddelen van de debiteur om de schuldeiser te voldoen [P. 275.
* **Dwangsom:** Een financiële prikkel om tot (reële) nakoming aan te zetten, enkel bij verbintenissen om iets te doen of niet te doen [P. 273.
* **Uitvoerend beslag:** Het plaatsen van goederen van de debiteur onder gerechtelijk toezicht met het oog op gedwongen verkoop [P. 288.
* **Bewarend beslag:** Een voorlopige maatregel om vermogensbestanddelen te "bevriezen" en latere gedwongen tenuitvoerlegging te garanderen [P. 293.
## 11. Gerechtelijke Organisatie
De gerechtelijke organisatie is complex en gebaseerd op zowel materiële (inhoudelijke taakverdeling) als territoriale criteria (kanton, arrondissement, ressort) [P. 212, 213, 214, 215, 216.
### 11.1. Rechtsmacht en bevoegdheid
* **Rechtsmacht:** De bevoegdheid van een gerecht om kennis te nemen van een geschil en een eindbeslissing te vellen.
* **Bevoegdheid:** Specifieke bevoegdheid van een rechterlijke instantie, bepaald door materiële (onderwerp, waarde, etc.) en territoriale criteria [P. 217, 218. Partijen kunnen afwijken van territoriale regels, maar niet van materiële regels (met uitzonderingen voor openbare orde) [P. 218, 219.
### 11.2. Overzicht van rechterlijke instanties
* **Vrederechter:** Bevoegd voor geschillen tot EUR 5.000, onbekwaamheidsstatuten, huur- en erfdienstbaarheden [P. 220.
* **Politierechtbank:** Exclusief bevoegd voor verkeers- en treinongevallen, alsook verkeersmisdrijven [P. 220.
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Heeft "volheid van bevoegdheid" in burgerlijke zaken, is beroepsrechter voor vrede- en politierechters (boven bepaalde bedragen), en heeft ook correctionele en jeugdkamers [P. 221.
* **Arbeidsrechtbank:** Bevoegd voor alle geschillen betreffende arbeids- en socialezekerheidsrecht, ongeacht de waarde [P. 223.
* **Ondernemingsrechtbank:** Bevoegd voor geschillen tussen ondernemingen, vennootschappen en faillissementen [P. 223.
* **Arrondissementsrechtbank:** Bevoegd om bevoegdheidsconflicten te beslechten [P. 224.
* **Hof van beroep / Arbeidshof:** Bevoegd voor hoger beroep tegen vonnissen in eerste aanleg, met aanleggrenzen (behalve voor arbeidshof) [P. 225.
* **Hof van Cassatie:** Controleert enkel de goede toepassing van de wet in beslissingen in laatste aanleg, draagt bij tot eenheid van rechtspraak [P. 225.
## 12. Andere Actoren en Instanties
* **Openbaar Ministerie (OM):** Treedt op in strafzaken en (beperkt) in burgerlijke zaken die de openbare orde raken [P. 226.
* **Hoge Raad voor de Justitie:** Selecteert en auditeert magistraten en waarborgt de kwaliteit van de rechtspraak [P. 158, 173.
* **Instituut voor Gerechtelijk Opleiding (IGO):** Verantwoordelijk voor de opleiding van magistraten [P. 226.
* **Adviesraad van de Magistratuur:** Adviseert over het functioneren van de justitie [P. 226.
## 13. Besluitvorming en Rechtsmiddelen
* **Rechterlijke beslissingen:** Kunnen vonnissen (eerste aanleg), arresten (hoger beroep, cassatie), bevelschriften of beschikkingen (eenzijdig verzoekschrift) zijn [P. 253.
* **Rechtsmiddelen:** Verzet, hoger beroep, voorziening in cassatie, derdeverzet, verzoek tot herroeping, verhaal op de rechter [P. 258.
* **Uitvoerbaarheid van vonnissen:** Vonnis op tegenspraak is uitvoerbaar bij voorraad, tenzij de rechter anders beslist. Verstekvonnissen schorsen de uitvoerbaarheid, tenzij het om geldsommen gaat of de rechter dit anders bepaalt [P. 280, 281, 282, 283, 284, 285, 286, 287.
## 14. Conclusie
De studie van de basisbegrippen van het recht toont de complexiteit en de onderlinge samenhang van de verschillende juridische concepten, van de definitie van recht tot de procedures voor geschillenbeslechting. Duurzame ontwikkeling en diversiteit zijn steeds meer verweven met het recht, en de rol van de jurist evolueert mee met deze maatschappelijke veranderingen. Het is essentieel om deze basisprincipes te beheersen voor een succesvolle juridische studie en praktijk.
---
**Veelvoorkomende fouten om te vermijden:**
* Het verwarren van objectief recht en subjectieve rechten.
* Het onjuist toepassen van de grenzen tussen privaatrecht en publiekrecht.
* Het vergeten van de verschillende facetten van bekwaamheid (rechtsbekwaamheid vs. handelingsbekwaamheid).
* Het niet correct onderscheiden van rechtsfeiten en rechtshandelingen.
* Het negeren van de specifieke vereisten voor de geldigheid van rechtshandelingen (bv. wilsgebreken, geoorloofde inhoud).
* Het verkeerd interpreteren van aansprakelijkheidsregimes (schuld vs. objectieve aansprakelijkheid).
* Het onjuist toepassen van de beginselen van procesrecht, zoals wapengelijkheid, hoor en wederhoor, en de rol van de rechter.
* Het niet kennen van de verschillende rechterlijke instanties en hun bevoegdheden.
* Het onderschatten van de rol van rechtsmiddelen en gedwongen tenuitvoerlegging.
* Het niet correct toepassen van de principes van duurzame ontwikkeling en diversiteit in de juridische analyse.
* Het overschrijden van de grenzen van de bevoegdheid van de rechter of het niet respecteren van de partijautonomie.
* Het vergeten van de gevolgen van nietigheid of de specifieke sancties bij miskenning van rechtsregels.
* Het onjuist toepassen van de beginselen van het causaal verband en schadebegroting.
* Het verwarren van de verschillende soorten contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid, alsook de (opgeheven) samenloopregels.
* Het niet correct toepassen van de regels inzake vertegenwoordiging, met name schijnvertegenwoordiging en interne beperkingen van bestuursorganen.
* Het niet correct toepassen van de beginselen van de vermogensrechtelijke leerstukken, zoals zakelijke rechten, vorderingsrechten en de verschillende zekerheden.
* Het niet kennen van de specifieke procedures en vereisten voor de verschillende rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep).
**Tips voor het studeren:**
* **Begrijp de structuren:** De cursus is opgebouwd volgens een logische structuur. Begrijp de hiërarchie van de rechtsbronnen, de indeling van rechten, de verschillende soorten aansprakelijkheid en de fasen van een procedure.
* **Maak schema's en mindmaps:** Visualiseer de verbanden tussen de verschillende concepten.
* **Ken de kernbegrippen:** Focus op de definities uit de woordenlijst en de centrale principes die herhaaldelijk terugkomen.
* **Analyseer de voorbeelden:** Begrijp hoe de voorbeelden de theoretische concepten illustreren.
* **Gebruik de codex en wetboeken actief:** Raadpleeg de relevante artikelen om de theorie te verankeren.
* **Begrijp de evoluties:** Houd rekening met de impact van nieuwe wetgeving (bv. Boek 6 BW) en recente rechtspraak.
* **Oefen met casussen:** Pas de geleerde principes toe op concrete situするのが.
* **Wees consistent met terminologie:** Gebruik de correcte juridische termen.
* **Let op de details:** Kleine verschillen in de formulering van wetten of arresten kunnen grote gevolgen hebben.
* **Structureer je antwoorden:** Bij examenvragen, begin met de definitie, leg de principes uit, geef eventueel wettelijke verwijzingen, en pas toe op een hypothetische casus.
Succes met de voorbereiding!
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :----------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Recht** | Een geheel van gedragsregels en ermee samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met het oog op een rechtzekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij. |
| **Objectief recht** | Een geheel van rechtsregels dat op een bepaald ogenblik op een bepaalde manier geldt in een bepaalde maatschappij; een set van regels. |
| **Subjectief recht** | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| **Rechtsfeit** | Een feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt, waarvoor rechtsregels moeten worden toegepast; een feit waaraan rechtsgevolgen zijn gekoppeld, vaak zonder dat de betrokkene dit beoogt. |
| **Rechtshandeling** | Een menselijke wilsverklaring, afgelegd met de bedoeling rechtsgevolgen tot stand te brengen; een handeling waarbij een of meer personen de bedoeling hebben om rechtsgevolgen te doen ontstaan. |
| **Handelingsbekwaamheid** | De bevoegdheid om de rechten en plichten waarvan men titularis is zelfstandig en zelf uit te oefenen; de actieve component van bekwaamheid. |
| **Rechtsbekwaamheid** | De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten; de passieve component van bekwaamheid, verbonden aan de staat van de persoon. |
| **Formele rechtshandeling**| Een rechtshandeling waarbij de geldigheid afhankelijk is van het naleven van specifieke, door de wetgever voorgeschreven vormvereisten. |
| **Consensualisme** | Het principe dat voor de geldigheid van een rechtshandeling, zoals een overeenkomst, enkel de wilsovereenstemming volstaat, ongeacht de wijze waarop deze tot uiting wordt gebracht; vormvrijheid. |
| **Sanctieregeling** | Het geheel van rechtsgevolgen (zoals nietigheid) dat aan een rechtshandeling wordt verbonden wanneer deze niet voldoet aan de wettelijke geldigheidsvereisten of normeert, zoals handelingsonbekwaamheid of strijdigheid met dwingend recht. |
| **Vertegenwoordiging** | Een juridische regeling waarbij een persoon (de vertegenwoordiger) de bevoegdheid heeft om voor rekening van een ander (de vertegenwoordigde) rechtshandelingen met een derde te verrichten, waardoor de vertegenwoordigde rechtstreeks gebonden wordt. |
| **Gerechtelijke organisatie**| Het geheel van hoven en rechtbanken, alsook de personeelsleden die er werkzaam zijn, die georganiseerd zijn volgens materiële, territoriale en/of andere criteria om geschillen te beslechten. |
| **Bevoegdheid (materieel)**| De bevoegdheid van een rechterlijke instantie om kennis te nemen van een bepaald geschil, bepaald door het onderwerp, de waarde, het spoedeisend karakter of de hoedanigheid van de partijen. |
| **Bevoegdheid (territoriaal)**| De bevoegdheid van een rechterlijke instantie om kennis te nemen van een geschil op basis van geografische criteria, zoals de woonplaats van de verweerder of de plaats van het rechtsfeit. |
| **Rechtsmiddel** | Een wettelijk voorzien middel dat een partij kan aanwenden om een rechterlijke beslissing te laten vernietigen, hervormen of buiten beschouwing te laten stellen door een hogere instantie of een ander collegiaal orgaan. |
| **Verzet** | Een rechtsmiddel dat kan worden aangewend tegen een verstekvonnis in laatste aanleg, waardoor de zaak opnieuw voor dezelfde rechtbank wordt gebracht om te pleiten op de merites van de zaak. |
| **Hoger beroep** | Een rechtsmiddel dat ertoe strekt een beslissing van een rechter in eerste aanleg te laten hervormen door een hogere rechterlijke instantie, waarbij de zaak zowel feitelijk als juridisch opnieuw wordt beoordeeld. |
| **Verhaalsexecutie** | Een vorm van gedwongen tenuitvoerlegging waarbij het vermogen van de schuldenaar, onder gerechtelijk toezicht, wordt te gelde gemaakt (verkocht) om de schuldeiser te voldoen, bij gebreke aan vrijwillige betaling. |
| **Bewarend beslag** | Een voorlopige gerechtelijke maatregel, ingesteld door een gerechtsdeurwaarder, die tot doel heeft de goederen van een debiteur te "bevriezen" om latere gedwongen tenuitvoerlegging te garanderen, waarbij de debiteur het beschikkingrecht over deze goederen verliest. |
| **Duurzame ontwikkeling**| De ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in het gedrang te brengen om ook in hun behoeften te voorzien, met aandacht voor sociale, economische en milieukundige aspecten. |
| **Schuldaansprakelijkheid**| Een regime van aansprakelijkheid waarbij iemand enkel tot schadevergoeding gehouden is indien hij een fout heeft begaan die aan hem toerekenbaar is en die een causaal verband vertoont met de geleden schade. |
| **Objectieve aansprakelijkheid**| Een regime van aansprakelijkheid waarbij iemand verplicht is schade te vergoeden, ook al heeft hij deze niet door een foutieve gedraging veroorzaakt of er helemaal geen fout is begaan (bv. risicoaansprakelijkheid). |
| **Rechtsmisbruik** | De uitoefening van een subjectief recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening overschrijdt en/of strijdig is met het doel waarvoor het recht is ingesteld, wat leidt tot een beperking of matiging van de rechtsuitoefening. |
| **Zaakwaarneming** | Een eenzijdig geoorloofde rechtshandeling waarbij iemand vrijwillig en zonder wettelijke of contractuele verplichting de belangen van een ander behartigt, met de bedoeling deze te vrijwaren, en waarbij hij recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten en nuttige prestaties. |
| **Onverschuldigde betaling**| Een rechtshandeling waarbij iemand onterecht een betaling verricht aan een ander die daartoe geen recht had, wat leidt tot een verbintenis tot teruggave van het onverschuldigd ontvangen bedrag. |