Cover
Zacznij teraz za darmo CRIMINOLOGIE.docx
Summary
# Klassieke en positivistische criminologie
Hier is een samenvatting van de klassieke en positivistische criminologie, opgesteld als studiegids.
## 1. Klassieke en positivistische criminologie
Deze sectie van de tekst introduceert de twee fundamentele benaderingen binnen de criminologie: de klassieke school, die zich richt op rationele keuzes en situationele preventie, en de positivistische school, die de nadruk legt op biologische, psychologische en sociale oorzaken van criminaliteit.
### 1.1 Klassieke criminologie: criminaliteit als rationele keuze
De klassieke criminologie beschouwt criminaliteit als een resultaat van rationele beslissingen die individuen nemen. Het mensbeeld is dat van een rationele actor die kosten en baten afweegt alvorens te handelen om eigen doelen te bereiken.
#### 1.1.1 Rational choice theory
Deze theorie, centraal in de klassieke benadering, verklaart crimineel gedrag door te focussen op de rationele beslissingen van daders.
#### 1.1.2 Crime science / omgevingscriminologie
Crime science richt zich op de *hoe* van criminaliteit: hoe het wordt gepleegd en hoe het kan worden voorkomen. Het bestudeert de criminaliteitsgebeurtenis zelf en zoekt naar praktische, empirisch onderbouwde oplossingen om criminaliteit te verminderen. De methodologie is empirisch, evidence-based, en gericht op direct toepasbare methoden.
> **Tip:** Empirisch onderzoek kan kwalitatief (diepte-interviews, observaties, analyse van verslagen) of kwantitatief (cijfers, metingen) zijn. "Evidence-based" betekent keuzes maken op basis van wetenschappelijk bewijs dat iets daadwerkelijk werkt.
##### 1.1.2.1 Situationele criminaliteitspreventie (SCP)
SCP richt zich op het manipuleren van de omgeving en de situatie om criminaliteit te voorkomen. Het doel is om de kansen op criminaliteit te verkleinen door het moeilijker, risicovoller of minder lonend te maken voor potentiële daders. De kernelementen zijn:
* **Verhogen van de inspanning:** Criminaliteit moeilijker maken (bijv. betere sloten, camerabewaking).
* **Verhogen van het risico:** Kans op ontdekking vergroten (bijv. betere verlichting, toezicht).
* **Verminderen van de beloning:** De buit minder aantrekkelijk maken (bijv. moeilijker verkopen van gestolen goederen).
* **Verminderen van verleidingen:** Verleidingen die tot criminaliteit kunnen leiden minimaliseren.
* **Verminderen van opties tot excuses:** Zorgen dat mensen minder geneigd zijn zich te rechtvaardigen (bijv. duidelijke regels).
##### 1.1.2.2 Opportunity theory (gelegenheidstheorie)
Deze theorie stelt dat criminaliteit plaatsvindt wanneer een geschikt doelwit, de afwezigheid van effectief toezicht en een gemotiveerde dader samenkomen in tijd en ruimte. Criminaliteitspreventie wordt bereikt door het beheersen van deze gelegenheden.
##### 1.1.2.3 Broken windows theory
Deze theorie stelt dat verloedering en overlast in een buurt uitnodigen tot deviant gedrag en kunnen leiden tot ernstige criminaliteit. Het suggereert een domino-effect: kleine incidenten van wanorde leiden tot de geleidelijke achteruitgang van de buurt. Het aanpakken van kleine overtredingen (zoals vandalisme, afval) kan grotere misdrijven voorkomen door een gevoel van controle en veiligheid te versterken.
> **Kritiek op Broken Windows Theory:** Het causale verband is betwist, studies hebben gemengde resultaten, en overmatige handhaving kan het vertrouwen in de politie ondermijnen en sociale cohesie schaden.
##### 1.1.2.4 CPTED (Crime Prevention Through Environmental Design)
CPTED richt zich op de ruimtelijke ordening om criminaliteit te verminderen. Het doel is om ruimtes zo te ontwerpen dat criminaliteit wordt ontmoedigd, met nadruk op:
* **Ruimtelijke ordening:** Ontwerp van ruimtes om criminaliteit te ontmoedigen (minder afgelegen gebieden, goed verlichte omgevingen).
* **Toezicht en overzicht:** Fysieke infrastructuur die natuurlijk toezicht bevordert (mensen zien wat er gebeurt).
* **Territorialiteit:** Creëren van een gevoel van eigendom door fysieke afbakeningen, wat de neiging tot criminele activiteiten kan verminderen.
#### 1.1.3 Controle theorieën
Controletheorieën gaan ervan uit dat mensen van nature geneigd zijn tot deviant gedrag, maar dat sociale controle hen weerhoudt. De focus ligt op waarom mensen zich *wel* aan de regels houden.
##### 1.1.3.1 Social control theory
Deze stroming benadrukt sociale mechanismen die conformiteit aan maatschappelijke normen bevorderen. Sterke sociale bindingen en controlemechanismen houden individuen in het gareel. Vier centrale elementen van binding zijn:
1. **Affectieve binding:** Emotionele banden met anderen (familie, vrienden).
2. **Betrokkenheid bij conventionele doelen:** Investering in maatschappelijke doelen (opleiding, carrière).
3. **Betrokkenheid bij activiteiten:** Actief deelnemen aan legitieme activiteiten (school, werk, sport).
4. **Overtuiging van conventionele normen en waarden:** Geloven in en waarderen van maatschappelijke normen.
> **Tip:** Hirschi's theorie suggereert dat zwakke bindingen leiden tot meer deviant gedrag. Preventiebeleid kan zich richten op het versterken van deze bindingen.
### 1.2 Positivistische criminologie
Positivisme gelooft in de toepassing van wetenschappelijke methoden op sociale fenomenen voor objectieve kennis. Positivistische criminologie past dit toe op criminaliteit om de biologische, psychologische en sociale oorzaken te identificeren. Er is een focus op de oorzaken van criminaliteit en op rehabilitatie.
> **Kernidee:** Sommige mensen zijn 'geboren misdadigers', wat impliceert dat criminaliteit voortkomt uit factoren buiten de wil van het individu.
#### 1.2.1 Biosociale criminologie
Deze interdisciplinaire benadering verklaart crimineel gedrag door de interactie tussen biologische factoren (genetica, hersenstructuur, hormonen) en sociale omgevingsinvloeden (opvoeding, armoede). Biologische aanleg maakt vatbaar, maar de sociale context bepaalt de uiting.
##### 1.2.1.1 Genetica en criminaliteit
Onderzoek bestudeert genetische variaties die verband houden met impulsiviteit, agressie en antisociaal gedrag. Methoden omvatten tweelingstudies, adoptiestudies en moleculair genetisch onderzoek naar specifieke genen.
##### 1.2.1.2 Biologische factoren voor risicogedrag
Deze factoren hangen samen met antisociaal of crimineel gedrag en verhogen de vatbaarheid.
* **Low arousal theory:** Individuen met een lage fysiologische opwinding zoeken actief naar stimulatie, wat kan leiden tot risicovol gedrag.
* **Fearlessness theory:** Een laag lichamelijk stressniveau leidt tot minder gevoeligheid voor negatieve consequenties en straffen.
* **Sensation seeking theory:** Verlaagd stressniveau kan leiden tot verveling en het opzoeken van spanning en uitdaging, inclusief crimineel gedrag.
##### 1.2.1.3 Neurobiologie en crimineel gedrag
Onderzoek naar de hersenstructuur en -functie die verband houden met antisociaal gedrag, inclusief neuropsychologische afwijkingen en neurotransmitterfuncties.
##### 1.2.1.4 Hormonale invloed
Onderzoek naar de rol van hormonen zoals testosteron en cortisol bij agressie en impulsiviteit.
#### 1.2.2 Ontwikkelings-levensloopcriminologie
Deze benadering bestudeert crimineel gedrag in de context van iemands levensverloop. Factoren en gebeurtenissen in de ontwikkeling van kinderen en adolescenten worden onderzocht.
* **Bevindingen:** De meeste jongeren starten met crimineel gedrag tussen 8 en 14 jaar en stoppen tussen 20 en 29 jaar. Een kleine minderheid heeft een langere "criminele carrière".
* **Risicofactoren:** Familiale (gebrekkig toezicht, harde discipline), individuele (lage intelligentie, impulsiviteit), socio-economische (armoede), peer-gerelateerde (delinquente peers), school- en buurtfactoren.
* **Protectieve factoren:** Sterke gezinsbanden, onderwijs, werkgelegenheid, sociale steun, zelfcontrole en sociale vaardigheden.
> **Twee hoofdtypen criminelen:**
> * **Adolescent-limited:** Crimineel gedrag alleen tijdens de adolescentie.
> * **Life-course-persistent:** Crimineel gedrag vanaf vroege kinderjaren tot volwassenheid.
#### 1.2.3 Internering
Een juridisch proces waarbij personen die een gevaar vormen voor zichzelf of de samenleving vanwege geestesziekte, in psychiatrische instellingen worden geplaatst in plaats van strafrechtelijk vervolgd. Dit gebeurt wanneer iemands mentale toestand hen verhindert volledig verantwoordelijk te worden gehouden.
> **Kernconcept:** Ontoerekeningsvatbaarheid is een juridisch begrip dat aangeeft dat iemand niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor daden vanwege een gebrek aan mentale capaciteit.
#### 1.2.4 Psychologische criminologie
Deze tak richt zich op psychologische perspectieven van crimineel gedrag, waaronder leerpsychologie. Crimineel gedrag wordt gezien als aangeleerd gedrag, door beloning, bestraffing of observatie/imitatie.
#### 1.2.5 Sociologische criminologie
Sociologie bestudeert menselijk gedrag in groepen en samenlevingen. Sociologische criminologie kijkt naar de relatie tussen sociale ongelijkheid en criminaliteit, structurele tekortkomingen (armoede, werkloosheid), sociale banden en sociale controlemechanismen.
> **Kritiek op strafrechtelijk systeem:** Het strafrechtelijke systeem kan structurele ongelijkheden versterken door bepaalde gemeenschappen te criminaliseren.
##### 1.2.5.1 Sociale criminologie
Een subcategorie die zich focust op sociale interacties en directe sociale relaties, zoals invloed van familie, vrienden en gemeenschappen op crimineel gedrag.
##### 1.2.5.2 Differentiële associatie theorie
Deze theorie stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd door sociale interacties. De aard, omvang en intensiteit van deze interacties bepalen de waarschijnlijkheid van crimineel gedrag.
> **Kernidee:** Crimineel gedrag is niet aangeboren, maar wordt geleerd via associaties met anderen, vooral binnen directe sociale groepen. De frequentie, duur, prioriteit en intensiteit van deze associaties zijn bepalend.
##### 1.2.5.3 Labeling theorie
Deze benadering richt zich op de maatschappelijke reacties op crimineel gedrag. Het proces van "etikettering" (labelling) als "crimineel" kan het zelfbeeld van individuen veranderen en hun gedrag beïnvloeden, leidend tot secundaire deviantie.
> **Kernconcepten:**
> * **Etikettering (labelling):** Individuen worden gelabeld als "deviant" of "crimineel" door de samenleving.
> * **Secundaire deviantie:** Wanneer gelabeld, kan dit leiden tot een versterking van crimineel gedrag doordat het individu de criminele rol omarmt.
> * **Reactieve etikettering:** Labeling op basis van kenmerken zoals ras, geslacht of sociale klasse, wat kan leiden tot discriminatie.
##### 1.2.5.4 Structurele criminologie
Deze stroming onderzoekt hoe brede sociale structuren en maatschappelijke ongelijkheden bijdragen aan criminaliteit (armoede, sociale uitsluiting). Dit staat tegenover de focus van sociale criminologie op microniveau-factoren.
##### 1.2.5.5 Strain/spanningstheorieën
Deze theorieën stellen dat criminaliteit ontstaat door spanningen (strain) tussen maatschappelijke doelen en de beschikbare middelen om deze te bereiken. Ongelijke kansen en beperkte middelen kunnen leiden tot frustratie en crimineel gedrag als reactie.
> **Voorbeeld:** Iemand wil succesvol zijn, maar door armoede of discriminatie kan diegene die doelen niet via legitieme weg bereiken, wat spanning veroorzaakt.
##### 1.2.5.6 Delinquente subculturen en gangs
Gangs ontstaan in gemeenschappen met beperkte toegang tot legitieme kansen (onderwijs, werk). Dit kan leiden tot frustratie en hopeloosheid. Binnen gangs vinden jongeren identiteit, verbondenheid en steun die ze elders missen.
##### 1.2.5.7 Sociale desintegratie theorie
Deze theorie, gerelateerd aan de Chicago School, stelt dat buurten met een gebrek aan sociale samenhang, informele sociale controle en gemeenschapsbetrokkenheid vatbaarder zijn voor criminaliteit. Factoren zoals armoede, etnische heterogeniteit en residentiële mobiliteit dragen bij aan "sociale disorganisatie".
> **Determinisme:** Niet alle individuen in sociaal gedesorganiseerde buurten worden crimineel; individuele keuzes en verantwoordelijkheid spelen ook een rol.
#### 1.2.6 Kritische criminologie
Deze benadering onderzoekt de oorzaken van criminaliteit, de reacties daarop, en het criminaliseringsproces, met nadruk op machtsdynamiek, sociale ongelijkheid en politieke/economische structuren.
> **Centrale aandachtspunten:**
> * **Machtsdynamiek en sociale controle:** Hoe macht wordt gebruikt en misbruikt door instituties.
> * **Structurele ongelijkheid en sociale onrechtvaardigheid:** De impact van sociaal-economische ongelijkheid, racisme, etc. op criminaliteit.
> * **Culturele en symbolische aspecten van criminaliteit:** Representatie en interpretatie van criminaliteit in media en discours.
#### 1.2.7 Theorie maatschappelijke kwetsbaarheid
Deze theorie focust op het risico dat individuen negatieve aspecten van maatschappelijke instituties (controle, sancties) ondergaan en minder genieten van het positieve aanbod. Factoren zijn economische kwetsbaarheid, sociale uitsluiting, gebrekkige onderwijskansen en discriminatie.
> **Voorbeeld:** Een achtergestelde buurt met hoge werkloosheid en armoede leidt tot beperkte kansen en mogelijke blootstelling aan geweld, wat kan resulteren in een gevoel van uitsluiting en discriminatie.
#### 1.2.8 Herstelrecht / restauratieve justitie
Deze benadering richt zich op het herstellen van schade toegebracht door crimineel gedrag.
> **Centrale elementen:**
> * **Focus op herstel:** Herstellen van de door het misdrijf veroorzaakte schade.
> * **Betrokkenheid van alle belanghebbenden:** Slachtoffers, daders en gemeenschappen worden betrokken.
> * **Herstelgerichte werkvormen:** Bemiddeling, herstelconferenties, slachtoffer-dader bemiddeling.
> * **Focus op re-integratie en rehabilitatie:** Verantwoordelijkheid nemen, schade herstellen, positieve veranderingen.
#### 1.2.9 Penologie en gevangeniswezen
Penologie bestudeert straffen en het strafrechtelijk systeem, inclusief de doelstellingen van straf (vergelding, afschrikking, rehabilitatie, bescherming).
##### 1.2.9.1 Historische ontwikkeling
* **Vroegmoderne tijd (1450-1800):** Publieke straffen als rituelen die waarden bevestigden; fysieke pijn en schaamte als disciplinering.
* **Klassieke school penologie (18e eeuw):** Reactie op wrede straffen; rationele, proportionele en preventieve straffen. Cesare Beccaria en Jeremy Bentham waren grondleggers. De nadruk lag op de preventieve werking van straf.
* **Jeremy Bentham:** Ontwierp het Panopticon-gevangenismodel voor constante observatie en controle.
* **Positieve school penologie:** Misdaad als gevolg van biologische, psychologische en sociale factoren buiten de controle van het individu. Pleitte voor straffen gericht op rehabilitatie en sociale bescherming, en zag gevangenissen als plaatsen voor heropvoeding.
* **Disciplinering (Foucault):** Verschuiving van straffen op het lichaam naar straffen op de geest en gedrag, met subtielere controlemechanismen.
* **Sociale theorie van straffen:** Straf bevordert sociale cohesie en orde door normen en waarden te handhaven en chaos te voorkomen.
> **Kritiek/aandachtspunten:**
> * **Sociale ongelijkheid:** Ongelijke behandeling van groepen (armen, minderheden) in het strafrecht, met zwaardere straffen en hogere opsluitingspercentages. Dit is verbonden met sociaaleconomische ongelijkheden.
> * **Criminalisering van armoede:** Sociaaleconomische marginalisatie leidt tot hogere opsluitingspercentages voor gedragingen die voortkomen uit armoede.
##### 1.2.9.2 Neoklassieke school van penologie
Erkend dat niet alle daders gelijk verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Houdt rekening met factoren zoals leeftijd, geestelijke gezondheid en sociale omstandigheden, wat leidt tot meer gepersonaliseerde straffen.
##### 1.2.9.3 Recidive en ineffectiviteit van de gevangenis
* **Recidive:** Herhaaldelijk plegen van misdaden. Hoge recidivecijfers stellen de effectiviteit van gevangenissen ter discussie. Oorzaken zijn gebrekkige begeleiding, sociale uitsluiting, gebrek aan werkgelegenheid en stigmatisering.
* **Nood aan hervorming:** Oproep tot alternatieve strafmodellen gericht op sociale re-integratie en het aanpakken van structurele oorzaken.
##### 1.2.9.4 Gevangeniswezen in België
* **Beheer:** Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen.
* **Kernopdracht:** Straffen correct, veilig en humaan uitvoeren en gedetineerden helpen bij terugkeer naar de samenleving.
* **Wetgeving:** Wet tot regeling van de rechten van de gedetineerden, Wet betreffende de uitvoering van straffen en maatregelen, Strafwetboek, Reglement voor de gevangenissen.
* **Europese wetgeving:** Europese Conventie voor de Rechten van de Mens, Nelson Mandela-regels.
* **VN-wetgeving:** Minimumregels voor de behandeling van gedetineerden (Mandela-regels).
##### 1.2.9.5 Soorten inrichtingen
* **Gesloten gevangenis:** Meest beperkt in vrijheid, focus op bewaking en veiligheid.
* **Open gevangenis:** Minder strikte beveiliging, meer vrijheden, focus op voorbereiding op terugkeer in de maatschappij.
* **Gevangenisdorp:** Meerdere gebouwen, open en beveiligde afdelingen, leven in kleine groepen.
* **Arresthuis:** Verblijf voor beklaagden (nog niet veroordeeld).
* **Strafhuis:** Gevangenis voor veroordeelden.
* **Inrichting ter bescherming van de maatschappij (ITPM):** Verblijf voor geïnterneerden (psychiatrische patiënten die een misdrijf hebben gepleegd).
* **Transitiehuizen:** Kleinschalige, gesloten en beveiligde inrichtingen voor langgestrafte veroordeelden ter voorbereiding op terugkeer in de maatschappij.
* **Detentiehuizen:** Voor kortgestraften (straf van maximaal 3 jaar), met nadruk op intensieve begeleiding om recidive te voorkomen.
##### 1.2.9.6 Alternatieven voor opsluiting
* **Halve vrijheid / Beperkte detentie:** Gevangenen verlaten de gevangenis voor werk, opleiding of andere belangen, met strikte regels.
* **Penitentiair verlof (PV) & Uitgaansvergunning (UV):** Tijdelijke verlating van de gevangenis voor sociale, familiale of professionele doeleinden.
* **Bezoek aan tafel / Bezoek achter glas / Ongestoord bezoek:** Verschillende vormen van bezoekregelingen.
* **Autonome werkstraf:** Onbetaald werk in vrije tijd, buiten school- of werktijden.
* **Voorlopige / Voorwaardelijke vrijlating:** Vrijlating onder proeftijd met naleving van voorwaarden.
* **Elektronisch toezicht:** Gevangenisstraf thuis uitzitten met een enkelband en uurregeling.
* **Probatie:** Straf wordt niet uitgevoerd (opschorting) of uitgesteld (uitstel) zolang voorwaarden worden nageleefd, met begeleiding van een justitieassistent.
* **Justitiehuizen:** Zorgen voor opvolging van daders om recidive te voorkomen.
---
# Sociologische criminologie en kritische criminologie
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting over sociologische en kritische criminologie, gebaseerd op de verstrekte documentinhoud, inclusief de specifieke secties over differentiële associatie, labelingtheorie en strain-theorieën, evenals de bredere concepten van kritische criminologie.
## 2. Sociologische criminologie en kritische criminologie
Deze sectie onderzoekt sociologische perspectieven op criminaliteit, waarbij de nadruk ligt op sociale interacties, structurele factoren en machtsdynamiek, en gaat vervolgens dieper in op kritische criminologie die zich richt op sociale ongelijkheid en machtsverhoudingen als kernoorzaken van criminaliteit.
### 2.1 Sociologische criminologie
Sociologische criminologie is een discipline die crimineel gedrag verklaart door te kijken naar de maatschappelijke structuren, sociale interacties en de plaats van individuen binnen de samenleving. In tegenstelling tot benaderingen die zich primair richten op individuele psychologische of biologische factoren, legt de sociologische criminologie de nadruk op externe, sociale oorzaken.
#### 2.1.1 Algemene principes van sociologische criminologie
* **Focus op groepsgedrag en samenlevingen:** Sociologie bestudeert hoe mensen zich gedragen in groepen en hoe samenlevingen zijn georganiseerd, inclusief de invloed van regels, gewoontes en ideeën.
* **Sociale ongelijkheid als oorzaak:** Een cruciaal aandachtspunt is de relatie tussen sociale ongelijkheid en criminaliteit. Mensen uit achtergestelde gemeenschappen hebben vaak een verhoogde kans op criminaliteit vanwege beperkte kansen op onderwijs, werkgelegenheid en andere hulpbronnen.
* **Structurele tekortkomingen:** Deze benadering analyseert hoe structurele problemen zoals armoede, gebrekkige onderwijssystemen, werkloosheid en slechte toegang tot gezondheidszorg de kans op criminaliteit vergroten. Economische druk kan individuen ertoe aanzetten illegale middelen te zoeken.
* **Sociale banden en sociale controle:** Sterke sociale banden (familie, vrienden, gemeenschap) worden gezien als beschermende factoren. Sociale controlemechanismen (toezicht door familie, gemeenschap, instituties) handhaven normen en ontmoedigen crimineel gedrag.
* **Kritiek op het strafrechtelijk systeem:** Het strafrechtelijk systeem wordt vaak gezien als een versterker van structurele ongelijkheden, waarbij bepaalde gemeenschappen worden gemythematiseerd en gemarginaliseerd, terwijl de onderliggende oorzaken van criminaliteit genegeerd worden.
#### 2.1.2 Differentiële associatietheorie
Deze theorie, ontwikkeld door Edwin Sutherland, stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd door middel van sociale interacties.
* **Aanleren door interactie:** Crimineel gedrag is geen aangeboren eigenschap, maar wordt geleerd via associaties met anderen, voornamelijk binnen de directe sociale omgeving (familie, vrienden, buurt).
* **Differentiatie in interacties:** De aard, omvang en intensiteit van deze interacties bepalen de waarschijnlijkheid dat iemand crimineel gedrag vertoont. Individuen hebben verschillende sociale interacties, wat leidt tot differentiële associaties.
* **Frequente, duurzame en intense associaties:** Hoe vaker, hoe langer, hoe belangrijker (prioritair) en hoe intensiever de associaties met individuen zijn die criminele gedragingen en attitudes propageren, des te groter de kans dat een persoon zelf crimineel gedrag gaat vertonen.
* **Afzetting tegen aangeboren/genetische oorzaken:** De theorie positioneert zich expliciet tegen het idee dat criminaliteit genetisch bepaald is.
> **Tip:** Denk aan de differentiële associatietheorie als een "besmetting" die plaatsvindt door interactie. Hoe meer je blootgesteld wordt aan criminele normen en gedragingen in je sociale netwerk, hoe groter de kans dat je deze overneemt.
#### 2.1.3 Labelingtheorie (reactieve criminologie)
De labelingtheorie richt zich niet primair op de oorzaken van crimineel gedrag, maar op de reacties van de samenleving op deviant gedrag en hoe deze reacties het gedrag van individuen beïnvloeden.
* **Etikettering (labelling):** Individuen worden door de samenleving als "crimineel" of "deviant" bestempeld. Het label wordt niet zozeer bepaald door het inherent slechte karakter van het gedrag, maar door de maatschappelijke reactie daarop.
* **Secundaire deviantie:** Nadat een individu eenmaal als crimineel is gelabeld, kan dit label leiden tot een versterking van crimineel gedrag. Het "criminele" label kan het zelfbeeld van een persoon beïnvloeden, waardoor deze zich identificeert met de toegewezen rol. Dit kan ertoe leiden dat het voorheen afwijkende gedrag een integraal onderdeel wordt van iemands identiteit.
* **Reactieve etikettering:** Etikettering kan gebaseerd zijn op kenmerken zoals ras, geslacht, sociale klasse of stereotypen. Dit kan leiden tot discriminatie, versterking van sociale ongelijkheden en uitsluiting van bepaalde groepen.
> **Voorbeeld:** Een jongere wordt gepakt voor winkeldiefstal en door de politie, school en omgeving als "dief" gelabeld. Deze jongere kan hierdoor meer geïsoleerd raken, zich meer identificeren met andere jongeren die ook een negatief label hebben, en daardoor meer geneigd zijn om opnieuw crimineel gedrag te vertonen om aan dit nieuwe zelfbeeld te voldoen.
#### 2.1.4 Strain-theorieën (spanningstheorieën)
Deze theorieën stellen dat criminaliteit ontstaat wanneer individuen spanning ervaren tussen hun maatschappelijke doelen en de middelen die ze ter beschikking hebben om deze doelen te bereiken.
* **Spanning tussen doelen en middelen:** De kern van strain-theorieën is de druk die de samenleving uitoefent om bepaalde doelen te bereiken (bv. succes, welvaart, erkenning), terwijl de legitieme middelen om deze doelen te bereiken (bv. opleiding, werk, netwerk) ongelijk verdeeld zijn.
* **Ongelijke kansen en beperkte middelen:** Factoren als armoede, discriminatie en gebrek aan kansen creëren spanningen omdat individuen hun doelen niet op de "juiste" manier kunnen realiseren.
* **Criminaliteit als reactie op spanning:** Deze spanning kan leiden tot frustratie en crimineel gedrag, als een alternatieve manier om de gewenste doelen te bereiken of om te gaan met de druk.
> **Voorbeeld:** Iemand met een sterke ambitie om rijk te worden (maatschappelijk doel), maar zonder de middelen (opleiding, netwerk) om dit legaal te bereiken, kan uit frustratie en druk tot illegale activiteiten zoals fraude of drugshandel overgaan om toch financieel succes te behalen.
* **Delinquente subculturen en gangs:** Gangs ontstaan vaak in gemeenschappen met structurele tekortkomingen, zoals beperkte toegang tot onderwijs en werkgelegenheid. Jongeren die zich buitengesloten voelen en weinig kansen zien, kunnen zich aansluiten bij gangs voor identiteit, verbondenheid en steun.
* **Chicago School en sociale desintegratie:** De Chicago School onderzocht criminaliteit vanuit ecologisch en sociaal-ecologisch perspectief. Zij stelden dat buurten met kenmerken als bevolkingsdichtheid, armoede, gemengde functies, hoge verhuisintensiteit en verval vatbaarder zijn voor criminaliteit door een gebrek aan sociale samenhang en informele sociale controle (sociale desorganisatie).
### 2.2 Kritische criminologie
Kritische criminologie onderzoekt de oorzaken van criminaliteit en de reacties daarop, met een diepe focus op de rol van machtsdynamiek, sociale ongelijkheid en structurele factoren in de maatschappij. Het stelt de bestaande sociale en juridische structuren ter discussie.
#### 2.2.1 Centrale aandachtspunten van kritische criminologie
* **Machtsverhoudingen en sociale controle:** Deze benadering analyseert hoe macht wordt gebruikt en misbruikt door instituties (overheid, rechtssysteem, politie) om criminaliteit te reguleren en bepaalde groepen te controleren of te onderdrukken.
* **Structurele ongelijkheid en sociale onrechtvaardigheid:** Kritische criminologie benadrukt hoe sociaal-economische ongelijkheid, racisme, seksisme en andere vormen van discriminatie bijdragen aan omstandigheden die criminaliteit bevorderen. Het vraagt zich af waarom bepaalde groepen disproportioneel vertegenwoordigd zijn in criminaliteitsstatistieken.
* **Culturele en symbolische aspecten:** Er wordt gekeken naar hoe criminaliteit wordt gerepresenteerd in media, cultuur en politiek, en hoe dit bijdraagt aan de stigmatisering en marginalisatie van bepaalde groepen.
* **Kritiek op het strafrechtelijk systeem:** Het strafrechtelijk systeem wordt geanalyseerd op hoe het bestaande machtsstructuren bestendigt en hoe bepaalde gedragingen van machthebbers (bv. economische misdrijven) anders worden behandeld dan die van de minder bevoorrechten.
#### 2.2.2 Theorie maatschappelijke kwetsbaarheid
Dit concept beschrijft hoe individuen en groepen die economisch kwetsbaar zijn, sociaal uitgesloten worden, beperkte onderwijskansen hebben, of te maken krijgen met discriminatie en marginalisatie, een verhoogd risico lopen om negatieve interacties aan te gaan met maatschappelijke instellingen (vooral controle, correcties en sancties), in plaats van te profiteren van het positieve aanbod van de samenleving.
> **Voorbeeld:** Een wijk met hoge werkloosheid, armoede en beperkte toegang tot goed onderwijs. Jongeren uit gezinnen met financiële problemen hebben minder kansen op buitenschoolse activiteiten of extra ondersteuning. Ze kunnen zich buitengesloten voelen en gevoelens van onrechtvaardigheid ervaren door discriminatie, wat hen kwetsbaarder maakt voor negatieve sociale invloeden en een crimineel pad.
#### 2.2.3 Herstelrecht (restoratieve justitie)
Herstelrecht is een benadering van rechtvaardigheid die gericht is op het herstellen van de schade die door crimineel gedrag is veroorzaakt, zowel aan slachtoffers als aan daders en gemeenschappen.
* **Focus op herstel:** Het primaire doel is het herstellen van de door het misdrijf veroorzaakte schade.
* **Betrokkenheid van belanghebbenden:** Slachtoffers, daders en gemeenschappen worden actief betrokken bij het proces.
* **Herstelgerichte werkvormen:** Methoden zoals bemiddeling, herstelconferenties en slachtoffer-dader bemiddeling worden gebruikt.
* **Re-integratie en rehabilitatie:** Het proces beoogt daders te helpen verantwoordelijkheid te nemen, schade te herstellen en positieve veranderingen in hun leven aan te brengen.
---
# Penologie en het gevangeniswezen
Dit gedeelte duikt diep in de penologie en het Belgische gevangeniswezen, beginnend bij de historische evolutie van straffen en eindigend met hedendaagse uitdagingen en alternatieven voor opsluiting.
## 3. Penologie en het gevangeniswezen
Penologie is de studie van straffen en het strafrechtelijk systeem, waarbij de effectiviteit en impact van verschillende straffen op individuen en de samenleving worden onderzocht.
### 3.1 Historische ontwikkeling van straffen
#### 3.1.1 Vroegmoderne tijd (1450-1800)
In de vroegmoderne tijd waren straffen vaak publieke rituelen die collectieve waarden en normen bevestigden. Fysieke pijn en schaamte werden ingezet voor zowel daders als het publiek, wat bijdroeg aan sociale cohesie en ordehandhaving.
#### 3.1.2 De klassieke school van penologie (18e eeuw)
* **Oorsprong:** Een reactie op de wrede en willekeurige strafpraktijken van de middeleeuwen.
* **Grondleggers:** Cesare Beccaria en Jeremy Bentham.
* **Kernidee:** Proportionele straffen gebaseerd op rationaliteit en de preventieve werking van straf. Individuen maken rationele keuzes, en een voldoende zware straf ontmoedigt crimineel gedrag.
* **Jeremy Bentham:** Grondlegger van het Panopticon-gevangenisontwerp. Dit model, een cirkelvormige structuur met een centrale wachttoren, streefde naar efficiëntie en controle door de mogelijkheid van constante observatie, waardoor gevangenen hun gedrag internaliseren en aanpassen.
* **Pennsylvania-systeem:** Een vroege vorm van systematische opsluiting en disciplinering, met volledige afzondering, zwijgen, ruimere cellen en arbeid in afzondering.
#### 3.1.3 Het Auburn-systeem
* **Kernprincipes:** Gescheiden opsluiting 's nachts en groepsarbeid overdag, met strikte stilte, uniformiteit en discipline.
* **Vergelijking met Pennsylvania-systeem:** Het Auburn-systeem werd breder geaccepteerd omdat het als minder psychologisch schadelijk en economisch rendabeler werd beschouwd dan het Pennsylvania-model.
#### 3.1.4 De positieve school van penologie
* **Kernidee:** Misdaad is het resultaat van biologische, psychologische en sociale factoren buiten de controle van het individu.
* **Focus:** Verschuiving naar een humane en wetenschappelijke benadering van straf, gericht op rehabilitatie en sociale bescherming in plaats van louter vergelding. Gevangenissen werden gezien als plaatsen voor heropvoeding.
* **Michel Foucault (Disciplinering):** Verklaarde de verschuiving van straffen gericht op het lichaam naar straffen gericht op de geest en het gedrag door middel van subtielere controlemechanismen.
#### 3.1.5 Sociale theorie van straffen
* **Dubbele rol:** Straf als reactie op criminaliteit, maar ook als middel om sociale cohesie en orde te bevorderen.
* **Bevordering van orde:** Handhaving van maatschappelijke regels en voorkoming van chaos.
* **Bevordering van sociale cohesie:** Bevestiging van normen en waarden, en versterking van de banden tussen samenlevingsleden.
#### 3.1.6 Kritiek op het strafrechtelijk systeem en sociale ongelijkheid
* **Sociale ongelijkheid binnen het strafrecht:** Ongelijke behandeling van bevolkingsgroepen, met disproportioneel zwaardere straffen en hogere opsluitingspercentages voor o.a. armen en raciale minderheden.
* **Criminalisering van armoede:** Sociaaleconomische marginalisatie leidt tot hogere opsluitingspercentages, waarbij gedragingen die voortkomen uit armoede streng worden bestraft zonder de onderliggende oorzaken aan te pakken.
#### 3.1.7 Neo-klassieke school van penologie
* **Nuance:** Erkent dat niet alle daders op dezelfde manier verantwoordelijk gehouden kunnen worden.
* **Verzachtende omstandigheden:** Houdt rekening met factoren zoals leeftijd, geestelijke gezondheid en sociale omstandigheden, wat leidt tot meer gepersonaliseerde straffen.
### 3.2 Recidive en de ineffectiviteit van de gevangenis
* **Recidive:** Herhaaldelijk plegen van misdaden door reeds veroordeelden. Hoge recidivecijfers ondermijnen de effectiviteit van het gevangeniswezen.
* **Oorzaken van recidive:**
* Gebrekkige of onbestaande begeleiding bij het aanpakken van onderliggende oorzaken van crimineel gedrag.
* Sociale uitsluiting en stigmatisering na vrijlating.
* Moeilijkheden bij het vinden van werk.
* In België zou ongeveer 72% van de ex-gevangenen binnen de vijf jaar hervallen.
* **Nood aan hervorming:** Er is een roep om alternatieve strafmodellen gericht op sociale re-integratie, educatie en het aanpakken van structurele oorzaken van criminaliteit.
### 3.3 Het Belgische gevangeniswezen
#### 3.3.1 Beheer en kernopdracht
* **Beheer:** Gevangenissen worden beheerd door het Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen.
* **Kernopdracht:** Straffen correct, veilig en humaan uitvoeren, en gedetineerden helpen bij hun voorbereiding op terugkeer naar de samenleving.
#### 3.3.2 Wetgeving
* **Belgische wetgeving:** Wet tot regeling van de rechten van de gedetineerden, Wet betreffende de uitvoering van straffen en maatregelen, Koninklijk Besluit betreffende de organisatie van de gevangenissen, Strafwetboek, Reglement voor de gevangenissen.
* **Europese wetgeving:** Europese Conventie voor de Rechten van de Mens (ECRM) en reglementen van de Raad van Europa, waaronder de Minimumregels voor de behandeling van gedetineerden (Nelson Mandela-regels).
* **Internationale wetgeving:** Resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (Mandela-regels).
#### 3.3.3 Gevangenistypes en regimes
* **Gesloten gevangenis:** Maximale beperking van vrijheid, focus op bewaking en veiligheid.
* **Open gevangenis:** Minder strikte beveiliging, meer vrijheden (verlof, werken), focus op voorbereiding op terugkeer naar de maatschappij.
* **Gevangenisdorp (bv. Haren):** Combinatie van open en beveiligde afdelingen, met leven in kleine groepen om groepsleven en autonomie te bevorderen.
* **Arresthuis:** Verblijf voor beklaagden (voorlopige hechtenis).
* **Strafhuis:** Gevangenis voor veroordeelden.
#### 3.3.4 Psycho-Sociale Dienst (PSD)
* **Opdracht:** Adviserende medewerking verlenen bij de uitvoering van vrijheidsberovende straffen en maatregelen, begeleiding van gedetineerden bij psychosociale reïntegratie, en evaluatie van reclasseringsvoorstellen.
* **Taken:** Psychosociaal onthaal, begeleiding tijdens detentie, professionele voorlichting, medewerking aan de opleiding van personeel, en bijdragen aan de verbetering van het regime en het psychosociaal klimaat.
#### 3.3.5 Inrichting tot Bescherming van de Maatschappij (B.D.M.)
* **Verblijf:** Enkel voor geïnterneerden (mensen met een psychiatrische aandoening die een misdrijf hebben gepleegd).
* **Regime:** Een mix van penitentiair regime en leven in een psychiatrisch ziekenhuis, met nachtelijke opsluiting maar overdag gemeenschappelijke activiteiten.
#### 3.3.6 Alternatieve regimes
* **Halve vrijheid:** Voor veroordeelden tot maximaal drie jaar; gedurende weekdagen uitgaansvergunning voor werk of opleiding, met terugkeer naar de gevangenis 's avonds.
* **Beperkte detentie:** Voor veroordeelden tot meer dan drie jaar; regelmatige verlating van de penitentiaire inrichting voor maximaal 12 uur per dag, toegekend door de strafuitvoeringsrechtbank voor professionele, familiale of opleidingsbelangen.
* **Penitentiair verlof (PV):** Toestemming voor gedetineerden om de gevangenis te verlaten ter bevordering van familiale, affectieve en sociale contacten en re-integratie (3x36 uur per trimester).
* **Uitgaansvergunning (UV):** Tijdelijk verlof (maximaal 16 uur) uit sociale, morele, juridische, familiale, medische, opleidings- of professionele belangen.
* **Bezoek aan tafel:** Normaal bezoek in de bezoekzaal.
* **Bezoek achter glas:** Bezoek zonder fysiek contact, onder bepaalde voorwaarden (vermoeden van incidenten, niet naleven van bezoekregeling, tuchtsanctie).
* **Ongestoord bezoek:** Bezoek in een apart lokaal zonder toezicht, met de mogelijkheid om van binnenuit te sluiten, minstens één keer per maand gedurende twee uur.
#### 3.3.7 Transitiehuizen en Detentiehuizen
* **Transitiehuizen:** Kleinschalige, gesloten en beveiligde inrichtingen voor langgestrafte veroordeelden die een groot deel van hun straf hebben uitgezeten en bewezen hebben in groep te kunnen functioneren. Doel is geleidelijke terugkeer naar de vrije samenleving onder intensieve begeleiding.
* **Detentiehuizen:** Bestemd voor kortgestraften (gevangenisstraf ≤ 3 jaar) die voordien vrij rondliepen of een enkelband droegen. De nadruk ligt vanaf dag één op intensieve begeleiding om recidive te voorkomen. Het zijn gesloten en beveiligde inrichtingen met 24/7 toezicht en dagelijkse persoonlijke opvolging door detentiebegeleiders.
### 3.4 Alternatieven voor opsluiting
* **Autonome werkstraf:** Onbetaald werk verricht in vrije tijd, buiten school- of werktijden. Niet vermeld op het strafblad en uitgesloten voor zwaardere misdrijven. Uitgevoerd bij niet-commerciële organisaties, georganiseerd en opgevolgd door een justitieassistent.
* **Voorlopige / Voorwaardelijke vrijlating:** Vrijlating vóór het einde van de straf met naleving van voorwaarden tijdens een proeftijd.
* **Elektronisch toezicht:** Vrijheidsstraf volbracht thuis met een strikt uurregeling voor verplichte activiteiten (werk, opleiding, therapie). Niet-naleving kan leiden tot terugkeer naar de gevangenis.
* **Probatie:**
* **Probatieopschorting:** Geen straf uitgesproken zolang voorwaarden worden nageleefd.
* **Probatie-uitstel:** Straf uitgesproken maar niet uitgevoerd zolang voorwaarden worden nageleefd.
* **Proeftijd:** Minimaal 1 en maximaal 5 jaar.
* **Voorwaarden:** Kunnen therapie, werk zoeken, geen alcohol/drugs, geen contact met slachtoffer, opleiding volgen, etc. omvatten, onder begeleiding van een justitieassistent.
* **Justitiehuizen:** Zorgen voor opvolging van daders met het oog op recidivepreventie en verstrekken informatie aan gerechtelijke of administratieve overheden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rational choice theory | Een benadering binnen de criminologie die crimineel gedrag verklaart door te kijken naar de rationele beslissingen die individuen nemen om misdaden te plegen, waarbij kosten en voordelen worden afgewogen. |
| Crime science / omgevingscriminologie | Een tak van de criminologie die zich richt op de wijze waarop criminaliteit wordt gepleegd en hoe deze kan worden voorkomen, met een focus op praktische, empirisch onderbouwde oplossingen en het ontwikkelen van direct toepasbare methoden om criminaliteit te verminderen. |
| Situationele criminaliteitspreventie (SCP) | Een benadering die zich richt op het manipuleren van de omgeving en de situatie om criminaliteit te voorkomen door de kansen op criminaliteit te verkleinen door het moeilijker, risicovoller of minder lonend te maken voor potentiële daders. |
| Opportunity theory (gelegenheidstheorie) | Een concept binnen de criminologie dat stelt dat criminaliteit ontstaat wanneer een geschikt doelwit, de afwezigheid van effectief toezicht en een gemotiveerde dader samenkomen in tijd en ruimte, en benadrukt dat het voorkomen van criminaliteit kan worden bereikt door het beheersen van deze gelegenheden. |
| Broken windows theory | Deze theorie suggereert dat verloedering en overlast in een buurt uitnodigen tot deviant gedrag en uiteindelijk kunnen leiden tot ernstigere vormen van criminaliteit, en dat het aanpakken van kleine overtredingen kan helpen om grotere misdrijven te voorkomen. |
| CPTED (Crime prevention through environmental design) | Een benadering die zich richt op het ontwerpen van de fysieke omgeving om criminaliteit te verminderen door middel van ruimtelijke ordening, het bevorderen van natuurlijk toezicht en het creëren van een gevoel van territorialiteit. |
| Controle theorieën | In de criminologie gaan deze theorieën ervan uit dat mensen van nature geneigd zijn tot deviant gedrag, maar dat ze door sociale controle en bindingen worden weerhouden om deze neigingen te volgen, waarbij de focus ligt op waarom mensen zich aan de regels houden. |
| Social control theory | Een stroming binnen de controletheorieën die zich richt op waarom mensen zich niet crimineel gedragen, met de nadruk op sociale mechanismen zoals affectieve binding, betrokkenheid bij conventionele doelen en activiteiten, en de overtuiging van conventionele normen en waarden die conformiteit aan maatschappelijke normen waarborgen. |
| Positivistische criminologie | Een stroming binnen de criminologie die wetenschappelijke methoden toepast om de biologische, psychologische en sociale oorzaken van crimineel gedrag te identificeren, met een focus op rehabilitatie en het verminderen van recidive. |
| Biosociale criminologie | Een interdisciplinaire benadering die crimineel gedrag verklaart door de interactie tussen biologische factoren (zoals genetica, hersenstructuur, hormonen) en sociale omgevingsinvloeden (zoals opvoeding, groepsdruk). |
| Low arousal theory | Een theorie die stelt dat mensen met crimineel of agressief gedrag vaak een lage fysiologische opwinding (arousal) in rusttoestand hebben en daarom actief naar stimulatie en sensatie zoeken, wat kan leiden tot risicovol gedrag. |
| Fearlessness theory | Een theorie die veronderstelt dat een laag lichamelijk stressniveau leidt tot minder gevoeligheid voor negatieve consequenties, waardoor bepaalde individuen minder gevoelig zijn voor straffen en minder snel reageren op negatieve uitkomsten. |
| Sensation seeking theory | Een theorie die stelt dat een verlaagd lichamelijk stressniveau kan leiden tot verveling en de neiging om uitdagend of crimineel gedrag op te zoeken in een poging om lichamelijke "stress" te ervaren. |
| Neurobiologie en crimineel gedrag | Onderzoek binnen de biologische criminologie dat zich richt op hoe de structuur en functie van de hersenen, neuropsychologische afwijkingen, neurotransmitterfuncties en de invloed van hersenletsel samenhangen met impulsbeheersing en emotionele regulatie bij antisociaal of crimineel gedrag. |
| Ontwikkeling en levensloop criminologie | Een onderzoeksrichting die crimineel gedrag bestudeert in de context van iemands levensverloop, waarbij de nadruk ligt op biologische, psychologische en sociale factoren die zich over tijd ontwikkelen en het risico op antisociaal gedrag beïnvloeden. |
| Risicofactor | Een factor of variabele die de kans op een negatieve uitkomst in de ontwikkeling en het gedrag van kinderen en jongeren verhoogt, zoals familiale, individuele, socio-economische, peer-gerelateerde, school- of buurtfactoren. |
| Protectieve factor | Een variabele die de aanwezigheid van risicofactoren geheel of gedeeltelijk compenseert en dus de kans op een negatieve uitkomst verkleint, zoals sterke gezinsbanden, onderwijs, werkgelegenheid, sociale steun en zelfcontrole. |
| Adolescent-limited criminelen | Individuen die crimineel gedrag vertonen uitsluitend tijdens de adolescentie, zonder voortzetting in de volwassenheid. |
| Life-course-persistent criminelen | Individuen die een patroon van crimineel gedrag vertonen dat begint in de vroege kinderjaren en zich doorzet in de volwassenheid. |
| Internering | Een juridisch proces waarbij personen die vanwege geestesziekte of psychische aandoeningen als een gevaar voor zichzelf of de samenleving worden beschouwd, in gespecialiseerde psychiatrische instellingen worden geplaatst in plaats van strafrechtelijke vervolging te ondergaan. |
| Ontoerekeningsvatbaarheid | Een juridisch begrip dat aangeeft dat een persoon niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn of haar daden vanwege een gebrek aan mentale capaciteit op het moment van het misdrijf. |
| Psychologische criminologie | Een tak van de criminologie die crimineel gedrag analyseert vanuit een psychologisch perspectief, inclusief leerprocessen, beloning, bestraffing en observatie/imitatie. |
| Sociologische criminologie | De studie van hoe mensen zich gedragen in groepen en hoe samenlevingen zijn opgebouwd, met aandacht voor sociale ongelijkheid, structurele tekortkomingen, sociale banden en sociale controle in relatie tot criminaliteit. |
| Sociale criminologie | Een subcategorie van de sociologische criminologie die zich richt op sociale interacties en directe sociale relaties, en hoe sociale netwerken zoals familie, vrienden en gemeenschappen crimineel gedrag beïnvloeden. |
| Differentiële associatie theorie | Een theorie die stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd door middel van sociale interacties (associaties), waarbij de aard, omvang en intensiteit van deze interacties de waarschijnlijkheid van crimineel gedrag bepalen. |
| Labeling theorie | Een benadering die zich richt op de reacties van de samenleving op crimineel gedrag en hoe deze reacties, met name het etiketteren van individuen als crimineel, hun zelfbeeld en gedrag kunnen beïnvloeden, leidend tot secundaire deviatie. |
| Structurele criminologie | Een benadering die zich richt op de wijze waarop brede sociale structuren en maatschappelijke ongelijkheden bijdragen aan criminaliteit, en onderzoekt hoe factoren zoals armoede, sociale uitsluiting en economische ongelijkheid de kans op criminaliteit vergroten. |
| Strain/spanningstheorieën | Theorieën die stellen dat mensen crimineel gedrag vertonen wanneer ze worden geconfronteerd met spanningen (strain) tussen maatschappelijke doelen en de middelen die ze hebben om die doelen te bereiken, wat kan leiden tot criminele reacties als gevolg van ongelijke kansen en beperkte middelen. |
| Delinquente subculturen en gangs | Een verklarend model voor het ontstaan van gangs dat uitgaat van structurele tekortkomingen in de samenleving, met name op het gebied van sociaaleconomische kansen, wat leidt tot frustratie en een zoektocht naar identiteit en verbondenheid binnen gangs. |
| Chicago school of criminologie | Een benadering die criminaliteit bestudeert vanuit het perspectief van sociale en ecologische factoren in de omgeving waarin mensen leven, waarbij de relaties tussen mensen en hun omgeving worden bekeken als een ecosysteem. |
| Sociale desintegratie theorie | Deze theorie suggereert dat bepaalde buurten en gemeenschappen vatbaarder zijn voor criminaliteit vanwege een gebrek aan sociale samenhang, informele sociale controle en gemeenschapsbetrokkenheid, wat leidt tot "sociale disorganisatie". |
| Kritische criminologie | Een benadering die de oorzaken van criminaliteit, de reacties op criminaliteit en het criminaliseringsproces onderzoekt, met een focus op sociale, politieke en economische structuren, machtsdynamiek en ongelijkheden die bijdragen aan criminaliteit en strafrechtelijke reacties daarop. |
| Theorie maatschappelijke kwetsbaarheid | Beschrijft het risico voor individuen om herhaaldelijk negatieve aspecten van maatschappelijke instellingen te ondergaan (controle, correcties, sancties) en minder te genieten van het positieve aanbod, vaak als gevolg van economische kwetsbaarheid, sociale uitsluiting, gebrekkige onderwijskansen of discriminatie. |
| Herstelrecht/restoratieve justitie | Een benadering van rechtvaardigheid die zich richt op het herstellen van de schade die is toegebracht door crimineel gedrag, waarbij de nadruk ligt op herstel, de betrokkenheid van alle belanghebbenden (slachtoffers, daders, gemeenschappen), herstelgerichte werkvormen en focus op re-integratie en rehabilitatie. |
| Penologie | Een tak van de criminologie die zich richt op de studie van straffen en het strafrechtelijk systeem, inclusief de theorie en praktijk van straf, reclassering van veroordeelden en de doelstellingen van straf zoals vergelding, afschrikking, rehabilitatie en bescherming van de samenleving. |
| Klassieke school penologie | Een stroming binnen de penologie die ontstond in de 18e eeuw als reactie op wrede strafpraktijken, en pleit voor proportionele straffen gebaseerd op rationaliteit en preventieve werking, met nadruk op de rationele beslissingen van individuen. |
| Panopticon | Een gevangenisontwerp van Jeremy Bentham dat bestaat uit een cirkelvormige structuur met een centrale wachttoren, waardoor gevangenen nooit weten of ze worden geobserveerd, wat hen motiveert zich voortdurend correct te gedragen door het creëren van een gevoel van permanente zichtbaarheid. |
| Pennsylvania-systeem | Een van de eerste moderne gevangenissen die werd gebruikt als instrument voor rehabilitatie, gekenmerkt door volledige afzondering, zwijgen en arbeid in afzondering, gericht op reflectie en berouw. |
| Auburn-systeem | Een gevangenismodellen gekenmerkt door gescheiden opsluiting 's nachts en groepsarbeid overdag in strikte stilte, met nadruk op discipline door groepsarbeid. |
| Positieve school penologie | Een benadering die stelt dat misdaad het resultaat is van biologische, psychologische en sociale factoren buiten de controle van het individu, en pleit voor straffen gericht op rehabilitatie en sociale bescherming, in plaats van loutere vergelding. |
| Disciplinering (Foucault) | Een concept geïntroduceerd door Michel Foucault dat de verschuiving in strafpraktijken verklaart van fysieke straffen naar subtielere methoden van controle en gedragssturing gericht op de geest en het gedrag van het individu. |
| Sociale theorie van straffen | Een raamwerk dat straft niet alleen ziet als een reactie op criminaliteit, maar ook als een manier om sociale cohesie en orde te bevorderen door het handhaven van normen en waarden en het ontmoedigen van crimineel gedrag. |
| Criminalisering van armoede | Een fenomeen waarbij sociaaleconomische marginalisatie en armoede leiden tot hogere opsluitingspercentages onder bepaalde bevolkingsgroepen, die vaak worden gestraft voor gedragingen die voortkomen uit hun omstandigheden. |
| Neoklassieke school van penologie | Een school die erkende dat niet alle daders op dezelfde manier verantwoordelijk kunnen worden gehouden, en pleitte voor een genuanceerdere benadering van straf waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals leeftijd, geestelijke gezondheid en sociale omstandigheden van de dader. |
| Recidive | Het herhaaldelijk plegen van misdaden door iemand die eerder veroordeeld is of ex-gevangenen na hun vrijlating, wat de effectiviteit van het gevangeniswezen in twijfel trekt. |
| Gevangeniswezen in België | Het systeem van 38 gevangenissen in België dat tot doel heeft straffen correct, veilig en humaan uit te voeren en gedetineerden te helpen bij hun voorbereiding op terugkeer naar de samenleving. |
| Wetgeving België (penitentieair) | Wetgeving die de rechten van gedetineerden regelt, de uitvoering van straffen en maatregelen bepaalt, en regels stelt over inrichting, detentieomstandigheden, strafmaten en het leven in de gevangenis. |
| Wetgeving Europa (penitentieair) | Verdragen en reglementen van de Raad van Europa en de Verenigde Naties die fundamentele mensenrechten, humane detentieomstandigheden en de behandeling van gedetineerden waarborgen, zoals de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens en de Nelson Mandela-regels. |
| CPT (Comité voor de Preventie van Foltering) | Een onafhankelijk orgaan van de Raad van Europa dat plaatsen waar mensen in detentie worden gehouden bezoekt om de detentieomstandigheden te evalueren en de naleving van mensenrechten te waarborgen. |
| Gesloten gevangenis | Een gevangenis waar gedetineerden het meest beperkt zijn in hun vrijheid en het grootste deel van hun tijd in de cel doorbrengen, uitgerust met uitgebreide bewakings- en veiligheidsmiddelen. |
| Open gevangenis | Een gevangenis met minder strikte beveiligingsmaatregelen, waar gedetineerden meer vrijheid krijgen en de focus ligt op voorbereiding op terugkeer naar de maatschappij door middel van werk- of opleidingsprogramma's. |
| Gevangenisdorp | Een gevangenisinrichting die bestaat uit meerdere gebouwen met verschillende functies, waaronder zowel open als meer beveiligde afdelingen, gericht op het bevorderen van groepsleven en autonomie. |
| Arresthuis | Een inrichting waar beklaagden verblijven die nog niet veroordeeld zijn en zich in voorlopige hechtenis bevinden. |
| Strafhuis | Een gevangenis voor veroordeelden. |
| PSD (Psycho Sociale Dienst) | Een dienst die vanuit wetenschappelijke hoek adviserende medewerking verleent bij de uitvoering van vrijheidsberovende straffen en maatregelen, gedetineerden begeleidt bij hun psychosociale reïntegratie en hun reclasseringsvoorstellen evalueert. |
| Inrichting ter bescherming van de maatschappij | Een instelling waar geïnterneerden verblijven, zijnde personen met een psychiatrische aandoening die een misdrijf hebben gepleegd, en waar een regime geldt dat het midden houdt tussen een penitentiair regime en leven in een psychiatrisch ziekenhuis. |
| Halve vrijheid | Een regime waarbij gedetineerden die veroordeeld zijn tot maximaal drie jaar straf, overdag een uitgaansvergunning krijgen om te werken of een opleiding te volgen en 's avonds terugkeren naar de gevangenis. |
| Beperkte detentie | Een regime voor gedetineerden met meer dan drie jaar straf, waarbij zij regelmatig de penitentiaire inrichting mogen verlaten voor maximaal 12 uur per dag uit professionele, familiale of opleidingsbelangen. |
| Penitentiair verlof (PV) | Een regeling die gedetineerden toestaat de gevangenis te verlaten om familiale, affectieve en sociale contacten te onderhouden en de sociale re-integratie te bevorderen (3 x 36 uur per trimester). |
| Uitgaansvergunning (UV) | Een vergunning die gedetineerden tijdelijk (maximaal 16 uur) toestaat de gevangenis te verlaten uit sociale, morele, juridische, familiale, medische, opleidings- of professionele belangen. |
| Bezoek aan tafel | Normaal bezoek in de bezoekzaal van de gevangenis. |
| Bezoek achter glas | Bezoek waarbij de bezoeker en gedetineerde gescheiden zijn door een glazen wand, georganiseerd bij vermoeden van incidenten of om eerdere overtredingen van de bezoekregeling te voorkomen. |
| Ongestoord bezoek | Bezoek dat plaatsvindt in een apart lokaal zonder toezicht, waarbij de privacy van de gedetineerde en bezoeker gewaarborgd is, met recht op minstens één keer per maand gedurende minimum twee uur. |
| Transitiehuizen | Kleinschalige inrichtingen voor langgestrafte veroordeelden die al een groot deel van hun straf hebben uitgezeten en die helpen bij de overgang van de gevangenis naar de buitenwereld door intensieve begeleiding en het terug opbouwen van een leven, om het risico op recidive te verminderen. |
| Detentiehuizen | Inrichtingen voor kortgestraften (gevangenisstraf ≤3 jaar) die vanaf dag één de nadruk leggen op intensieve begeleiding om hen voor te bereiden op terugkeer naar de samenleving en recidive te voorkomen. |
| Justitiehuizen | Instellingen die de opvolging van daders verzorgen op verzoek van gerechtelijke of administratieve overheden, met het oog op het voorkomen van recidive, en die de benodigde informatie verschaffen voor besluitvorming. |
| Autonome werkstraf | Een straf waarbij onbetaald werk wordt verricht in de vrije tijd of buiten school- of werktijden, georganiseerd en opgevolgd door een justitieassistent, en die niet op het strafblad wordt vermeld. |
| Voorlopige / voorwaardelijke vrijlating | Vrijlating van een persoon voor het einde van de gevangenisstraf, waarbij tijdens de proeftijd een aantal voorwaarden moet worden nageleefd. |
| Elektronisch toezicht | Een alternatief voor opsluiting waarbij de rechter toestaat dat de gevangenisstraf thuis wordt volbracht, mits men op vooraf vastgelegde uren aanwezig is op het adres en zich houdt aan een uurregeling voor verplichte activiteiten zoals werk of opleiding. |
| Probatie | Een rechterlijke beslissing waarbij een straf wordt opgeschort of uitgesteld zolang de veroordeelde de gestelde voorwaarden naleeft, met een probatietermijn van minimaal 1 en maximaal 5 jaar. |