Cover
Zacznij teraz za darmo Inleiding tot het economisch recht H1 Samenvatting (niet af).docx
Summary
# Fundamenten van het recht en de rechtsstaat
Hier volgt een gedetailleerd studiemateriaal over de fundamenten van het recht en de rechtsstaat, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 1\. Fundamenten van het recht en de rechtsstaat
Dit onderdeel verkent de basisprincipes van het recht, inclusief de definities van objectief en subjectief recht, de noodzaak van recht in de samenleving, de kenmerken van een rechtsstaat, de scheiding der machten en de bescherming van grondrechten.
### 1.1 Wat is recht?
Recht kan worden gedefinieerd aan de hand van twee belangrijke concepten: objectief recht en subjectief recht.
#### 1.1.1 Objectief recht
Objectief recht verwijst naar de algemene gedragsregels die gelden binnen een samenleving. Deze regels worden uitgevaardigd door bevoegde overheden en hebben tot doel de maatschappij te ordenen. Een cruciaal kenmerk van objectief recht is dat de naleving ervan afdwingbaar is en dat er sancties verbonden zijn aan het niet naleven ervan.
* **Voorbeeld:** De regel dat contracten nageleefd moeten worden, is een onderdeel van het objectief recht.
Het recht richt zich uitsluitend op uitwendig gedrag en verbiedt niets met betrekking tot iemands gedachten. Het is algemeen toepasbaar, wat betekent dat het op iedereen van toepassing is.
#### 1.1.2 Subjectief recht
Subjectief recht is een recht dat door het objectief recht wordt beschermd en dat een individu kan doen gelden ten aanzien van het gedrag van anderen. Het is de individualisering van de rechtsregel, die een aanspraak creëert voor een specifiek persoon.
* **Voorbeeld:** Het is mijn subjectief recht dat mijn contract door de andere partij wordt nageleefd.
### 1.2 Waarom hebben we recht?
De noodzaak van recht ontstaat vanuit de overgang van een "natuurstaat" (een staat zonder rechten en plichten) naar een "rechtstaat". In een rechtstaat hebben zowel burgers als de overheid bepaalde rechten en plichten.
#### 1.2.1 Verboden van eigenrichting en het geweldsmonopolie
In een rechtstaat is "eigenrichting" – het zelf recht in eigen handen nemen – verboden. Enkel wettelijk toegestane zelfverdediging is een uitzondering hierop. De staat bezit het "geweldsmonopolie", wat betekent dat alleen de staat fysiek geweld of dwang mag uitoefenen. Dit uit zich bijvoorbeeld wanneer de politie tussenkomt bij strafbare feiten of bij de uitvoering van vonnissen.
#### 1.2.2 Kenmerken van een rechterlijke beslissing
Rechtspraak sanctioneert misdrijven. Een rechterlijke beslissing heeft de volgende kenmerken:
* **Gelijkheid:** Rechterlijke beslissingen zijn altijd gelijk, wat inhoudt dat ze op gelijke voet worden toegepast.
* **Uitvoerende kracht:** De beslissingen van de rechter kunnen worden uitgevoerd.
* **Gezag van gewijsde:** Een vonnis is bindend voor de partijen die bij de zaak betrokken zijn.
* **Formulier van tenuitvoerlegging:** Dit is het proces waarbij de beslissing van de rechter daadwerkelijk wordt uitgevoerd door de bevoegde instanties.
#### 1.2.3 Onderwerping van de overheid aan het recht
In een rechtsstaat is niet alleen de burger, maar ook de overheid onderworpen aan het recht. De overheid moet bij het uitvaardigen, toepassen en afdwingen van regels procedures volgen en zich aan de geldende rechtsregels houden.
### 1.3 Scheiding der machten
De scheiding der machten is een fundamenteel principe van de rechtsstaat en is cruciaal voor de democratie. Het systeem is opgesplitst in drie categorieën van organen:
* **Wetgevende macht:** Stelt wetten op.
* **Uitvoerende macht:** Voert de wetten uit.
* **Rechterlijke macht:** Past wetten en uitvoerende normen toe.
Deze machten moeten zich houden aan de toepasselijke rechtsregels, met de grondwet als hoogste norm. Er is echter geen absolute scheiding; de machten mogen samenwerken en elkaar controleren. Dit principe van "macht en tegenmacht" voorkomt dat één macht te veel dominant wordt.
#### 1.3.1 De wetgevende macht
In België bestaat de wetgevende macht uit de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat (met een uitzonderlijke wetgevende rol) en de Koning. Er is sprake van een bicamerale procedure wanneer wetgeving door beide kamers moet worden goedgekeurd. De Senaat kan een wetgevend initiatief 'evoceren', wat betekent dat ze de wet wil bekijken.
De representatieve vertegenwoordiging heeft een historische evolutie gekend, van cijnskiesrecht in 1831 naar algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en vrouwen in 1948.
Het proces van wetgeving omvat initiatief (van de Koning/regering of een parlementslid), advies (o.a. van de Raad van State), behandeling in commissie en plenaire vergadering, bekrachtiging door de Koning en afkondiging. Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad is de laatste stap voor de wet in werking treedt.
#### 1.3.2 De uitvoerende macht
De uitvoerende macht bestaat uit de regering, bestaande uit de Koning en de ministers. De Eerste Minister is de regeringsleider. De Koning benoemt en ontslaat ministers. Het regeerakkoord bevat de belangrijkste politieke keuzes. De regering kan ontslag nemen, en de Kamer kan een motie van wantrouwen indienen.
#### 1.3.3 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht omvat lagere rechtscolleges (rechtbanken met rechters, die vonnissen vellen) en hogere rechtscolleges (hoven met raadsheren, die arresten vellen). Deelstaten hebben geen eigen rechterlijke macht.
**Waarborgen binnen de rechterlijke macht:**
* **Geen rechtbank zonder wet:** Rechtspraak mag niet ad hoc ontstaan.
* **Arbitrage:** Bij akkoord van beide partijen kunnen arbiters ingeschakeld worden voor een snellere oplossing.
* **Onafhankelijkheid en onpartijdigheid:** Rechters mogen niet gebonden zijn aan iemand en moeten objectief en subjectief onpartijdig zijn.
**Rechtsmiddelen:**
* **Verzet:** Mogelijk wanneer iemand veroordeeld is zonder aanwezig te zijn geweest, enkel in tweede aanleg.
* **Hoger beroep:** Wanneer men niet akkoord is met een uitspraak, kan men naar een hogere rechter stappen.
* **Voorziening in Cassatie:** Het hoogste gerechtshof controleert of de wet technisch correct is toegepast, niet de feiten van de zaak.
Er is een onderscheid tussen de materiële bevoegdheid (welke materie) en de territoriale bevoegdheid (welk gebied) van de rechtbanken.
### 1.4 Grondrechten
Grondrechten zijn fundamentele rechten en vrijheden die burgers beschermen. Ze hebben een hoge rang in de hiërarchie van de rechtsnormen en zijn moeilijk te wijzigen.
* **Voorbeeld:** Artikel 10 van de Grondwet garandeert het gelijkheidsbeginsel en artikel 11 het non-discriminatiebeginsel.
Deze beginselen vereisen dat personen in gelijke situaties gelijk worden behandeld, en personen in ongelijke situaties ongelijk. De afweging van deze rechten is echter cruciaal en kan leiden tot specifieke bepalingen, zoals kinder- of onderwijsvrijheid.
### 1.5 Indelingen van het recht
Het recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld:
#### 1.5.1 Dwingend en aanvullend recht
* **Dwingend recht:** Regels waarvan partijen niet mogen afwijken. Dit is vaak ter bescherming van zwakkere partijen.
* **Aanvullend recht:** Regels waarvan partijen anders kunnen afspreken. Dit maakt contracten efficiënter omdat niet alle regels opnieuw moeten worden bedacht.
#### 1.5.2 Publiek recht en privaatrecht
* **Publiek recht:** Regelt de verhoudingen tussen burgers en de overheid (bv. grondwettelijk recht, strafrecht, fiscaal recht).
* **Privaatrecht:** Regelt de verhoudingen tussen burgers onderling (bv. verbintenissenrecht, goederenrecht).
#### 1.5.3 Bijzonder recht en gemeen recht
* **Gemeen recht:** De algemene regel.
* **Bijzonder recht:** Specifieke regels voor bepaalde situaties, die voorrang hebben op het gemeen recht.
### 1.6 Bronnen van het recht
De belangrijkste bronnen van het recht zijn:
#### 1.6.1 Nationaal niveau
* **Wetten:** Bindende regels, met een hiërarchie (hogere wetten primeren op lagere).
* **Rechtspraak:** De interpretatie van wetten door rechters. Hoewel niet bindend voor andere rechters, is het zeer belangrijk voor de interpretatie van wetten.
* **Gewoonterecht:** Ongeschreven regels die ontstaan uit een vaste gedraging en de overtuiging dat men zo moet handelen.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Ongeschreven, fundamentele normen die als bindend worden beschouwd en door de rechtspraak worden geformuleerd.
* **Rechtsleer:** Wetenschappelijke teksten over het recht, die de rechtspraak kunnen beïnvloeden maar niet bindend zijn.
#### 1.6.2 Internationaal en supranationaal niveau
* **Internationale verdragen en overeenkomsten:** Afspraken tussen landen die rechten en plichten creëren.
* **Supranationaal recht:** Recht van instellingen die boven de nationale staten staan en eigen wetgeving kunnen uitvaardigen die bindend is voor lidstaten.
### 1.7 Hiërarchie der rechtsnormen
Er bestaat een hiërarchie van rechtsnormen, waarbij de hogere normen primeren op de lagere: Internationaal/supranationaal recht > Grondwet > Wet in formele zin > Administratieve normen (wet in materiële zin maar niet in formele zin) > Bijzonder recht > Gemeen recht.
### 1.8 Begrippen: rechtssubject, rechtsfeit, rechtshandeling
* **Rechtssubject:** Drager van subjectieve rechten en plichten. Dit kan een natuurlijke persoon (ieder mens) of een rechtspersoon (juridische constructie) zijn.
* **Rechtsfeit:** Elk feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt.
* **Rechtshandeling:** Een rechtsfeit waarvan de rechtsgevolgen bewust gewild zijn.
### 1.9 De rechtsstaat en grondrechten in België
België is een constitutionele monarchie met een erfelijke monarch die een symbolische rol vervult. De rechtsstaat is gebaseerd op de onderwerping van iedereen aan het recht en de bescherming van grondrechten. De scheiding der machten is hierbij essentieel.
#### 1.9.1 Bevoegdheidsverdeling in België (Federalisme)
België kent een federale structuur waarbij de macht is verdeeld tussen de federale overheid en de deelstaten (gemeenschappen en gewesten). Gewesten zijn bevoegd voor "harde" economische zaken, terwijl gemeenschappen zich richten op "zachte" culturele zaken.
### 1.10 Europees recht
Europees recht heeft een supranationaal karakter en geniet absolute voorrang op nationaal recht. Het kan directe werking hebben indien het voldoende precies is omschreven, geen verdere handeling van lidstaten vereist en niet afhankelijk is van een voorwaarde.
#### 1.10.1 Bronnen van Unierecht
* **Primair recht:** De oprichtingsverdragen van de EU.
* **Secundair recht:** Wetgeving uitgevaardigd door de EU-instellingen (verordeningen, richtlijnen, besluiten).
De belangrijkste EU-instellingen zijn de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement, de Europese Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie.
* * *
Dit studiemateriaal biedt een grondige basis voor het begrijpen van de fundamenten van het recht en de rechtsstaat, essentieel voor examensucces.
* * *
# Indelingen en bronnen van het recht
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de indelingen en bronnen van het recht, bedoeld als studiemateriaal voor een examen.
## 2\. Indelingen en bronnen van het recht
Deze sectie behandelt de fundamentele indeling van het recht in publiek en privaatrecht, evenals de verschillende nationale en internationale rechtsbronnen die de basis vormen voor ons rechtssysteem.
### 2.1 Het begrip recht en de functie ervan
Recht kan worden omschreven als een geheel van algemene gedragsregels die door de bevoegde overheid zijn uitgevaardigd, met als doel het maatschappelijk leven te ordenen. De naleving van deze regels is afdwingbaar, en bij niet-naleving volgen er sancties.
* **Objectief recht:** Verwijst naar het geheel van rechtsregels zoals ze bestaan, onafhankelijk van de persoon die ernaar kijkt. Het bepaalt hoe de werkelijkheid is en welke gedragsnormen gelden.
* **Subjectief recht:** Is de door het objectief recht beschermde aanspraak op andermans gedrag, wat een individualisering van de rechtsregel inhoudt.
Recht richt zich enkel op uitwendig gedrag en verbiedt niets over gedachten. Het is in principe op iedereen van toepassing.
De belangrijkste functie van recht is het creëren van een rechtsstaat, waarin burgers en de overheid rechten en plichten hebben. Dit staat in contrast met een natuurstaat, waar dergelijke ordening ontbreekt. In een rechtsstaat is "eigenrichting" (het recht in eigen handen nemen) verboden. De staat bezit het geweldsmonopolie, wat betekent dat alleen de staat fysiek geweld of dwang mag uitoefenen, zoals door politie en gerechtelijke instanties.
Rechtspraak, uitgevaardigd door rechters, is bindend en heeft uitvoerende kracht door het gezag van gewijsde. De overheid en haar organen zijn eveneens onderworpen aan het recht en moeten procedures volgen bij het uitvaardigen, toepassen en afdwingen van regels.
**Kenmerken van rechterlijke beslissingen:**
* Altijd gelijk (onpartijdig)
* Uitvoerende kracht
* Gezag van gewijsde (bindend tussen partijen)
Er zijn verschillende soorten rechtsnormen:
* **Dwingend recht:** Normen waarvan niet mag worden afgeweken, vaak ter bescherming van zwakkere partijen.
* **Aanvullend recht:** Normen waarvan partijen mogen afwijken, wat zorgt voor efficiëntie en minder noodzaak om alle details zelf af te spreken.
* **Openbare orde:** Normen die absoluut niet mogen worden geschonden, ter bescherming van het algemene belang en de maatschappelijke orde.
### 2.2 Indelingen van het recht
Het recht kan worden onderverdeeld in publiek recht en privaatrecht.
#### 2.2.1 Publiek recht
Publiek recht regelt de verhoudingen tussen burgers en de overheid, evenals de organisatie en bevoegdheid van overheidsorganen.
* **Grondwettelijk recht:** Bevat de fundamentele grondwetten die de basis vormen van de rechtsstaat.
* **Strafrecht:** Bestraft misdrijven met als doel afschrikking en vergelding.
* **Fiscaal recht:** Regelt de procedures en regels met betrekking tot belastingen.
#### 2.2.2 Privaatrecht
Privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen burgers onderling.
* **Verbintenissenrecht:** Behandelt de rechtsbanden tussen personen, zoals contracten, en de plichten die daaruit voortvloeien (bv. schadevergoeding).
* **Goederenrecht:** Regelt de rechtsverhouding tussen een persoon en een zaak, en de rechten die men op goederen kan hebben.
### 2.3 Bronnen van het recht
De bronnen van het recht bepalen waar juridische regels vandaan komen.
#### 2.3.1 Nationale rechtsbronnen
Op nationaal niveau zijn de belangrijkste rechtsbronnen:
* **Wetten:** Dit zijn bindende regels die door de bevoegde wetgevende macht worden uitgevaardigd. Er bestaat een hiërarchie tussen wetten, waarbij de wetten van het parlement hoger staan dan koninklijke besluiten.
* **Rechtspraak:** De interpretatie van wetten door rechters. Hoewel rechtspraak niet formeel bindend is voor andere rechters, heeft het wel een grote invloed op de rechtsontwikkeling, vooral bij het interpreteren van onduidelijke of tegenstrijdige wetten.
* **Gewoonterecht:** Ongeschreven regels die ontstaan uit langdurige en algemeen gevolgde praktijken, waarbij men ook de overtuiging heeft dat men er juridisch toe gehouden is.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Ongeschreven fundamentele normen die als bindend worden beschouwd en door de rechtspraak worden geformuleerd ter aanvulling van wettelijke bepalingen (bv. het verbod op rechtsmisbruik).
* **Rechtsleer:** Wetenschappelijke teksten over het recht (boeken, artikelen) die de rechtspraak kunnen beïnvloeden, maar op zichzelf niet bindend zijn.
**Redeneringsmethoden toegepast in de rechtsleer:**
* **Analogie:** Een regel toepassen op een geval dat er sterk op lijkt, ook al is het niet expliciet in de regel opgenomen.
* **A contrario:** Een regel die geldt voor een bepaalde situatie, juist \_niet toepassen op een andere, tegenstrijdige situatie.
#### 2.3.2 Internationale en supranationale rechtsbronnen
Naast nationale bronnen zijn er ook internationale en supranationale rechtsbronnen die directe of indirecte invloed hebben op het nationale recht.
* **Internationale verdragen en overeenkomsten:** Afspraken tussen staten die rechten en plichten creëren voor de ondertekenende landen.
* **Supranationaal recht:** Wetgeving van instellingen die boven de nationale staten staan, zoals de Europese Unie. Dit recht kan directe werking hebben en voorrang genieten op nationaal recht.
* **Primaire Unierecht:** De oprichtingsverdragen van de EU (bv. VEU en VWEU).
* **Secundair Unierecht:** Besluiten van de Europese instellingen (bv. verordeningen, richtlijnen).
* **Rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU:** Zorgt voor een uniforme interpretatie en toepassing van het Unierecht.
#### 2.3.3 Hiërarchie der rechtsnormen
Er bestaat een hiërarchie tussen de verschillende rechtsnormen:
1. Internationaal/supranationaal recht (met voorrang, ook op de Grondwet).
2. Grondwet.
3. Wetten in formele zin (uitgevaardigd door de wetgevende macht).
4. Wetten in materiële zin (algemeen bindende normen, ook van uitvoerende macht, maar lager in hiërarchie dan wetten in formele zin).
5. Bijzonder recht (specifieke regels) heeft voorrang op gemeen recht (algemene regels).
### 2.4 Rechtssubject, rechtsfeit en rechtshandeling
* **Rechtssubject:** Een drager van subjectieve rechten en plichten. Dit kunnen natuurlijke personen (mensen) of rechtspersonen (juridische constructies zoals vennootschappen) zijn.
* **Rechtsfeit:** Elk feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt (bv. geboorte, overlijden, het bereiken van een bepaalde leeftijd).
* **Rechtshandeling:** Een rechtsfeit waarvan de rechtsgevolgen bewust gewild zijn. Dit vereist een wilsovereenkomst tussen partijen.
### 2.5 De wet als rechtsbron
Wetten kunnen op twee manieren worden gedefinieerd:
* **Formele zin:** Elke beslissing van een wetgevende macht (federaal, gemeenschaps- of gewestniveau). Dit criterium focust op de herkomst van de wet.
* **Materiële zin:** Een algemeen bindende norm, ongeacht het orgaan dat haar heeft uitgevaardigd. Dit criterium focust op de inhoud en algemeenheid van de norm.
Wetten in formele zin staan hoger in de hiërarchie, omdat ze worden uitgevaardigd door verkozen vertegenwoordigers. De totstandkoming van een wet in België verloopt via een complex proces met initiatief, advies van de Raad van State, behandeling in commissie en plenaire vergadering, bekrachtiging door de Koning en bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
### 2.6 Rechtsmiddelen en interpretatie
Rechtspraak is cruciaal voor de interpretatie van wetten. Rechters kunnen wetten uitleggen door analogie of a contrario redeneringen. De symbolen van justitie (blinddoek, weegschaal, zwaard) illustreren de principes van onpartijdigheid, evenwicht en beslissingskracht.
### 2.7 Het Belgische staatsrecht
België is een constitutionele monarchie met een scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht). De grondrechten, zoals het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, zijn van hoog belang en staan verankerd in de grondwet. De macht is verdeeld tussen de federale overheid en de deelstaten (gewesten en gemeenschappen), wat leidt tot een complex federalisme.
### 2.8 Europees recht
Het Europese recht, voortkomend uit supranationale instellingen, heeft een significante impact op het nationale recht. Het kent een eigen hiërarchie en kan directe werking hebben, waarbij het voorrang geniet op nationaal recht. De belangrijkste instellingen zijn de Europese Raad, de Raad van de EU, het Europees Parlement, de Europese Commissie en het Hof van Justitie van de EU.
### 2.9 Burgerlijk recht: basisbegrippen
* **Vermogen:** De totaliteit van de in geld waardeerbare rechten en plichten die aan een persoon toebehoren. Het vermogen is ondeelbaar en dient als verhaalsobject voor schuldeisers.
* **Vermogensrechten:** Rechten met een economische waarde, die verhandelbaar zijn en niet uitdoven bij overlijden.
* **Zakelijke rechten:** Rechten op een zaak (bv. eigendomsrecht, vruchtgebruik). Gekenmerkt door een beperkt aantal (numerus clausus) en werking erga omnes (tegenstelbaar aan iedereen).
* **Persoonlijke rechten:** Rechten ten aanzien van een specifieke persoon (bv. recht op een prestatie uit een contract). Geldig tussen contractspartijen (relatief).
* **Intellectuele rechten:** Rechten op ideeën en creaties (bv. auteursrecht).
* **Extrapatsrimoniale rechten:** Rechten zonder economische waarde, die niet verhandelbaar zijn en uitdoven bij overlijden (bv. persoonlijkheidsrechten, familierechten).
### 2.10 Verbintenissen
* **Verbintenis:** Een juridisch afdwingbare rechtsband tussen een schuldeiser (gerechtigd tot een prestatie) en een schuldenaar (gehouden tot een prestatie).
* **Voorwerp van de verbintenis:** Kan bestaan uit een doen, een niet-doen of een geven.
* **Soorten verbintenissen (naar beoordeling):**
* **Resultaatsverbintenis:** Een bepaald resultaat moet bereikt worden.
* **Inspanningsverbintenis:** Men moet zich inspannen om een resultaat te bereiken, maar het resultaat is niet gegarandeerd.
* **Bronnen van verbintenissen:** Rechtshandelingen (eenzijdig of meerzijdig), onrechtmatige daad, oneigenlijke contracten (zaakwaarneming, onverschuldigde betaling, onrechtvaardigde verrijking).
* **Modaliteiten:** Voorwaardelijke verbintenissen (met opschortende of ontbindende voorwaarde) en verbintenissen met tijdsbepaling.
* **Tenietgaan van verbintenissen:** Door betaling, schuldvergelijking, bevrijdende verjaring, etc.
### 2.11 Totstandkoming van overeenkomsten
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding. Geldigheidsvoorwaarden zijn onder meer wilsovereenstemming, rechts- en handelingsbekwaamheid, een bepaald en geoorloofd voorwerp, en een geoorloofde oorzaak. Vormvoorwaarden zijn in principe niet vereist, behalve voor bewijsregels.
### 2.12 Gevolgen van overeenkomsten
Overeenkomsten binden de partijen ("strekt de partijen tot wet") en worden te goeder trouw geïnterpreteerd. Ze kunnen ook gevolgen hebben voor derden (bv. derdenbeding), maar in beginsel zijn derden niet gebonden door de verplichtingen.
### 2.13 Nakoming van overeenkomsten en wanprestatie
Niet-nakoming, laattijdige uitvoering of gebrekkige uitvoering van een overeenkomst wordt beschouwd als wanprestatie. De gevolgen hiervan hangen af van de toerekenbaarheid van de fout aan de schuldenaar. Sancties kunnen gedwongen uitvoering, schadeherstel, ontbinding van de overeenkomst of prijsvermindering omvatten. Verweermiddelen zoals de ENAC (exceptio non adimpleti contractus) kunnen door de schuldenaar worden ingeroepen.
### 2.14 Beëindiging van overeenkomsten
Overeenkomsten kunnen eindigen door nietigheid (indien de geldigheid niet voldeed aan de voorwaarden), opzegging (bij overeenkomsten van onbepaalde duur of via een beding), of ontbinding (bij wanprestatie).
### 2.15 Onrechtmatige daad
Een onrechtmatige daad vereist een fout, schade en een oorzakelijk verband daartussen. De fout kan bestaan uit het schenden van een specifieke regel of de algemene zorgvuldigheidsnorm. Aansprakelijkheid kan voortvloeien uit eigen handelen, maar ook uit de daad van anderen (bv. ouders voor hun kinderen) of uit de staat van zaken (bv. bewaarder van een dier). Het herstel gebeurt in beginsel in natura, of via een aanvullende schadevergoeding.
### 2.16 Zekerheden
Om de positie van schuldeisers te versterken, bestaan er zekerheden. Het vermogen van de schuldenaar vormt het verhaalsobject. Bij samenloop van schuldeisers geldt in principe een gelijke behandeling (pondspondsgewijze verdeling), maar voorrechten en zakelijke zekerheden (pand, hypotheek) doorbreken deze gelijkheid door een rangorde te creëren.
### 2.17 Ondernemingsrecht
Het ondernemingsrecht regelt de juridische aspecten van ondernemingen. Een onderneming kan worden gedefinieerd in formele zin (natuurlijke persoon of rechtspersoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent) of in functionele zin (duurzame economische activiteit). De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor geschillen tussen ondernemingen. Ondernemingen hebben diverse verplichtingen, zoals inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO), het voeren van een boekhouding en het uitreiken van facturen. Er is een passieve hoofdelijkheid onder ondernemingen voor schulden, wat de positie van schuldeisers versterkt. In het ondernemingsrecht geldt vrij bewijs, zelfs voor geschriften. Specifieke regels gelden voor de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
### 2.18 Vertegenwoordiging en tussenpersonen
Vertegenwoordiging houdt in dat iemand rechtshandelingen verricht in naam van een opdrachtgever, die de gevolgen van deze handelingen draagt. Dit kan wettelijk geregeld zijn (bv. ouder voor kind) of contractueel (bv. lastgeving). Handelstussenpersonen, zoals handelsagenten of distributeurs, werken voor rekening van anderen, soms in eigen naam. Hun rechtspositie wordt vaak beschermd door specifieke wetgeving.
* * *
# Structuur van het Belgische staatsrecht
Dit deel bespreekt de constitutionele monarchie, de scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht), de totstandkoming van wetten en de bevoegdheden van de verschillende machten binnen de Belgische staatsstructuur.
### 3.1 Constitutionele monarchie
België is sinds 1830 een constitutionele monarchie met een erfelijke monarchie. De koning is het symbolische staatshoofd en oefent invloed uit, maar zijn macht is beperkt. De koning is onschendbaar en onverantwoordelijk, wat betekent dat hij niet voor de rechtbank kan worden gebracht of veroordeeld. Dit brengt met zich mee dat de koning niet alleen kan handelen en dat ministers verantwoordelijk zijn voor zijn daden. In de praktijk betekent dit vaak dat de regering het politieke optreden van de koning bepaalt.
### 3.2 Rechtsstaat en grondrechten
De rechtsstaat houdt in dat iedereen, inclusief de staat en staatsmachten, onderworpen is aan het recht. De grondwet staat hiërarchisch boven alle andere wetten en legt beperkingen en procedures vast die belangrijk zijn om procedurefouten te voorkomen.
Grondrechten zijn fundamentele rechten en vrijheden die een hoge rang innemen in de hiërarchie van de rechtsnormen. Belangrijke voorbeelden zijn:
* **Artikel 10:** Het gelijkheidsbeginsel, dat stelt dat iedereen gelijk is voor de wet.
* **Artikel 11:** Het non-discriminatiebeginsel, dat verbiedt dat de overheid discrimineert tussen burgers. Gelijke situaties moeten gelijk worden behandeld, en ongelijke situaties ongelijk.
De nuances hierbij zijn belangrijk, waarbij afwegingen essentieel zijn, zoals bij kinderrechten, de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van meningsuiting.
### 3.3 Scheiding der machten
De scheiding der machten is een fundamenteel principe voor het bestaan van de rechtsstaat. Deze is opgesplitst in drie categorieën van organen:
* **Wetgevende macht:** Stelt wetten op.
* **Uitvoerende macht:** Voert de wetten uit.
* **Rechterlijke macht:** Past wetten en uitvoerende normen toe.
Deze machten moeten zich houden aan de toepasselijke rechtsregels, met de grondwet als hoogste norm. Er is echter geen strikte scheiding; de machten mogen samenwerken en elkaar controleren. Dit mechanisme van macht en tegenmacht zorgt ervoor dat de ene macht de andere tegenhoudt.
#### 3.3.1 De wetgevende macht
De wetgevende macht in België bestaat uit:
* **De Kamer van Volksvertegenwoordigers:** De belangrijkste wetgevende instelling.
* **De Senaat:** Heeft een uitzonderlijke wetgevende rol.
Er is een bicamerale procedure voor wetten die door beide kamers moeten worden goedgekeurd. Dit kan een verplichte rol voor de Senaat zijn (volledige bicamerale procedure) of een optionele rol (bemiddelende rol, waarbij de Senaat kan beslissen om een wet te evalueren). Vroeger had de Senaat een grotere rol, nu is deze sterk gereduceerd.
De vertegenwoordiging in het parlement is geëvolueerd van cijnskiesrecht (1831) naar algemeen meervoudig stemrecht voor mannen (1894), algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen (1919) en ten slotte algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en vrouwen (1948).
#### 3.3.2 Totstandkoming van een wet
Het proces van wetgeving verloopt via de volgende stappen:
1. **Initiatief:** Een wetsontwerp kan afkomstig zijn van de Koning/regering/minister (na bespreking in de Raad van Ministers) of een wetsvoorstel van een parlementslid.
2. **Advies Raad van State:** De Raad van State geeft technisch advies, niet over de opportuniteit van de inhoud, maar over de bevoegdheid van het parlement.
3. **Behandeling in de commissie:** Groepen parlementsleden bestuderen en amenderen het voorstel.
4. **Bespreking en stemming in plenaire vergadering:** Alle leden bespreken en stemmen over het definitieve voorstel.
5. **Bekrachtiging door de Koning:** Als lid van de wetgevende macht.
6. **Afkondiging door de Koning:** Als lid van de uitvoerende macht. Dit formaliseert de wet en beveelt de uitvoering ervan.
7. **Bekendmaking:** Publicatie in het Belgisch Staatsblad.
#### 3.3.3 De uitvoerende macht
De uitvoerende macht bestaat uit de regering, gevormd door de Koning en de ministers. De Eerste Minister is de regeringsleider. Ministers worden door de Koning benoemd en ontslagen, en er moet een gelijk aantal Franstalige en Nederlandstalige ministers zijn. De regeringspartijen vormen de regering en bepalen de ministers. Het regeerakkoord bevat de belangrijkste politieke keuzes. De regering kan ontslag nemen, en het parlement kan een motie van wantrouwen stemmen.
#### 3.3.4 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht is onderverdeeld in lagere rechtscolleges (rechtbanken die vonnissen vellen) en hogere rechtscolleges (hoven die arresten vellen). Deelstaten hebben geen eigen rechterlijke macht.
**Belangrijke waarborgen voor de rechterlijke macht:**
* **Geen rechtbank zonder wet:** Een rechtbank mag enkel oordelen op basis van bestaande wetgeving.
* **Arbitrage:** Partijen kunnen bij akkoord kiezen voor arbiters als onafhankelijke scheidsrechters, wat vaak sneller is dan een rechtbankprocedure.
* **Onafhankelijkheid en onpartijdigheid:** Rechters mogen niet gebonden zijn aan externe invloeden en mogen geen vooroordelen hebben (objectieve en subjectieve onpartijdigheid).
**Rechtsmiddelen:**
* **Verzet:** Mogelijkheid voor veroordeelden die niet aanwezig waren bij de uitspraak om alsnog voor de rechter te verschijnen.
* **Hoger beroep:** Beroep aantekenen bij een hogere rechter tegen een uitspraak.
* **Voorziening in Cassatie:** Het hoogste gerechtshof controleert enkel de correcte toepassing van de wet en procedure, niet de feiten van de zaak.
**Bevoegdheid:**
* **Materiële bevoegdheid:** Betrekking op de specifieke materie die een rechtscollege behandelt.
* **Vredegerecht:** Kleine burgerlijke geschillen en specifieke materies (bv. huurgeschillen, burenruzies).
* **Politierechtbank:** Strafrechtelijke misdrijven (overtredingen).
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Overtreft de bevoegdheid van het vredegerecht. Bevat burgerlijke, familie- en jeugdrechtbanken, correctionele rechtbanken en strafuitvoeringsrechtbanken.
* **Arbeidsrechtbank:** Geschillen tussen werknemers en werkgevers.
* **Ondernemingsrechtbank:** Economische geschillen tussen of tegen ondernemingen.
* **Hof van Beroep:** Behandelt zaken opnieuw, zowel feiten als rechten.
* **Hof van Cassatie:** Controleert de correcte toepassing van de wet.
* **Assisenhof:** Oordeelt over misdaden en bestaat uit 12 burgers.
* **Territoriale bevoegdheid:** Bepaalt welk gerecht bevoegd is op basis van geografische locatie (kanton, arrondissement, ressort).
### 3.4 Federalisme
België is een federale staat waarbij de macht verdeeld is tussen de federale overheid en de deelstaten (gewesten en gemeenschappen). Dit is een evolutief proces dat begon als eenheidsstaat. Er bestaan juridische en politieke garanties voor minderheidsgroepen (vergrendeling en minderheidsbescherming).
* **Gewesten:** Hebben bevoegdheden op economisch en "hard" beleidsterrein (economie, ruimtelijke ordening, leefmilieu, …).
* **Gemeenschappen:** Hebben bevoegdheden op cultureel en "zacht" beleidsterrein (taal, cultuur, onderwijs, gezondheidspreventie, …).
* **Federaal niveau:** Bevat bevoegdheden zoals staatsveiligheid, buitenlands beleid, sociaal recht en residuaire bevoegdheden.
Elke gemeenschap en gewest heeft eigen instellingen (parlement en regering). Brussel is een bijzonder geval met zijn eigen "mini"-parlementjes.
### 3.5 Internationale en supranationale normen
* **Internationaal recht:** Afspraken tussen landen (verdragen, overeenkomsten) die rechten en plichten creëren.
* **Supranationaal recht:** Instellingen die boven de staten staan en eigen wetgeving kunnen uitvaardigen die bindend is voor lidstaten (bv. Europees recht). Het Europese recht heeft absolute voorrang op nationaal recht en heeft directe werking indien het voldoende precies is omschreven, geen verdere actie van lidstaten vereist en niet afhankelijk is van een voorwaarde.
#### 3.5.1 Hiërarchie der rechtsnormen
De hiërarchie van rechtsnormen is essentieel:
1. **Internationaal/Supranationaal recht:** Staat boven nationaal recht, inclusief de grondwet.
2. **Grondwet:** Belangrijkste nationale wet, moeilijk te wijzigen.
3. **Wet in formele zin:** Gemaakt door een wetgevende macht.
4. **Wet in materiële zin:** Algemeen bindende norm, gemaakt door een bevoegd orgaan.
5. **Administratieve normen.**
6. **Bijzonder recht:** Geldt in specifieke situaties en primeert op gemeen recht.
7. **Gemeen recht:** Algemene regel.
### 3.6 Wetten in formele en materiële zin
* **Wetten in formele zin:** Elke beslissing van een wetgevende macht (federaal, gemeenschappen, gewesten). Het criterium is wie de wet heeft gemaakt.
* **Wetten in materiële zin:** Algemeen bindende norm gemaakt door een bevoegd orgaan. Het criterium is de inhoud van de norm.
Wetten in formele zin staan hoger in de hiërarchie omdat ze door verkozen parlementen worden uitgevaardigd.
### 3.7 Begrippen: rechtssubject, rechtsfeit, rechtshandeling
* **Rechtssubject:** Drager van subjectieve rechten en plichten.
* **Natuurlijke personen:** Altijd dragers van rechten en plichten.
* **Rechtspersoon:** Juridische constructie met rechten en plichten (bv. vennootschappen, KUL).
* **Rechtsobject:** Heeft geen zelfstandige rechten en plichten, maar kan het voorwerp van recht zijn (bv. een dier, een huis).
* **Rechtsfeit:** Elk feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt.
* **Rechtshandeling:** Een rechtsfeit waarvan de rechtsgevolgen bewust gewild zijn.
#### Tip: Controleer altijd de bevoegdheid van de vertegenwoordiger alvorens een rechtshandeling aan te gaan.
### 3.8 Europees recht
Het Europees recht kent een eigen hiërarchie en een supranationaal karakter, met eigen instellingen zoals de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het Hof van Justitie van de EU ziet toe op de uniforme interpretatie en toepassing van het Unierecht.
* **Primair recht:** Oprichtingsverdragen (VEU, VWEU).
* **Secundair recht:** Verordeningen, richtlijnen, besluiten.
De totstandkoming van Europese wetgeving gebeurt via een samenwerking tussen de Europese Commissie, de Raad van de EU en het Europees Parlement.
* * *
# Burgerlijk recht: vermogens- en verbintenissenrecht
Hier is een gedetailleerd en uitgebreid studieoverzicht over burgerlijk recht: vermogens- en verbintenissenrecht, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4\. Burgerlijk recht: vermogens- en verbintenissenrecht
Dit deel van het burgerlijk recht omvat de basisbegrippen van het vermogen, de verschillende soorten vermogensrechten, de totstandkoming, de gevolgen en de beëindiging van verbintenissen, evenals de onrechtmatige daad.
### 4.1 Het vermogen
Het vermogen kan worden gedefinieerd als de totaliteit van goederen die aan een persoon toebehoren. Dit omvat zowel rechten als plichten die in geld waardeerbaar zijn.
#### 4.1.1 Kenmerken van het vermogen
* **Vermogenstriptiek:**
* Alleen personen (rechtssubjecten) beschikken over een vermogen.
* Elke persoon heeft een vermogen; dit geldt ook voor bijvoorbeeld daklozen.
* Een persoon heeft slechts één vermogen, dat dient als onderpand voor al zijn schulden.
* Het vermogen is een verhaalsobject en kan niet worden opgesplitst.
#### 4.1.2 Vermogensrechten (patrimoniale rechten)
Vermogensrechten zijn rechten die in geld waardeerbaar zijn en deel uitmaken van een vermogen. Ze worden gekenmerkt door hun economische waarde, het niet uitdoven bij overlijden, en hun verhandelbaarheid.
##### 4.1.2.1 Zakelijke rechten
Zakelijke rechten verlenen een rechtsubject directe heerschappij over een bepaald goed (rechtsobject) en niet over een ander persoon. Ze vallen onder het goederenrecht.
* **Kenmerken:**
* **Numerus clausus-beginsel:** Het aantal zakelijke rechten is beperkt door de wet; men kan geen nieuwe zakelijke rechten uitvinden.
* **Rechtstreekse heerschappij:** De houder van een zakelijk recht heeft directe controle over het goed.
* **Werking erga omnes (tegenstelbaar aan iedereen):** Zakelijke rechten kunnen aan iedereen worden tegengeworpen. Dit vereist echter publiciteit via een akte.
* **Volgrecht:** Een zakelijk recht blijft rusten op het goed, ongeacht wie de eigenaar is.
* **Voorbeelden:**
* **Eigendomsrecht:** Dit omvat de bevoegdheden van gebruik, genot en beschikking (verkopen, schenken, etc.). Mede-eigendom is een speciale vorm hiervan.
* **Vruchtgebruik:** Verleent het recht op gebruik en genot van een goed, terwijl de blote eigenaar het beschikkingsrecht behoudt. Deze opsplitsing kan ook fiscale redenen hebben.
* **Erfdienstbaarheid:** Een last op een lijdend erf ten gunste van een heersend erf (bv. recht van doorgang). Dit is een zakelijk recht dat meegaat bij verkoop van het perceel.
##### 4.1.2.2 Persoonlijke rechten
Persoonlijke rechten verlenen een rechtsubject het recht om van een ander persoon een bepaalde prestatie te eisen (iets te doen, iets niet te doen, of iets te geven). Ze vallen onder het verbintenissenrecht.
* **Kenmerken:**
* **Wilsautonomie:** Partijen kunnen een onbeperkt aantal nieuwe soorten contracten en persoonlijke rechten creëren.
* **Aanspraak op een ander persoon:** Het recht is gericht op een specifieke persoon.
* **Relatief:** Persoonlijke rechten zijn enkel bindend tussen de contractspartijen en niet voor derden.
* **Geen volgrecht:** Er is enkel een vordering op de persoon, niet op een specifiek goed.
##### 4.1.2.3 Intellectuele rechten
Dit zijn rechten op een idee of een creatie van de menselijke geest, zoals auteursrecht, octrooien of patenten.
#### 4.1.3 Extrapatrimoniale rechten
Dit zijn rechten zonder economische waarde, die niet verhandelbaar zijn en uitdoven bij overlijden. Ze staan tegenover vermogensrechten.
* **Categorieën:**
* **Persoonlijkheidsrechten:** Beschermen de integriteit van een persoon (bv. recht op privacy).
* **Familierechten:** Rechten binnen het familieleven (bv. recht om een kind te erkennen, recht om te trouwen).
### 4.2 Verbintenissen
Een verbintenis is een juridische, afdwingbare rechtsband die een persoon (de schuldenaar) verplicht tot een bepaalde prestatie jegens een andere persoon (de schuldeiser).
#### 4.2.1 Begrip en kenmerken
* **Juridische afdwingbaarheid:** Indien de prestatie niet wordt geleverd, kan de schuldeiser via de rechtbank nakoming afdwingen.
* **Morele vs. Natuurlijke verbintenissen:** Een morele verbintenis is louter een gevoel van verplichting. Een natuurlijke verbintenis is niet juridisch afdwingbaar, maar als ze spontaan wordt nagekomen, kan het gepresteerde niet worden teruggevorderd (bv. een verjaarde schuld betalen).
* **Schuldeiser (SE):** De partij die gerechtigd is op de prestatie (actiefzijde, schuldvordering).
* **Schuldenaar (SA):** De partij die gehouden is tot de prestatie (passiefzijde, schuld).
#### 4.2.2 Voorwerp van de verbintenis
Dit is waar de verbintenis over gaat. Het kan gaan om:
* **Een verbintenis om iets te doen.**
* **Een verbintenis om iets niet te doen.**
* **Een verbintenis om iets te geven.**
##### 4.2.2.1 Moderne opdeling: resultaats- en inspanningsverbintenissen
* **Resultaatsverbintenis:** De schuldenaar verbindt zich ertoe een bepaald resultaat te bereiken. Hij is enkel aansprakelijk bij niet-nakoming, tenzij er sprake is van overmacht.
* **Inspanningsverbintenis:** De schuldenaar verbindt zich ertoe alle redelijke inspanningen te leveren om een resultaat te bereiken, maar zonder garantie dat het resultaat ook daadwerkelijk wordt behaald.
#### 4.2.3 Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen kunnen ontstaan uit:
* **Rechtshandeling:** Een bewuste, gewilde handeling met rechtsgevolgen.
* **Meerzijdig:** Vereist de wilsuiting van minstens twee partijen (bv. een overeenkomst).
* **Eenzijdig:** Vereist de wilsuiting van slechts één partij (bv. een testament, een beloning uitloven).
* **Onrechtmatige daad:** Een foutieve gedraging die schade veroorzaakt, met een verplichting tot herstel. Hierbij is er een causaal verband tussen de fout en de schade.
* SE = Schadelijder (slachtoffer)
* SA = Schadeverwekker (dader)
* **Rechtsfeit:** Elk feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt, zonder dat deze rechtsgevolgen bewust gewild zijn.
* **Oneigenlijke contracten (geen fout):**
* **Zaakwaarneming:** Iemand neemt vrijwillig en zonder hiertoe verplicht te zijn, de zaken van een ander waar (bv. dak herstellen tijdens vakantie). De waargenomen persoon moet de kosten vergoeden.
* **Onverschuldigde betaling:** Een betaling die onterecht is gedaan (bv. dubbel betalen). Het onverschuldigd betaalde moet worden terugbetaald.
* **Onrechtvaardigde verrijking:** Een partij wordt ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van een andere partij, die hierdoor verarmd wordt. De verrijkte moet de verarmde vergoeden.
#### 4.2.4 Modaliteiten van verbintenissen
Dit zijn aanpassingen aan de normale verbintenis.
* **Voorwaardelijke verbintenissen:** Afhankelijk van een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
* **Opschortende voorwaarde:** De verbintenis wordt pas van kracht als de voorwaarde vervuld is.
* **Ontbindende voorwaarde:** De verbintenis is reeds in werking, maar eindigt als de voorwaarde vervuld is.
* **Verbintenissen met tijdsbepaling:** Afhankelijk van een toekomstige, maar zekere gebeurtenis.
* **Verbintenissen met meerdere schuldenaars/schuldeisers:**
* **Deelbaarheid:** In principe is de schuld deelbaar, waarbij elke schuldenaar voor zijn deel aansprakelijk is.
* **Hoofdelijkheid (passief):** Elke schuldenaar is tegenover de schuldeiser volledig aansprakelijk voor de gehele schuld. De schuldeiser kan kiezen wie hij aanspreekt. Dit is in het voordeel van de schuldeiser.
#### 4.2.5 Tenietgaan van verbintenissen
Verbintenissen kunnen op verschillende manieren tenietgaan:
* **Betaling/Nakoming:** De prestatie wordt correct geleverd.
* **Schuldvergelijking (compensatie):** Wanneer twee partijen elkaars schuldenaar en schuldeiser zijn, kunnen de wederzijdse schulden tot het laagste bedrag doven. Voorwaarden:
* De schulden moeten van dezelfde soort zijn (bv. geldsommen).
* De schulden moeten zeker en opeisbaar zijn.
* De schulden moeten effen zijn (vaststaan).
* **Bevrijdende verjaring:** Na verloop van een bepaalde wettelijke termijn kan een schuld niet meer juridisch worden afgedwongen.
* Algemene termijnen: 30 jaar voor zakelijke rechtsvorderingen, 10 jaar voor persoonlijke rechtsvorderingen.
* Bijzondere korte termijnen: 5 jaar voor o.a. huurgelden en interesten.
* Buitencontractuele aansprakelijkheid: 5 jaar vanaf kennis van de schade, met een maximum van 20 jaar vanaf het schadeverwekkend feit.
#### 4.2.6 Totstandkoming van overeenkomsten
* **Precontractuele fase:** Partijen onderhandelen vrij. Er is nog geen contractuele gebondenheid, tenzij er sprake is van precontractuele aansprakelijkheid (bv. bij voortijdig afbreken van onderhandelingen).
* **Aanbod:** Een eenzijdige wilsuiting die de essentie van de overeenkomst bevat en bindend is zodra het de tegenpartij bereikt.
* **Aanvaarding:** Een onvoorwaardelijke instemming met het aanbod. Afwijkingen leiden tot een tegenaanbod. Aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.
##### 4.2.6.1 Geldigheidsvoorwaarden
* **Wilsovereenkomst:** Vrije en bewuste toestemming van elke partij, vrij van wilsgebreken.
* **Wilsgebreken:**
* **Dwaling:** Een onjuiste voorstelling van de werkelijkheid, die verschoonbaar moet zijn (niet door eigen fout).
* **Bedrog:** Kunstgrepen van de tegenpartij die iemand tot contracteren bewegen.
* **Geweld:** Druk die indruk maakt op een redelijk persoon en doorslaggevend is voor de contractsluiting.
* **Rechts- en handelingsbekwaamheid:** Partijen moeten de juridische en feitelijke bekwaamheid hebben om contracten aan te gaan (bv. meerderjarig, niet ontoerekenbaar).
* **Voorwerp:** De inhoud van de verbintenis. Het moet bestaan, bepaald of bepaalbaar, geoorloofd en in de handel zijn.
* **Oorzaak:** De reden waarom het contract wordt aangegaan. Deze moet geoorloofd zijn.
* **Vormvoorwaarden:** In principe is er geen specifieke vorm vereist, tenzij de wet dit voorschrijft.
##### 4.2.6.2 Simulatie
Dit is een bewust verschil tussen de werkelijke wil van partijen en de uitgedrukte wil.
* **Tussen partijen:** De werkelijke wil geldt, tenzij dit in strijd is met dwingend recht of de openbare orde. Een tegenbrief kan de ware afspraak bewijzen.
* **Tegenover derden:** Derden kunnen zich beroepen op de werkelijke wil of op de geveinsde afspraak.
#### 4.2.7 Gevolgen van overeenkomsten
* **Tussen partijen:** Overeenkomsten binden de partijen ("strekt de partijen tot wet") en worden te goeder trouw geïnterpreteerd. Ze worden aangevuld door aanvullend recht. Afspraken die strijdig zijn met dwingend recht worden niet toegepast. Het verbod op rechtsmisbruik geldt als algemene contractuele norm.
* **Ten aanzien van derden:** In principe zijn derden niet gebonden door de overeenkomst (relativiteit van de overeenkomst).
* **Sterkmaking:** Een partij belooft dat een derde zal contracteren.
* **Derdenbeding:** Een bepaling in een contract ten gunste van een derde.
* **Derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk:** Een derde die bewust helpt bij de contractbreuk van een partij kan aansprakelijk zijn.
* **Tegenwerpelijkheid:** De gevolgen van een overeenkomst kunnen soms aan derden worden tegengeworpen (bv. bij overdracht van onroerende goederen). De "pauliaanse vordering" laat toe om een handeling niet tegenwerpelijk te verklaren indien deze de rechten van SE's bedrieglijk miskent.
#### 4.2.8 Nakoming van overeenkomsten – wanprestatie
Wanprestatie is de niet-nakoming, laattijdige uitvoering of gebrekkige uitvoering van een verbintenis.
* **Toerekenbaarheid:** De wanprestatie moet aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend (geen overmacht). De imprevisieleer kan een aanpassing van het contract rechtvaardigen bij onvoorziene, ernstige onevenwichten.
* **Bevrijdingsbedingen (exoneratiebedingen):** Afspraken die een partij bevrijden van aansprakelijkheid. Deze zijn in principe geldig, maar er zijn uitzonderingen:
* Verboden door de wet.
* Niet mogelijk voor eigen opzettelijke fout, bedrog, of opzettelijke fout van hulppersonen.
* Niet mogelijk voor fouten die leven of fysieke integriteit aantasten.
* Het beding mag de niet-nakoming van essentiële bestanddelen niet uithollen.
##### 4.2.8.1 Sancties bij wanprestatie
1. **Ingebrekestelling:** De schuldeiser waarschuwt de schuldenaar.
2. **Bekomen van uitvoerbare titel:** Een officieel vonnis van de bevoegde rechtbank.
3. **Gedwongen uitvoering:** Via een gerechtsdeurwaarder, eventueel met dwangmiddelen zoals beslaglegging of een dwangsom.
* **Algemene sancties:** Uitvoering in natura, herstel van schade.
* **Bijzondere sancties:** Ontbinding van het contract bij ernstige wanprestatie, prijsvermindering bij minder ernstige niet-nakoming.
##### 4.2.8.2 Verweermiddelen
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC):** Een partij kan de nakoming van zijn verbintenis schorsen zolang de wederpartij niet presteert.
* **Exceptio timoris:** Opschorting van de verbintenis wanneer er gegronde vrees is voor de niet-nakoming door de wederpartij.
* **Retentierecht:** Het recht om een goed van de andere partij bij te houden tot deze zijn verplichting heeft uitgevoerd.
#### 4.2.9 Beëindiging van overeenkomsten
* **Nietigheid:** Bij problemen met de geldigheid van de overeenkomst. De nietigheid heeft terugwerkende kracht, alsof de overeenkomst nooit heeft bestaan.
* **Opzegging:** Mogelijk bij overeenkomsten van onbepaalde duur of op basis van een opzegbeding (vaak met een vergoeding).
* **Ontbinding:** Bij wanprestatie.
* **Wederzijdse toestemming.**
### 4.3 Onrechtmatige daad
Een onrechtmatige daad is een foutieve gedraging die schade veroorzaakt, met een verplichting tot herstel.
#### 4.3.1 Voorwaarden
Er moeten drie voorwaarden tegelijkertijd aanwezig zijn:
1. **Fout:** Dit omvat zowel een actieve handeling als een nalaten.
* **Objectief bestanddeel:** Onrechtmatigheid, hetzij door schending van een specifieke rechtsregel, hetzij door schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm (gedragen zoals een redelijk en voorzichtig persoon).
* **Subjectief bestanddeel:** Schuldbekwaamheid (het onderscheid kennen tussen goed en kwaad) en toerekenbaarheid (geen gronden van uitsluiting zoals overmacht, noodtoestand, wettige zelfverdediging).
2. **Schade:** Materieel, fysiek of moreel. Enkel zekere schade en verlies van een kans komen in aanmerking.
3. **Oorzakelijk verband:** Er moet een direct verband zijn tussen de fout en de schade. Volgens de equivalentieleer is elke oorzaak zonder welke de schade zich niet zou hebben voorgedaan, relevant. De eigen fout van de schadelijder kan leiden tot gedeelde aansprakelijkheid.
#### 4.3.2 Gevolg: verplichting tot herstel
Het herstel gebeurt in beginsel in natura. Indien dit niet mogelijk is, volgt een aanvullende schadevergoeding.
#### 4.3.3 Aansprakelijkheid voor de daad van anderen en van zaken (kwalitatieve aansprakelijkheid)
* **Ouders voor hun minderjarige kinderen:** Ouders zijn aansprakelijk voor de fouten van hun kinderen, tenzij ze kunnen bewijzen dat ze geen controle hadden of dat het kind niet schuldbekwaam was.
* **Aansteller voor ondergeschikte:** De werkgever (aansteller) is aansprakelijk voor fouten van zijn werknemer (ondergeschikte) begaan tijdens de uitoefening van zijn functie. Tegenbewijs is hier niet mogelijk.
* **Bewaarder van een zaak:** De persoon die macht of controle heeft over een zaak is aansprakelijk indien de zaak gebrekkig is en dit tot onveiligheid leidt. Tegenbewijs is niet mogelijk.
* **Bewaarder van een dier:** De bewaarder is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het dier, zonder mogelijkheid tot tegenbewijs.
#### 4.3.4 Samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
Tussen contractspartijen kan men zowel contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid inroepen, tenzij dit wettelijk of contractueel is uitgesloten. Hierbij kan de tegenpartij wel zijn verweermiddelen inroepen, tenzij de fout het leven of de fysieke integriteit aantast of opzettelijk is begaan.
### 4.4 Zekerheden
Zekerheden dienen om de positie van schuldeisers (SE) te versterken.
#### 4.4.1 Vermogen als verhaalsobject
Het vermogen van de schuldenaar (SA) vormt in principe het verhaalsobject voor alle SE's. Dit omvat ook goederen die later in het vermogen komen, bij derden berusten, of schuldvorderingen die de SA op zijn eigen SA's heeft. Goederen die de wet onbeslagbaar heeft verklaard of waarvoor een onbeslagbaarheidsverklaring is afgelegd, zijn uitgesloten.
#### 4.4.2 Gelijkheid van schuldeisers
In principe worden SE's gelijk behandeld en krijgen ze een deel van de opbrengst in verhouding tot hun vordering (pondspondsgewijze verdeling).
#### 4.4.3 Uitzonderingen op de gelijkheid van schuldeisers
* **Voorrechten:** Wettelijk bepaalde voorrang van bepaalde SE's (algemene voorrechten op alle goederen, bijzondere voorrechten op specifieke goederen).
* **Zakelijke zekerheden:** Zekerheden die verbonden zijn aan een bepaald goed (bv. pand op roerende goederen, hypotheek op onroerende goederen).
* **Persoonlijke zekerheden:** Een extra SA wordt aangeduid (bv. borgstelling).
#### 4.4.4 Uitzonderingen die de positie van SE's verzwakken
* **Vrijwillige achterstelling van SE's.**
Dit studiemateriaal dekt de basisconcepten van het vermogen, vermogensrechten (zakelijke en persoonlijke rechten), de totstandkoming, gevolgen en beëindiging van verbintenissen, en de onrechtmatige daad, conform de opgegeven pagina's.
* * *
# Ondernemingsrecht en handelszaken
Dit onderdeel behandelt de evolutie naar ondernemingsrecht, de definities van ondernemingen, de verplichtingen voor ondernemingen, de verschillen tussen onderneming, vennootschap en rechtspersoon, en de vertegenwoordiging.
### 5.1 Evolutie en definitie van ondernemingsrecht
Het ondernemingsrecht is voortgekomen uit het handelsrecht, waarbij de oude regels uit wetboeken zijn gehaald, herwerkt en afzonderlijk opnieuw ingevoerd om het recht te moderniseren. Dit proces wordt decodificatie genoemd. De bevoegdheid voor geschillen tussen ondernemingen, en zaken die niet onder de bijzondere bevoegdheid van andere rechtscolleges vallen en die kennelijk verband houden met de onderneming, ligt bij de ondernemingsrechtbank.
#### 5.1.1 Onderneming in formele zin
Een onderneming in formele zin is:
* Elke natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent. Zelfstandigheid is hierbij cruciaal, in tegenstelling tot werknemers. De beroepsactiviteit moet duurzaam zijn en kan ook in bijberoep worden uitgeoefend.
* Elke rechtspersoon, zoals vennootschappen (VOF, CommV, BV, NV, maar niet de maatschap), vzw's en stichtingen.
* Elke andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
#### 5.1.2 Uitzonderingen op de definitie van onderneming in formele zin
Niet onderworpen aan het ondernemingsrecht zijn:
* Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk hebben en in feite geen uitkeringen verrichten aan leden of personen met beslissende invloed op het beleid.
* Publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen of diensten op de markt aanbieden.
* Overheden en door de overheid opgerichte instellingen die een algemeen belang dienen (bv. NMBS, De Lijn, de Post vallen hier niet onder). Voorbeelden hiervan zijn de Federale Staat, gewesten, gemeenschappen, provincies, gemeenten, enzovoort.
#### 5.1.3 Onderneming in functionele zin
Een onderneming in functionele zin is:
* Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsook hun verenigingen. Duurzaamheid impliceert voldoende regelmaat. Een economisch doel betekent het aanbieden van goederen en diensten op de markt met winstbejag. Politieke partijen zijn bijvoorbeeld geen ondernemingen in deze zin.
#### 5.1.4 Aanknopingspunten en overwegingen
De kwalificatie als "onderneming" in formele en functionele zin sluit elkaar niet uit.
* **Onderneming in formele zin** is een aanknopingspunt voor: de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank, inschrijvingsplicht in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO), de boekhoudplicht en het ondernemingsbewijsrecht.
* **Onderneming in functionele zin** is een aanknopingspunt voor: mededingingsrecht en marktpraktijkenrecht.
### 5.2 Verplichtingen en bijzondere regels voor ondernemingen
Ondernemingen zijn onderworpen aan specifieke verplichtingen:
#### 5.2.1 Inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO)
Ondernemingen in formele zin moeten zich vóór aanvang van hun activiteiten inschrijven in de KBO, een centrale gegevensbank die publiek toegankelijk is en identificatiegegevens bevat. Dit gebeurt via een ondernemingsloket of andere diensten, waarna een ondernemingsnummer en vestigingsnummer worden toegekend.
#### 5.2.2 Financiële rekening en betalingspraktijken
* Ondernemingen zijn verplicht een bankrekening te hebben en hun ondernemingsnummer op alle betalingsvorderingen te vermelden. Indien dit niet gebeurt, kunnen ze geen moratoire interesten vorderen.
* Er bestaat een aanvaardingsplicht voor betalingen van €247,89 tussen 'handelaars'. Een onderneming mag giraal geld (geld op bankrekening) als betaling niet weigeren als het bedrag boven dit punt ligt.
#### 5.2.3 Afgifte van een factuur
Facturatie is verplicht voor btw-plichtigen. Een factuur is een schriftelijke bevestiging van een schuldvordering die voortvloeit uit een overeenkomst tot levering van goederen of diensten.
* **Verplichte vermeldingen:** Duidelijke identificatie van afzender (naam, adres, rechtsvorm, zetel, ondernemingsnummer, bankrekeningnummer), identificatie van de klant, nauwkeurige beschrijving van de levering (hoeveelheid, prijs, berekeningswijze, btw), en datum.
* **Niet verplichte vermeldingen:** Het woord "factuur" en de handtekening van de afzender (kan een weerlegbaar vermoeden van betaling zijn) of de bestemmeling (kan een weerlegbaar vermoeden van aanvaarding zijn).
* Elektronische facturatie is mogelijk indien de klant hiermee akkoord gaat.
#### 5.2.4 Boekhoud- en jaarrekeningenrecht
Elke boekhoudkundige onderneming moet een aangepaste boekhouding voeren om inzicht te geven in haar financiële situatie.
* **Doel:** Verantwoording afleggen aan beleidsverantwoordelijken, schuldeisers, zakenrelaties en de overheid.
* **Boekhoudmethode:** In beginsel dubbel boekhouden. Enkelvoudig boekhouden is toegestaan voor natuurlijke personen, organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, VOF's en CommV's met een omzet onder €500.000 per jaar.
* **Boekhoudkundige entiteit:** De onderneming wordt als een aparte entiteit beschouwd, zelfs indien juridisch niet het geval, met eigen bezittingen en schulden.
#### 5.2.5 Passieve hoofdelijkheid onder ondernemingen
In tegenstelling tot het algemene principe van deelbaarheid van schulden, geldt bij pluraliteit van schuldenaars binnen ondernemingen passieve hoofdelijkheid. Dit betekent dat elke onderneming aansprakelijk is voor de totale schuld, met de mogelijkheid tot onderlinge terugvordering. Dit geldt voor ondernemingen in formele zin, tenzij de schuld kennelijk vreemd is aan de onderneming of contractueel anders is overeengekomen. Dit verhoogt de zekerheid voor schuldeisers.
#### 5.2.6 Vermoeden van kennis van verborgen gebreken
Voor verkopen geldt een vermoeden van kennis van verborgen gebreken bij de verkoper, tenzij de verkoper bewijst dat het gebrek onmogelijk kon worden opgespoord. Dit is strenger voor professionele of gespecialiseerde verkopers dan voor niet-professionele verkopers.
#### 5.2.7 Bewijs in ondernemingszaken
In ondernemingszaken geldt het principe van vrij bewijs, ongeacht het bedrag. Getuigenissen en vermoedens zijn toegestaan, en er is geen hiërarchie van bewijsmiddelen. Facturen en boekhoudingen kunnen als bewijsmiddelen dienen, met specifieke regels voor hun toepasbaarheid tegen en tussen ondernemingen, en ten opzichte van particulieren.
#### 5.2.8 Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
Deze regels beschermen schuldeisers bij handelstransacties tussen ondernemingen of met overheidsinstanties.
* **Betalingstermijn:** Maximaal 30 kalenderdagen, afwijkbaar tot 60 dagen.
* **Rente bij betalingsachterstand:** Van rechtswege verschuldigd vanaf het verstrijken van de termijn, met een wettelijke rentevoet die halfjaarlijks wordt meegedeeld (momenteel 10,5%).
* **Forfaitaire vergoeding:** Een vaste vergoeding van €40 voor invorderingskosten, met recht op een redelijke schadevergoeding voor bijkomende kosten.
* **Herziening van onbillijke bedingen:** Kennelijk onbillijke bedingen die de betalingstermijn verlengen, kunnen door de rechter worden herzien.
* **Vordering tot staking:** Mogelijk bij aanhoudende betalingsachterstand.
> **Tip:** De regels inzake betalingsachterstand zijn bedoeld om de liquiditeit van ondernemingen te waarborgen en economische oneerlijkheid te voorkomen.
### 5.3 Verschil tussen onderneming, vennootschap en rechtspersoon
#### 5.3.1 Onderneming
* **Juridische zin:** De entiteit die een activiteit uitoefent.
* **Economische zin:** De handelszaak als een feitelijke universaliteit van goederen, gericht op het aantrekken en behouden van cliënteel.
#### 5.3.2 Vennootschap
Een specifieke juridische structuur die een onderneming kan vormen. De belangrijkste vennootschappen met rechtspersoonlijkheid zijn de besloten vennootschap (BV) en de naamloze vennootschap (NV). De vennootschap onder firma (VOF) en commanditaire vennootschap (CommV) hebben geen rechtspersoonlijkheid.
#### 5.3.3 Rechtspersoon
Een juridisch constructie die rechten en plichten kan dragen, los van de natuurlijke personen die eraan verbonden zijn. Rechtspersonen beschikken over een afgescheiden vermogen, wat leidt tot beperkte aansprakelijkheid voor de betrokkenen. Voorbeelden zijn vennootschappen, vzw's en stichtingen.
#### 5.3.4 De handelszaak als object
Een handelszaak is geen rechtssubject, maar een verzameling van afzonderlijke goederen (roerende en onroerende bestanddelen) en rechten (naam, klantenbestand, reputatie). De "going concern"-waarde van een handelszaak is vaak hoger dan de som der delen. Omdat een handelszaak als geheel niet gemakkelijk te gelde gemaakt of als zekerheid te gebruiken is, bestaan er specifieke procedures zoals faillissement en pand op handelszaak.
> **Tip:** Het onderscheid tussen een natuurlijke persoon die een onderneming uitbaat (met onbeperkte aansprakelijkheid) en een rechtspersoon (met beperkte aansprakelijkheid) is cruciaal voor de bescherming van privévermogen.
### 5.4 Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging houdt in dat een vertegenwoordiger rechtshandelingen stelt in naam van een opdrachtgever, die daardoor direct gebonden is.
#### 5.4.1 Voorwaarden voor vertegenwoordiging
* De handeling moet in naam van de opdrachtgever gebeuren.
* De handeling moet binnen de vertegenwoordigingsbevoegdheid vallen.
#### 5.4.2 Gevolgen van vertegenwoordiging
* Er ontstaat een directe band tussen de derde en de opdrachtgever.
* De vertegenwoordiger is niet contractueel verbonden ten aanzien van de derde.
#### 5.4.3 Middellijke vertegenwoordiging (in naam van een ander)
De vertegenwoordiger handelt in eigen naam, maar voor rekening van de opdrachtgever. De vertegenwoordiger is persoonlijk gebonden tegenover de derde, maar draagt het resultaat van de transactie over aan de opdrachtgever.
#### 5.4.4 Vertegenwoordiging zonder of buiten bevoegdheid
* **Regel:** De opdrachtgever is niet gebonden, en noch de opdrachtgever noch de vertegenwoordiger zijn contractueel verbonden ten aanzien van de derde. De derde moet de bevoegdheid van de vertegenwoordiger controleren.
* **Uitzonderingen:**
* **Bekrachtiging:** De opdrachtgever keurt de onbevoegde handeling achteraf goed.
* **Schijnvertegenwoordiging:** Indien de omstandigheden redelijkerwijs de indruk wekken dat de vertegenwoordiger bevoegd is, mag een derde daarop vertrouwen voor rechtszekerheid. De opdrachtgever kan wel regres uitoefenen op de onbevoegde vertegenwoordiger.
### 5.5 Handelstussenpersonen en distributeurs
Handelstussenpersonen zijn partijen die bemiddelen tussen andere partijen. De wetgeving beschermt vaak de handelstussenpersoon als de zwakkere partij, maar soms ook tegen hen bij misbruik van economische afhankelijkheid.
#### 5.5.1 Onderscheid tussen juridische en economische handelstussenpersonen
* **Juridisch:** Makelaars, handelsagenten, handelsvertegenwoordigers, commissionairs. Zij handelen al dan niet in naam van een opdrachtgever, maar altijd voor diens rekening. Dit kan leiden tot vertegenwoordiging.
* **Economisch (distributeurs):** Franchisenemers (bv. McDonald's), concessiehouders (bv. Autogarages). Zij handelen voor eigen rekening en in eigen naam, zonder vertegenwoordiging.
#### 5.5.2 Belang van het onderscheid
Het onderscheid is cruciaal omdat het bepaalt welke regelgeving van toepassing is, de graad van bescherming, en de hoogte van vergoedingen. De rechter kan de feitelijke kwalificatie herzien indien deze niet overeenstemt met de werkelijke situatie.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van algemene gedragsregels die door een bevoegde overheid zijn uitgevaardigd met het doel de maatschappelijke ordening te bevorderen en waarvan de naleving afdwingbaar is door middel van sancties. |
| Subjectief recht | Een door het objectief recht beschermde aanspraak op het gedrag van een ander, wat neerkomt op een individualisering van de rechtsregel voor een specifiek persoon of geval. |
| Eigenrichting | Het verboden zelf in eigen handen nemen van het recht of het eigen rechter spelen; enkel wettelijke zelfverdediging is toegestaan. |
| Geweldsmonopolie | Het exclusieve recht van de staat om fysiek geweld of dwang uit te oefenen, zoals door de politie bij strafbare feiten of de uitvoering van vonnissen. |
| Rechtstaat | Een staat waarin zowel burgers als de overheid onderworpen zijn aan bepaalde rechten en plichten, waarbij de overheid ook gebonden is aan het recht. |
| Scheiding der machten | Het principe waarbij de staatsmacht is verdeeld over drie onafhankelijke machten: de wetgevende macht (wetten maken), de uitvoerende macht (wetten uitvoeren) en de rechterlijke macht (wetten toepassen). |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan niet mag worden afgeweken, meestal ter bescherming van een zwakkere partij of om fundamentele principes te waarborgen. |
| Aanvullend recht | Rechtsregels waarvan partijen bij overeenkomst mogen afwijken, vaak om efficiëntie te bevorderen en onnodige contractuele bepalingen te voorkomen. |
| Publiek recht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen regelt tussen burgers en de overheid, evenals de interne organisatie van de overheid. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen regelt tussen burgers onderling, zoals contracten, huwelijk en eigendom. |
| Wet in formele zin | Elke beslissing van een wetgevende macht, ongeacht de inhoud, waarbij het criterium is wie de wet heeft uitgevaardigd (bv. parlement). |
| Wet in materiële zin | Een algemeen bindende norm die door een bevoegd orgaan is gemaakt, waarbij de inhoud van de norm centraal staat. |
| Rechtssubject | Een drager van subjectieve rechten en plichten, zijnde een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die kan deelnemen aan het rechtsverkeer. |
| Rechtsfeit | Elk feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt, zonder dat deze rechtsgevolgen bewust door een persoon zijn gewild. |
| Rechtshandeling | Een rechtsfeit waarbij de rechtsgevolgen bewust gewild zijn, zoals het sluiten van een contract of het opstellen van een testament. |
| Zakelijke rechten | Rechten die direct betrekking hebben op een zaak of een bepaald goed, en die tegenwerpelijk zijn aan eenieder (erga omnes), zoals eigendomsrecht of vruchtgebruik. |
| Persoonlijke rechten | Rechten die een aanspraak geven op een bepaalde prestatie van een specifiek persoon, en die relatief zijn (enkel tegenstelbaar aan de contractspartijen). |
| Vermogen | De totaliteit van de in geld waardeerbare rechten en plichten die aan een persoon toebehoren, en dat dient als verhaalsobject voor schuldeisers. |
| Verbintenis | Een juridische afdwingbare rechtsband waarbij een schuldenaar gehouden is tot het uitvoeren van een bepaalde prestatie ten gunste van een schuldeiser. |
| Onrechtmatige daad | Een foutieve daad (doen of nalaten) die schade veroorzaakt bij een ander, waarbij de dader verplicht is de schade te herstellen, mits er een causaal verband bestaat. |
| Handelszaak | Een puur economisch concept dat de verzameling van alle goederen en rechten omvat die dienen om een economische activiteit uit te oefenen en cliënteel aan te trekken, maar het is geen afgescheiden vermogen. |
| Rechtspersoon | Een juridische constructie, gecreëerd door de wet, die als een zelfstandig subject rechten en plichten kan dragen en die een afgescheiden vermogen heeft ten opzichte van haar oprichters of leden. |
| Vertegenwoordiging | Een rechtshandeling gesteld door een vertegenwoordiger in naam en voor rekening van een opdrachtgever, waardoor de rechtshandeling rechtstreeks de opdrachtgever bindt. |
| Handelstussenpersoon | Een persoon die optreedt als tussenpersoon in handelszaken, hetzij in eigen naam, hetzij in naam van een opdrachtgever, met als doel het faciliteren van transacties. |
| Decodificatie | Het proces waarbij oude regels uit een wetboek worden gehaald, herwerkt en afzonderlijk opnieuw ingevoerd, met als doel het recht te moderniseren, zoals bij de omvorming van het handelsrecht naar ondernemingsrecht. |
| Insolventierecht | Het rechtsgebied dat de regels bevat betreffende de collectieve verdeling van het vermogen van een schuldenaar die zijn betalingsverplichtingen niet meer kan nakomen, zoals faillissement. |
| Wissel (promesse) | Een document waarin een partij zich onvoorwaardelijk verbindt om op een bepaalde datum een bepaald bedrag aan een ander te betalen. |
| Factuur | Een schriftelijke bevestiging van het bestaan van een schuldvordering in geld die voortvloeit uit een overeenkomst tot levering van goederen of het verstrekken van diensten, met specifieke verplichte vermeldingen. |
| Handelskwestie | Een geschil dat ontstaat in de context van handelsactiviteiten en dat valt onder de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank. |
| Boekhoudplicht | De wettelijke verplichting voor ondernemingen om een nauwkeurige en geordende boekhouding te voeren die een getrouw beeld geeft van hun financiële toestand en resultaten. |
| Passieve hoofdelijkheid | Een solidaire aansprakelijkheid waarbij elke schuldenaar in een onderneming aansprakelijk is voor de totale schuld, waarna onderlinge terugvordering plaatsvindt. |
| Zakelijke zekerheden | Zekerheidsrechten die verbonden zijn aan een bepaald goed, zoals pand en hypotheek, waardoor de schuldeiser voorrang krijgt op dat goed bij wanbetaling. |
| Voorrecht | Een wettelijke voorrang die een schuldeiser geniet boven andere schuldeisers bij de verdeling van het vermogen van een schuldenaar. |
| Erfdienstbaarheid | Een last die op een bepaald erf rust ten behoeve van een ander erf, zoals het recht van doorgang over het lijdende erf om het heersende erf te bereiken. |