Cover
Zacznij teraz za darmo Internationaal publiekrecht notities.docx
Summary
# Bronnen van internationaal recht
Dit onderwerp behandelt de verschillende formele en informele rechtsbronnen binnen het internationaal publiekrecht, met speciale aandacht voor verdragen, gewoonterecht en algemene rechtsbeginselen.
## 1. Bronnen van internationaal recht
### 1.1 Algemeen
Internationaal publiekrecht kent geen centraal wetgevend orgaan, waardoor de bronnenleer cruciaal is. Het recht ontstaat voornamelijk uit de wil van soevereine staten.
### 1.2 Bronnen algemeen
De primaire bronnen van internationaal recht worden traditioneel beschouwd als:
* Verdragen
* Internationaal gewoonterecht
Secundaire bronnen omvatten:
* Algemene rechtsbeginselen
* Rechtspraak en rechtsleer
Naast de bronnen die expliciet in artikel 38 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof worden genoemd, zijn ook rechtshandelingen en besluiten van internationale organisaties en eenzijdige rechtshandelingen van staten relevant.
### 1.3 Bronnen hiërarchie
Hoewel het internationaal recht primair een decentrale rechtsorde is die voortbouwt op de wil van soevereine staten, zijn er toch vormen van hiërarchie:
* **Primaire vs. Secundaire bronnen:** Secundaire bronnen zoals rechtspraak en rechtsleer dienen vaak ter interpretatie of aanvulling van primaire bronnen. De eigen rechtspraak van internationale hoven, zoals het Internationaal Gerechtshof (IGH), wordt echter als zeer gezaghebbend beschouwd.
* **Jus cogens:** Deze normen worden door de internationale gemeenschap als geheel aanvaard als regels waarvan niet mag worden afgeweken (bijvoorbeeld het verbod op genocide). Regels van jus cogens primeren boven andere bronnen.
* **VN-Handvest:** Artikel 103 van het VN-Handvest bepaalt dat verplichtingen onder het Handvest primeren boven verplichtingen uit andere internationale verdragen. Artikel 25 HVN, dat de bindende kracht van besluiten van de Veiligheidsraad bepaalt, versterkt de hiërarchie van het VN-Handvest.
* **Verdragen en gewoonterecht:** In principe bestaat er geen hiërarchie tussen verdragen en gewoonterecht. De verhouding wordt bepaald door de regels van `lex posterior` (latere regel gaat voor) en `lex specialis` (specifieke regel gaat voor op algemene regel). In de praktijk wordt echter vaak meer waarde gehecht aan verdragen vanwege hun precieze en geschreven aard.
### 1.4 Gewoonte
Internationaal gewoonterecht ontstaat spontaan uit de praktijk en de rechtsovertuiging van staten.
#### 1.4.1 Constitutieve bestanddelen
Volgens het Statuut van het IGH (artikel 38) vereist gewoonterecht twee elementen:
1. **Praktijk (usus of staatsgedrag):** Een algemene, consistente en uniforme gedraging van staten.
2. **Opinio juris sive necessitatis:** De overtuiging dat deze gedraging juridisch verplichtend is.
#### 1.4.2 Praktijk
De praktijk kan afgeleid worden uit geldige gedragingen van subjecten van internationaal recht. Dit omvat zowel actieve handelingen als nalaten (stilzwijgen, niet protesteren). De praktijk kan zich manifesteren in internationale betrekkingen (diplomatieke verklaringen) en in nationale rechtspraak die internationaal recht toepast.
* **Algemeenheid:** De praktijk moet algemeen verspreid zijn, niet noodzakelijk universeel. Niet alle staten hoeven op dezelfde manier bij te dragen.
* **Duur:** De praktijk moet over een zekere duur worden aangehouden.
* **Constantie en Uniformiteit:** Gedragingen moeten over het algemeen consistent zijn. Afwijkende gedragingen worden doorgaans als schendingen beschouwd, niet als indicaties van een nieuwe regel, tenzij de staat zich beroept op een uitzondering die de regel erkent. Als een staat zich gedraagt in strijd met een regel en daarbij een uitzondering aanvoert, bevestigt dit het bestaan van de regel.
#### 1.4.3 Opinio juris
Dit is de psychologische component: de overtuiging dat men zich op een bepaalde manier gedraagt omdat dit juridisch verplicht is. Het vaststellen van de subjectieve intentie is lastig. De praktijk van staten, zoals genomen besluiten door de Algemene Vergadering van de VN, kan een uiting zijn van opinio juris. Echter, het loutere feit dat een staat zich niet verzet tegen een bepaalde praktijk of een verdrag ratificeert, betekent niet automatisch dat er opinio juris is. Motieven kunnen ook politiek of opportunistisch zijn. Staten die immuniteit claimen, bevestigen daardoor de opinio juris van het bestaan van een recht op immuniteit.
#### 1.4.4 Tegenstelbaarheid
De tegenstelbaarheid van gewoonterecht aan staten kan variëren. Een staat die zich vanaf het begin van de ontwikkeling van een gewoonte consequent verzet, kan zich beschouwen als een 'persistent objector' en is mogelijk niet gebonden door die gewoonte, tenzij het gaat om jus cogens normen. Gewoonterecht wordt vaak gecodificeerd in verdragen, wat leidt tot meer rechtszekerheid maar minder soepelheid. Codificatie kan ook het risico van stilzwijgen met zich meebrengen.
### 1.5 Algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen zijn, zoals genoemd in artikel 38(1)(c) van het Statuut van het IGH, "de algemene rechtsbeginselen die door de beschaafde staten worden erkend". Deze bron vult hiaten in het recht op en wordt vaak afgeleid uit vergelijking van nationale rechtsstelsels.
* **Spontane bron:** Net als gewoonte, ontstaat het vaak onbewust.
* **Suppletieve functie:** Algemene rechtsbeginselen worden toegepast wanneer er geen specifieke regel van verdragsrecht of gewoonterecht bestaat.
* **Selectie:** Niet elk rechtsbeginsel uit nationale rechtsordes is overdraagbaar naar internationaal recht. Het moet een fundamenteel rechtsbeginsel zijn, zoals goede trouw, rechtsmisbruik, redelijkheid, estoppel (rechtsverwerking), en nemo auditur (niemand wordt gehoord als hij uit eigen onrecht handelt).
* **Rol van arbiters:** De identificatie en toepassing ervan kan variëren afhankelijk van de rechtsopvatting van de bevoegde arbiters of rechters. De analyse van `estoppel` vereist een gedraging van een staat die bij de andere staat de indruk wekt van een bepaald recht of een bepaalde situatie, waarna de eerste staat daar niet meer op mag terugkomen indien dit schade berokkent aan de andere staat.
### 1.6 Verdragen
Verdragen zijn de meest expliciete en gebruikte bron van internationaal recht. Ze vormen het "contractenrecht" van de internationale rechtsorde. De Weense Verdragenrechtconventies (WVV) uit 1969 en 1986 (voor IO's) zijn grotendeels codificaties van gewoonterecht.
* **Toepassingsgebied:** Verdragen zijn in principe alleen bindend voor de staten die partij zijn bij het verdrag, tenzij het gewoonterecht codificeert of er sprake is van `erga omnes` verplichtingen. Ze moeten schriftelijk zijn en onderworpen aan het internationaal publiekrecht.
* **Sluiten en inwerkingtreding:** Dit omvat de vertegenwoordiging van de staat (volmacht, trojka van staatshoofd, regeringsleider, minister van Buitenlandse Zaken), de procedure tot instemming (ondertekening, ratificatie) en de inwerkingtreding.
* **Voorbehouden en interpretatieve verklaringen:** Voorbehouden zijn eenzijdige verklaringen om de rechtsgevolgen van een verdrag te wijzigen ten aanzien van de staat die het voorbehoud maakt. Ze zijn enkel toegestaan bij multilaterale verdragen en mogen niet in strijd zijn met het voorwerp en doel van het verdrag. Interpretatieve verklaringen kunnen soms als 'versluierde' voorbehouden fungeren.
* **Naleving, toepassing en interpretatie:** Het beginsel `pacta sunt servanda` (verdragen moeten worden nagekomen) is centraal (art. 26 WVV). Staten mogen zich niet op hun nationaal recht beroepen om internationale verplichtingen te ontkomen (art. 27 WVV). Verdragen werken territoriaal (art. 29 WVV) en hebben geen terugwerkende kracht (art. 28 WVV), tenzij anders bepaald. De interpretatie van verdragen volgt hoofdregels zoals te goeder trouw, de gewone betekenis van de termen, in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag (art. 31 WVV).
* **Amendement en wijziging:** Verdragen kunnen worden gewijzigd, ook tussen slechts enkele partijen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (art. 41 WVV).
* **Ongeldigheid, beëindiging:** Gronden voor ongeldigheid (bijv. strijd met jus cogens, dwang) en beëindiging zijn in de WVV vastgelegd.
### 1.7 Eenzijdige rechtshandelingen
Eenzijdige rechtshandelingen van staten, zoals verklaringen door bevoegde vertegenwoordigers, kunnen juridisch bindende verplichtingen creëren indien zij helder en specifiek zijn geformuleerd en de intentie tot het scheppen van een rechtsgevolg blijkt.
* **ILC Guiding Principles:** De Commissie heeft richtlijnen opgesteld voor de beoordeling van de bindende kracht van eenzijdige verklaringen. Belangrijk hierbij zijn de bevoegde persoon, de helderheid van de verklaring en de context waarin deze werd geuit.
* **IGH, Nuclear Test Cases:** Verklaringen van de Franse president en minister van Buitenlandse Zaken werden als bindend beschouwd, ondanks het ontbreken van specifieke toelating of een algemeen verbod.
* **IGH, Access to the Pacific Ocean:** Chileense verklaringen werden niet als juridisch bindend beschouwd, maar als een bereidheid tot onderhandelingen.
### 1.8 Handelingen van internationale organisaties
Besluiten en resoluties van internationale organisaties (IO's) zijn een bron van internationaal recht, hoewel zelden intrinsiek bindend voor staten, behalve in specifieke gevallen zoals de Veiligheidsraad die optreedt krachtens Hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Ze kunnen echter bijdragen aan de ontwikkeling van gewoonterecht of dienen als afgeleid verdragsrecht.
* **Soft Law:** Dit zijn niet-bindende instrumenten die flexibeler zijn dan verdragen en kunnen bijdragen aan de concretisering van hard law of de ontwikkeling van gewoonterecht, ondanks hun niet-juridische status. Ze kunnen juridische gevolgen hebben door politieke druk of door het beïnvloeden van de interpretatie van bindende regels.
---
## 2. Subjecten van internationaal recht
### 2.1 Algemeen
Subjecten van internationaal recht zijn dragers van rechten en plichten in de internationale rechtsorde. Dit omvat zowel de staten, die de primaire normmakers zijn, als afgeleide subjecten zoals internationale organisaties, volkeren en individuen. Ook niet-statelijke actoren zoals NGO's en bedrijven spelen een rol.
### 2.2 De Staat
De staat is het primaire subject van internationaal recht. De constitutieve bestanddelen van een staat omvatten een territorium, een bevolking, een regering en soevereiniteit. De staat is soeverein en onafhankelijk. De erkenning door andere staten speelt een belangrijke, zij het controversiële, rol in het feitelijk bestaan van een staat in de internationale gemeenschap.
### 2.3 Internationale organisaties
Internationale organisaties worden door staten opgericht, meestal via een verdrag. Zij bezitten rechtspersoonlijkheid en hebben vaak impliciete bevoegdheden die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken.
### 2.4 Volkeren en individuen
Volkeren, met name onder koloniale heerschappij, hebben een recht op zelfbeschikking. Individuen worden steeds meer erkend als dragers van rechten en plichten, met name op het gebied van mensenrechten en internationaal strafrecht.
---
## 3. Aansprakelijkheid
### 3.1 Staatsaansprakelijkheid
Staatsaansprakelijkheid ontstaat uit een onrechtmatige gedraging (doen of nalaten) die toerekenbaar is aan de staat en een schending inhoudt van een internationale rechtsplicht. De toerekenbaarheid wordt bepaald door internationaal recht, waarbij gedragingen van staatsorganen, entiteiten die overheidsgezag uitoefenen, en onder controle van de staat staande personen, aan de staat worden toegerekend.
* **Onrechtmatige gedraging:** Een handeling of nalaten in strijd met een internationale rechtsplicht.
* **Toerekening:** Gedragingen van staatsorganen (ongeacht hun positie), personen die overheidsgezag uitoefenen, onder controle van de staat staande personen, gedragingen in afwezigheid van officiële autoriteiten, opstandbewegingen die de macht grijpen, en gedragingen gedirigeerd of gecontroleerd door de staat, worden aan de staat toegerekend.
* **Schending:** Een daadwerkelijke inbreuk op een internationale rechtsplicht.
* **Verschoningsgronden:** Instemming, zelfverdediging, overmacht (`force majeure`), `distress` (wanhoop), noodzaak (`necessity`), en het niet kunnen afwijken van `jus cogens`-normen.
* **Gevolgen:** Stopzetting van de onrechtmatige gedraging, herstel van de schade (in natura of schadevergoeding), en genoegdoening. Bij ernstige schendingen van `jus cogens` geldt een samenwerkingsplicht voor staten om de schending te beëindigen, de schending niet te erkennen en geen hulp te verlenen aan de instandhouding ervan.
* **Inroepen van aansprakelijkheid:** Dit kan door de direct getroffen staat of door andere staten indien het gaat om verplichtingen `erga omnes` of verplichtingen ten gunste van een groep staten.
### 3.2 Aansprakelijkheid van Internationale Organisaties
Internationale organisaties kunnen ook internationaal aansprakelijk worden gesteld voor hun onrechtmatige gedragingen, waarbij de vraag naar toerekening en immuniteit complex is.
---
## 4. Jurisdictie en Immuniteiten
### 4.1 Jurisdictie
Jurisdictie verwijst naar de bevoegdheid van een staat om personen, gedragingen of gebeurtenissen te reguleren, wat een uiting is van staatssoevereiniteit. Dit wordt uitgeoefend via wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke macht. De uitoefening van jurisdictie wordt begrensd door aanknopingsfactoren (territorialiteit, nationaliteit, universaliteit) die een legitiem verband tussen de staat en het gereguleerde subject of gedraging aantonen.
* **Territoriale jurisdictie:** Bevoegdheid over alles wat zich op het grondgebied van de staat afspeelt.
* **Personele jurisdictie:** Bevoegdheid over eigen onderdanen (actief en passief personaliteitsbeginsel).
* **Effectenbeginsel:** Jurisdictie over handelingen in het buitenland die effecten hebben op het grondgebied van de staat.
* **Universele jurisdictie:** Bevoegdheid in het belang van de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld voor piraterij of genocide.
* **Afbakening en Kwaliteit:** De aanknopingsfactor moet een voldoende sterke en pertinente band vormen. Dit wordt beoordeeld in het licht van de proportionaliteit ten opzichte van andere staten en de invloed van andere rechtsregimes zoals mensenrechten.
### 4.2 Immuniteiten
Immuniteit is een uitzondering op de normale jurisdictie van een staat. Het beschermt subjecten van internationaal recht tegen de uitoefening van buitenlandse jurisdictie.
* **Soorten immuniteit:**
* **Jurisdictionele immuniteit:** Vrijstelling van rechtsmacht.
* **Uitvoeringsimmuniteit:** Vrijstelling van uitvoeringsmaatregelen (bv. beslaglegging).
* **Onschendbaarheid:** Bescherming tegen fysieke ingrepen.
* **Grondslag:** Soevereine gelijkheid van staten (`par in parem non habet juridictionem`) en de functionele noodzaak om internationale betrekkingen en de uitoefening van functies te faciliteren.
* **Subjecten:** Staten, internationale organisaties en individuen (diplomaten, staatshoofden, ministers van Buitenlandse Zaken) genieten immuniteit, vastgelegd in verdragen (zoals de WVV en de Conventie van Wenen inzake Diplomatieke Betrekkingen) en gewoonterecht.
* **Staatsimmuniteit:** Onderscheid tussen handelingen `ius imperii` (soevereine handelingen, immuniteit geldt) en `ius gestionis` (private handelingen, immuniteit geldt niet). De vaststelling hiervan is contextueel en kan betwistbaar zijn.
* **Diplomatieke immuniteit:** Geldt voor diplomaten, hun gezinnen en personeel, met specifieke uitzonderingen en beperkingen.
* **Immuniteit van internationale organisaties:** Doorgaans absoluut, met beperkte uitzonderingen, teneinde hun functioneren te garanderen en de gelijkheid van lidstaten te bewaren.
* **Immuniteit en internationale misdaden:** De vraag of immuniteit geldt voor internationale misdaden is complex en onderwerp van debat. Het IGH heeft in de `Yerodia`-zaak en de `Jurisdictional Immunities of the State`-zaak gesteld dat immuniteit voor het optreden van staatshoofden of de staat zelf over het algemeen blijft gelden, ook voor ernstige schendingen, tenzij specifieke uitzonderingen van toepassing zijn of de immuniteit wordt opgeheven. Dit roept vragen op over straffeloosheid.
---
## 5. Vreedzame regeling van geschillen
Het internationaal recht verplicht staten om hun geschillen vreedzaam op te lossen, met als doel het waarborgen van internationale vrede, veiligheid en gerechtigheid.
### 5.1 Niet-jurisdictionele regelingen
* **Onderhandelingen:** Partijen trachten zelf een oplossing te bereiken, wat een inspanningsverbintenis inhoudt.
* **Tussenkomst van derden:** Bemiddeling (transformative mediation met focus op belangen) en conciliatie (formeler proces met voorstellen tot regeling). De rol van de VN en de secretaris-generaal is hierin belangrijk.
* **Fact-finding:** Vaststellen van feiten om misverstanden te voorkomen en de basis te leggen voor een oplossing (bv. via de International Humanitarian Fact-Finding Commission).
### 5.2 Jurisdictionele regelingen
* **Arbitrage:** Ad hoc of institutioneel geregelde geschillenbeslechting door scheidsrechters, vaak voorzien als alternatief voor gerechtelijke procedures.
* **Internationaal Gerechtshof (IGH):** Het belangrijkste gerechtelijk orgaan van de VN, bevoegd voor geschillen tussen staten (contentieuze rechtsmacht) en het geven van adviserende opinies (adviserende rechtsmacht). De bevoegdheid is gebaseerd op instemming van de staten.
---
## 6. Internationale vrede en veiligheid
### 6.1 Verbod van gebruik van gewapend geweld
Artikel 2, paragraaf 4 van het VN-Handvest verbiedt de dreiging met of het gebruik van gewapend geweld tegen de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van een staat. Dit geldt voor militair geweld en wordt ook beschouwd als een regel van gewoonterecht. Cyberaanvallen en economische dwang vallen hier doorgaans niet rechtstreeks onder, maar kunnen wel schendingen van het internationaal humanitair recht (ius in bello) of het non-interventiebeginsel inhouden.
* **Uitzonderingen:** Zelfverdediging (art. 51 HVN) en acties van de Veiligheidsraad krachtens Hoofdstuk VII HVN.
* **Collectieve veiligheid:** De Veiligheidsraad heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de handhaving van internationale vrede en veiligheid en kan bindende beslissingen nemen (art. 25 HVN).
### 6.2 Bescherming van het individu
Dit omvat de bescherming van mensenrechten, internationaal arbeidsrecht, internationaal humanitair recht en internationaal strafrecht.
* **Mensenrechten:** Gecodificeerd in verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het VN-Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het VN-Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Staten hebben verplichtingen om mensenrechten te respecteren en te waarborgen, ook extraterritoriaal waar hun jurisdictie zich uitstrekt.
* **Internationaal humanitair recht:** Regelt het gedrag tijdens gewapende conflicten (ius in bello), met principes van humaniteit, onderscheid, voorzorg en proportionaliteit.
* **Internationaal strafrecht:** Bestraft internationale misdaden zoals oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide en agressie, zowel door staten als individuen. Het Internationaal Strafhof (ISH) heeft bevoegdheid voor deze misdrijven.
---
## 7. Internationale milieuvervuiling
### 7.1 Internationale gewoonte
De regel van 'due diligence', zoals vastgelegd in het `Trail Smelter`-arrest, verplicht staten om ervoor te zorgen dat activiteiten binnen hun jurisdictie geen grensoverschrijdende milieuschade veroorzaken. Dit impliceert een zorgvuldigheidsverplichting, inclusief het nemen van preventieve maatregelen en administratieve controle. Deze verplichting strekt zich uit tot 'global commons' (gebieden buiten nationale jurisdictie).
### 7.2 Conventionele regimes
Meerdere verdragen, waaronder de VN-klimaatconventie (UNFCCC) en het Akkoord van Parijs, reguleren internationale milieu- en klimaatkwesties. Belangrijke principes zijn 'common but differentiated responsibilities' en het voorzorgsbeginsel.
### 7.3 Institutioneel
Institutionele kaders zoals de VN Milieuorganisatie (UNEP) en verdragssecretariaten ondersteunen de implementatie van milieurecht, hoewel de effectiviteit afhangt van de specifieke mandaten en de politieke wil van de lidstaten.
---
## 8. Internationaal economisch recht
### 8.1 Algemeen
Dit rechtsgebied regelt internationale economische betrekkingen, met beginselen als de bestrijding van protectionisme, bevordering van ontwikkeling en bescherming van soevereine keuzes. Het kent een sterke politieke dimensie ondanks pogingen tot depolitisering.
### 8.2 Rechtstakken
* **Investeringen:** Regels ter bescherming van buitenlandse investeringen, inclusief materiële (bv. bescherming tegen onteigening, fair treatment) en procedurele aspecten (arbitrage). Dit omvat ook de 'police powers' doctrine die staten toestaat publieke belangen te beschermen.
* **Handel:** Geregeld door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en haar multilaterale verdragen (GATT, GATS, TRIPS), met een geschillenbeslechtingsmechanisme dat werkt op basis van 'omgekeerde consensus'.
* **Ontwikkeling:** Multilaterale ontwikkelingsinstellingen zoals de Wereldbank spelen een rol bij het overdragen van middelen en expertise aan ontwikkelingslanden, hoewel de stemverhoudingen binnen deze instellingen de machtsverhoudingen weerspiegelen.
---
## 9. Jurisdictie en Immuniteiten (verdieping)
### 9.1 Jurisdictie
De uitoefening van jurisdictie door staten is gebaseerd op verschillende aanknopingsfactoren die de legitimiteit van de staatsmacht rechtvaardigen. De kwaliteit van deze aanknopingsfactoren en de afbakening van concurrerende jurisdicties zijn cruciaal. EU-wetgeving en jurisprudentie, zoals de `EU Sanctions Guidelines`, tonen een brede interpretatie van jurisdictie aan, met name voor economische sancties. Het `European Court of Human Rights` (EHRM) hanteert een meer restrictieve benadering van jurisdictie in het kader van mensenrechten.
### 9.2 Immuniteiten
Immuniteiten, zowel jurisdictioneel als uitvoerend, beperken de uitoefening van jurisdictie en zijn gebaseerd op soevereine gelijkheid en functionele noodzaak. Het onderscheid tussen `ius imperii` en `ius gestionis` is cruciaal voor staatsimmuniteit, hoewel de toepassing ervan complex is. Diplomatieke immuniteit, vastgelegd in de Conventie van Wenen, kent specifieke uitzonderingen en beperkingen. De immuniteit van internationale organisaties is doorgaans absoluut, maar kan in conflict komen met het recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM), wat de noodzaak van alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen onderstreept. De immuniteit van functionarissen voor internationale misdrijven is een betwistbaar gebied, waarbij het IGH en nationale rechtbanken uiteenlopende standpunten innemen.
---
## 10. Vreedzame regeling van geschillen (verdieping)
### 10.1 Jurisdictionele regeling
De bevoegdheid van internationale rechtbanken, zoals het IGH, is afhankelijk van de instemming van de staten. Dit kan gebeuren via specifieke compromissen, clausules in verdragen, of eenzijdige verklaringen (met het principe van wederkerigheid). Het IGH kan ook adviserende opinies geven. De procedurele aspecten, zoals de ontvankelijkheid en de toepassing van de 'monetary gold'-exceptie, zijn essentieel voor de effectieve werking van deze hoven. De bijdrage van internationale rechtspraak aan vrede wordt gezocht in waarheidsvinding, bevordering van naleving en rechtsconforme oplossingen.
---
## 11. Internationale vrede en veiligheid (verdieping)
### 11.1 Verbod van gebruik van gewapend geweld
Het VN-Handvest (art. 2§4) verbiedt het gebruik van gewapend geweld, een regel die ook geldt als gewoonterecht. Uitzonderingen zijn zelfverdediging (art. 51 HVN) en acties van de Veiligheidsraad krachtens Hoofdstuk VII HVN. De interpretatie van "gewapend geweld" en "bedreiging" evolueert mee met technologische ontwikkelingen zoals cyberoorlogvoering.
### 11.2 Collectieve veiligheid
De Veiligheidsraad is primair verantwoordelijk voor de handhaving van vrede en veiligheid, en haar beslissingen zijn bindend voor lidstaten (art. 25 HVN). Het vetorecht van de permanente leden vormt echter een belangrijke beperking op de effectiviteit van de Veiligheidsraad. De Algemene Vergadering kan via resoluties ("Uniting for Peace") een rol spelen wanneer de Veiligheidsraad geblokkeerd is.
---
## 12. Bescherming van het individu (verdieping)
### 12.1 Mensenrechten
De bescherming van mensenrechten is vastgelegd in diverse VN-verdragen en regionale instrumenten. Staten hebben zowel negatieve (niet schenden) als positieve (beschermen) verplichtingen. Comités, zoals het VN-Mensenrechtencomité, houden toezicht op de naleving door middel van rapportering en klachtenprocedures.
### 12.2 Internationaal Arbeidsrecht
De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) werkt met een tripartite structuur (regeringen, werknemers, werkgevers) en bevordert fundamentele beginselen en rechten op het werk, die door lidstaten, ook zonder ratificatie, geacht worden te respecteren.
### 12.3 Internationaal Humanitair Recht
Dit recht regelt het gedrag tijdens gewapende conflicten en beschermt niet-strijders en krijgsgevangenen, met principes als humaniteit, onderscheid, voorzorg en proportionaliteit. Het onderscheid tussen internationale en interne conflicten is cruciaal voor de toepasbaarheid van de regels.
### 12.4 Internationaal Strafrecht
Het internationaal strafrecht bestraft kerndelicten zoals oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide en agressie. Het Internationaal Strafhof (ISH) heeft jurisdictie, maar werkt complementair aan nationale rechtbanken. De verantwoording van bevelhebbers en de immuniteit van staatshoofden blijven complexe juridische knelpunten.
---
## 13. Milieubescherming (verdieping)
### 13.1 Internationale gewoonte
De `due diligence`-verplichting, geformaliseerd in het `Trail Smelter`-arrest, is fundamenteel voor grensoverschrijdende milieubescherming en omvat zowel materiële als procedurele plichten, inclusief milieueffectrapportages en samenwerkingsverplichtingen.
### 13.2 Conventionele regimes
Internationale klimaatakkoorden, zoals het Akkoord van Parijs, stellen doelen voor emissiereductie en aanpassing, gebaseerd op `common but differentiated responsibilities`. De implementatie ervan door middel van `nationally determined contributions` (NDC's) en de daaruit voortvloeiende procedurele verplichtingen zijn cruciaal.
### 13.3 Institutioneel
De institutionele kaders, zoals verdragssecretariaten en conferenties van de partijen (COP's), spelen een rol bij de coördinatie en monitoring, hoewel ze vaak geen bindende beslissingsbevoegdheid hebben.
---
## 14. Internationaal economisch recht (verdieping)
### 14.1 Rechtstakken
Het internationaal economisch recht omvat investeringsrecht (met materiële en procedurele regels, inclusief arbitrage), handelsrecht (WTO-regime met geschillenbeslechtingsmechanisme), en ontwikkelingsrecht (rol van multilaterale ontwikkelingsinstellingen). De principes van niet-discriminatie (nationale behandeling en meest begunstigde natie-behandeling) zijn hierbij centraal.
### 14.2 Geschillenbeslechting
Het `Investment Arbitration` systeem, met onder andere ICSID, biedt investeerders een directe rechtsgang tegen staten. De `police powers` doctrine erkent het recht van staten om de volksgezondheid en het milieu te beschermen, zelfs als dit de waarde van investeringen beïnvloedt. De WTO `Dispute Settlement Body` functioneert op basis van omgekeerde consensus en omvat `panels` en een `Appellate Body` om geschillen te beslechten, hoewel dit systeem momenteel onder druk staat.
---
# Subjecten van internationaal recht
Dit deel van het document verkent de verschillende entiteiten die rechten en plichten hebben binnen de internationale rechtsorde, met een focus op staten, internationale organisaties, volkeren en individuen.
## 2. Subjecten van het internationaal recht
### 2.1 Algemeen
#### 2.1.1 Wat?
Subjecten van internationaal recht zijn entiteiten die dragers zijn van rechten en plichten binnen de internationale rechtsorde. Sommige subjecten zijn niet alleen dragers, maar ook de makers van het internationaal recht. Niet alle dragers zijn makers, maar alle makers zijn dragers. De belangrijkste makers zijn staten en, afgeleid daarvan, internationale organisaties. De vraag wie de normen produceert, roept vragen op over de democratische aard van de internationale rechtsorde en de representativiteit van staten.
#### 2.1.2 Wie?
De belangrijkste subjecten van internationaal recht zijn:
* **Staten:** De primaire subjecten. Zonder staten is er geen internationale rechtsorde.
* **Internationale (intergouvernementele) organisaties:** Afgeleid van staten en onvermijdelijk afhankelijk van hen.
* **Volkeren en individuen:** Hoewel geen makers van het recht, worden zij steeds meer erkend als subjecten met rechten en plichten.
* **Niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en bedrijven:** Deze worden beschouwd als actoren en hebben invloed op de ontwikkeling van het recht, maar zijn geen klassieke subjecten.
### 2.2 De staat
#### 2.2.1 Constitutieve bestanddelen van een staat
Er zijn vier constitutieve bestanddelen die een entiteit tot een staat maken volgens het internationaal recht:
1. **Territorium/Grondgebied:** Dit hoeft niet duidelijk afgebakend of algemeen erkend te zijn.
2. **Bevolking:** Een permanente bevolking is vereist, maar de omvang of samenstelling is niet strikt gedefinieerd.
3. **Regering:** Een effectieve regering die gezag uitoefent over het grondgebied en de bevolking.
4. **Soevereiniteit/Onafhankelijkheid:** De capaciteit om autonoom beslissingen te nemen en zich niet te onderwerpen aan een hoger gezag.
#### 2.2.2 Feitenkwestie of rechtskwestie
De totstandkoming van een staat kan worden gezien als zowel een feitenkwestie als een rechtskwestie. Het feitelijke element is de aanwezigheid van de vier constitutieve bestanddelen, vooral de effectieve controle over grondgebied en bevolking. De realiteit en effectiviteit van staten-zijn worden echter pas volledig erkend wanneer de staat door andere staten wordt erkend en als gelijke wordt behandeld in de rechtsorde.
#### 2.2.3 Erkenning
Erkenning door andere staten is een belangrijke eenzijdige rechtshandeling die de statelijke status van een entiteit bevestigt en haar opname in de internationale rechtsorde faciliteert. Er zijn twee theorieën over erkenning: de constitutieve theorie (erkenning is constitutief voor staat-zijn) en de declaratieve theorie (erkenning bevestigt een reeds bestaande staat). De declaratieve theorie wordt algemeen aanvaard.
#### 2.2.4 Factoren die meespelen
Naast de constitutieve bestanddelen en erkenning, spelen ook dekolonisatie, ius cogens en statenopvolging een rol bij de totstandkoming en de positie van staten in het internationaal recht. Dekolonisatie bijvoorbeeld geeft volkeren het recht op zelfbeschikking, wat kan leiden tot de vorming van nieuwe staten.
#### 2.2.5 Soevereiniteit
Soevereiniteit is essentieel voor de staat en impliceert soevereine gelijkheid tussen alle staten, hoewel dit in de praktijk niet altijd wordt weerspiegeld in machtsverhoudingen. Het non-interventiebeginsel, dat interne aangelegenheden van staten beschermt, is een uiting van soevereiniteit. Kritiek op het staatsconcept omvat de problematiek van kleine eilandstaten die hun territorium verliezen door de zeespiegelstijging, en feministische kritiek op hoe soevereiniteit de internationale rechtsorde kan beletten om het individu rechtstreeks te beschermen.
### 2.3 Internationale organisaties
#### 2.3.1 Definitie
Internationale (intergouvernementele) organisaties worden opgericht door een internationale rechtshandeling, meestal een verdrag, en beschikken over minstens één orgaan met een eigen wil dat rechtshandelingen kan verrichten. Zij worden beheerst door het internationaal recht en bezitten rechtspersoonlijkheid.
#### 2.3.2 Impliciete bevoegdheden
Internationale organisaties bezitten in principe alleen de bevoegdheden die expliciet aan hen zijn toegekend in hun oprichtingsakte. De theorie van de impliciete bevoegdheden erkent echter dat organisaties ook de bevoegdheden bezitten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies, zolang deze niet in strijd zijn met verbodsbepalingen.
#### 2.3.3 Delegatie en controle
Een belangrijk verschil met rechtsstaten is dat in het internationaal recht de controle over delegatie van bevoegdheden minder strikt geregeld is. Dit kan leiden tot problemen met de verantwoording van de organisatie tegenover haar leden of burgers, en kan de controle door lidstaten verminderen, zoals bij het 'omgekeerd veto' in de VN-Veiligheidsraad.
#### 2.3.4 Verantwoordelijkheid
De verantwoordelijkheid van internationale organisaties is een complex vraagstuk. Wanneer de VN bijvoorbeeld cholera verspreidt via blauwhelmen, is het onduidelijk wie verantwoordelijk is: de VN zelf (die immuniteit geniet) of de lidstaten die de blauwhelmen leveren. De immuniteit van internationale organisaties kan in strijd komen met het recht op toegang tot de rechter (artikel 6 EVRM), hoewel er doorgaans alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen bestaan.
#### 2.3.5 Formeel en informeel
Formele internationale organisaties hebben een permanente structuur en rechtsvorm, terwijl informele samenkomsten zoals de G20 of BRICS, hoewel belangrijk voor wetgevingsvorming, geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Informele organisaties zijn flexibeler maar bieden minder garanties voor transparantie en verantwoording.
### 2.4 Volkeren en individuen
#### 2.4.1 Volkeren
Het concept van volkeren als subject van internationaal recht is nauw verbonden met het recht op zelfbeschikking, met name in de context van dekolonisatie. Volkeren hebben het recht om hun politieke status vrij te kiezen, wat kan leiden tot de vorming van een onafhankelijke staat. Dit recht op zelfbeschikking is een erga omnes-verplichting, wat betekent dat het afdwingbaar is tegenover alle staten.
#### 2.4.2 Inheemse volkeren
Inheemse volkeren worden steeds meer erkend als subjecten met specifieke rechten, waaronder het recht op hun traditionele levenswijze, cultuur en de bescherming van hun leefomgeving en natuurlijke rijkdommen. Hun rechten moeten worden gerespecteerd, zelfs als deze afwijken van westerse concepten zoals eigendomsrecht.
#### 2.4.3 ‘Vertegenwoordigers van de mensheid’
Sommige entiteiten, zoals het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC), treden op als dragers van rechten en plichten in het internationaal recht en spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling en toepassing van het internationaal humanitair recht. Ook mensenrechtenverdedigers en milieubeschermers die opkomen voor groepen of het milieu, worden steeds meer erkend voor hun rol.
#### 2.4.4 NGO’s en bedrijven
NGO's en bedrijven worden steeds meer erkend als actoren in de internationale rechtsorde. Hoewel ze geen traditionele subjecten zijn, hebben ze wel invloed op de ontwikkeling van het recht, met name op het gebied van mensenrechten en milieu. Steeds vaker wordt geprobeerd om aan bedrijven rechtstreekse verplichtingen op te leggen, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten.
#### 2.4.5 Vertegenwoordiging bij IO’s
De manier waarop bedrijven en NGO's worden vertegenwoordigd bij internationale organisaties varieert. Sommige organisaties, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) met haar tripartiete structuur, erkennen verschillende vertegenwoordigingen. NGO's hebben vaak een consultatief statuut bij de VN, maar hun effectiviteit is wisselend. Bedrijven proberen daarentegen vaak direct invloed uit te oefenen op besluitvormingsprocessen.
#### 2.4.6 Representativiteit
Het principe van soevereine gelijkheid, waarbij elk land één stem heeft, wordt in de praktijk vaak genuanceerd door machtsverhoudingen en het gebruik van gewogen stemmen of veto's. De representativiteit van staten zelf in het internationaal recht is ook een punt van discussie, aangezien het internationaal recht de interne vertegenwoordigingsstructuren van staten grotendeels onaangeroerd laat. Deelname van vrouwen en minderheden aan internationale besluitvormingsprocessen blijft een belangrijke kwestie.
### 2.5 Vertegenwoordiging van de staten
De vertegenwoordiging van staten in het internationaal recht regelt de wijze waarop staten optreden op het internationale toneel. Het principe van soevereine gelijkheid suggereert dat alle staten gelijk zijn, maar de praktijk toont vaak een andere realiteit. De vertegenwoordiging is overwegend geregeld in de zin dat staten naar buiten toe kunnen optreden, maar de interne representativiteit binnen de staat wordt door het internationaal recht zelden getoetst.
### 2.6 Vertegenwoordiging door de staten
Het internationaal publiekrecht regelt de externe vertegenwoordiging van staten. Het principe van soevereine gelijkheid is hierbij cruciaal, hoewel de facto machtsverhoudingen een grotere rol kunnen spelen. Het internationale publiekrecht laat de interne samenstelling van de vertegenwoordiging aan de staten zelf over.
### 2.7 Deelname aan beslitvormingsproces
Deelname aan het besluitvormingsproces kan zowel buiten als binnen de formele structuren plaatsvinden. Problemen ontstaan door overlappende deelnames van staten, NGO's en bedrijven, en door het potentiële conflict tussen expertise en democratische representativiteit. De mate van deelname van vrouwen en minderheden is ook een belangrijk punt van aandacht.
### 2.8 Aansprakelijkheid
#### 2.8.1 Algemeen
Aansprakelijkheid in het internationaal recht betreft de secundaire regels die bepalen wat er gebeurt wanneer een staat of andere actor zijn internationale verplichtingen niet naleeft. In tegenstelling tot nationaal recht, kent het internationaal recht geen algemene zorgvuldigheidsnorm als primaire regel. De aansprakelijkheid wordt primair bepaald door de schending van primaire regels die voortvloeien uit verdragen of gewoonterecht.
#### 2.8.2 Staatsaansprakelijkheid
##### 2.8.2.1 Onrechtmatige gedraging
Een onrechtmatige gedraging van een staat omvat een handelen of nalaten dat toerekenbaar is aan de staat en een schending vormt van een internationale verplichting. Het internationaal recht, en met name de artikelen van de International Law Commission (ILC) inzake Staatsaansprakelijkheid, bepaalt wat toerekenbaar is aan een staat.
##### 2.8.2.2 Toerekening
Gedragingen worden aan de staat toegerekend wanneer zij afkomstig zijn van:
* **Organen van de staat (art. 4 ILC):** Ongeacht hun positie in de hiërarchie of de aard van hun bevoegdheden, handelingen van staatsorganen zijn toerekenbaar aan de staat.
* **Personen die overheidsgezag uitoefenen (art. 5 ILC):** Indien een persoon of entiteit, hoewel geen staatsorgaan, is belast met en handelt in de uitoefening van overheidsgezag, zijn hun handelingen toerekenbaar.
* **Terbeschikkingstelling (art. 6 ILC):** Gedragingen van personen of entiteiten die ter beschikking staan van een staat en handelen onder diens gezag.
* **Bevoegdheidsoverschrijding (art. 7 ILC):** Handelingen van staatsorganen of personen die overheidsgezag uitoefenen, blijven toerekenbaar, zelfs als zij hun bevoegdheden overschrijden of instructies negeren.
* **Gedraging gedirigeerd of gecontroleerd door een staat (art. 7 ILC):** Gedragingen die feitelijk onder de instructies of controle van een staat vallen.
* **Gedraging in afwezigheid of gebreke van officiële overheid (art. 9 ILC):** Gedragingen van personen die in feite optreden in plaats van de officiële overheid in omstandigheden waar deze gebrekkig functioneert.
* **Opstandbewegingen (art. 10 ILC):** Gedragingen van opstandbewegingen zijn in beginsel niet aan de staat toerekenbaar, tenzij zij aan de macht komen en de staat overnemen, of de staat nalaat de preventieve verplichtingen na te komen.
##### 2.8.2.3 Schending
Een schending van een internationale verplichting vindt plaats wanneer een staat niet voldoet aan wat van hem gevergd wordt. Bij preventieverplichtingen is de schending pas voltooid wanneer de te voorkomen gebeurtenis plaatsvindt.
##### 2.8.2.4 Aansprakelijkheid voor gedragingen van een andere staat
Dit betreft situaties waarin staten medeplichtig zijn of gezamenlijk een onrechtmatige daad plegen. De regels hiervoor zijn vastgelegd in de ILC-artikelen, die bepalen dat elke dader voor het geheel van de schade aansprakelijk kan worden gesteld.
##### 2.8.2.5 Verschoningsgronden
Bepaalde omstandigheden kunnen de onrechtmatigheid van een anderszins onrechtmatige gedraging wegnemen. Deze omvatten:
* **Instemming van de staat die benadeeld is (art. 20 ILC).**
* **Zelfverdediging (art. 21 ILC).**
* **Tegenmaatregelen (art. 22 ILC).**
* **Force majeure / overmacht (art. 23 ILC).**
* **Distress (art. 24 ILC).**
* **Noodzakelijkheid (art. 25 ILC).**
* **Jus cogens (art. 26 ILC):** Verschoningsgronden zijn niet van toepassing op schendingen van jus cogens-normen.
##### 2.8.2.6 Gevolgen (art. 27 ILC)
De gevolgen van een internationale onrechtmatige daad omvatten de verplichting tot stopzetting, garanties van niet-herhaling, herstel (in natura of schadevergoeding) en genoegdoening.
##### 2.8.2.7 Inroepen van aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid kan worden ingeroepen door de direct benadeelde staat, maar ook door andere staten wanneer het gaat om verplichtingen erga omnes of gemeenschappelijke belangen van een groep staten.
##### 2.8.2.8 Tegenmaatregelen
Tegenmaatregelen zijn door de benadeelde staat genomen, anderszins onrechtmatige handelingen die gericht zijn op het dwingen van de aansprakelijke staat tot naleving van zijn verplichtingen. Zij zijn onderworpen aan strikte voorwaarden, waaronder proportionaliteit en het niet schenden van jus cogens-normen.
#### 2.8.3 Aansprakelijkheid van internationale organisaties
Internationale organisaties kunnen ook aansprakelijk worden gesteld voor hun internationaal onrechtmatige daden. De toerekening van gedragingen aan een internationale organisatie is complex, gezien hun eigen rechtspersoonlijkheid en de immuniteiten die zij genieten. Er bestaan wel steeds meer initiatieven om deze organisaties aansprakelijk te stellen, bijvoorbeeld door middel van interne geschillenregelingen of door specifieke verdragen.
## 3. Jurisdictie en immuniteiten
### 3.1 Jurisdictie
#### 3.1.1 Jurisdictie – algemeen
Jurisdictie is de bevoegdheid van een staat om personen, gedragingen of gebeurtenissen te reguleren en te onderwerpen aan zijn staatsgezag. Dit is een uiting van staatssoevereiniteit en wordt uitgeoefend door staatsorganen op wetgevend, uitvoerend en gerechtelijk vlak.
#### 3.1.2 Hoe? Aanknopingsfactoren
Jurisdictie wordt uitgeoefend op basis van aanknopingsfactoren die een verband leggen tussen een gedraging of persoon en de staat. De belangrijkste zijn:
* **Territoriale jurisdictie:** Bevoegdheid over alles wat op het eigen grondgebied gebeurt.
* **Personele jurisdictie:** Bevoegdheid ten aanzien van eigen onderdanen (actief of passief).
* **Effectenbeginsel:** Bevoegdheid over feiten in het buitenland die effecten hebben op het eigen grondgebied.
* **Universele jurisdictie:** Bevoegdheid in het algemeen belang van de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld bij piraterij of genocide.
#### 3.1.3 Basisregel: PHIJ, Lotus (1927)
De Lotus-zaak stelde dat in het internationaal recht, alles wat niet expliciet verboden is, toegelaten is. Staten hebben een ruime discretionaire bevoegdheid om hun jurisdictie uit te breiden, tenzij er specifieke verbodsbepalingen zijn. Dit onderscheidde tussen uitvoeringsjurisdictie (territoriaal beperkt, tenzij permissieve regel) en wetgevende jurisdictie (alles toegelaten, tenzij verbodsbepaling).
#### 3.1.4 Basisregel, IGH, Nuclear Weapons
Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft in het Nuclear Weapons-advies aangegeven dat hoewel er geen specifieke toelating of verbod is op het gebruik van kernwapens, dit niet automatisch betekent dat het gebruik ervan is toegestaan. De huidige rechtspraak erkent een ruime discretionaire bevoegdheid, maar de context en de proportionaliteit spelen een steeds belangrijkere rol.
#### 3.1.5 Jurisdictie- Afbakening
De afbakening van jurisdictie is complex, mede door concurrerende claims van staten. De kwaliteit en pertinentie van de aanknopingsfactor zijn cruciaal. De positie van de Europese Unie in dit debat toont aan hoe lidstaten hun jurisdictie kunnen uitbreiden, maar ook hoe ze zich verzetten tegen extraterritoriale toepassing van rechtsregels van derde landen.
#### 3.1.6 Kwaliteit van de aanknopingsfactor
De link tussen een gedraging en een staat moet ‘close’ en ‘genuine’ zijn om de uitoefening van jurisdictie te rechtvaardigen. Dit criterium wordt toegepast in diverse contexten, waaronder mededingingsrecht en arbeidsrecht.
#### 3.1.7 Positie van de Europese Unie
De EU hanteert richtlijnen die de extraterritoriale toepassing van sancties aan banden leggen en veroordeelt de toepassing van dergelijke wetgeving door derde landen wanneer deze de jurisdictie van de EU-lidstaten schendt. De EU hanteert echter zelf ook ruime criteria voor de toepassing van haar jurisdictie.
#### 3.1.8 Jurisdictie volgens het EHRM
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hanteert een meer restrictieve benadering van jurisdictie, primair gebaseerd op territoriale controle of effectieve controle door staatsagenten over personen buiten het eigen grondgebied. Het Hof is terughoudend met het aannemen van extraterritoriale jurisdictie om de soevereiniteit van staten te respecteren en de stabiliteit van het EVRM te waarborgen.
#### 3.1.9 Afbakening van concurrerende jurisdicties
Bij conflicterende jurisdicties krijgt territoriale jurisdictie doorgaans voorrang boven extraterritoriale jurisdictie. Staten kunnen door middel van unilaterale overeenkomsten of dubbelbelastingsverdragen hun jurisdictie afstemmen om conflicten te vermijden.
#### 3.1.10 Invloed van andere rechtsregimes
De beoordeling van jurisdictie wordt beïnvloed door andere rechtsregimes, zoals mensenrechten en milieurecht. De kenbaarheid van het recht en de proportionaliteit van de maatregelen spelen een belangrijke rol, vooral bij het toepassen van universele jurisdictie voor internationale misdrijven.
### 3.2 Immuniteiten
Immuniteiten zijn uitzonderingen op de jurisdictie, die bepalen dat een staat de normale jurisdictie die hij heeft niet mag uitoefenen over bepaalde personen of feiten. Ze zijn gebaseerd op het principe van soevereine gelijkheid van staten en de noodzaak om internationale betrekkingen en de uitoefening van functies te faciliteren.
#### 3.2.1 Waarom?
De grondslagen voor immuniteit liggen in de soevereine gelijkheid van staten (par in parem non habet juridictionem) en de functionele noodzaak om vertegenwoordigers van staten en internationale organisaties in staat te stellen hun taken ongestoord uit te voeren.
#### 3.2.2 Wie?
Immuniteiten gelden voor:
* **Staten (staatsimmuniteit):** Gecodificeerd in de VN-Conventie inzake Jurisdictionele Immuniteiten van Staten en hun Eigendommen (UNCI), hoewel niet universeel geratificeerd, en in regionale verdragen zoals de Europese Conventie inzake Staatsimmuniteit.
* **Internationale organisaties:** Meestal vastgelegd in hun oprichtingsverdragen, specifieke verdragen inzake voorrechten en immuniteiten, of zetelakkoorden.
* **Individuen:** Zoals diplomaten (volgens de Weense Conventie inzake Diplomatieke Betrekkingen), statenhoofden, regeringsleiders en ministers van buitenlandse zaken.
#### 3.2.3 Verschillende bronnen en instrumenten
De regels inzake immuniteit zijn vastgelegd in internationale verdragen, gewoonterecht en nationale wetgeving die de gewoonte codificeert.
#### 3.2.4 Soorten
Er worden verschillende soorten immuniteiten onderscheiden:
* **Jurisdictionele immuniteit:** Vrijwaring van rechtsmacht, waardoor een staat of zijn vertegenwoordiger niet voor de rechter van een andere staat gedaagd kan worden. Dit is niet hetzelfde als straffeloosheid; de persoon blijft gebonden aan het materieel recht.
* **Uitvoeringsimmuniteit:** Vrijwaring van executie, waardoor geen beslag gelegd kan worden op bepaalde goederen van een staat of zijn vertegenwoordigers.
* **Onschendbaarheid:** Bescherming tegen fysieke ingrepen op de integriteit van een persoon of goed.
* **Vrijstellingen (exempties):** Vrijstelling van bepaalde nationale wetgeving, zoals fiscale vrijstellingen voor diplomaten.
#### 3.2.5 Staatsimmuniteit
Staatsimmuniteit is gebaseerd op het principe van soevereine gelijkheid. Het onderscheid tussen handelingen *de iure imperii* (soevereine overheidshandelingen, die immuniteit genieten) en *de iure gestionis* (private handelingen, die geen immuniteit genieten) is cruciaal voor de toepassing ervan, hoewel dit onderscheid in de praktijk complex is. De UNCI poogt deze situaties te verduidelijken met specifieke uitzonderingen op immuniteit.
#### 3.2.6 Concrete toepassingen (art. 10 ev UNCI)
De UNCI somt diverse situaties op waarin geen immuniteit geldt, zoals commerciële handelingen, arbeidsovereenkomsten (met uitzonderingen voor aanstellingen), quasi-delictuele schade en eigendommen bestemd voor niet-gouvernementele of niet-commerciële doeleinden. De bewijslast voor het doorbreken van immuniteit ligt bij de eiser.
#### 3.2.7 Bijzondere regelen (art. 7 ev UNCI)
Staten kunnen afstand doen van hun immuniteit, expliciet of impliciet. Het deelnemen aan een procedure of het indienen van een tegenvordering kan als afstand van immuniteit worden beschouwd, maar dit moet duidelijk blijken.
#### 3.2.8 Diplomatieke immuniteit
Diplomaten genieten immuniteit volgens de Weense Conventie inzake Diplomatieke Betrekkingen (1961). Deze immuniteit is gebaseerd op soevereine gelijkheid en de noodzaak om hun functie te vervullen. De immuniteit omvat jurisdictionele immuniteit (met enkele uitzonderingen) en uitvoeringsimmuniteit/onschendbaarheid. De immuniteit geldt ook voor hun familieleden en voor hun privéwoning en vervoermiddelen. Immuniteit blijft van kracht voor handelingen gesteld in functie, zelfs na het einde van de ambtstermijn.
#### 3.2.9 Internationale organisaties
Internationale organisaties genieten doorgaans absolute immuniteit, hoewel dit kan variëren afhankelijk van hun oprichtingsverdrag. Deze immuniteit is nodig om hun onafhankelijkheid te waarborgen en de gelijkheid van lidstaten te beschermen. De problematiek van toegang tot de rechter blijft echter een uitdaging.
#### 3.2.10 Immuniteiten en internationale misdaden
De vraag of immuniteit geldt voor internationale misdaden is controversieel. Hoewel sommige uitspraken, zoals de Yerodia-zaak, een brede immuniteit voor leden van de 'triade' (staatshoofd, regeringsleider, minister van buitenlandse zaken) bevestigen, ook voor internationale misdaden, stellen latere uitspraken en de ontwikkeling van internationaal strafrecht dat immuniteit niet mag leiden tot straffeloosheid. Internationale rechtbanken en tribunalen spelen hierin een cruciale rol.
## 4. Vreedzame regeling van geschillen
### 4.1 Algemeen
Het internationaal recht kent een positieve verplichting voor staten om internationale geschillen vreedzaam op te lossen, teneinde internationale vrede, veiligheid en gerechtigheid te waarborgen. Dit principe is verankerd in het Handvest van de Verenigde Naties.
### 4.2 Niet-jurisdictionele regeling
#### 4.2.1 Onderhandelingen en tussenkomst van derden
* **Onderhandelingen:** Staten proberen eerst onderling een oplossing te vinden, met een inspanningsverbintenis om tot een regeling te komen.
* **Bemiddeling (mediation):** Een neutrale derde partij probeert, vaak informeel en gericht op onderliggende belangen, een oplossing te faciliteren. Dit proces is vaak niet transparant, maar kan effectief zijn.
* **Conciliatie:** Een formelere methode waarbij een derde partij een bindend of niet-bindend voorstel doet tot regeling van het geschil. Deze methode wordt tegenwoordig minder frequent gebruikt.
#### 4.2.2 De Verenigde Naties
De VN, met name de Veiligheidsraad en de Secretaris-Generaal, speelt een belangrijke rol bij vreedzame geschillenregeling, onder meer door fact-finding en het faciliteren van onderhandelingen en bemiddeling.
#### 4.2.3 Fact-finding
Fact-finding is cruciaal om feitelijke onenigheid weg te nemen en biedt een basis voor verdere onderhandelingen of juridische procedures. Dit kan door gespecialiseerde internationale commissies of via de rol van de VN.
### 4.3 Jurisdictionele regeling
#### 4.3.1 Principe
De jurisdictionele regeling van geschillen is afhankelijk van de instemming van de betrokken staten om zich te onderwerpen aan de rechtsmacht van een internationaal orgaan, zoals het Internationaal Gerechtshof (IGH) of een arbitragehof.
#### 4.3.2 Arbitrage
Arbitrage is een methode van geschillenbeslechting waarbij staten overeenkomen om hun geschil voor te leggen aan een ad hoc of permanent scheidsgerecht, wiens uitspraak bindend is.
#### 4.3.3 Internationaal Gerechtshof
Het IGH, het belangrijkste gerechtelijk orgaan van de VN, kan geschillen beslechten op basis van de instemming van de staten, via specifieke verdragclausules of door middel van het 'forum prorogatum' (impliciete aanvaarding van rechtsmacht). Naast contentieuze rechtsmacht biedt het Hof ook adviserende rechtsmacht.
#### 4.3.4 IGH- Contentieuze rechtsmacht
De contentieuze rechtsmacht van het IGH is gebaseerd op de instemming van de staten, die kan blijken uit verdragen, eenzijdige verklaringen (met wederkerigheid) of forum prorogatum. Een geschil wordt als zodanig erkend wanneer er een meningsverschil over feiten of recht bestaat.
#### 4.3.5 IGH- Adviserende rechtsmacht
De Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad kunnen het IGH verzoeken om een adviserend oordeel over juridische vragen. Andere VN-organen kunnen dit eveneens doen met toestemming van de Algemene Vergadering.
#### 4.3.6 Institutionele kwesties
Het IGH heeft bij herhaling uitspraken gedaan over institutionele kwesties van de VN, waarbij het optreedt als een soort constitutioneel hof dat de bevoegdheden van VN-organen interpreteert, onder meer op basis van de theorie van impliciete bevoegdheden.
#### 4.3.7 Niet-institutionele kwesties
Het IGH behandelt ook niet-institutionele kwesties, zoals de afbakening van grenzen, de interpretatie van verdragen en de toepassing van internationaal recht in specifieke situatoraties. Adviesprocedures worden soms gebruikt om politieke of juridische impasses te doorbreken.
## 5. Internationaal recht en de vrede
Het internationaal recht draagt bij aan de vrede door de naleving van regels te bevorderen, waarheidsvinding te faciliteren en rechtsconforme oplossingen aan te bieden. Het IGH kan door middel van zijn uitspraken de onderhandelingen tussen staten beïnvloeden en de zwakkere partij ondersteunen.
### 5.1 Internationaal vrede en veiligheid
#### 5.1.1 Algemeen
Het handvest van de VN legt de nadruk op het verbod van gebruik van gewapend geweld tussen staten en de positieve verplichting om internationale geschillen vreedzaam op te lossen.
#### 5.1.2 Verbod van gebruik van gewapend geweld
Het verbod op het gebruik van gewapend geweld, vastgelegd in artikel 2(4) HVN en als gewoonterecht, is een van de kernbeginselen van het internationaal recht. Dit verbod omvat niet alleen directe militaire aanvallen, maar ook indirecte vormen van geweld en bedreigingen.
#### 5.1.3 Uitzonderingen
De belangrijkste uitzondering op het verbod is zelfverdediging (artikel 51 HVN), die echter strikt gedefinieerd is en alleen is toegestaan na een gewapende aanval. Humanitaire interventie zonder toestemming van de Veiligheidsraad of het verzoek van de lokale regering is in beginsel niet toegestaan. Het verbod op gewapend geweld is een jus cogens-norm.
#### 5.1.4 Collectieve veiligheid
De collectieve veiligheid, geïnstitutionaliseerd binnen de Verenigde Naties, is primair de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad. De Veiligheidsraad kan bindende beslissingen nemen onder Hoofdstuk VII HVN, waaronder sancties en het machtigen van militair geweld, hoewel het vetorecht van de permanente leden dit proces kan belemmeren.
### 5.2 Bescherming van het inidvidu
#### 5.2.1 Algemeen
De bescherming van individuen, met name op het gebied van mensenrechten, internationaal arbeidsrecht, humanitair recht en internationaal strafrecht, is een steeds belangrijker aspect van het internationaal recht geworden.
#### 5.2.2 Mensenrechten
Mensenrechten zijn vastgelegd in universele en regionale verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het VN-verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten. Staten hebben de verplichting om deze rechten te respecteren en te waarborgen binnen hun jurisdictie, met zowel negatieve (niet-inmenging) als positieve (actieve bescherming) verplichtingen.
#### 5.2.3 Internationaal arbeidsrecht
Het internationaal arbeidsrecht, vertegenwoordigd door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), stelt normen vast voor arbeidsomstandigheden en beschermt fundamentele principes en rechten op het werk, zoals de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen.
#### 5.2.4 Internationaal humanitair recht
Het internationaal humanitair recht (ius in bello) reguleert het gedrag tijdens gewapende conflicten, met als doel de bescherming van niet-strijders en het beperken van onnodig leed voor combattanten. Het onderscheidt tussen internationale en interne conflicten, en kent fundamentele beginselen zoals humaniteit versus militaire noodzaak, en het principe van onderscheid.
#### 5.2.5 Internationaal strafrecht
Het internationaal strafrecht heeft zich ontwikkeld om de meest ernstige misdrijven, zoals oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide en agressie, te bestraffen. Het Internationaal Strafhof (ISH) is opgericht om deze misdaden te vervolgen, met een subsidiariteitsbeginsel waarbij het optreedt wanneer nationale rechtbanken niet in staat of bereid zijn dit te doen. De bevoegdheid van het Hof is gebaseerd op verdragen, verwijzingen door de Veiligheidsraad en het territorialiteitsbeginsel.
## 6. Milieubescherming
### 6.1 Internationale gewoonte
De gewoonte van *due diligence* (zorgvuldigheid) is een fundamenteel beginsel in het milieurecht, waarbij staten verplicht zijn ervoor te zorgen dat activiteiten binnen hun jurisdictie geen significante schade toebrengen aan het milieu van andere staten of aan gebieden buiten nationale jurisdictie. Dit omvat zowel materiële als procedurele verplichtingen, zoals milieu-effectrapportages en consultaties.
### 6.2 Conventionele regimes
#### 6.2.1 Conferentie van Rio, 1992
De VN-conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro resulteerde in de Rio Declaration en het VN-kaderverdrag inzake klimaatsverandering (UNFCCC). Deze documenten leggen principes vast zoals de zorg voor toekomstige generaties, gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en het voorzorgsbeginsel.
#### 6.2.2 Internationaal klimaatrecht
De UNFCCC stelt als doel de stabilisatie van broeikasgasconcentraties. Het principe van 'Common but Differentiated Responsibilities and Respective Capabilities' erkent dat ontwikkelde landen, gezien hun historische uitstoot en middelen, de leiding moeten nemen in de strijd tegen klimaatverandering. Het Akkoord van Parijs (2015) versterkt dit door middel van nationaal bepaalde bijdragen (NDC's) met een verplichting tot periodieke ambitieverhoging.
### 6.3 Institutioneel
Hoewel er geen specifieke VN-organisatie is die het internationaal milieurecht beheert, spelen VN-programma's zoals UNEP en de secretariaten van verschillende milieuverdragen (COP's) een belangrijke rol bij de implementatie en monitoring van internationale milieuafspraken.
## 7. Internationaal economisch recht
### 7.1 Algemeen
Het internationaal economisch recht regelt economische betrekkingen tussen staten, investeerders en handelaren, met als doel een op regels gebaseerde internationale orde te bevorderen, protectionisme te bestrijden, ontwikkeling te stimuleren en soevereine keuzes te beschermen.
### 7.2 Beginselen
Kernbeginselen zijn de bestrijding van protectionisme, de bevordering van ontwikkeling, de bescherming van soevereine keuzes en de toepassing van een rule-based international order, vaak gemedieerd door organisaties zoals de WTO. De balans tussen economische vrijheid en de bescherming van niet-economische belangen, zoals volksgezondheid en milieu, blijft echter een uitdaging.
### 7.3 Rechtstakken
Belangrijke rechtstakken binnen het internationaal economisch recht zijn:
* **Investeringen:** Regelt de bescherming van buitenlandse investeringen via bilaterale en multilaterale verdragen, met nadruk op bescherming tegen onteigening, fair and equitable treatment, full security and protection, national treatment en most-favoured-nation treatment.
* **Handel:** Reguleert internationale handel in goederen en diensten, primair via de Wereldhandelsorganisatie (WTO), die een uitgebreid geschillenbeslechtingsmechanisme heeft.
* **Ontwikkeling:** Richt zich op het bevorderen van economische ontwikkeling door middel van financiële en technische bijstand, vaak via instellingen als de Wereldbankgroep.
### 7.4 Geschillenbeslechting
Geschillen in het kader van investeringen en handel worden vaak beslecht via arbitrage, met name via ICSID voor investeringsgeschillen en de WTO voor handelsgeschillen. Beide systemen hebben hun eigen procedurele kenmerken en kritieken.
### 7.5 Handel
Het regime van internationale handel vindt zijn oorsprong in de periode na WO II, met de oprichting van de GATT en later de WTO. De WTO reguleert de handel in goederen (GATT), diensten (GATS) en intellectuele eigendom (TRIPS) en kent een effectief geschillenbeslechtingsmechanisme.
[TABLE]
| Partijen: Nicaragua Colombia |
|---|
| **Probleem:** Continentaal plateau: natuurlijke voortzetting van de staat onder water. Na WOII verklaarden staten soevereine rechten op de ondergrond van het continentaal plateau. Dit leidde tot afbakeningconflicten, met name tussen Nicaragua (met een geologisch langer plateau) en Colombia (met een plateau van 200 zeemijl). |
| **Oplossing:** Het IGH bepaalde dat in geval van conflicten het land met een plateau van 200 zeemijl zijn aanspraak kan beperken tot die grens, leidend tot een gewoonterechtelijke norm voor afbakening. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Bolivia Chili |
|---|
| **Probleem:** Bolivia verloor na een conflict toegang tot de zee. Chili toonde bereidheid tot dialoog, maar zonder concrete resultaten. Bolivia deed een beroep op het IGH, stellende dat Chili's beloften inzake toegang tot de zee een basis vormden voor legitieme verwachtingen. |
| **Oplossing:** Het IGH oordeelde dat legitieme verwachtingen geen algemeen rechtsbeginsel zijn in het internationaal recht. Aangezien Chili's gedragingen Bolivia geen schade berokkend hadden en Chili geen voordeel had gehaald, werd het beroep op legitieme verwachtingen afgewezen. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Nederland Duitsland |
|---|
| **Probleem:** Nederland besloot, in het kader van zijn klimaatdoelstellingen, om geen energie meer uit steenkool te produceren. Dit trof Duitse energieproducenten die in Nederland investeerden. Zij eisten schadevergoeding, stellende dat dit een schending van het Energiehandvest was. |
| **Oplossing:** Het IGH-arrest benadrukte het 'right to regulate' van staten inzake milieubeleid. Maatregelen die in goed vertrouwen en zonder disproportionaliteit worden genomen ter bescherming van het algemeen belang, zoals klimaatbeleid, worden doorgaans getolereerd. De arbitrage vond de maatregel van Nederland redelijk en gebaseerd op wetenschappelijke consensus, waardoor de claim van Philip Morris werd afgewezen. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Kosovo Servië |
|---|
| **Probleem:** Kosovo had zich afgescheiden van Servië. De vraag was of Kosovo het recht had om een staat te zijn. |
| **Oplossing:** Het IGH oordeelde dat er geen algemeen recht bestaat om een staat te worden; het is veeleer een feitenkwestie. Hoewel Kosovo zich niet mocht afscheiden in strijd met het interventieverbod, bestond er ook geen verbod. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Palestina Israël |
|---|
| **Probleem:** Het Internationaal Strafhof (ISH) moest oordelen of Palestina een staat is voor de toepassing van zijn territoriale jurisdictie, teneinde misdrijven gepleegd op Palestijns grondgebied te kunnen vervolgen. |
| **Oplossing:** Het ISH oordeelde dat de status van Palestina als staat, zoals erkend door het algemeen internationaal recht, niet doorslaggevend is. Doorslaggevend is of Palestina partij is bij het Statuut van Rome, wat het heeft gedaan, waardoor het Hof bevoegd is. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Algemene Vergadering VN (op aansturen van Mauritius) VK |
|---|
| **Probleem:** De Chagos-eilanden, een deel van Mauritius, werden tijdens de dekolonisatie afgescheiden door het VK ten behoeve van een Amerikaanse militaire basis. Mauritius betwistte de rechtmatigheid van deze afscheiding. |
| **Oplossing:** Het IGH oordeelde in een adviserend oordeel dat de afscheiding onrechtmatig was en dat het VK de eilanden zo spoedig mogelijk aan Mauritius moest teruggeven. Hoewel adviezen niet bindend zijn, oefenen ze aanzienlijke politieke en morele druk uit. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Europese Unie | Doorsnee internationale organisatie |
|---|---|
| Supranationale organisatie met een zeer ontwikkelde rechtsorde en een bijdrage van het Hof van Justitie aan de rechtsproductie. Macht ligt primair bij de organisatie zelf. | Intergouvernementele organisaties zijn afhankelijker van de wil van de lidstaten. Macht ligt primair bij de staten. |
[/TABLE]
[TABLE]
| **IGH, Certain Expenses of the United Nations** |
|---|
| **Probleem:** Kosten van de blauwhelmen waren niet expliciet voorzien in het VN-Handvest. Sommige lidstaten weigerden bij te dragen. |
| **Oplossing:** Het IGH paste de theorie van impliciete bevoegdheden toe, stellende dat organisaties bevoegdheden hebben die noodzakelijk zijn voor het bereiken van hun doelstellingen, zelfs indien niet expliciet in het oprichtingsverdrag vermeld. |
[/TABLE]
[TABLE]
| **A/RES/61/295, United Nations Declaration on the Rights of Indigenous Peoples** |
|---|
| **Probleem:** Inheemse volkeren hebben geen eigendomstitel, waardoor hun rechten op natuurlijke rijkdommen en hun traditionele levenswijze bedreigd worden door externe economische belangen. |
| **Oplossing:** De VN-Verklaring inzake de Rechten van Inheemse Volkeren erkent hun rechten op hun leefomgeving, cultuur en zelfbeschikking, en benadrukt de noodzaak van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming bij beslissingen die hen aangaan. Eigendomsrechten worden autonoom geïnterpreteerd om bescherming te bieden. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Texaco & Calasiatic t. Libië |
|---|
| **Probleem:** Libië onteigende concessies na de revolutie, wat leidde tot een arbitragezaak. De aard van de handeling (overheidsgezag vs. private transactie) was cruciaal voor de immuniteit. |
| **Oplossing:** De arbitrage erkende dat het onteigenen van concessies, ook al is het een koop, kan worden beschouwd als een handeling van overheidsgezag (*de iure imperii*) en derhalve immuniteit geniet, tenzij specifieke uitzonderingen van toepassing zijn. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Nicaragua Colombia |
|---|
| **Probleem:** Afbakening van het continentaal plateau leidde tot een conflict. Het IGH moest vaststellen of de aanspraken van Nicaragua op basis van een lang continentaal plateau een gewoonterechtelijke basis hadden, gezien de beperktere aanspraken van Colombia. |
| **Oplossing:** Het IGH leidde uit de algemene staatspraktijk af dat staten hun aanspraken op het continentaal plateau vrijwillig beperken tot 200 zeemijl, wat een indicatie was van een juridische verplichting, ook al konden andere motieven meespelen. |
[/TABLE]
[TABLE]
| Partijen: Kosovo Servië |
|---|
| **Probleem:** Kosovo had zich afgescheiden van Servië na het uiteenvallen van Joegoslavië. De vraag was of Kosovo het recht had om een staat te zijn. |
| **Oplossing:** Het IGH oordeelde dat er geen algemeen recht is om een staat te worden. Kosovo mocht zich niet afscheiden in strijd met het interventieverbod, maar Servië mocht zich niet op dit verbod beroepen omdat Kosovo op dat moment nog geen staat was. |
[/TABLE]
---
# Jurisdictie en immuniteiten
Dit onderwerp analyseert de bevoegdheid van staten om personen, gedragingen en gebeurtenissen te reguleren, alsmede de immuniteiten die staten en hun vertegenwoordigers genieten in het internationaal recht.
## 3 Jurisdictie en immuniteiten
### 3.1 Jurisdictie
Jurisdictie is de bevoegdheid van een staat om personen, gedragingen of gebeurtenissen te reguleren en aan zijn staatsgezag te onderwerpen. Het is een uiting van staatssoevereiniteit en wordt uitgeoefend door staatsorganen. Jurisdictie kan worden uitgeoefend op basis van verschillende aanknopingsfactoren, die de band tussen de gedraging of persoon en de staat aantonen.
#### 3.1.1 Hoe jurisdictie wordt uitgeoefend
Jurisdictie wordt uitgeoefend via drie verschillende vormen:
* **Wetgevende jurisdictie:** De bevoegdheid om regels te stellen. Dit is in principe alles wat niet verboden is door het internationaal recht (basisregel uit de Lotus-zaak).
* **Uitvoerende jurisdictie:** De bevoegdheid om uitvoerende autoriteit uit te oefenen (bv. arrestaties, beslaglegging). Dit mag in principe alleen op het eigen grondgebied, tenzij er een specifieke internationale rechtsregel is die extraterritoriale uitoefening toelaat.
* **Gerechtelijke jurisdictie:** De bevoegdheid om recht te spreken over personen of geschillen.
#### 3.1.2 Aanknopingsfactoren
De belangrijkste aanknopingsfactoren die de bevoegdheid van een staat rechtvaardigen zijn:
* **Territoriale jurisdictie:** De staat mag alles reguleren wat zich op zijn grondgebied afspeelt. Dit kan ook extensief worden geïnterpreteerd, bijvoorbeeld door te handelen op een schip of vliegtuig onder de jurisdictie van een lidstaat, of via de "business done in whole or in part within the Union" clausule van de EU.
* **Persoonlijke jurisdictie:**
* **Actief:** De staat mag zijn onderdanen vervolgen, ongeacht waar zij zich bevinden en wat zij doen.
* **Passief:** De staat mag vreemdelingen vervolgen die in het buitenland een misdrijf hebben gepleegd tegen een onderdaan van die staat. Dit beginsel wordt echter bekritiseerd vanwege de gebrekkige kenbaarheid van het toepasselijke recht.
* **Effectenbeginsel:** De staat mag jurisdictie uitoefenen over feiten die in het buitenland gebeuren maar die economische of andere effecten hebben op het eigen grondgebied. De VS hanteert hierbij een zeer ruime interpretatie, bijvoorbeeld door het gebruik van de Amerikaanse dollar als aanknopingsfactor.
* **Universele jurisdictie:** De uitoefening van jurisdictie in het algemeen belang van de internationale gemeenschap, met name voor internationale misdrijven zoals genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. De Belgische genocidewet is hier een voorbeeld van, hoewel de toepassing ervan in de praktijk werd beperkt.
#### 3.1.3 Afbakening van jurisdicties
Bij het afbakenen van jurisdicties spelen verschillende criteria een rol:
* **Kwaliteit van de aanknopingsfactor:** De band met het feit of de persoon moet pertinent en voldoende sterk zijn ("close" en "genuine" link).
* **Afweging van concurrerende jurisdicties:** Wanneer meerdere staten jurisdictie kunnen uitoefenen, moet er een afweging gemaakt worden, waarbij territoriale jurisdictie doorgaans voorrang krijgt op extraterritoriale jurisdictie. Het "Foreign State Compulsion" doctrine, dat stelt dat een staat geen jurisdictie mag uitoefenen als dit een schending van het recht van een andere staat zou veroorzaken, wordt steeds meer verlaten.
* **Invloed van andere rechtsregimes:** Mensenrechten, milieurecht en internationaal strafrecht kunnen de beoordeling van aanknopingsfactoren beïnvloeden, bijvoorbeeld door te eisen dat bepaalde handelingen die extraterritoriaal worden gepleegd toch onder de jurisdictie vallen als ze ernstige mensenrechtenschendingen of internationale misdaden betreffen (EHRM casussen zoals Al-Skeini en Georgia v. Russia).
#### 3.1.4 Jurisdictie van de Europese Unie
De EU hanteert eigen richtlijnen inzake extraterritoriale toepassing van sancties, waarbij een "close" en "genuine" link met de EU vereist is. Hoewel de EU kritisch staat tegenover extraterritoriale sancties van derde landen, past ze zelf ook ruime criteria toe, wat leidt tot spanningen met andere rechtsregimes en het principe van wederzijdse erkenning.
### 3.2 Immuniteiten
Immuniteit is een uitzondering op de jurisdictie van een staat, waarbij staten en hun vertegenwoordigers vrijgesteld worden van de uitoefening van jurisdictie door andere staten. Immuniteit heeft als grondslag de soevereine gelijkheid van staten (*par in parem non habet juridictionem*) en het waarborgen van de uitoefening van hun functies.
#### 3.2.1 Verschil met andere concepten
* **Immuniteit:** Vrijstelling van jurisdictie, materiële rechtsregels blijven van toepassing.
* **Exempties (vrijstellingen):** Vrijstelling van naleving van bepaalde materiële rechtsregels (bv. fiscale vrijstellingen).
* **Onschendbaarheid:** Bescherming tegen fysieke dwang en inmenging, zowel negatief (niet betreden) als positief (beschermen tegen derden).
#### 3.2.2 Soorten immuniteiten
* **Staatsimmuniteit:** De immuniteit die staten genieten. Deze is in de loop van de tijd geëvolueerd van een absolute immuniteit tot een beperkte immuniteit.
* **Absolute immuniteit:** Vrijstelling van jurisdictie voor alle handelingen van een staat.
* **Beperkte immuniteit:** Onderscheid tussen *ius imperii* (soevereine handelingen, immuniteit van toepassing) en *ius gestionis* (private/commerciële handelingen, immuniteit niet van toepassing). De beoordeling hiervan is complex en gebeurt vaak op basis van de aard van de handeling in zijn context. De UN Convention on Jurisdictional Immunities of States and their Property (UNCI) codificeert grotendeels de gewoonte, maar is nog niet van kracht.
* **Immuniteit van vertegenwoordigers van staten:** Diplomaten, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken genieten immuniteit. De basis hiervoor ligt in de Conventie van Wenen inzake Diplomatieke Betrekkingen (1961) (CDB), die zowel soevereine gelijkheid als functionele grondslagen aanhaalt.
* **Jurisdictionele immuniteit:** Diplomaten genieten in principe volledige immuniteit van strafrechtelijke, burgerrechtelijke en administratieve jurisdictie van de ontvangststaat, met enkele restrictieve uitzonderingen (bv. erfenissen, onroerende goederen, commerciële activiteiten).
* **Uitvoeringsimmuniteit en onschendbaarheid:** Deze zijn absoluut en bieden bescherming tegen beslaglegging en fysieke dwang, zelfs in de gevallen waar jurisdictionele immuniteit niet geldt.
* **Immuniteit van internationale organisaties:** Deze organisaties genieten doorgaans absolute immuniteit, die vastgelegd is in hun oprichtingsverdragen of zetelakkoorden. Dit kan echter in conflict komen met het recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM), waarbij de immuniteit doorgaans wordt gehandhaafd zolang er adequate alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen bestaan.
* **Immuniteiten en internationale misdaden:** In de Yerodia-zaak oordeelde het IGH dat immuniteit voor ministers van Buitenlandse Zaken blijft gelden, zelfs voor vermeende internationale misdaden, zolang zij in functie zijn. Dit staat in contrast met de praktijk van sommige nationale rechtbanken en de opvattingen binnen bepaalde internationale kringen.
#### 3.2.3 Beperkingen en uitzonderingen op immuniteiten
* **Afstand van immuniteit:** Staten kunnen uitdrukkelijk of impliciet afstand doen van hun immuniteit.
* **Tegen-vorderingen:** Indien een staat een tegen-vordering instelt, kan dit worden gezien als een aanvaarding van de jurisdictie van de rechtbank.
* **Uitvoeringsimmuniteit:** Beslaglegging op goederen van een staat is beperkt tot goederen die niet bestemd zijn voor *ius imperii* doeleinden en die een band hebben met de entiteit waartegen de procedure gericht was. Goederen van centrale banken of bestemd voor militaire doeleinden genieten bijzondere bescherming.
* **Diplomatieke immuniteit:** Geldt niet in de zendstaat en wordt beperkt bij transit door andere staten. Immuniteit voor handelingen gesteld in functie blijft echter bestaan, ook na het einde van de functie.
### 3.3 Afbakening van jurisdictie en immuniteiten
Er is een constante spanning tussen de uitoefening van jurisdictie en de erkenning van immuniteiten. De rechtspraak en de praktijk van staten evolueren, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de aanknopingsfactoren, de afweging van concurrerende jurisdicties, de invloed van andere rechtsregimes (zoals mensenrechten en milieurecht) en de soevereine belangen van staten. De interpretatie van "staat" en "soevereine handeling" is cruciaal voor de toepassing van immuniteitsregels.
### 3.4 De internationale rechter en de vrede
De vreedzame regeling van geschillen is een centraal principe van het internationaal recht, met als doel het voorkomen van gewapend geweld en het bevorderen van internationale vrede en gerechtigheid.
#### 3.4.1 Methoden van vreedzame geschillenbeslechting
* **Niet-jurisdictionele methoden:**
* **Onderhandelingen:** Een inspanningsverbintenis tussen staten om tot een oplossing te komen.
* **Tussenkomst van derden:** Bemiddeling (mediation) en conciliatie (vaststelling van een billijke regeling) proberen de partijen tot een overeenkomst te brengen, vaak door zich te richten op onderliggende belangen in plaats van formele posities.
* **Fact-finding:** Vaststellen van feiten, wat cruciaal kan zijn om misverstanden en valse voorwendsels (false flags) te ontkrachten.
* **Jurisdictionele methoden:**
* **Arbitrage:** Staten kiezen zelf hun scheidsrechters en de procedure, vaak als alternatief voor gerechtelijke beslechting.
* **Internationaal Gerechtshof (IGH):** Het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de VN, wiens rechtsmacht gebaseerd is op de instemming van de staten (contentieuze rechtsmacht) of op adviesvragen van VN-organen (adviserende rechtsmacht). Het IGH werkt vaak met een "evolutieve interpretatie" van verdragen en heeft een belangrijke rol in het bevorderen van de naleving van het internationaal recht en het bieden van "closure" aan slachtoffers.
* **Andere internationale rechtbanken:** Gespecialiseerde tribunalen zoals het Internationaal Strafhof (ISH), het Internationaal Zeerechttribunaal (ITLOS) en regionale hoven (EHRM) behandelen specifieke soorten geschillen.
#### 3.4.2 Uitdagingen en bijdragen van de internationale rechter
* **Obstakels:** De aard van internationale conflicten (vaak politiek), de beperkte afdwingingsmechanismen en de afhankelijkheid van de instemming van staten zijn grote uitdagingen.
* **Bijdragen:** De internationale rechter bevordert de naleving van het recht, draagt bij aan waarheidsvinding en helpt bij het "juist krijgen van de termen" van geschillen, wat kan bijdragen aan een rechtsconforme oplossing en het ondersteunen van zwakkere partijen.
### 3.5 De rol van internationale organisaties
Internationale organisaties zijn opgericht door staten en beschikken over rechtspersoonlijkheid en immuniteiten. Hun bevoegdheden zijn in principe beperkt tot wat is toegekend, maar de theorie van impliciete bevoegdheden maakt uitbreiding mogelijk indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van de doelstellingen van de organisatie. De verantwoordelijkheid van internationale organisaties is echter een complex en vaak problematisch gebied, met name in gevallen van handelen van blauwhelmen.
### 3.6 Volkeren, individuen, NGO's en bedrijven
Volkeren hebben een recht op zelfbeschikking, met name in het kader van dekolonisatie. Individuen en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) zijn steeds meer erkend als actoren in het internationaal recht, hoewel ze zelden als volwaardige subjecten met eigen rechten en plichten worden beschouwd. Bedrijven spelen een belangrijke rol in het internationaal economisch recht, met name in het investeringsrecht, waar zij directe claims kunnen instellen tegen staten.
### 3.7 Staatsaansprakelijkheid en internationale misdrijven
Wanneer staten hun internationale verplichtingen schenden, kunnen zij aansprakelijk worden gesteld. Dit geldt ook voor ernstige schendingen die neerkomen op internationale misdrijven zoals genocide, misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden en agressie. De toerekening van gedragingen aan een staat is cruciaal voor het vaststellen van staatsaansprakelijkheid. Verschoningsgronden kunnen de aansprakelijkheid van een staat beperken, maar niet wanneer de handeling in strijd is met *ius cogens*.
Internationaal strafrecht richt zich op de vervolging van individuen die verantwoordelijk zijn voor deze internationale misdrijven, waarbij het Internationaal Strafhof (ISH) een centrale rol speelt. De bevoegdheid van het ISH is echter beperkt door de instemming van staten en complementair aan de nationale jurisdictie.
---
# Internationale vrede en veiligheid
Dit deel bespreekt de belangrijkste instrumenten en principes die worden gebruikt om internationale vrede en veiligheid te handhaven, met de nadruk op het verbod op geweld, collectieve veiligheid en de rol van de VN-organen.
## 4 Internationale vrede en veiligheid
### 4.1 Algemeen
Het handhaven van internationale vrede en veiligheid is een fundamenteel doel van het internationaal publiekrecht, vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties. Dit omvat zowel een negatieve verplichting, namelijk het verbod op het gebruik van geweld, als een positieve verplichting om geschillen vreedzaam op te lossen.
### 4.2 Verbod van gebruik van gewapend geweld
#### 4.2.1 Het principe van het geweldverbod
Het verbod op het gebruik van geweld is een kernprincipe van het internationaal recht, verankerd in artikel 2, paragraaf 4 van het VN-Handvest en als regel van gewoonterecht. Het verbiedt staten om in hun internationale betrekkingen te dreigen met of gebruik te maken van geweld tegen de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van een andere staat, of op enige andere wijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties.
* **Quid force?** De term "force" in artikel 2, paragraaf 4, verwijst primair naar gewapend, militair geweld. Andere vormen van dwang, zoals economische sancties of fysieke, niet-militaire daden, vallen doorgaans niet onder dit specifieke verbod, hoewel ze wel andere internationale rechtsregels kunnen schenden (bijvoorbeeld het non-interventiebeginsel of het internationaal humanitair recht).
* **”Against … or …”** Het geweldverbod geldt ter bescherming van de territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van staten. Handelingen die deze aspecten schenden, zelfs zonder direct militair contact, kunnen onder het verbod vallen.
* **”Use”** Dit omvat zowel direct als indirect gebruik van geweld. Indirect geweld, zoals het bewapenen of financieren van gewapende groeperingen die tegen een andere staat opereren, wordt ook beschouwd als een schending van het verbod. De vraag of cyberaanvallen hieronder vallen, is nog in ontwikkeling, met een tendens om dit onder schendingen van het non-interventiebeginsel of soevereiniteit te plaatsen.
* **”In their international relations”** Dit beperkt de toepassing van het geweldverbod tot situaties tussen staten. Interne conflicten vallen doorgaans niet direct onder artikel 2, paragraaf 4, hoewel grootschalige mensenrechtenschendingen inburgeroorlogen via de Veiligheidsraad wel onder de noemer "bedreiging van de vrede" kunnen vallen.
* **”Threat”** Dreiging met geweld wordt ook verboden. Hoewel de precieze reikwijdte van wat als een verboden dreiging geldt, onderwerp van discussie is, impliceert een algemene verklaring dat alle opties open worden gehouden wel degelijk een dreiging.
#### 4.2.2 Uitzonderingen op het geweldverbod
Er zijn twee belangrijke uitzonderingen op het geweldverbod:
* **Toestemming:** Gewapend geweld op het grondgebied van een staat met toestemming van die staat (bijvoorbeeld voor vredesoperaties of op uitnodiging) is geen schending van artikel 2, paragraaf 4.
* **Zelfverdediging (Artikel 51 VN-Handvest):** Een staat mag geweld gebruiken ter zelfverdediging tegen een gewapende aanval. Dit recht is beperkt tot de noodzaak en proportionaliteit van de reactie, en geldt alleen tegen de directe aanvaller. Preventieve zelfverdediging is controversieel en vereist een imminente dreiging. De Veiligheidsraad kan ook maatregelen nemen om de vrede te handhaven of te herstellen.
#### 4.2.3 Ius cogens
Het verbod op het gebruik van geweld is een regel van *ius cogens*, wat betekent dat het een dwingende norm van algemeen internationaal recht is waarvan niet mag worden afgeweken. Schendingen van *ius cogens* kunnen leiden tot de nietigheid van verdragen (artikel 53 WVV) en een algemene verplichting voor staten om dergelijke schendingen niet te erkennen of te ondersteunen.
### 4.3 Collectieve veiligheid
Collectieve veiligheid is een systeem waarbij staten zich ertoe verbinden om, in plaats van individuele zelfverdediging, gezamenlijk op te treden tegen agressie of bedreigingen van de vrede en veiligheid. De Verenigde Naties, met name de Veiligheidsraad, zijn het centrale orgaan voor collectieve veiligheid.
#### 4.3.1 De Veiligheidsraad
De Veiligheidsraad heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de handhaving van internationale vrede en veiligheid (Artikel 24 VN-Handvest). Haar besluiten zijn bindend voor alle lidstaten (Artikel 25 VN-Handvest) en hebben voorrang op andere internationale verplichtingen (Artikel 103 VN-Handvest).
* **Hoofdstuk VI VN-Handvest:** Gaat over de vreedzame regeling van geschillen. De Veiligheidsraad kan partijen aanmanen om geschillen vreedzaam op te lossen via diplomatieke middelen, onderzoek, bemiddeling, arbitrage, of juridische procedures. De VN-vredesmachten die onder dit hoofdstuk opereren, zijn doorgaans geneutraliseerd en mogen geen geweld gebruiken, behalve voor zelfverdediging.
* **Hoofdstuk VII VN-Handvest:** Biedt de Veiligheidsraad de bevoegdheid om bindende maatregelen te nemen wanneer de vrede wordt bedreigd, de vrede wordt verstoord, of er sprake is van agressie (Artikel 39 VN-Handvest). Dit kan variëren van diplomatieke en economische sancties tot het gebruik van militair geweld.
* **Procedurele kwesties:** De besluitvorming in de Veiligheidsraad gebeurt via stemming, waarbij de 5 permanente leden (China, Frankrijk, Rusland, VK, VS) een vetorecht hebben over inhoudelijke beslissingen. Dit vetorecht is een centraal obstakel voor effectief optreden.
* **Evolutie van "bedreiging van de vrede":** Het begrip "bedreiging van de vrede" is door de praktijk van de Veiligheidsraad geëvolueerd van enkel gewapende agressie naar ook grootschalige mensenrechtenschendingen, interne conflicten met grensoverschrijdende effecten, terrorisme, en potentieel ook klimaatverandering.
#### 4.3.2 De Algemene Vergadering
De Algemene Vergadering kan de Veiligheidsraad verzoeken om actie te ondernemen, en heeft via de "Uniting for Peace" resolutie (1950) een mechanisme ingesteld om bij een veto in de Veiligheidsraad zelf actie te ondernemen, hoewel haar besluiten doorgaans niet-bindend zijn.
### 4.4 Bescherming van het individu
Het internationaal recht beschermt ook individuen, met name op het gebied van mensenrechten, internationaal arbeidsrecht, internationaal humanitair recht en internationaal strafrecht.
#### 4.4.1 Mensenrechten
Dit omvat een breed scala aan rechten die zijn vastgelegd in internationale verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO) en het VN-Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Deze verdragen bevatten zowel negatieve verplichtingen (respecteren van rechten) als positieve verplichtingen (waarborgen en bevorderen van rechten). Er bestaan ook regionale mensenrechtenverdragen.
* **Verplichtingen van staten:** Staten zijn verantwoordelijk voor het respecteren en waarborgen van deze rechten binnen hun grondgebied en jurisdictie, zonder discriminatie.
* **Mechanismen:** Het VN-mensenrechtencomité en de Mensenrechtenraad, evenals regionale hoven zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, spelen een rol bij het toezien op de naleving van mensenrechten.
#### 4.4.2 Internationaal arbeidsrecht
De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) bevordert internationale arbeidsnormen door middel van een tripartite structuur (regeringen, werknemers, werkgevers) en het aannemen van verdragen en verklaringen. Fundamentele beginselen zoals vrijheid van vereniging, afschaffing van dwangarbeid en kinderarbeid, en non-discriminatie zijn ook buiten de specifieke verdragen bindend voor lidstaten van de IAO.
#### 4.4.3 Internationaal humanitair recht
Dit recht reguleert het gedrag van strijdende partijen tijdens gewapende conflicten, met als doel het beperken van het leed. De Conventies van Genève en de Aanvullende Protocollen vormen de kern van dit recht, met fundamentele beginselen als humaniteit en militaire noodzaak, onderscheid tussen combattanten en burgers, en de bescherming van kwetsbare groepen.
#### 4.4.4 Internationaal strafrecht
Dit recht criminaliseert ernstige internationale misdaden zoals oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, genocide en agressie. Het Internationaal Strafhof (ISH) heeft jurisdictie over deze misdaden wanneer nationale rechtbanken niet in staat of niet bereid zijn te vervolgen. Het ISH opereert op basis van het Statuut van Rome en de beginselen van complementariteit en subsidiariteit.
### 4.5 De rol van de Veiligheidsraad en Algemene Vergadering van de VN in het handhaven van internationale vrede en veiligheid
De Veiligheidsraad is het primaire orgaan voor de handhaving van vrede en veiligheid, met bindende bevoegdheden onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest. De Algemene Vergadering kan ook een rol spelen, met name via haar adviserende functie en de "Uniting for Peace" resolutie.
* **Veiligheidsraad (Hoofdstuk VII):** Kan bindende maatregelen opleggen, inclusief sancties en het machtigen van militair geweld, wanneer er sprake is van een bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede of daad van agressie. De definitie van deze begrippen is geëvolueerd om ook niet-militaire bedreigingen te omvatten. Het vetorecht van de permanente leden blijft echter een significante beperking op de effectiviteit van de Raad.
* **Algemene Vergadering:** Kan adviserende opinies van het Internationaal Gerechtshof vragen en, in uitzonderlijke omstandigheden, zelf actie ondernemen indien de Veiligheidsraad geblokkeerd is.
* **VN-vredesmachten:** Opereren onder het mandaat van de Veiligheidsraad. Hun bevoegdheden en middelen zijn geëvolueerd van puur neutrale observatie naar meer assertieve mandaten die het gebruik van geweld toestaan voor de bescherming van burgers en de uitvoering van het mandaat.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gewoonte | Een bron van internationaal recht die ontstaat uit een algemene praktijk die wordt aanvaard als recht (opinio juris). Dit vereist zowel een consistente praktijk van staten als de overtuiging dat deze praktijk juridisch verplichtend is. |
| Verdragen | Schriftelijke overeenkomsten tussen staten die juridisch bindend zijn en onderworpen zijn aan het internationaal publiekrecht. Ze vormen een van de primaire bronnen van internationaal recht en worden gereguleerd door het Verdrag van Wenen inzake Verdragenrecht. |
| Jus cogens | Dwingend internationaal recht; regels die door de internationale gemeenschap als geheel worden aanvaard als regels waarvan niet mag worden afgeweken, zoals het verbod op genocide en het verbod op foltering. Deze regels hebben een hogere status dan andere internationale normen. |
| Opinio juris | De overtuiging van staten dat zij zich op een bepaalde manier gedragen omdat zij daartoe juridisch verplicht zijn. Dit is een van de twee constitutieve bestanddelen van gewoonterecht, naast de staatspraktijk. |
| Staatsaansprakelijkheid | Het internationaalrechtelijke regime dat bepaalt onder welke voorwaarden een staat verantwoordelijk kan worden gehouden voor onrechtmatige gedragingen die aan de staat kunnen worden toegerekend, en welke rechtsgevolgen daaraan verbonden zijn. |
| Jurisdictie | De bevoegdheid van een staat om zijn wetgeving en gezag uit te oefenen over personen, goederen en gebeurtenissen. Dit kan gebaseerd zijn op territoriale, persoonlijke of universele aanknopingsfactoren, en is een uiting van staatssoevereiniteit. |
| Staatsimmuniteit | De regel van internationaal recht die bepaalt dat een soevereine staat niet onderworpen kan worden aan de jurisdictie van een andere staat, tenzij deze laatste staat toestemming geeft of een uitzondering van toepassing is. Dit principe is gebaseerd op soevereine gelijkheid. |
| Vreedzame geschillenregeling | De methoden en procedures die staten kunnen gebruiken om internationale geschillen op een vreedzame manier op te lossen, zoals onderhandelingen, bemiddeling, arbitrage en rechterlijke procedures, zoals die van het Internationaal Gerechtshof. |
| Mensenrechten | Universele rechten die inherent zijn aan elk individu, ongeacht nationaliteit, verblijfplaats of andere status. Ze worden beschermd door diverse internationale en regionale verdragen en instrumenten. |
| Internationaal humanitair recht | De regels die van toepassing zijn in geval van gewapende conflicten, met als doel het beperken van het lijden en het beschermen van personen die niet deelnemen aan de strijd, en het beperken van de middelen en methoden van oorlogsvoering. |
| Internationaal strafrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de internationale misdaden zoals genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid, en de vervolging van individuen die verantwoordelijk zijn voor deze misdaden, vaak via internationale tribunalen of het Internationaal Strafhof. |
| Due diligence | Een algemene rechtsplicht in het internationaal recht die inhoudt dat staten redelijke stappen moeten ondernemen om te voorkomen dat activiteiten binnen hun jurisdictie of controle schade toebrengen aan andere staten of aan gebieden buiten nationale jurisdictie. |
| Fair and equitable treatment (eerlijke en billijke behandeling) | Een breed principe in het internationaal investeringsrecht dat staten verplicht om investeerders en hun investeringen eerlijk en billijk te behandelen, met inachtneming van transparantie, rechtszekerheid en bescherming van legitieme verwachtingen. |
| Common but differentiated responsibilities | Een principe in het internationaal milieurecht, met name in het klimaatbeleid, dat erkent dat alle staten een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben om mondiale milieuproblemen aan te pakken, maar dat deze verantwoordelijkheden verschillend zijn op basis van hun capaciteiten en historische bijdragen aan het probleem. |
| Soevereiniteit | Het hoogste en onafhankelijke gezag van een staat binnen zijn eigen grondgebied, en de gelijkheid van staten in hun betrekkingen met andere staten. Dit principe is een hoeksteen van het internationaal publiekrecht. |
| Verantwoordelijkheid van internationale organisaties | Het regime dat bepaalt wanneer en hoe internationale organisaties internationaalrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun handelingen, wat vaak complex is vanwege hun immuniteiten en oprichtingsaktes. |
| Deder aut judicare | Een rechtsbeginsel in het internationaal strafrecht dat stelt dat een staat die een verdachte van een ernstig internationaal misdrijf op zijn grondgebied aantreft, deze verdachte ofwel zelf moet berechten ofwel moet uitleveren aan een bevoegde staat. |
| Forum prorogatum | Een situatie waarin een staat, hoewel hij de rechtsmacht van een internationaal gerechtshof niet formeel heeft aanvaard, impliciet toestemt om voor dat gerechtshof te verschijnen en zich te verdedigen, waardoor het gerechtshof alsnog rechtsmacht verkrijgt. |
| Ius cogens | Dwingend internationaal recht; regels die door de internationale gemeenschap als geheel worden aanvaard als regels waarvan niet mag worden afgeweken, zoals het verbod op genocide en het verbod op foltering. Deze regels hebben een hogere status dan andere internationale normen. |
| Erga omnes | Verplichtingen die staten verschuldigd zijn aan de internationale gemeenschap als geheel. Schendingen van erga omnes-verplichtingen kunnen door elke staat worden ingeroepen, zelfs als zij niet direct door de schending getroffen is. |
| Facultatieve rechtsmacht | De rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof die afhankelijk is van de uitdrukkelijke instemming van de staten die bij een geschil betrokken zijn, vaak vastgelegd in verdragen of speciale overeenkomsten. |
| Staatsimmuniteit van uitvoering | De regel dat, zelfs indien jurisdictionele immuniteit is opgeheven, bepaalde goederen van een staat, zoals die bestemd zijn voor overheidsfuncties (ius imperii), niet vatbaar zijn voor beslag of ten uitvoerlegging. |
| Diplomatieke immuniteit | De immuniteiten en privileges die worden verleend aan diplomatieke agenten en hun personeel, vastgelegd in het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen, om hen in staat te stellen hun taken ongestoord uit te voeren. |
| Ius imperii | Handelingen van een staat die worden verricht in de uitoefening van zijn soeverein gezag en publieke functie. Voor deze handelingen geniet de staat doorgaans immuniteit van jurisdictie. |
| Ius gestionis | Handelingen van een staat die worden verricht in een private hoedanigheid, vergelijkbaar met commerciële transacties. Voor dergelijke handelingen geniet de staat doorgaans geen immuniteit van jurisdictie. |