Cover
Zacznij teraz za darmo samenvatting.docx
Summary
# Internationaal en Europees recht
Dit document biedt een gedetailleerde studiehandleiding over internationaal en Europees recht, met een focus op de Europese Unie, staatssoevereiniteit en internationale organisaties.
## 1. Internationaal en Europees recht
### 1.1 Internationaal recht
Internationaal recht regelt afspraken tussen subjecten van internationaal recht, voornamelijk staten. Het vastleggen van afspraken gebeurt via verdragen.
#### 1.1.1 Staatssoevereiniteit
Staatssoevereiniteit impliceert dat een staat de ultieme beslissingsbevoegdheid heeft binnen zijn grondgebied en de enige is die regelgeving kan opstellen. Deze soevereiniteit kan **vrijwillig** worden beperkt door overdracht aan een internationale organisatie, zoals de EU, om samenwerking te bevorderen en economisch vooruit te gaan. Beperking kan ook **gedwongen** gebeuren, bijvoorbeeld door militair ingrijpen.
#### 1.1.2 Internationale organisaties
Internationale organisaties kunnen worden onderverdeeld in:
* **Niet-gouvernementele organisaties (NGO's)**: Internationale samenwerking van personen.
* **Gouvernementele organisaties**: Internationale samenwerking van staten.
##### 1.1.2.1 Enkele internationale organisaties
* **EVA (Europese Vrijehandelsassociatie)**: Opgericht in 1960, oorspronkelijk als alternatief voor de EEG. Enkele leden traden later toe tot de EU. Huidige leden zijn Zwitserland, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.
* **EER (Europese Economische Ruimte)**: Opgericht in 1994, een overeenkomst tussen de EU en 3 EVA-landen (niet Zwitserland) om toegang te verlenen tot de interne markt zonder EU-lidmaatschap. Leden moeten bijdragen aan het Europees budget en regels met betrekking tot de interne markt naleven.
* **Raad van Europa**: Opgericht in 1949, een mensenrechtenorganisatie met zetel in Straatsburg. De belangrijkste verwezenlijking is het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De Raad van Europa telt 46 leden, meer dan de EU.
##### 1.1.2.2 Intergouvernementele en supranationale organisaties
* **Intergouvernementele organisaties**: Geen overdracht van staatssoevereiniteit. Staten blijven de ultieme beslissingsbevoegdheid behouden. Voorbeelden: VN, OESO, NAVO, BENELUX, EVA, Raad van Europa.
* **Supranationale organisaties**: Wel overdracht van staatssoevereiniteit. De organisatie staat boven de lidstaten. De EU is het toonbeeld van een supranationale samenwerking. Bij de EU is er een overdracht van bevoegdheden; lidstaten kunnen niet kiezen welke bevoegdheden ze wel of niet overdragen.
### 1.2 De Europese Unie (EU)
De EU is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, voortkomend uit de wens voor vrede, stabiliteit en welvaart na de verwoestingen van de oorlog. Economische heropbouw vereiste samenwerking ondanks het bestaande wantrouwen.
#### 1.2.1 Ontstaansgeschiedenis
* **Jean Monnet en Robert Schuman**: De drijvende krachten achter de Europese integratie. Het **Schumanplan** leidde tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).
* **EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal)**: Opgericht via het **Verdrag van Parijs (1951)**. De reden voor de focus op kolen en staal was de controle op oorlogsmateriaal en de heropbouw. De EGKS-Verdragen kenden 6 oprichtende landen: België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Italië en (West-)Duitsland.
* **Verdrag tot oprichting van de EEG (Europese Economische Gemeenschap)**: Opgericht in 1957 via het **Verdrag van Rome**. Dit verdrag richtte zich op de interne markt voor alle economische activiteiten en creëerde de eigen instellingen van de EU: Europees Parlement, Raad, Europese Commissie en Hof van Justitie.
* **EGA of Euratom-verdrag (1957)**: Specifieke bevoegdheden op het gebied van atoomenergie.
#### 1.2.2 Territoriale uitbreiding en inhoudelijke verdieping
De EU is een voortdurend evoluerend project, zowel qua territoriale uitbreiding als qua bevoegdheden.
##### 1.2.2.1 Voorwaarden om toe te treden tot de EU: Criteria van Kopenhagen
* **Politiek**: Stabiele instellingen die democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en bescherming van minderheden garanderen.
* **Economisch**: Een functionerende markteconomie die de concurrentiedruk binnen de EU aankan.
* **Juridisch**: Het vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap te dragen, wat inhoudt dat de *acquis communautaire* (alles wat tot nu toe aan gemeenschapsrecht is verworven) moet worden overgenomen.
##### 1.2.2.2 Procedure voor toetreding
Een land dient een aanvraag in bij de Raad. De Europese Commissie geeft een formeel advies. De Raad beslist unaniem. Daarna volgen toetredingsonderhandelingen, goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad, ondertekening van het toetredingsverdrag en ten slotte ratificatie door de lidstaten.
##### 1.2.2.3 Brexit (uittreding VK uit de EU)
Artikel 50 VEU regelt de procedure voor uittreding. De lidstaat die wil uittreden geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad. Er volgt een onderhandeling over de voorwaarden van terugtrekking. De verdragen zijn niet meer van toepassing na verloop van twee jaar na de kennisgeving, tenzij de termijn met instemming van de betrokken lidstaat wordt verlengd. De lidstaat die uittreedt neemt niet deel aan de beraadslagingen van de Europese Raad en de Raad die hem betreffen.
#### 1.2.3 Belangrijke momenten uit de EU-geschiedenis
* **Schuman-verklaring (9 mei 1950)**: De geboorteakte van de EU, met de contouren voor de EGKS.
* **Verdrag van Maastricht (1992)**: Oprichting van de EU als één juridische eenheid met 3 pijlers. Verwezenlijking van de interne markt en vastlegging van het tijdschema voor de invoering van de euro (1 januari 2002). Dit was de grootste wijziging sedert de oprichting.
* **Verdrag van Amsterdam (1997)**, **Verdrag van Nice (2001)**.
* **EU-grondwet en Verklaring van Berlijn (2004)**: Afgewezen via referenda.
* **Verdrag van Lissabon (2009)**: Een afgeslankte versie van de EU-grondwet. Afschaffing van het 3-pijlersysteem, duidelijke afbakening van bevoegdheden, invoering van een permanente voorzitter van de Europese Raad, en het Handvest van de Grondrechten werd bindend.
#### 1.2.4 Doelstellingen van de EU
De EU is een rechtsgemeenschap met gemeenschappelijke waarden (eerbied voor menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtsstaat, mensenrechten) en doelstellingen (vrede en welzijn, vrijheid en veiligheid).
* **Interne markt**: Een ruimte zonder economische grenzen waar economisch verkeer zo vrij mogelijk kan bewegen.
* **Economische en monetaire unie (EMU)**: Sinds 1999-2002, met momenteel 20 landen die de euro als munt hebben.
* **Extern mensenrechtenbeleid**.
* **Europese pijler van sociale rechten**: Gericht op het welzijn van de Europese bevolking.
### 1.3 De instellingen van de Europese Unie
De lidstaten hebben via verdragen taken opgedragen aan de EU-instellingen. Deze instellingen voeren de overgedragen bevoegdheden uit. Er is een onderscheid tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
#### 1.3.1 De Europese Raad
* **Samenstelling**: Staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid.
* **Taken**: Vaststellen van de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de EU. De Europese Raad stelt de richting vast, maar maakt geen regels.
* **Werking**: Minstens 4 keer per jaar bijeenkomst in Brussel. Beslissingen worden genomen bij consensus.
#### 1.3.2 De Europese Commissie
* **Samenstelling**: Eén commissaris per lidstaat, benoemd voor 5 jaar. De Commissie functioneert onafhankelijk van de lidstaten en denkt in het belang van de EU als geheel.
* **Taken**:
* **Wetgevende taak**: Recht van initiatief bij de totstandkoming van secundair recht.
* **Controletaak**: Controle op de naleving van EU-regels door lidstaten en bedrijven.
* **Uitvoerende taak**: Uitvoeren van de begroting en beheer van programma's.
* **Werking**: Wekelijkse vergaderingen, beslissingen bij meerderheid (maar streven naar consensus). Verantwoording verschuldigd aan het Europees Parlement.
#### 1.3.3 De Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers)
* **Samenstelling**: Ministers van elke lidstaat, afhankelijk van het onderwerp (bv. ministers van Financiën voor de Raad Economische en Financiële Zaken). Er zijn 10 verschillende raadsformaties.
* **Taken**: Wetgevingstaak, samen met het Europees Parlement.
* **Werking**: Vergaderingen meestal in Brussel. Beslissingen worden genomen met gekwalificeerde meerderheid (minimaal 55% van de lidstaten, die ten minste 65% van de bevolking van de EU vertegenwoordigen).
#### 1.3.4 Het Europees Parlement
* **Samenstelling**: 720 parlementsleden, degressief vertegenwoordigd op basis van bevolkingsaantal. Leden zitten per politieke fractie.
* **Taken**: Medewetgever (samen met de Raad), goedkeuren van de begroting, politieke controle op de Commissie.
* **Werking**: Verkiezingen om de 5 jaar. Beschikt over 24 officiële talen. De officiële zetel is in Straatsburg, maar veel werkzaamheden vinden plaats in Brussel. Beslissingen worden genomen met een quorum (1/3 van de leden aanwezig) en volstrekte meerderheid.
#### 1.3.5 Het Hof van Justitie van de Europese Unie
* **Samenstelling**: Het Hof van Justitie (hoger) en Het Gerecht (lagere instantie). Elk met rechters uit de lidstaten.
* **Taken**:
* **Vernietigingsberoep (art. 263 VWEU)**: Verzoek tot vernietiging van een bindende rechtshandeling van een EU-instelling wegens onwettigheid.
* **Verdragsschendingsprocedure (art. 258-260 VWEU)**: Vaststellen dat een lidstaat zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
* **Prejudiciële procedure**: Nationale rechters kunnen rechtsvragen over de interpretatie van EU-recht voorleggen aan het Hof.
* **Werking**: Gevestigd in Luxemburg. Uitspraken zijn bindend.
### 1.4 Europees recht
#### 1.4.1 Bevoegdheden van de EU
* **Attributiebeginsel (art. 5.2 VEU)**: De EU kan enkel handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld.
* **Residuaire bevoegdheden**: Blijven bij de lidstaten.
* **Soorten bevoegdheden**: Exclusieve bevoegdheden, gedeelde bevoegdheden (aanvullende, coördinerende) en ondersteunende bevoegdheden.
* **Subsidiariteitsbeginsel**: De EU treedt alleen op als de doelstellingen van een voorgesteld optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en dus beter op EU-niveau kunnen worden bereikt.
#### 1.4.2 Vormen van Europees recht
* **Primair Europees recht**: De verdragen (VEU, VWEU) en het Handvest van de Grondrechten.
* **Algemene beginselen**: Loyale samenwerking, attributie, subsidiariteit, evenredigheid, gelijkheid.
* **Secundair EU-recht**: Recht dat door de EU-instellingen wordt gemaakt (verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen, adviezen).
* **Verordeningen**: Algemeen, bindend en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.
* **Richtlijnen**: Gericht aan lidstaten, bindend t.a.v. het resultaat, moeten worden omgezet in nationale wetgeving.
* **Besluiten**: Bindend voor de adressaten.
#### 1.4.3 Wetgevingsprocedures
* **Gewone wetgevingsprocedure (medebeslissingsprocedure)**: Het Europees Parlement en de Raad treden op als medewetgevers. Dit is de meest voorkomende procedure.
* **Bijzondere wetgevingsprocedures**: Het Europees Parlement heeft een minder grote stem.
#### 1.4.4 Doorwerking van Europees recht
* **Voorrangsprincipe**: Europees recht heeft voorrang op nationaal recht (Costa vs. E.N.E.L.).
* **Directe werking**: Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op EU-regels om rechten te ontlenen en af te dwingen bij de nationale rechter (Van Gend & Loos).
* **Primair recht**: Soms directe werking, indien duidelijk en onvoorwaardelijk.
* **Verordeningen**: Altijd directe werking.
* **Besluiten**: Directe werking t.a.v. de adressaten.
* **Richtlijnen**: Directe werking mogelijk na het verstrijken van de omzettingstermijn en enkel tegenover de overheid (verticale directe werking).
#### 1.4.5 Harmonisering en wederzijdse erkenning
Harmonisering van wetgeving is cruciaal voor de interne markt. Bij gebrek aan harmonisatie geldt het beginsel van wederzijdse erkenning: lidstaten moeten elkaars wetgeving aanvaarden als gelijkwaardig.
### 1.5 De vier vrijheden
De vier vrijheden vormen de kern van de interne markt en zijn gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel.
* **Vrij verkeer van goederen (art. 28-37 VWEU)**: Geldt voor alle producten en goederen die het voorwerp kunnen zijn van handelstransacties.
* **Vrij verkeer van personen (art. 45-55 VWEU)**:
* **Vrij verkeer van werknemers**: Verbod op discriminatie op grond van nationaliteit in werkgelegenheid, beloning en arbeidsvoorwaarden.
* **Vrijheid van vestiging (art. 49 VWEU)**: Toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst (zelfstandigen, ondernemingen).
* **Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU)**: Van toepassing op commerciële dienstverlening, inclusief tijdelijke activiteiten en elektronische dienstverlening.
* **Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU)**: Verbod op alle beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer tussen lidstaten.
Belemmeringen van het vrij verkeer, zowel directe als indirecte discriminatie, zijn verboden. Uitzonderingen zijn mogelijk op basis van verdragsuitzonderingen of de 'rule of reason', mits aan aanvullende voorwaarden wordt voldaan (niet in strijd met secundaire wetgeving, daadwerkelijke bescherming van publiek belang, evenredigheidsbeginsel).
#### 1.5.1 Unieburgerschap (art. 20 VWEU)
Biedt rechten zoals gelijke behandeling, recht op verblijf en verplaatsing, actief en passief kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen, en recht op diplomatieke/consulaire bescherming.
* **Economisch actieve EU-burgers**: Ontlenen rechten aan vrij verkeer van werknemers en vestiging.
* **Economisch inactieve EU-burgers**: Kunnen ook rechten ontlenen aan het burgerschap, mits ze beschikken over ziektekostenverzekering en voldoende bestaansmiddelen.
* **Derdelanders**: Personen die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten. Hun rechten zijn vaak afgeleid van EU-burgers (familieleden) of gebaseerd op specifieke regelingen (vluchtelingen, hoger opgeleiden).
### 1.6 Mededingingsrecht
#### 1.6.1 Staatssteun (art. 107 VWEU)
Staatssteun is verboden indien het voldoet aan 5 cumulatieve voorwaarden:
1. Steunmaatregelen in welke vorm dan ook.
2. Bekostigd met staatsmiddelen.
3. Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteitseis).
4. Invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten (met de-minimisuitzondering van €200.000 over 3 jaar).
5. Vervalsen van de mededinging.
Europese subsidies vallen niet automatisch onder verboden staatssteun, maar de lidstaat kan indirect de regels schenden.
#### 1.6.2 Kartelverbod (art. 101 VWEU)
Het verbiedt overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en de concurrentie binnen de interne markt verstoren.
* **Hardcore kartels**: Afspraken met het doel de concurrentie uit te schakelen.
* **Uitzonderingen**: Artikel 101, lid 3 VWEU (bijdragen tot verbetering van productie/distributie, mits voordelen voor gebruikers en zonder onnodige beperkingen) en de de-minimisuitzondering (voor overeenkomsten met een klein gezamenlijk marktaandeel).
#### 1.6.3 Misbruik van machtspositie (art. 102 VWEU)
Verbod op het misbruiken van een machtspositie op de interne markt, bijvoorbeeld door het opleggen van onbillijke prijzen, beperken van productie, of toepassen van ongelijke voorwaarden. Een machtspositie wordt vaak beoordeeld op basis van marktaandeel en andere factoren.
### 1.7 De Raad van Europa en het EHRM
* **Raad van Europa**: Opgericht in 1949, een intergouvernementele organisatie met 46 leden, gericht op mensenrechten, democratie en rechtsstaat. Heeft eigen instellingen zoals het Ministercomité en de Parlementaire Vergadering.
* **Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)**: Een cruciaal verdrag dat burgerlijke en politieke rechten beschermt.
* **Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)**: Behandelt individuele en interstatelijke klachten over schendingen van het EVRM door de lidstaten. Uitspraken zijn bindend.
Het is cruciaal om de Europese Unie, de Raad van Europa en de Europese Raad strikt van elkaar te onderscheiden in termen van structuur, doelstellingen en rechtsinstrumenten.
---
# De Europese Unie: ontstaan, uitbreiding en verdieping
Hieronder vindt u een gedetailleerde studiehandleiding over het ontstaan, de uitbreiding en de verdieping van de Europese Unie.
## 2. De Europese Unie: ontstaan, uitbreiding en verdieping
Deze sectie bespreekt de historische ontwikkeling van de Europese Unie, de criteria en procedure voor toetreding van nieuwe lidstaten, de mogelijkheid tot uittreding met Brexit als voorbeeld, en de inhoudelijke verbreding van de EU-bevoegdheden.
### 2.1 Internationale context en de aard van internationale organisaties
Internationaal recht regelt afspraken tussen soevereine staten, vastgelegd in verdragen. Staatssoevereiniteit, de ultieme beslissingsbevoegdheid binnen een grondgebied, kan vrijwillig worden beperkt door overdracht aan internationale organisaties. Dit gebeurt met het oog op samenwerking en economische vooruitgang.
Internationale organisaties zijn er in twee vormen:
* **Intergouvernementele organisaties**: Hierbij wordt geen staatssoevereiniteit overgedragen. Staten blijven soeverein. Voorbeelden hiervan zijn de VN, OESO, NAVO, BENELUX, EVA en de Raad van Europa.
* **Supranationale organisaties**: Hierbij wordt wel staatssoevereiniteit overgedragen aan de organisatie, die daardoor boven de lidstaten staat. De Europese Unie is het meest prominente voorbeeld hiervan.
Verschillende Europese organisaties zijn relevant:
* **EVA (Europese Vrijehandelsassociatie)**: Opgericht in 1960 als alternatief voor de EEG. Bestaat momenteel uit Zwitserland, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.
* **EER (Europese Economische Ruimte)**: Een overeenkomst tussen de EU en de EVA-landen (m.u.v. Zwitserland) die deelname aan de interne markt mogelijk maakt zonder volledig EU-lidmaatschap.
* **Raad van Europa**: Een mensenrechtenorganisatie opgericht in 1949, met het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) als belangrijkste verwezenlijkingen. Deze organisatie heeft 46 leden, meer dan de EU.
### 2.2 Het ontstaan van de Europese Unie: vrede, stabiliteit en economische heropbouw
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond de drang naar vrede en stabiliteit, mede ingegeven door de verwoestende impact van de oorlog. De economische heropbouw verliep moeizaam, wat de noodzaak van samenwerking benadrukte, ondanks het bestaande wantrouwen tussen staten.
* **Schuman-verklaring (9 mei 1950)**: Beschouwd als de geboorteakte van de EU. De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, stelde een plan voor de oprichting van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) voor. Het idee was om de kolen- en staalproductie van Frankrijk en West-Duitsland te bundelen en te controleren, cruciaal voor zowel heropbouw als het voorkomen van toekomstige oorlogen.
* **EGKS-Verdrag (Verdrag van Parijs, 1951)**: Dit verdrag formaliseerde de oprichting van de EGKS met zes stichtende landen: België, Nederland, Luxemburg, Italië, West-Duitsland en Frankrijk. Dit was de start van een supranationaal project.
* **Verdrag tot oprichting van de EEG (Verdrag van Rome, 1957)**: Breidde de interne markt uit naar alle economische activiteiten, naast de bestaande EGKS.
* **Euratom-verdrag (1957)**: Specifieke bevoegdheden op het gebied van atoomenergie.
### 2.3 Territoriale uitbreiding van de EU
De EU heeft door de jaren heen aanzienlijke territoriale uitbreiding gekend via verschillende toetredingsgolven.
#### 2.3.1 Voorwaarden om toe te treden: de criteria van Kopenhagen
Om lid te worden van de EU, moet een kandidaat-land voldoen aan de criteria van Kopenhagen:
* **Politiek**: Stabiele instellingen die democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en de bescherming van minderheden garanderen.
* **Economisch**: Een functionerende markteconomie die de concurrentiedruk binnen de EU aankan.
* **Juridisch**: Het vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap te dragen door de volledige *acquis communautaire* (het geheel van EU-recht) over te nemen.
#### 2.3.2 Procedure voor toetreding
De procedure is langdurig en complex:
1. Een land dient een aanvraag in bij de Raad.
2. De Europese Commissie brengt een formeel advies uit.
3. De Raad beslist unaniem of het land een kandidaat-lidstaat wordt.
4. Formele opening van toetredingsonderhandelingen, waarbij voorwaarden en verplichtingen worden vastgelegd.
5. Definitieve sluiting van de onderhandelingen.
6. Goedkeuring door het Europees Parlement (met gewone meerderheid).
7. Besluit van de Raad (unaniem).
8. Ondertekening van het toetredingsverdrag door de kandidaat-lidstaat en alle lidstaten.
9. Ratificatie van het verdrag door alle lidstaten en de kandidaat-lidstaat.
### 2.4 Uittreding uit de EU: Brexit
Met het Verdrag van Lissabon (2009) werd artikel 50 VEU ingevoerd, dat de mogelijkheid biedt voor een lidstaat om de EU te verlaten.
#### 2.4.1 Procedure voor uittreding (Artikel 50 VEU)
1. Een lidstaat geeft kennis van zijn uittredingsvoornemen aan de Europese Raad.
2. De EU onderhandelt met deze staat over de voorwaarden van terugtrekking.
3. Het akkoord wordt namens de Unie gesloten door de Raad (met gekwalificeerde meerderheid) na goedkeuring door het Europees Parlement.
4. De verdragen zijn niet meer van toepassing op de staat vanaf de inwerkingtreding van het akkoord, of na twee jaar na de kennisgeving, tenzij de termijn unaniem wordt verlengd.
5. De betrokken lidstaat neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluiten van de Raad en de Europese Raad die hem betreffen.
6. Een teruggetrokken staat kan opnieuw lidmaatschap aanvragen via de standaard toelatingsprocedure.
Brexit, de uittreding van het Verenigd Koninkrijk, trad in werking op 31 januari 2020, gevolgd door een handelsakkoord op 24 december 2020.
### 2.5 Inhoudelijke verdieping van de EU
Naast territoriale uitbreiding heeft de EU ook een aanzienlijke inhoudelijke verdieping gekend, waarbij de EU meer bevoegdheden heeft verkregen en haar beslissingsmacht is toegenomen. Dit proces wordt gekenmerkt door de overdracht van bevoegdheden van lidstaten naar supranationale organen.
Belangrijke momenten in de inhoudelijke verdieping:
* **Verdrag van Maastricht (1992)**: Creëerde de EU als juridische entiteit met drie pijlers. Het legde de basis voor de interne markt en bepaalde het tijdsschema voor de invoering van de euro.
* **Verdrag van Amsterdam (1997)** en **Verdrag van Nice (2001)**: Brachten verdere wijzigingen en hervormingen met zich mee.
* **EU-grondwet en Verklaring van Berlijn (2004)**: Een poging om de EU-verdragen te harmoniseren, maar werd via referenda afgewezen.
* **Verdrag van Lissabon (2009)**: Een afgeslankte versie van de grondwet die onder andere het driepijlersysteem afschafte, de Europese Raad met een vaste voorzitter een sterkere rol gaf, en het Handvest van de Grondrechten bindend maakte.
#### 2.5.1 Bevoegdheden van de EU
De EU handelt op basis van het **attributiebeginsel**, wat betekent dat zij enkel bevoegdheden uitoefent die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toegekend. Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten.
Er zijn drie soorten bevoegdheden:
1. **Exclusieve bevoegdheden**: Enkel de EU kan wetgevend optreden (bv. douane-unie, monetair beleid voor de eurozone).
2. **Gedeelde bevoegdheden**: Zowel de EU als de lidstaten kunnen wetgevend optreden. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU dat niet doet (bv. interne markt, milieu). Hierbij is het **subsidiariteitsbeginsel** cruciaal: de EU treedt enkel op als de doelstellingen niet door de lidstaten zelf adequaat kunnen worden bereikt.
3. **Ondersteunende bevoegdheden**: De EU kan maatregelen nemen om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, coördineren of aanvullen, zonder de nationale wetgeving te harmoniseren.
#### 2.5.2 Vormen van Europees recht
* **Primair Europees recht**: De verdragen (VEU, VWEU) en het Handvest van de Grondrechten, en algemene beginselen (bv. loyale samenwerking, attributie, subsidiariteit, evenredigheid, gelijkheid).
* **Secundair EU-recht**: Wetgeving opgesteld door de EU-instellingen, zoals verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. Verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk, richtlijnen moeten worden omgezet in nationale wetgeving.
#### 2.5.3 Doorwerking van Europees recht
* **Voorrangsbeginsel**: Europees recht heeft voorrang op nationaal recht, zelfs op latere nationale wetgeving (Costa vs. E.N.E.L., 1964).
* **Directe werking**: Burgers kunnen zich rechtstreeks beroepen op EU-recht voor de nationale rechter, mits de bepalingen duidelijk, onvoorwaardelijk en geschikt zijn voor directe toepassing (Van Gend & Loos, 1963). Richtlijnen hebben enkel verticale directe werking (tegen de overheid) na het verstrijken van de omzettingstermijn.
### 2.6 De vier vrijheden en de interne markt
De interne markt is een ruimte zonder economische grenzen, gebaseerd op het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal.
* **Vrij verkeer van goederen**: Alle verhandelbare producten zijn in beginsel vrij verhandelbaar tussen lidstaten.
* **Vrij verkeer van personen**: Omvat werknemers, zelfstandigen, en via EU-burgerschap ook niet-economisch actieve personen en hun familieleden.
* **Vrij verkeer van diensten**: Geldt voor commerciële dienstverlening, zowel tijdelijk als permanent, en omvat het aanbieden en ontvangen van diensten.
* **Vrij verkeer van kapitaal**: Verbod op beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer tussen lidstaten.
Belemmeringen van deze vrijheden, zowel direct als indirect, zijn verboden, tenzij gerechtvaardigd door specifieke verdragsuitzonderingen of dwingende eisen van algemeen belang (rule of reason), mits de maatregelen evenredig en noodzakelijk zijn.
### 2.7 De instellingen van de Europese Unie
De EU beschikt over een complex institutioneel kader dat is ontworpen om de EU-bevoegdheden uit te voeren en de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De belangrijkste instellingen zijn:
* **Europese Raad**: Bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders, bepaalt de algemene politieke lijnen.
* **Europese Commissie**: De uitvoerende macht, met initiatiefrecht voor wetgeving en controlerende taken.
* **Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers)**: De wetgevende macht samen met het Europees Parlement, vertegenwoordigt de lidstaten.
* **Europees Parlement**: Vertegenwoordigt de burgers, medewetgever en controleert de Commissie.
* **Hof van Justitie van de EU**: Zorgt voor uniforme interpretatie en toepassing van het EU-recht.
### 2.8 De Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Raad van Europa is een intergouvernementele organisatie die losstaat van de EU. Het bevordert mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Het EVRM, met het EHRM als toezichthouder, is hierin een sleutelrol.
**Tip:** Maak een schema om de verschillende Europese instellingen (Europese Raad, Raad van de EU, Raad van Europa) en hun functies goed uit elkaar te houden. De termen kunnen verwarrend zijn.
**Tip:** Voor het tentamen is het cruciaal om de criteria van Kopenhagen, de procedure voor toetreding en uittreding (Art. 50 VEU), de beginselen van directe werking en voorrang, en de vier vrijheden met hun uitzonderingen goed te kennen. Oefen casusvragen om deze materie toe te passen.
---
# De instellingen van de Europese Unie en wetgevingsprocessen
Dit deel biedt een diepgaand overzicht van de instellingen van de Europese Unie en de procedures die leiden tot de totstandkoming van Europese wetgeving.
## 3. De instellingen van de Europese Unie en wetgevingsprocessen
De Europese Unie is een supranationale organisatie met een complex stelsel van instellingen die belast zijn met het uitvoeren van de bevoegdheden die door de lidstaten zijn overgedragen. Het wetgevingsproces binnen de EU is een cruciaal element dat bepaalt hoe de Unie opereert en haar doelstellingen nastreeft.
### 3.1 De Europese Raad
De Europese Raad, erkend als instelling sinds het Verdrag van Lissabon (2009), speelt een sleutelrol in het bepalen van de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de Unie.
* **Samenstelling:** Bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Europese Commissie. De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid neemt deel aan de werkzaamheden.
* **Voorzitter:** De permanente voorzitter, momenteel Antonio Costa, wordt voor een periode van tweeëneenhalf jaar gekozen en kan eenmaal herkozen worden.
* **Taken:**
* Voorzitten van de Europese Raad en het leiden van de beraadslagingen.
* Bevorderen van samenhang en consensus binnen de Unie.
* Rapportage aan het Europees Parlement.
* Externe vertegenwoordiging van de Unie.
* Het opstellen of wijzigen van verdragen (niet de hoofdtaak).
* Het vaststellen van beleidslijnen en prioriteiten.
* **Werking:** Vergadert minimaal vier keer per jaar in Brussel. Beslissingen worden bij consensus genomen.
### 3.2 De Europese Commissie
De Europese Commissie, de oudste instelling van de EU, is belast met het naleven van de EU-regels en het vertegenwoordigen van het algemeen EU-belang.
* **Ontstaan:** Voortgekomen uit de 'Hoge Autoriteit' van de EGKS, later hernoemd tot 'Europese Commissie' door het fusieverdrag.
* **Samenstelling:** Eén commissaris per lidstaat, gekozen op basis van competentie en Europese betrokkenheid. Zij treden onafhankelijk op.
* **Benoeming:** De voorzitter wordt voorgedragen door de Europese Raad en gekozen door het Europees Parlement. De Commissaris van de lidstaten worden voorgedragen door de lidstaten in samenspraak met de voorzitter, en ondergaan een verhoor en stemming door het Europees Parlement.
* **Taken:**
* **Wetgevende taak:** Bezit het recht van initiatief voor secundair EU-recht.
* **Controlerende taak:** Controleert de naleving van EU-regels door lidstaten en bedrijven. Treedt op als 'waakhond' van de EU en kan bij niet-naleving financiële sancties opleggen.
* **Uitvoerende taak:** Beheert de begroting, programma's en vertegenwoordigt de Unie in contracten met derde landen.
* **Werking:** Vergadert wekelijks, streeft naar consensus maar neemt beslissingen bij meerderheid. De vergaderingen zijn niet-openbaar. De Commissie is verantwoording schuldig aan het Europees Parlement.
### 3.3 De Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers)
De Raad van de Europese Unie, ook bekend als de Raad van Ministers, is een van de belangrijkste wetgevende instellingen.
* **Samenstelling:** Bestaat uit één minister per lidstaat, afhankelijk van het onderwerp waarover vergaderd wordt. Er zijn tien verschillende raadsformaties, waaronder de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken.
* **Voorzitterschap:** Roerend elke zes maanden, in trios, om continuïteit te waarborgen.
* **Taken:**
* **Wetgevingstaak:** Stelt wetgeving vast samen met het Europees Parlement.
* **Werking:** Vergadert meestal in Brussel, maar driemaal per jaar in Luxemburg. Vergaderingen zijn openbaar bij wetgevende activiteiten. Beslissingen worden genomen bij **gekwalificeerde meerderheid**, wat inhoudt:
* Minimaal 55% van de leden van de Raad (omvattende minimaal 15 lidstaten).
* Waarvan de bevolking minimaal 65% van de Europese bevolking uitmaakt.
* **Voorbereidend werk:** Het Coreper, een comité van ambtenaren van de lidstaten, werkt wetsvoorstellen uit.
* **Belangrijke nuance:** De Raad van Europa, de Europese Raad en de Raad van de EU moeten nauwkeurig uit elkaar gehouden worden.
### 3.4 Het Europees Parlement
Het Europees Parlement vertegenwoordigt de burgers van de EU en deelt de wetgevende en begrotingstaak met de Raad.
* **Ontstaan:** Opgericht bij het Verdrag van Rome (1957).
* **Samenstelling:** 720 parlementsleden, degressief vertegenwoordigd op basis van bevolkingsaantal (minimaal 6, maximaal 96 per lidstaat). Zit per politieke fractie.
* **Verkiezingen:** Om de vijf jaar vinden directe verkiezingen plaats, met uniforme verkiezingsprocedures, hoewel nationale verschillen mogelijk zijn.
* **Taken:**
* **Medewetgever:** Maakt samen met de Raad van de EU wetgeving.
* **Begroting:** Keurt samen met de Raad de begroting goed.
* **Politieke controle:** Controleert de Europese Commissie en andere EU-instellingen.
* **Werking:** Heeft 24 officiële talen. De officiële zetel is in Straatsburg, met plenaire vergaderingen daar twaalf keer per jaar. Beslissingen worden genomen bij quorum (minimaal 1/3 van de leden aanwezig) en absolute meerderheid. Het Parlement kan initiatieven van burgers ondersteunen die minimaal één miljoen handtekeningen uit minstens zeven lidstaten verzamelen.
### 3.5 De rol van nationale parlementen
Nationale parlementen spelen een rol in het EU-besluitvormingsproces via de controle op het **subsidiariteitsbeginsel**.
* **Subsidiariteitsbeginsel:** De EU treedt alleen op als EU-maatregelen beter zijn dan nationale maatregelen.
* **Procedure van vroegtijdige kennisgeving:** De Europese Commissie stelt nationale parlementen op de hoogte van wetsvoorstellen.
* **Gele en Oranjekaartprocedures:**
* **Gele kaart:** Indien ten minste 1/3 van de nationale parlementen (min. 9 landen) bezwaar maakt, moet de Commissie het voorstel herbekijken.
* **Oranjekaart:** Indien ten minste de helft van de landen (14 landen) bezwaar maakt, moet de Commissie haar beslissing motiveren indien zij het voorstel ongewijzigd wil behouden.
### 3.6 Het Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Hof van Justitie is de onafhankelijke instantie die het Europees recht uitlegt en geschillen beslecht.
* **Samenstelling:**
* **Het Hof (van Justitie):** 27 rechters (één per lidstaat) en advocaten-generaal.
* **Het Gerecht:** 54 rechters (twee per lidstaat), behandelt o.a. mededingingszaken, merkenrecht en zaken aangespannen door natuurlijke en rechtspersonen.
* **Taken:**
* **Vernietigingsberoep (art. 263 VWEU):** Verzoekt om de vernietiging van een bindende rechtshandeling van een EU-instelling wegens onwettigheid.
* **Verdragsschendingsprocedure (art. 258-260 VWEU):** Stelt vast of een lidstaat zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
* **Prejudiciële procedure:** Nationale rechters kunnen prejudiciële vragen stellen aan het Hof om de interpretatie van EU-recht te verduidelijken, wat zorgt voor uniforme uitlegging.
* **Werking:** Gevestigd in Luxemburg. Uitspraken zijn bindend.
### 3.7 De wetgevingsprocessen
Europese wetgeving tot stand komen via specifieke procedures.
#### 3.7.1 Bevoegdheden van de EU
De bevoegdheden van de EU zijn gebaseerd op het **attributiebeginsel** (art. 5.2 VEU): de EU kan alleen handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de verdragen zijn toebedeeld. Residuaire bevoegdheden blijven bij de lidstaten.
* **Soorten bevoegdheden:**
* **Exclusieve bevoegdheden (art. 2.1 VWEU):** Alleen de EU kan wetgevend optreden (bv. douane-unie, mededingingsregels voor de interne markt, monetair beleid voor eurolanden).
* **Gedeelde bevoegdheden (art. 2.2 VWEU):** Zowel de EU als de lidstaten kunnen wetgevend optreden. De EU oefent haar bevoegdheid uit, en de lidstaten oefenen deze weer uit als de EU dat niet doet (bv. interne markt, sociaal beleid, milieu). Hierbij is het **subsidiariteitsbeginsel** cruciaal.
#### 3.7.2 Vormen van Europees recht
* **Primair Europees recht:** De verdragen (VEU, VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de EU. Belangrijke beginselen zijn:
* Loyale samenwerking.
* Attributiebeginsel.
* Subsidiariteitsbeginsel.
* Evenredigheidsbeginsel.
* Gelijkheidsbeginsel.
* Beginselen gecreëerd door het Hof van Justitie (rechtsmisbruik, rechtszekerheid, effectiviteit).
* **Secundair Europees recht:** Wetgeving die door de EU-instellingen wordt aangenomen, bestaande uit vijf soorten rechtshandelingen (art. 288 VWEU):
* **Verordeningen:** Algemeen, bindend in al hun onderdelen, en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.
* **Richtlijnen:** Gericht aan de lidstaten, bindend inzake het resultaat, vereisen omzetting in nationale wetgeving.
* **Besluiten:** Bindend voor de specifieke adressaten.
* **Aanbevelingen en Adviezen:** Niet-bindend.
#### 3.7.3 Wetgevingsprocedures
* **Gewone wetgevingsprocedure (art. 294 VWEU):** Het standaardproces waarbij het Europees Parlement en de Raad van de EU, op voorstel van de Commissie, wetgeving aannemen. Dit proces omvat meerdere lezingen en een bemiddelingscomité indien nodig.
* **Bijzondere wetgevingsprocedures:** Worden gebruikt in specifieke gevallen, waarbij het Europees Parlement een minder prominente rol kan spelen.
#### 3.7.4 Harmoniseren en wederzijdse erkenning
* **Harmonisering:** Het EU-recht streeft ernaar wetgeving in lidstaten te uniformeren om de werking van de interne markt te optimaliseren.
* **Wederzijdse erkenning:** In afwezigheid van harmonisatie moeten lidstaten elkaars wetgeving aanvaarden als gelijkwaardig.
#### 3.7.5 Doorwerking van Europees recht
* **Voorrang:** Europees recht heeft voorrang op nationaal recht (Costa vs. E.N.E.L.).
* **Directe werking:** EU-regels kunnen burgers rechten en plichten verlenen die zij rechtstreeks kunnen inroepen voor de nationale rechter (Van Gend & Loos).
* **Verdragen:** Hebben soms directe werking indien ze duidelijk, onvoorwaardelijk en geschikt zijn voor directe werking.
* **Verordeningen en Besluiten:** Hebben steeds directe werking.
* **Richtlijnen:** Hebben directe werking nadat de omzettingstermijn is verstreken, maar enkel tegenover de overheid (verticale directe werking).
### 3.8 De vier vrijheden
De interne markt is gebaseerd op de vier vrijheden, die essentieel zijn voor economische integratie.
* **1. Vrij verkeer van goederen (art. 28-37 VWEU):** Slaat op alle producten en goederen die verhandelbaar zijn.
* **2. Vrij verkeer van personen (art. 45-55 VWEU):** Omvat werknemers, zelfstandigen en EU-burgers, inclusief niet-economisch actieven en hun familieleden. Dit recht wordt verder uitgewerkt door Richtlijn 2004/38/EG.
* **3. Vrij verkeer van diensten (art. 56-62 VWEU):** Geldt voor commerciële dienstverlening, zowel tijdelijk als duurzaam.
* **4. Vrij verkeer van kapitaal (art. 63-66 VWEU):** Verbod op beperkingen van kapitaal- en betalingsverkeer tussen lidstaten.
**Belangrijk:** Elke vrijheid kent specifieke bepalingen en kan uitzonderingen kennen, zoals de 'rule of reason' voor indirecte discriminatie en specifieke verdragsuitzonderingen.
### 3.9 Staatssteun en Kartelvorming
* **Staatssteun (art. 107 VWEU):** Steunmaatregelen door lidstaten die bepaalde ondernemingen bevoordelen en de mededinging vervalsen, zijn verboden, tenzij ze onder uitzonderingen vallen. Dit geldt indien de steun met staatsmiddelen wordt bekostigd, selectief is, de handel tussen lidstaten beïnvloedt en de mededinging vervalst.
* **Kartelvorming (art. 101 VWEU):** Afspraken tussen ondernemingen die concurrentie beperken, zoals prijsafspraken of marktverdeling, zijn verboden. Uitzonderingen zijn mogelijk onder artikel 101, lid 3 VWEU, indien de afspraak bijdraagt aan verbetering van productie of verdeling, en de voordelen de consumenten ten goede komen, zonder onnodige beperkingen.
* **Machtspositie (art. 102 VWEU):** Misbruik van een economische machtspositie op de interne markt is verboden. Dit omvat o.a. het opleggen van onbillijke prijzen of het beperken van productie.
### 3.10 De Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
* **Raad van Europa:** Een internationale organisatie (niet onderdeel van de EU) opgericht in 1949, met als doel het beschermen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Het heeft 46 leden. Belangrijkste instellingen zijn het Comité van Ministers en de Parlementaire Vergadering.
* **Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM):** Een sleutelverdrag van de Raad van Europa dat burgerlijke en politieke rechten garandeert.
* **Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM):** Behandelt klachten van individuen en staten tegen lidstaten van de Raad van Europa wegens schending van het EVRM. Uitspraken zijn bindend.
> **Tip:** Zorg ervoor dat je het onderscheid tussen de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie en de Raad van Europa perfect beheerst, aangezien dit een veelvoorkomende struikelblok is. Begrijp de supranationale aard van de EU in tegenstelling tot de intergouvernementele aard van de Raad van Europa.
---
# De vier vrijheden van de interne markt en het vrij verkeer van personen
Dit document biedt een gedetailleerde samenvatting van de vier fundamentele vrijheden van de interne markt van de Europese Unie, met een specifieke focus op het vrij verkeer van personen, burgerschap en verblijfsrechten.
## 4. De vier vrijheden van de interne markt en het vrij verkeer van personen
De interne markt van de EU is een economische ruimte zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd, wat bijdraagt aan vrede, welvaart en stabiliteit.
### 4.1 De basisprincipes van de vier vrijheden
De vier fundamentele vrijheden vormen de kern van de interne markt van de EU en zijn gebaseerd op het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit, zoals vastgelegd in primair EU-recht. Elke vrijheid heeft zijn eigen specifieke verdragsregime en invulling door het Hof van Justitie.
* **Vrij verkeer van goederen (artikelen 28-37 VWEU, artikel 110 VWEU):** Betreft alle producten en goederen die deel kunnen uitmaken van handelstransacties en een geldwaarde hebben. Dit omvat zowel fysieke als immateriële zaken die verhandeld kunnen worden, met uitzondering van illegale producten.
* **Vrij verkeer van personen (artikelen 45-55 VWEU):** Geeft burgers de mogelijkheid om vrij te reizen en te verblijven binnen de EU. Dit principe is uitgebreid van primair economisch actieve personen naar alle EU-burgers, mede door het EU-burgerschap. Het omvat werknemers, zelfstandigen en hun familieleden.
* **Vrij verkeer van diensten (artikelen 56-62 VWEU):** Is van toepassing op commerciële dienstverlening die gewoonlijk tegen een vergoeding geschiedt. Dit omvat de tijdelijke levering van diensten over de grens, het ontvangen van diensten in een andere lidstaat, en grensoverschrijdende diensten zonder fysieke verplaatsing van de dienstverlener of ontvanger. Overheidsdiensten vallen hier in beginsel buiten.
* **Vrij verkeer van kapitaal (artikelen 63-66 VWEU):** Verbod op alle beperkingen voor kapitaalverkeer, zoals investeringen in vastgoed, aandelen, en beleggingen in andere lidstaten, evenals beperkingen op betalingsverkeer tussen lidstaten.
### 4.2 Onderscheid en samenhang tussen de vier vrijheden
Hoewel de vier vrijheden distincte juridische regimes hebben, overlappen ze elkaar vaak in de praktijk. Het correcte onderscheid is cruciaal voor de toepassing van de juiste EU-regels:
* **Diensten versus goederen:** Goederen zijn tastbare, materiële zaken, terwijl diensten immaterieel van aard zijn. Bij complexe transacties (bv. elektriciteit, films, loterijbriefjes) bepaalt het Hof van Justitie welke vrijheid primair van toepassing is, vaak gebaseerd op het overheersende element (bv. de dienst achter een tastbaar product).
* **Diensten versus personen (vestiging):** Het tijdelijke karakter van werkzaamheden is kenmerkend voor diensten, terwijl duurzame economische activiteit onder het vrij verkeer van personen (vestiging) valt.
* **Werknemers versus zelfstandigen (vestiging):** Vrij verkeer van werknemers geldt voor loondienst, waarbij er een ondergeschiktheidsrelatie is. Vrijheid van vestiging geldt voor zelfstandigen en ondernemingen (natuurlijke en rechtspersonen).
* **Goederen versus kapitaal:** Kapitaal betreft financiële investeringen en betalingen, terwijl goederen materiële producten zijn die de grens oversteken.
### 4.3 Grensoverschrijdend aspect
Om een beroep te kunnen doen op een van de vier vrijheden, is een grensoverschrijdend element vereist. Zuiver interne aangelegenheden, waarbij slechts één lidstaat betrokken is, vallen buiten het toepassingsgebied van deze vrijheden.
### 4.4 Vormen van belemmeringen van het vrij verkeer
Alle maatregelen, zowel directe als indirecte, die het vrij verkeer van goederen, personen, diensten of kapitaal beperken of potentieel kunnen beperken, zijn verboden. Dit omvat zowel open discriminatie (maatregelen met een onderscheid op basis van nationaliteit) als verkapte/indirecte discriminatie (maatregelen die op het eerste gezicht neutraal lijken, maar een discriminerend effect hebben).
### 4.5 Uitzonderingen op het vrij verkeer
De rechten die voortvloeien uit de vier vrijheden zijn niet absoluut. Er zijn uitzonderingen mogelijk, die worden ingedeeld in:
* **Verdragsuitzonderingen:** Deze zijn expliciet vermeld in de EU-verdragen (bv. ter bescherming van openbare orde, veiligheid, volksgezondheid, of voor werkzaamheden in overheidsdienst). Deze kunnen zowel bij directe als indirecte discriminatie worden ingeroepen.
* **Rule of reason:** Deze uitzondering, ontwikkeld door het Hof van Justitie, staat beperkingen toe die gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang. Deze is enkel van toepassing bij indirecte discriminatie.
**Aanvullende voorwaarden voor uitzonderingen:**
Ongeacht de aard van de uitzondering, moeten de volgende aanvullende voorwaarden altijd vervuld zijn:
1. De maatregel mag niet in strijd zijn met secundaire EU-wetgeving (harmonisatiewetgeving).
2. De maatregel moet daadwerkelijk bijdragen aan de bescherming van een publiek belang (bv. consumentenbescherming, milieu, gezondheid).
3. De maatregel moet evenredig zijn, d.w.z. geschikt en noodzakelijk voor het bereiken van het nagestreefde doel, en er mag geen minder ingrijpend alternatief voorhanden zijn.
### 4.6 Vrij verkeer van personen: Categorieën en rechten
Het begrip "personen" onder het vrij verkeer van personen is breed en omvat verschillende categorieën, elk met specifieke rechten:
1. **Unieburgers:**
* **Economisch actieve Unieburgers:** Werknemers en zelfstandigen ontlenen rechten aan het vrij verkeer van werknemers en de vrijheid van vestiging.
* **Economisch inactieve Unieburgers:** Studenten, gepensioneerden en werklozen ontlenen rechten aan hun EU-burgerschap en de Richtlijn 2004/38/EG, mits zij ziektekostenverzekering hebben en over voldoende bestaansmiddelen beschikken.
* **Rechten van Unieburgers:** Recht op gelijke behandeling, recht op verblijf en verplaatsing binnen de EU, actief en passief kiesrecht bij Europese en gemeenteraadsverkiezingen, recht op diplomatieke/consulaire bescherming en recht om verzoekschriften in te dienen.
2. **Derdelanders:** Personen die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat bezitten.
* **Familieleden van Unieburgers:** Echtgenoten, geregistreerde partners, afstammelingen tot 21 jaar en ouders ten laste kunnen onder de Richtlijn 2004/38/EG afgeleide rechten ontlenen, waaronder reis- en verblijfsrechten.
* **Vluchtelingen, hogeropgeleiden, langdurig ingezetenen en overige derdelanders:** Deze groepen hebben specifieke verblijfs- en reisrechten, vaak gereguleerd door afzonderlijke richtlijnen en verordeningen (bv. Dublinverordening voor asielzoekers, Bluecardrichtlijn voor hogeropgeleiden, Schengenvisum).
### 4.7 Verblijfsrechten en Europees Burgerschap
* **Verblijfsrecht (< 3 maanden):** Alle EU-burgers en hun familieleden hebben het recht om vrij te reizen en kortstondig te verblijven, mits zij beschikken over een geldig reisdocument en geen onredelijke last vormen voor het sociale bijstandsstelsel.
* **Verblijfsrecht (> 3 maanden):** De voorwaarden variëren naargelang de categorie (economisch actief, inactief, familieleden). EU-burgers die economisch actief zijn, moeten hun activiteit daadwerkelijk uitoefenen. Economisch inactieve EU-burgers moeten beschikken over ziektekostenverzekering en voldoende bestaansmiddelen.
* **Duurzaam verblijfsrecht:** Na vijf jaar legaal verblijf in een andere lidstaat verkrijgen zowel EU-burgers als hun familieleden zelfstandige verblijfsrechten.
* **Afgeleide rechten via Hof van Justitie:** In specifieke situaties, met name wanneer een EU-burger zijn recht op vrij verkeer wil uitoefenen en zijn derdelandse echtgenoot/familielid niet mee kan reizen (bv. na terugkeer naar de lidstaat van herkomst van de EU-burger, of bij verzorgende derdelandse ouders van een minderjarig EU-kind), kan het Hof van Justitie via jurisprudentie (bv. arresten Singh, Chen, Zambrano, Dereci) verblijfsrechten toekennen op basis van artikelen 20 of 21 VWEU om de effectieve uitoefening van EU-burgerschap en fundamentele rechten te waarborgen.
### 4.8 Toepassing in casus
Bij het analyseren van casussen moet men de volgende stappen doorlopen:
1. Identificeer de betrokken personen en hun nationaliteit (EU-burger, derdelander, familielid).
2. Bepaal de aard van de activiteit (werknemer, zelfstandige, dienstverlener, investeerder, etc.).
3. Identificeer de relevante vrijheid(heden).
4. Toets de mogelijke belemmeringen aan de verdragsbepalingen en jurisprudentie.
5. Onderzoek of er uitzonderingen of rechtvaardigingsgronden van toepassing zijn.
---
**Disclaimer:** Deze studiehandleiding is een samenvatting en vervangt de originele documenten en verdragen niet. Het is essentieel om de originele bronnen te raadplegen voor een volledige en precieze interpretatie.
---
# Concurrentierecht: staatssteun en kartelvorming
Hieronder volgt een gedetailleerd studiehandleiding over "Concurrentierecht: staatssteun en kartelvorming", opgesteld in het Nederlands en conform de opgegeven instructies.
## 5. Concurrentierecht: staatssteun en kartelvorming
Dit onderwerp behandelt de Europese regelgeving met betrekking tot staatssteun en kartelvorming, inclusief de procedures en gevolgen van overtredingen.
### 5.1 Staatssteun
Staatssteun, indien niet correct toegepast, kan de concurrentie binnen de interne markt verstoren. Het verbod op staatssteun is een cruciaal onderdeel van het Europese mededingingsrecht, bedoeld om een gelijk speelveld te garanderen.
#### 5.1.1 De begrippen 'concurrentie' en 'onderneming'
Voor de toepassing van het mededingingsrecht zijn de definities van "concurrentie" en "onderneming" fundamenteel.
* **Concurrentie:** Een markt wordt als concurrerend beschouwd wanneer er sprake is van meerdere bedrijven die vergelijkbare producten of diensten aanbieden op een transparante markt, waardoor consumenten een geïnformeerde keuze kunnen maken. Verstooringen van de concurrentie, zoals door misbruik van een machtspositie, kartelvorming of staatssteun, zijn problematisch omdat consumenten en/of concurrenten er nadeel van ondervinden.
* **Onderneming:** Het Europese recht definieert een "onderneming" als elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm of financieringswijze. Een economische activiteit omvat het aanbieden van goederen of diensten op een markt. Activiteiten die behoren tot de kerntaken van de staat (typische overheidstaken) vallen hier niet onder.
#### 5.1.2 Het verbod op staatssteun
Artikel 107, lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) verbiedt staatssteun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen, voor zover deze de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Om van verboden staatssteun te spreken, moeten de volgende vijf cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1. **Steunmaatregelen in welke vorm dan ook:** Dit omvat subsidies, inbreng van activa, leningen zonder reële vergoeding, maar ook het niet hoeven betalen van belastingen of andere verplichtingen.
> **Voorbeeld:** Een renteloze lening van de overheid aan een bedrijf levert een voordeel op ter waarde van de rente die anders betaald zou moeten worden.
> **Voorbeeld:** Een zeer lage vennootschapsbelasting die een lidstaat aanbiedt aan een specifiek bedrijf kan beschouwd worden als staatssteun.
2. **Bekostigd met staatsmiddelen:** De steun moet gefinancierd worden met middelen van de staat of een publieke entiteit. Als de kosten direct op de consument worden afgewimpeld, kan dit als staatssteun worden beschouwd.
> **Tip:** Europese subsidies die rechtstreeks uit de EU-begroting komen, vallen in principe niet onder het verbod op staatssteun. Echter, wanneer deze subsidies door lidstaten worden doorgegeven en de lidstaat beslist over de toewijzing, kan dit indirect wel als verboden staatssteun worden beschouwd.
3. **Begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteitseis):** De steun mag niet algemeen zijn, maar moet gericht zijn op specifieke ondernemingen of producties.
> **Voorbeeld:** Een digitaleiseringspremie die enkel verleend wordt aan ondernemingen in een specifieke provincie is selectief. Een algemene premie voor alle bedrijven in een lidstaat is dat niet.
4. **Invloed op handelsverkeer tussen lidstaten:** De steun moet een effect hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten. Dit is het geval indien:
* Het bedrag van de steun een bepaalde drempel overschrijdt, zoals de *de-minimis*-drempel van € 200.000 over drie jaar per onderneming.
* De steun een grensoverschrijdend effect heeft of drempelwerking veroorzaakt. Dit is het geval als het begunstigde bedrijf concurreert met buitenlandse ondernemingen of als de steun de instroom van producten uit andere lidstaten bemoeilijkt.
> **Voorbeeld:** Een lokaal zwembad dat subsidie krijgt boven de *de-minimis*-drempel zal doorgaans geen grensoverschrijdend effect hebben als het enkel lokale inwoners bedient en niet concurreert met buitenlandse zwembaden.
5. **Vervalsen van de mededinging:** De steunmaatregel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, wat betekent dat de concurrentiepositie van de begunstigde onderneming wordt versterkt ten koste van concurrenten.
#### 5.1.3 Procedure en gevolgen van het verbod op staatssteun
Voorgenomen staatssteun, die boven de *de-minimis*-drempel valt, moet gemeld worden aan de Europese Commissie. De Commissie beoordeelt of de steun verenigbaar is met de interne markt. Tijdens het onderzoek is er een standstill-bepaling: de steun mag niet worden verleend totdat de Commissie een beslissing heeft genomen.
Indien staatssteun verboden is, kan de Commissie bevelen dat de steun wordt teruggevorderd van de begunstigde onderneming, eventueel met rente.
#### 5.1.4 Uitzonderingen en bijzondere gevallen
Ondanks hun mededingingsbeperkende effecten, kunnen bepaalde staatssteunmaatregelen gerechtvaardigd zijn. Artikel 107, leden 2 en 3 VWEU bieden hiervoor mogelijkheden:
* **Artikel 107, lid 2 VWEU:** Deze lidstaten mogen steun verlenen voor sociale maatregelen of om schade van natuurrampen te herstellen. De Commissie beoordeelt hier enkel of de maatregel binnen de betreffende categorie valt.
* **Artikel 107, lid 3 VWEU:** Hierin worden diverse categorieën van steun opgesomd die verenigbaar kunnen worden verklaard, zoals steun voor regionale ontwikkeling, innovatie of het milieu. De Commissie beoordeelt deze maatregelen inhoudelijk op hun opportuniteit.
### 5.2 Kartelvorming
Kartelvorming omvat afspraken tussen ondernemingen om de concurrentie uit te schakelen, wat vaak ten koste gaat van consumenten. Het mededingingsrecht bestrijdt deze praktijken om de interne markt te beschermen.
#### 5.2.1 Marktaandeel en relevante markt
Het bepalen van het marktaandeel van een onderneming is cruciaal voor de beoordeling van mededingingsrechtelijke zaken. Dit vereist een correcte afbakening van de relevante markt, zowel productmatig als geografisch.
* **Relevante productenmarkt:** Een verzameling producten of diensten die door consumenten als verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd, gebaseerd op kenmerken, prijzen en gebruiksdoel. De SSNIP-test (hypothetisch verhogen van de prijs) helpt bij het bepalen van substitueerbaarheid.
* **Relevante geografische markt:** Het gebied waarin een bedrijf actief is en waar de concurrentie plaatsvindt. Transportmogelijkheden en de opkomst van het internet spelen hierbij een grote rol.
> **Door-denker:** Een bedrijf dat wordt beschuldigd van een mededingingsrechtelijke overtreding heeft er belang bij te beargumenteren dat het zich op een brede, relevante markt bevindt, omdat dit zijn marktaandeel verkleint en daarmee zijn potentiële machtspositie.
#### 5.2.2 Het kartelverbod
Artikel 101 VWEU verbiedt overeenkomsten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en besluiten van ondernemingen die:
1. **Tussen ondernemingen:** Geldt voor alle entiteiten die een economische activiteit uitoefenen.
2. **De handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden:** De "geen merkbaar effect op de handel-regel" van de Commissie stelt drempelwaarden voor gezamenlijke marktaandelen (maximaal 5% voor horizontale overeenkomsten, 10% voor verticale overeenkomsten) en een maximale totale omzet (40 miljoen euro per onderneming).
3. **Het doel of het gevolg hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verstoord:** Dit kan gericht zijn op prijsafspraken, marktverdeling, of exclusieve leveringsclausules.
> **Hardcore kartels:** Afspraken met als **doel** de mededinging uit te schakelen worden door de EU streng bestraft. Ondernemingen gevestigd buiten de EU vallen hier ook onder indien ze actief zijn op de interne markt.
#### 5.2.3 Uitzonderingen op het kartelverbod
Hoewel het kartelverbod in beginsel absoluut is, bestaan er uitzonderingen gebaseerd op drie rechtsgronden:
1. **Artikel 101, lid 3 VWEU:** Deze uitzondering is van toepassing op overeenkomsten die bijdragen tot verbetering van de productie of distributie, of tot technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de voordelen de gebruikers ten goede komt en de beperkingen niet onmisbaar zijn voor het bereiken van deze doelen.
> **Voorbeeld:** Luchtvaartmaatschappijen die afspraken maken over het delen van vliegtuigen om lege vluchten te vermijden, kunnen dit rechtvaardigen als de kostenbesparing wordt doorberekend in de ticketprijs.
2. ***De-minimis*-uitzondering:** Overeenkomsten tussen bedrijven met een klein gezamenlijk marktaandeel worden geacht geen significante mededingingsverstorende effecten te hebben. De Commissie hanteert hiervoor specifieke drempelwaarden.
> **Tip:** Dit is de meest gebruikte uitzondering en geldt vooral voor overeenkomsten die niet als "hardcore kartel" worden beschouwd.
3. **Verordeningen:** Specifieke verordeningen kunnen uitzonderingen creëren, maar deze zijn niet opgenomen in de algemene verdragen en kunnen wijzigen.
#### 5.2.4 Procedure en gevolg van belemmering mededinging
Overeenkomsten die onder het kartelverbod vallen, zijn **absoluut nietig** (*ex tunc*). De Europese Commissie kan zware boetes opleggen, berekend op basis van het marktaandeel en de duur van de overtreding.
* **Clementiebeleid:** De Commissie kent boete-vermindering of -kwijtschelding toe aan de eerste onderneming die een kartel aanbrengt ("klokkenluider"). Dit beleid is gericht op het aanwakkeren van wantrouwen tussen kartelleden.
---
Dit studieonderdeel raakt ook aan de definitie van "onderneming" en "concurrentie", de procedurele aspecten rondom staatssteunmeldingen, de vier vrijheden van het EU-recht (goederen, personen, diensten, kapitaal), en het belang van de interne markt. De volgende secties zullen dieper ingaan op specifieke aspecten van deze bredere materie.
---
# De Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Dit onderdeel behandelt de structuur en doelstellingen van de Raad van Europa, evenals het Europees Verdrag voor de Mensenrechten en de werking van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
## 6. De Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Raad van Europa is een internationale organisatie gericht op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, en is distinct van de Europese Unie. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is een centraal instrument binnen deze organisatie, en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ziet toe op de naleving ervan.
### 6.1 De Raad van Europa
#### 6.1.1 Oprichting en doelstellingen
* **Oprichting:** Opgericht op 5 mei 1949 door tien stichtende leden middels het Verdrag van Londen. De zetel is gevestigd in Straatsburg, Frankrijk.
* **Leden:** Momenteel telt de Raad van Europa 46 lidstaten, met daarenboven waarnemende leden zoals Vaticaanstad, de Verenigde Staten en Canada. Deze waarnemers mogen deelnemen aan vergaderingen, maar hebben geen stemrecht.
* **Doelstellingen:**
* Bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat.
* Bevordering van bewustwording en ontwikkeling op deze gebieden.
* **Karakter:** De Raad van Europa is een intergouvernementele organisatie, wat betekent dat lidstaten geen soevereiniteit overdragen aan de organisatie.
* **Officiële talen:** Frans en Engels.
#### 6.1.2 Instellingen binnen de Raad van Europa
* **Het Ministercomité:**
* Samengesteld uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten.
* Fungeert als beslissend orgaan, bevoegd voor het toelaten van nieuwe leden, het aannemen van verdragen en het toezicht houden op de naleving van beslissingen.
* **De Parlementaire Vergadering:**
* Telt 306 leden die door de nationale parlementen worden benoemd.
* Komt vier keer per jaar bijeen.
* Brengt aanbevelingen uit en fungeert als een denktank voor nieuwe ideeën en verdragen, maar heeft geen beslissingsbevoegdheid.
* **Het Congres van Lokale en Regionale Overheden:**
* Een overlegorgaan dat de lokale en regionale overheden vertegenwoordigt.
* **Het Secretariaat:**
* De administratieve dienst van de Raad van Europa, bestaande uit ongeveer 2.000 leden en medewerkers.
#### 6.1.3 Belangrijke verdragen
De Raad van Europa heeft meer dan 220 verdragen en conventies opgesteld, waaronder:
* Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (1950): Beschermt burgerlijke en politieke rechten.
* Europees Sociaal Handvest (1961): Beschermt sociaal-economische rechten.
* Europees Verdrag ter voorkoming van foltering (1987).
* Kaderverdrag inzake bescherming van minderheden (1994).
* Europees Kinderrechtenverdrag (1996).
#### 6.1.4 Toelatingseisen voor lidmaatschap
De belangrijkste eisen voor lidmaatschap van de Raad van Europa zijn:
* Geografische ligging in Europa (hoewel sommige leden daar grotendeels buiten vallen).
* Het tekenen en bekrachtigen van het EVRM.
* Het tekenen en bekrachtigen van het Europees Sociaal Handvest van 1961.
* Het tekenen en bekrachtigen van het Europees folterverdrag van 1987.
* Volledige afschaffing van de doodstraf (hoewel niet alle bestaande leden dit reeds hebben doorgevoerd).
### 6.2 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
Het EVRM is een internationaal verdrag waarbij de lidstaten zich verbinden tot het waarborgen van fundamentele burgerlijke en politieke rechten voor iedereen binnen hun rechtsgebied. De bescherming geldt voor iedereen die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, inclusief vluchtelingen.
#### 6.2.1 Kenmerken van de rechten in het EVRM
* **Niet absoluut:** Veel rechten zijn niet absoluut en kennen uitzonderingsmogelijkheden, die vaak reeds in de verdragsartikelen zelf zijn vermeld (bv. art. 8 en 15 EVRM).
* **Voorwaarden voor beperkingen (bv. art. 8 EVRM):**
* De inmenging moet wettelijk zijn vastgelegd.
* De inmenging moet een legitiem doel dienen (bv. nationale veiligheid, bescherming van de gezondheid, rechten van anderen).
* De inmenging moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving (proportionaliteit en pertinentie).
* **Appreciatiebevoegdheid van lidstaten:** In bepaalde gevallen (bv. homohuwelijk) hebben lidstaten enige beoordelingsruimte bij de implementatie van rechten.
#### 6.2.2 Rechtsbescherming
* **Nationale rechter:** Het eerste aanspreekpunt voor rechtsbescherming is de nationale rechter. EU-recht heeft directe werking en kan door de nationale rechter worden toegepast.
* **Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM):**
* **Aanvraagtypen:** Individuele aanvragen (door burgers) en interstatelijke aanvragen (door lidstaten). Individuele aanvragen komen het meest voor.
* **Verweerder:** Altijd een van de 46 lidstaten.
* **Ontvankelijkheidseisen:**
* Alle nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput.
* De aanvraag moet binnen vier maanden na de definitieve nationale beslissing worden ingediend.
* De aanvraag mag niet anoniem zijn.
* De aanvraag moet betrekking hebben op verdragsbepalingen.
* Er moet sprake zijn van een belangrijk en ernstig nadeel voor de verzoeker.
* **Samenstelling:** Een permanent rechtscollege met één rechter per lidstaat. Rechters worden benoemd voor een niet-hernieuwbare ambtstermijn van negen jaar. Er zijn kamers van 1, 3 of 7 rechters, en een Grote Kamer van 17 rechters voor beroepen of specifieke zaken.
* **Procedure:** Aanvraag, ontvankelijkheid, uitspraak ten gronde (schending of niet-schending). De procedure is laagdrempelig en gratis.
* **Beslissingen:** Bindend, inclusief de toekenning van een billijke vergoeding. Het Ministercomité houdt toezicht op de uitvoering van de beslissingen.
* **Prejudiciële procedure:** Sinds 1 augustus 2018 mogelijk, waardoor nationale rechters prejudiciële vragen kunnen voorleggen aan het EHRM voor een uniforme interpretatie van het verdrag.
### 6.3 Vergelijking tussen de Raad van Europa en de Europese Unie
Het is cruciaal om de Raad van Europa te onderscheiden van andere Europese instellingen:
* **De Raad van Europa:** Geen deel van de EU, zetel in Straatsburg, 46 leden, primair gericht op mensenrechten via EVRM en EHRM. Intergouvernementeel van aard.
* **De Europese Raad:** Bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders, bepaalt algemene politieke lijnen maar keurt geen wetgeving goed.
* **De Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers):** Bestaat uit ministers van lidstaten, keurt wetgeving goed samen met het Europees Parlement. Supranationaal van aard.
**Tabel: Supranationaliteit vs. Intergouvernementeel**
| Kenmerk | Supranationaliteit (bv. EU) | Intergouvernementeel (bv. Raad van Europa) |
| :---------------------- | :-------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------ |
| **Organen** | Onafhankelijke organen | Organen met vertegenwoordigers van lidstaten |
| **Besluitvorming** | Beslissingen op basis van meerderheid van stemmen | Beslissingen op basis van unanimiteit (veto's mogelijk) |
| **Handhaving/Jurisdictie** | Verschillende ordehandhaving, bindende jurisdictie | Geen bindende jurisdictie tenzij aanvaarding van gerechtelijke autoriteit |
| **Rechtsorde** | Akkoorden zijn bindend, hebben voorrang op nationale wet | Akkoorden moeten geratificeerd worden, maken niet automatisch deel uit van nationale rechtsorde |
**Tabel: Vergelijking EU en Raad van Europa**
| Kenmerk | Europese Unie | Raad van Europa |
| :---------------------- | :------------------------------------------------------ | :------------------------------------------------------------------------ |
| **Aantal lidstaten** | 27 | 46 |
| **Bevolking** | ca. 500 miljoen | ca. 800 miljoen |
| **Oprichtingsdatum** | 1951 | 1949 |
| **Instellingen/organen**| Europese Raad, Raad van de EU, Europese Commissie, Europees Parlement, Hof van Justitie | Comité van Ministers, Parlementaire Vergadering, Congres Lokale/Regionale Overheden |
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Staatssoevereiniteit | Het principe dat een staat de ultieme beslissingsbevoegdheid heeft binnen zijn eigen grondgebied en de enige entiteit is die regelgeving kan opstellen, zonder externe inmenging. |
| Intergouvernementele organisaties | Internationale organisaties waarbij de lidstaten soevereiniteit behouden en beslissingen meestal op basis van unanimiteit worden genomen, met weinig of geen overdracht van bevoegdheden. |
| Supranationale organisaties | Internationale organisaties waarbij lidstaten een deel van hun soevereiniteit overdragen aan de organisatie, die daardoor boven de lidstaten staat en beslissingen kan nemen met meerderheid van stemmen. |
| Criteria van Kopenhagen | Drie politieke, economische en juridische voorwaarden waaraan kandidaat-lidstaten moeten voldoen om lid te worden van de Europese Unie. |
| Acquis communautaire | De totale hoeveelheid EU-recht, inclusief verdragen, verordeningen, richtlijnen en jurisprudentie, die kandidaat-lidstaten moeten overnemen om lid te kunnen worden. |
| Brexit | Het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de Europese Unie te verlaten, geïnitieerd door een referendum in 2016 en formeel afgerond met de inwerkingtreding van artikel 50 VEU. |
| Attributiebeginsel | Het principe dat de Europese Unie enkel bevoegdheden mag uitoefenen die expliciet aan haar zijn toegedeeld door de lidstaten in de verdragen. |
| Subsidiariteitsbeginsel | Het principe dat beslissingen op EU-niveau alleen genomen mogen worden als de doelstellingen van een voorgenomen optreden niet voldoende door de lidstaten zelf kunnen worden bereikt, en beter op EU-niveau kunnen worden bereikt. |
| Evenredigheidsbeginsel (Proportionaliteitsbeginsel) | Het principe dat het optreden van de EU niet verder mag gaan dan wat noodzakelijk is om de doelstellingen van de verdragen te bereiken; het gekozen middel moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel. |
| Directe werking (Doorwerking) | Het principe dat burgers zich rechtstreeks kunnen beroepen op bepaalde bepalingen van EU-recht voor de nationale rechter, en rechten daaraan kunnen ontlenen en die kunnen afdwingen. |
| Prioriteitsbeginsel (Voorrang) | Het principe dat EU-recht voorrang heeft op nationaal recht, zelfs indien het nationale recht van latere datum is. |
| Vrije verkeer van goederen | Het principe dat de lidstaten geen invoer- of uitvoerrechten, of heffingen met gelijkwaardig effect, mogen instellen voor producten die tussen de lidstaten worden verhandeld. |
| Vrij verkeer van personen | Het recht van Unieburgers om vrij te reizen en zich te vestigen binnen het grondgebied van de lidstaten, wat zowel werknemers, zelfstandigen als hun familieleden omvat. |
| Vrijheid van vestiging | Het recht voor burgers van de ene lidstaat om een economische activiteit uit te oefenen in een andere lidstaat op dezelfde voorwaarden als de nationale onderdanen, zonder belemmeringen. |
| Vrij verkeer van diensten | Het recht om grensoverschrijdend diensten aan te bieden of te ontvangen in een andere lidstaat, mits deze diensten gewoonlijk tegen vergoeding worden verricht. |
| Vrij verkeer van kapitaal | Het verbod op alle beperkingen van het kapitaalverkeer en betalingsverkeer tussen de lidstaten, wat investeringen en financiële transacties mogelijk maakt. |
| Staatssteun | Steun die door een lidstaat of uit staatsmiddelen wordt verleend in welke vorm ook, die bepaalde ondernemingen of producties begunstigt en de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen. |
| Kartel | Een overeenkomst of onderling afgestemd feitelijk gedrag tussen ondernemingen met als doel of gevolg de concurrentie op de interne markt te verstoren, zoals prijsafspraken of marktverdeling. |
| Machtspositie | Een economische positie die een onderneming in staat stelt zich onafhankelijk van concurrenten, afnemers en uiteindelijk consumenten te gedragen op een relevante markt. |
| Misbruik van machtspositie | Het onrechtmatig uitoefenen van een economische machtspositie, bijvoorbeeld door het opleggen van onbillijke prijzen, het beperken van productie of het toepassen van ongelijke voorwaarden. |
| Raad van Europa | Een internationale organisatie die zich richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, met een veel breder lidmaatschap dan de EU. |
| Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) | Een internationaal verdrag dat fundamentele burgerlijke en politieke rechten waarborgt voor iedereen binnen het rechtsgebied van de lidstaten van de Raad van Europa. |
| Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) | Een internationaal rechtscollege dat toeziet op de naleving van het EVRM en uitspraken doet over schendingen van de mensenrechten door de lidstaten. |
| Unieburger | Iedere persoon die de nationaliteit van een van de lidstaten van de Europese Unie bezit; dit geeft recht op specifieke rechten binnen de EU. |
| Derdelanders | Personen die niet de nationaliteit van een van de lidstaten van de EU bezitten, maar die wel bepaalde rechten kunnen ontlenen aan EU-recht, met name familieleden van Unieburgers. |