Cover
Zacznij teraz za darmo Stuvia-3476917-samenvatting-basisbegrippen-van-recht-boo1308.pdf
Summary
# Wat is recht?
Dit onderwerp verkent de fundamentele definitie van recht, de verschillende indelingen ervan, en de bronnen waaruit het recht voortvloeit [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4).
## 1.1 Definitie en indelingen van recht
### 1.1.1 Objectief recht versus subjectieve rechten
Recht kan op twee manieren worden benaderd: als objectief recht of als subjectieve rechten [2](#page=2).
* **Objectief recht** verwijst naar het geheel van gedragsregels dat in een specifieke maatschappij en op een bepaald tijdstip van toepassing is. Het wordt ook wel een verzamelterm genoemd [2](#page=2).
* **Subjectieve rechten** daarentegen zijn juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen, met het oog op het verwezenlijken van zijn doelstellingen [2](#page=2).
### 1.1.2 Publiekrecht versus privaatrecht
Een belangrijke indeling van het recht is die in publiekrecht en privaatrecht [2](#page=2).
* **Publiekrecht** regelt de verticale rechtsverhouding die de organisatie en het functioneren van de overheid bepaalt. Het omvat tevens de rechtsverhouding tussen verschillende overheden onderling en tussen de overheid en de burgers. In deze relatie staat de overheid sterker dan de burger, aangezien de burger het staatsgezag ondergaat. Voorbeelden van publiekrecht zijn bestuursrecht, fiscaal recht en strafrecht [2](#page=2).
* **Privaatrecht** regelt de horizontale rechtsverhouding en bevat de rechtsregels die de private rechtsverhouding tussen burgers onderling regelen. Vroeger was burgerlijk recht synoniem aan privaatrecht, maar tegenwoordig wordt het begrip ruimer geïnterpreteerd, conform artikel 1.1 van het Burgerlijk Wetboek. Voorbeelden van privaatrecht zijn personenrecht, familierecht en erfrecht [2](#page=2).
> **Tip:** Het onderscheid tussen publiek- en privaatrecht is in de praktijk aan het vervagen [3](#page=3).
### 1.1.3 Vervaging van klassieke onderscheiden
De klassieke onderscheiden binnen het recht, zoals die tussen publiek- en privaatrecht, worden steeds meer vervaagd [3](#page=3).
* **Oorzaken van vervaging:**
* De toenemende invloed van internationaal en Europees recht.
* Het frequentere gebruik van private instrumenten door de overheid.
* Het groeiende dwingende karakter van bepaalde regels ter bescherming van zwakkere partijen [3](#page=3).
* **Materieel recht versus formeel recht:**
* **Materieel recht** omvat de inhoud van gedragsregels die rechten en plichten met zich meebrengen voor rechtssubjecten [3](#page=3).
* **Formeel recht** betreft de handhaving van de materiële gedragsregels, zoals het procesrecht [3](#page=3).
* De vervaging is ook hier zichtbaar: procesrecht is publiek, maar heeft ook een civiele component [3](#page=3).
### 1.1.4 Rechtsfeiten, rechtshandelingen en rechtsgevolgen
* **Rechtsfeiten** zijn feiten waaraan de rechtsregel gevolgen verbindt; het zijn gebeurtenissen die aan een persoon overkomen en die rechtsgevolgen hebben. Een voorbeeld is geboorte of bevalling, die grote rechtsgevolgen heeft op het gebied van afstamming [3](#page=3).
* **Rechtshandelingen** zijn handelingen waarbij een rechtssubject bewust rechtsgevolgen beoogt te creëren, zoals het aangaan van een huwelijk of het kopen van een huis. Deze worden gedefinieerd in artikel 1.3, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek [3](#page=3).
* **Rechtsgevolgen** zijn de gevolgen die het recht koppelt aan feiten die voldoen aan de voorwaarden (hypothese) van een rechtsnorm [3](#page=3).
## 1.2 Centrale elementen in het begrip recht
Er bestaat geen universeel aanvaarde definitie van recht. Een algemeen geaccepteerde benadering omschrijft recht als een geheel van gedragsregels met bijkomende institutionele voorschriften [3](#page=3).
### 1.2.1 Kenmerken van rechtsregels
* **Gedragsregels:** Rechtsregels schrijven een bepaalde gedragswijze voor en formuleren een bevel of verbod, wat aangeeft hoe het gedrag zou *moeten* zijn, niet hoe het *is* [3](#page=3).
* **Dwingend recht en aanvullend recht:**
* **Dwingend recht (imperatief karakter)**: Van deze regels kan niet worden afgeweken. Artikel 1.3, derde lid van het Burgerlijk Wetboek stelt dit beginsel vast [3](#page=3).
* **Aanvullend recht (suppletief karakter)**: Partijen kunnen onderling een afwijkende regeling afspreken die voorrang heeft op de wettelijke regeling voor dezelfde rechtsverhouding [3](#page=3).
* **Oplegging door de maatschappij:** Rechtsregels worden opgelegd door de maatschappij, maar verschillen van de ene maatschappij tot de andere. Ze worden uitgevaardigd door een wetgevend orgaan [3](#page=3).
> **Tip:** Het recht loopt vaak achter op maatschappelijke ontwikkelingen, omdat het volgt op veranderingen in de maatschappij [3](#page=3).
### 1.2.2 Doel van rechtsregels
Het doel van rechtsregels is een kwalitatieve ordening van de maatschappij, die afhangt van drie parameters [3](#page=3):
1. **Rechtszekerheid:** Dit omvat juridisch-technische vereisten zoals:
* **Voorspelbaarheid:** Burgers moeten vooraf voldoende informatie hebben om te weten welk gedrag van hen verwacht wordt (nemo censetur ignorare legem, wat betekent dat niemand geacht wordt de wet niet te kennen) [4](#page=4).
* **Vastheid:** Het frequent veranderen van gedragsregels schaadt de voorspelbaarheid [4](#page=4).
* **Algemeenheid:** Het is moeilijk om een globaal overzicht te bewaren en de algemene lijn te zien, mede door de vele uitzonderingen op regels [4](#page=4).
* **Onderlinge consistentie:** Wanneer de wetgever een wet wijzigt, zouden ook andere, gerelateerde wetten aangepast moeten worden om tegenstrijdigheden te vermijden. De complexiteit van het recht vergroot het risico op tegenstrijdigheden [4](#page=4).
2. **Rechtvaardigheid:**
* Recht is **evolutief** en verandert met de tijd, maar er is een kern van te respecteren waarden. Wat vandaag als rechtvaardig wordt beschouwd, kan dat over twintig jaar anders zijn [4](#page=4).
* **Voorbeeld:** In België kunnen mensen van hetzelfde geslacht trouwen, wat vroeger ondenkbaar was [4](#page=4).
3. **Doeltreffendheid:**
* De middelen die worden ingezet, moeten aangepast zijn aan de gestelde doelstellingen [4](#page=4).
* De "Memorie van toelichting" beschrijft de doelstellingen van de wetgever [4](#page=4).
* Om de doeltreffendheid te evalueren, werken juristen samen met mensen uit diverse disciplines (zoals psychologen en wetenschappers) om te onderzoeken of de doelstellingen bereikt zijn. Dit maakt deel uit van een systeem van wetsevaluatie [4](#page=4).
### 1.2.3 Handhaving van rechtsregels
De handhaving van rechtsregels geschiedt door of krachtens het maatschappelijk gezag [4](#page=4).
* **Uitvoerende macht** (bv. Koning, regering) zorgt voor de tenuitvoerlegging van wetten [4](#page=4).
* **Rechterlijke macht** (bv. Magistratuur) sanctioneert overtredingen van rechtsregels [4](#page=4).
> **Conclusie:** Recht is dus een geheel van gedragsregels en ermee samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met als doel een rechtszekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij [4](#page=4).
## 1.3 Relativiteit van de benadering van recht
De focus op recht als een stelsel van gedragsregels is niet overal ter wereld even dominant [4](#page=4).
* **Verschillende benaderingen:**
1. **‘Common law’**: Het recht stamt af van het vroegere Engelse recht [4](#page=4).
2. **‘Marxisme’**: Ziet recht als een middel tot onderdrukking van lagere klassen door de heersende klasse [4](#page=4).
3. **‘Afrikaanse traditionele recht’**: Focust meer op verzoening [4](#page=4).
4. **Verre Oosten**: Legt meer nadruk op sociale gedragsregels [4](#page=4).
> **Conclusie:** Vanwege deze verschillen is het zinvol om minder te focussen op de louter ordende functie van het recht en meer nadruk te leggen op de humaniserende functie van recht en de rechtspraktijk [4](#page=4).
---
# Rechtssubjecten en bekwaamheid
Dit gedeelte behandelt de verschillende soorten rechtssubjecten, hun juridische persoonlijkheid en bekwaamheid, en de gevolgen van bekwaamheidsgebreken.
## 2 Rechtssubjecten en bekwaamheid
### 2.1 Rechtssubjecten
Een rechtssubject is een entiteit waarvoor rechtsnormen gevolgen hebben, oftewel in wiens hoofde rechten en plichten bestaan of kunnen bestaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Een persoon wordt gedefinieerd als elke drager van rechten en plichten [6](#page=6).
De juridische persoonlijkheid omvat het geheel van rechten en plichten van een rechtssubject. Deze persoonlijkheid wordt bepaald door de staat van de persoon en de bekwaamheid van de persoon. De staat van de persoon verwijst naar hoedanigheden die iemands rechtspositie in de maatschappij en familie bepalen, zoals nationaliteit, burgerlijke staat (bv. gehuwd, gescheiden), leeftijd, mentale gezondheid en identificerende civielrechtelijke elementen zoals naam en voornaam. Deze elementen worden verkregen door rechtsfeiten (bv. overlijden), materiële rechtshandelingen (bv. erkenning van een kind), rechterlijke uitspraken (bv. echtscheidingsvonnis) of wetten (bv. naturalisatiewetten) [6](#page=6).
#### 2.1.1 Natuurlijke personen
Een natuurlijke persoon is elke levende en levensvatbaar geboren mens, zonder uitzondering. Een kind dat doodgeboren is, heeft geen juridische persoonlijkheid, maar wel bepaalde rechten vanaf de verwekking indien het nadien levend en levensvatbaar geboren wordt. De wet stelt een weerlegbaar vermoeden in dat de verwekking moet hebben plaatsgevonden tussen de 300ste en 180ste dag voor de geboorte. Het einde van de juridische persoonlijkheid van een natuurlijke persoon is de dood [7](#page=7).
#### 2.1.2 Rechtspersonen
Een rechtspersoon is een groepering van rechtssubjecten of een afgescheiden vermogen dat titularis kan zijn van rechten en plichten. Rechtspersonen dienen ter organisatie en structurering van samenwerkingsverbanden en om vermogen af te scheiden van het privévermogen van de oprichters [8](#page=8).
**Rechtspersonen versus samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid:**
* **Rechtspersoon:** Beschikt over een eigen, afgescheiden vermogen. Schuldeisers van individuele leden kunnen zich niet verhalen op het vermogen van de rechtspersoon [8](#page=8).
* **Samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid:** Beschikt niet over een eigen, afgescheiden vermogen. Persoonlijke schuldeisers kunnen zich wel verhalen op het onverdeeld aandeel van de schuldenaar in het gezamenlijke vermogen [8](#page=8).
**Soorten rechtspersonen:**
1. **Publiekrechtelijke rechtspersonen:** Opgericht door de overheid met oog op publieke dienstverlening, zoals de Staat, gemeenten en openbare instellingen [8](#page=8).
2. **Privaatrechtelijke rechtspersonen:** Ontstaan uit privaat initiatief en hebben geen overheidsgezag als doel.
* **Verenigingen en stichtingen:** Streven een belangeloos doel na.
* **Vereniging zonder winstoogmerk (vzw):** Heeft een eigen vermogen, beperkte aansprakelijkheid van de leden, en het doel is belangeloos, hoewel winst gemaakt mag worden mits deze aan het doel wordt besteed [8](#page=8).
* **Private stichting (ps):** Een afgescheiden vermogen dat wordt ingezet voor een belangeloos doel, zonder leden [9](#page=9).
* **Stichting van openbaar nut (SON):** Gericht op verwezenlijking van filantropische of levensbeschouwelijke werken [9](#page=9).
* **Vennootschappen:** Gericht op het maken van winst die wordt uitgekeerd aan deelnemers (lucratief doel).
* **Met onbeperkte aansprakelijkheid:** Schuldeisers kunnen zich verhalen op zowel het vermogen van de rechtspersoon als op het persoonlijke vermogen van de leden. Voorbeelden zijn de vennootschap onder firma (vof) en de maatschap [9](#page=9).
* **Met beperkte aansprakelijkheid:** Schuldeisers kunnen zich enkel verhalen op het vermogen van de rechtspersoon. Voorbeelden zijn de besloten vennootschap (bv) en de naamloze vennootschap (nv) [9](#page=9).
**Ontstaan en einde van de rechtspersoonlijkheid:** Rechtspersoonlijkheid kan enkel voortvloeien uit de wet (wettelijkheidsbeginsel). Het ontstaat wanneer wettelijke grond- en vormvereisten zijn nageleefd en de rechtspersoonlijkheid wordt verkregen vanaf de dag van neerlegging van een uittreksel uit de oprichtingsakte bij de griffie van de ondernemingsrechtbank. Een rechtspersoon kan een onbepaalde duur bestaan en eindigt door vrijwillige of gerechtelijke ontbinding, gevolgd door vereffening van het vermogen [10](#page=10).
**Tegenwerpelijkheid aan derden:** Het bestaan van een rechtspersoon wordt tegenwerpelijk aan derden na publicatie van een uittreksel uit de oprichtingsakte in het Belgisch Staatsblad [10](#page=10).
### 2.2 Bekwaamheid
Bekwaamheid omvat zowel rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid) als handelingsbekwaamheid [10](#page=10).
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid):** De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten; de passieve component [10](#page=10).
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelf en zelfstandig uit te oefenen; de actieve component [10](#page=10).
#### 2.2.1 Bekwaamheid van natuurlijke personen
**Rechtsbekwaamheid:**
* **Principe:** Alle natuurlijke personen hebben in beginsel volledige rechtsbekwaamheid [10](#page=10).
* **Uitzonderingen:**
* **Algemene beperkingen:** Betreffen bepaalde categorieën personen die minder rechten genieten, zoals vreemdelingen (beperkingen op burgerlijke en politieke rechten) en zwaar strafrechtelijk veroordeelden (ontzetting uit bepaalde rechten) [11](#page=11).
* **Specifieke beperkingen:** Opgelegd door de wet (bv. huwelijksbeletselen) of de rechter (bv. ontzetting uit ouderlijk gezag, rijbewijs) [11](#page=11).
**Handelingsbekwaamheid:**
* **Principe:** Iedereen is handelingsbekwaam, tenzij de wet anders bepaalt [11](#page=11).
* **Uitzonderingen (handelingsonbekwaamheid):**
* **Algemeen handelingsonbekwaam:** Kan in geen geval zelfstandig in het rechtsverkeer optreden. Dit geldt voor niet-ontvoogde minderjarigen en bepaalde meerderjarigen die gerechtelijke bescherming genieten [12](#page=12).
* **Gedeeltelijk handelingsonbekwaam:** Onbekwaam voor specifieke rechtshandelingen waarvoor de bekwaamheid uitdrukkelijk is ingeperkt of uitgeschakeld. Dit geldt voor ontvoogde minderjarigen en beschermde meerderjarigen (zowel buitengerechtelijk via zorgvolmacht als gerechtelijk via bewind) [12](#page=12).
**Positief en negatief aspect van onbekwaamheid:**
* **Positief aspect:** Onbekwamen kunnen optreden via een vertegenwoordiger of bijstandsverlener [12](#page=12).
* **Vertegenwoordiging:** Een aangewezen persoon treedt op voor rekening van de beschermde persoon [12](#page=12).
* **Bijstand:** Een bijstandsverlener treedt samen met de beschermde persoon op [12](#page=12).
* **Negatief aspect:** Eventuele nietigverklaring van de rechtshandeling indien een handelingsonbekwame toch zelf optreedt [13](#page=13).
**Sanctionering inzake onbekwaamheid:**
* **Miskenning van rechtsbekwaamheid:** Leidt tot absolute nietigheid [13](#page=13).
* **Miskenning van bijstands- en vertegenwoordigingsregeling bij handelingsonbekwamen:** Leidt tot relatieve nietigheid [13](#page=13).
* **Ontstaan handelingsonbekwaamheid:** Bij minderjarigen bij geboorte, bij meerderjarigen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot onbekendverklaring (met uitzonderingen) [13](#page=13).
**Nietigheid wegens benadeling:** Bij een rechtshandeling gesteld door een handelingsonbekwame, kan nietigheid worden gevorderd indien er sprake is van benadeling (onevenwicht tussen prestaties). Dit kan intrinsiek (de rechtshandeling is op zich nadelig) of extrinsiek (nadelig in het licht van de vermogenstoestand van de beschermde persoon) zijn. Voor minderjarigen wordt bewijs van benadeling vereist, tenzij voor rechtshandelingen waarvoor de vertegenwoordiger geen machtiging nodig heeft of voor minderjarigen zonder oordeel des onderscheids. Bij onbekwame meerderjarigen is benadeling vereist voor niet-machtigingbehoevende vermogensrechtelijke rechtshandelingen [14](#page=14) [15](#page=15).
**Bekwaamheid raakt de openbare orde:** Alle regels inzake de staat en bekwaamheid van de persoon raken de openbare orde, wat bij miskenning leidt tot absolute nietigheid. Enkel de wetgever kan onbekwaamheden creëren [15](#page=15).
#### 2.2.2 Bekwaamheid van rechtspersonen
**Genotsbekwaamheid:**
* **Principe:** Rechtspersonen hebben volledige rechtsbekwaamheid, vergelijkbaar met natuurlijke personen [15](#page=15).
* **Uitzonderingen:**
1. **Aard van de persoon:** Rechtspersonen hebben geen familierechten of politieke rechten [15](#page=15).
2. **De wet:** Specifieke wettelijke beperkingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het bezit van onroerende goederen voor vzw's [16](#page=16).
3. **Het doel van de rechtspersoon (specialiteitsbeginsel):** Rechtspersonen zijn enkel genotsbekwaam binnen de door hun doel toegewezen activiteitssfeer. Dit omvat zowel wettelijke specialiteit (type rechtspersoon mag enkel voor bepaald doel gebruikt worden) als statutaire specialiteit (specifiek doel zoals omlijnd door oprichters) [16](#page=16).
**Handelingsbekwaamheid:**
* Rechtspersonen handelen noodzakelijk via natuurlijke personen, zoals organen van de rechtspersoon (algemene vergadering, bestuurders) of bijzondere lasthebbers. Dit betreft onmiddellijke vertegenwoordiging [16](#page=16).
---
# Rechtshandelingen en hun geldigheid
Hieronder volgt een gedetailleerd en omvattend overzicht van rechtshandelingen en hun geldigheid, bedoeld als studiehandleiding.
## 3. Rechtshandelingen en hun geldigheid
Dit onderwerp behandelt de definitie van een rechtshandeling, de algemene geldigheidsvereisten, de gevolgen van nietigheid, en de rol van vertegenwoordiging.
### 3.1 Definitie en doel van een rechtshandeling
Een rechtshandeling is een wilsuiting gericht op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, zoals het creëren, wijzigen of beëindigen van rechten en plichten. Ze maken veranderingen mogelijk in de status en bekwaamheid van personen en omvatten ook proceshandelingen. Dit staat in contrast met materiële handelingen, die geen rechtsgevolgen beogen [17](#page=17).
### 3.2 Geldigheidsvereisten van rechtshandelingen
De geldigheid van rechtshandelingen, met name contracten, vereist de instemming van alle partijen, handelingsbekwaamheid van elke partij, een geoorloofd voorwerp en een geoorloofde oorzaak [17](#page=17).
#### 3.2.1 Handelingsbekwaamheid
Handelingsbekwaamheid is het juridisch vermogen om zelfstandig rechten en plichten uit te oefenen. Dit onderscheidt zich van toerekenbaarheid (van een fout) en toerekeningsvatbaarheid (het bewustzijn om een fout te kunnen verwijten) [17](#page=17).
#### 3.2.2 Wilsuiting en de werkelijke wil
De rechtshandeling moet beantwoorden aan de werkelijke wil van de betrokkenen. Bij onduidelijkheid in de wilsverklaring dient de interpretatie gericht te zijn op de werkelijke wil. Correcties op deze klassieke wilstheorie zijn [18](#page=18):
1. **De vertrouwensleer:** Een ogenschijnlijk geldige wilsverklaring, die intern ongeldig is, kan toch geldigheid behouden indien bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het om een werkelijk gewilde wilsverklaring ging [18](#page=18).
2. **Wilsgebreken:** Hierbij is de wil gebrekkig gevormd, wat de rechtshandeling ongeldig kan maken. Dit omvat:
* **Dwaling:** Een verkeerde voorstelling van zaken die ertoe leidt dat een rechtshandeling wordt gesteld die anders niet zou zijn verricht. Dit moet betrekking hebben op een doorslaggevend element en verschoonbaar zijn [18](#page=18).
* **Bedrog:** Misleiding door middel van opzettelijk aangewende kunstgrepen van de wederpartij [18](#page=18).
* **Geweld:** Onrechtmatige dwang (fysiek of moreel) die vrees aanjaagt voor een aanzienlijke aantasting van de persoon, diens naasten, of vermogen [18](#page=18).
* **Misbruik van omstandigheden:** Kennelijk onevenwicht tussen prestaties door misbruik van de zwakke positie van de andere partij [19](#page=19).
> **Tip:** Een verstoring van het bewustzijn bij een handelingsbekwaam rechtssubject (bv. dronkenschap) wordt beschouwd als een wilsdeficiëntie en maakt de rechtshandeling ongeldig. Dit is een feitelijke toestand, in tegenstelling tot handelings(on)bekwaamheid, wat een juridische toestand is [18](#page=18).
#### 3.2.3 Inhoud van de rechtshandeling
De inhoud van de rechtshandeling moet geoorloofd zijn. De controle hierop hangt af van het open of gesloten karakter van de rechtshandeling [19](#page=19).
#### 3.2.4 De oorzaak van de rechtshandeling
Een rechtshandeling moet een oorzaak hebben die nuttig is voor het rechtssubject en diens doorslaggevende doelstelling verwezenlijkt. Een tegenprestatie is niet steeds vereist. Wetsontduiking, waarbij men een wettekst misbruikt om buiten een voorschrift te vallen, leidt tot nietigheid [19](#page=19).
#### 3.2.5 Conformiteit met dwingende rechtsregels
Een rechtshandeling is ongeldig bij strijdigheid met dwingend recht of bepalingen van openbare orde. Afwijkingen van aanvullend recht primeren [19](#page=19).
#### 3.2.6 Organisatie van de controle op geldigheid
De controle op geldigheid gebeurt doorgaans *a posteriori* (na de rechtshandeling), tenzij een machtiging of homologatie vereist is, wat een *a priori* controle impliceert [20](#page=20).
### 3.3 Nietigheid van rechtshandelingen
Een rechtshandeling die niet aan de geldigheidsvereisten voldoet, is vatbaar voor nietigverklaring door een rechtbank. De nietige rechtshandeling bestaat tot ze vernietigd wordt [20](#page=20).
#### 3.3.1 Gevolgen van nietigverklaring
De nietigverklaring heeft gevolgen *ex tunc* (retroactief) en *ex nunc* (voor de toekomst), waarbij de rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan [20](#page=20).
* **Voor partijen:** Er geldt een wederkerige restitutieplicht, waarbij partijen in beginsel in hun oorspronkelijke toestand worden hersteld. Voor handelingsonbekwamen geldt een gunstregime: zij moeten slechts restitutie doen voor zover zij voordeel hebben gehaald [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Voor derden:** Geldigheid van rechtshandelingen die voortbouwen op de vernietigde rechtshandeling komt in het gedrang (nemo plus iuris transferre potest quam ipse habet). De rechter kan echter rekening houden met de rechten van derden te goeder trouw [21](#page=21).
#### 3.3.2 Soorten nietigheid
* **Absolute nietigheid:** Bij strijdigheid met de openbare orde, genotsonbekwaamheid, of ongeldig voorwerp of beweegreden [21](#page=21).
* **Relatieve nietigheid:** Bij strijdigheid met louter dwingend recht, handelingsonbekwaamheid, of wilsgebreken [21](#page=21).
### 3.4 Tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen
#### 3.4.1 Beginsel van relativiteit van rechtshandelingen
Rechtshandelingen binden in principe enkel de partijen (inter partes). Uitzonderingen hierop zijn het derdenbeding en de rechtstreekse vordering [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Derdenbeding:** Een beding ten gunste van een derde die daardoor het recht krijgt om nakoming van een prestatie te eisen [22](#page=22).
* **Rechtstreekse vordering:** Het recht van een schuldeiser om in eigen naam nakoming te eisen van de schuldenaar van zijn schuldenaar [22](#page=22).
#### 3.4.2 Relativering ten aanzien van derden
Hoewel derden niet gebonden zijn door een rechtshandeling, moeten zij het bestaan ervan respecteren. Dit impliceert een plicht tot goede trouw, zowel objectief (gedragsnorm) als subjectief (kennisnorm). Publiciteitsvoorschriften, zoals registratie in registers of publicatie in het Staatsblad, creëren een onderzoeksplicht bij derden [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 3.4.3 Bijkomende voorwaarden voor tegenwerpelijkheid
Diverse publiciteitsvoorschriften zijn vereist om rechtshandelingen tegenwerpelijk te maken aan derden, zoals registratie in centrale registers (CRH, CER, CRT, CRL, CRV) publicatie in het Belgisch Staatsblad mededeling per aangetekende brief of betekening en overschrijving op het bevoegde kantoor van de AAPD voor onroerende zakelijke rechten [23](#page=23) [24](#page=24).
### 3.5 Vertegenwoordiging bij rechtshandelingen
#### 3.5.1 Begrippen en maatschappelijk nut
Vertegenwoordiging is de bevoegdheid van een persoon (vertegenwoordiger) om namens een ander (vertegenwoordigde) een rechtshandeling met een derde te verrichten. Vertegenwoordiging dient ter afzwakking van het principe van wilsautonomie en kent zowel juridische (bv. minderjarigen) als praktische redenen (bv. lasthebbers). Vertegenwoordiging is onmogelijk bij strikt persoonlijke rechtshandelingen zoals huwelijkssluiting, testamenten of kindererkenning [24](#page=24) [25](#page=25).
#### 3.5.2 Grondslagen van vertegenwoordigingsbevoegdheid
De bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan gebaseerd zijn op:
* **Rechtshandeling:** Conventionele vertegenwoordiging (bv. lastgeving, zorgvolmacht) [25](#page=25).
* **Gerechtelijke beslissing:** Wettelijke vertegenwoordiging door rechterlijke machtiging (bv. bij handelingsonbekwamen, echtgenoten in coma) [26](#page=26).
* **Wet:** Wettelijke vertegenwoordiging (bv. ouders voor minderjarigen, voogden, bewindvoerders) [26](#page=26).
* **Statuten van rechtspersonen:** Organieke vertegenwoordiging door organen van rechtspersonen [26](#page=26).
#### 3.5.3 Toerekening van rechtsgevolgen
* **Binnen de perken van de vertegenwoordigingsbevoegdheid:** Rechtsgevolgen worden toegerekend aan de vertegenwoordigde (onmiddellijke vertegenwoordiging) of aan de vertegenwoordiger (middellijke vertegenwoordiging) [27](#page=27).
* **Zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid of buiten de perken ervan:** In beginsel geen toerekening aan de vertegenwoordigde, tenzij deze de rechtshandeling bekrachtigt. Uitzonderingen met toerekening zijn schijnvertegenwoordiging en de niet-tegenwerpelijkheid van interne beperkingen van wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid van organen [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Tegenstrijdige belangen:** Een rechtshandeling waarbij de vertegenwoordiger optreedt als tegenpartij van de vertegenwoordigde of in geval van belangenconflict, is nietig, tenzij de vertegenwoordigde uitdrukkelijk of stilzwijgend instemde [28](#page=28).
### 3.6 Vorm van rechtshandelingen
#### 3.6.1 Consensualisme versus formalisme
Het beginsel van consensualisme houdt in dat loutere wilsovereenstemming volstaat voor de geldigheid van een rechtshandeling (vormvrijheid). Formalisme daarentegen vereist naleving van door de wetgever bepaalde vormvereisten voor de geldigheid [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 3.6.2 Soorten wilsuitingen
* **Uitdrukkelijke wilsuiting:** Blijkt uit handelingen gesteld met de bedoeling de wil te uiten [29](#page=29).
* **Stilzwijgende wilsuiting:** Moet afgeleid worden uit handelingen gesteld met een ander doel [29](#page=29).
* **Wilsuiting afgeleid uit louter stilzwijgen:** Vereist "omstandig" stilzwijgen [29](#page=29).
#### 3.6.3 Soorten vormen (Akten)
* **Authentieke akte:** Een wettelijk verleden geschrift voor een bevoegde ambtenaar, met bijzondere bewijskracht en uitvoerbare kracht [29-30](#page=29-30).
* **Onderhandse akte:** Een door partijen ondertekend geschrift, met bijzondere vormvereisten voor gebruik als bewijsmiddel [30](#page=30).
#### 3.6.4 Functie van de vorm
Vormen kunnen vereist zijn voor de geldigheid van de rechtshandeling voor bewijslevering [31-32](#page=31-32), voor tegenwerpelijkheid aan derden of ter bescherming van consumenten [31](#page=31) [32](#page=32).
### 3.7 Soorten rechtshandelingen
Rechtshandelingen kunnen worden ingedeeld naar:
* **Het aantal betrokken personen:**
* Eenzijdige rechtshandelingen (bv. testament) [32](#page=32).
* Meerzijdige rechtshandelingen (bv. contracten) [33](#page=33).
* **De invloed op subjectieve rechten:**
* Constitutieve (scheppende) [33](#page=33).
* Extinctieve (uitdovende) [33](#page=33).
* Translatieve (overdragende) [33](#page=33).
* Declaratoire (bevestigende) [33](#page=33).
* **De vormvereisten:**
* Consensuele rechtshandelingen [34](#page=34).
* Formele of plechtige rechtshandelingen [34](#page=34).
* Zakelijke rechtshandelingen [34](#page=34).
* **Hun open of gesloten karakter:**
* Gesloten rechtshandelingen (wettelijk gedefinieerd, bv. huwelijk) [34](#page=34).
* Open rechtshandelingen (niet wettelijk gedefinieerd, bv. overeenkomst) [34](#page=34).
* Toetredingscontracten (tussenvorm) [34](#page=34).
* **Hun invloed op het vermogen:**
* Daden van bewaring [34](#page=34).
* Daden van gebruik of genot [35](#page=35).
* Daden van beheer [35](#page=35).
* Daden van beschikking [35](#page=35).
* Daden van economisch beheer [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van gedragsregels dat in een bepaalde maatschappij, op een bepaalde plaats en in een bepaalde tijd van toepassing is. Het is een verzamelterm voor alle geldende rechtsregels. |
| Subjectieve rechten | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Dit zijn de rechten die men persoonlijk kan afdwingen. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de verticale rechtsverhouding regelt, waarbij de organisatie en het functioneren van de overheid centraal staan. Het bepaalt de rechtsverhouding tussen verschillende overheden en tussen de overheid en burgers. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de horizontale rechtsverhouding regelt, met de nadruk op de private rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Dit omvat onder andere personen-, familie- en erfrecht. |
| Rechtsfeiten | Gebeurtenissen waaraan de rechtsregel gevolgen verbindt, zonder dat de betrokken persoon hier zelf de intentie toe had. Dit zijn feiten die buiten de wil om rechtsgevolgen teweegbrengen, zoals geboorte of overlijden. |
| Rechtshandelingen | Een wilsuiting waarbij een of meer personen de bedoeling hebben om rechtsgevolgen te doen ontstaan. Dit zijn handelingen die bewust worden gesteld om juridische gevolgen te creëren, zoals het sluiten van een contract of het maken van een testament. |
| Rechtszekerheid | Een juridisch-technische vereiste voor recht, die inhoudt dat het recht voorspelbaar, vast, algemeen en consistent moet zijn. Dit zorgt ervoor dat burgers weten welk gedrag van hen verwacht wordt en dat de wet niet te willekeurig verandert. |
| Rechtvaardigheid | Een fundamenteel principe van het recht, dat inhoudt dat het recht evolueert met de tijd en maatschappelijke waarden respecteert. Wat vandaag als rechtvaardig wordt beschouwd, kan morgen anders zijn. |
| Doeltreffendheid | Een parameter die beoogt dat de middelen die door het recht worden ingezet, aangepast zijn aan de gestelde doelstellingen. Wetsevaluaties onderzoeken of de beoogde doelen van een wet ook daadwerkelijk worden bereikt. |
| Rechtssubject | Degene voor wie de rechtsnorm gevolgen (rechten en plichten) meebrengt, in wiens hoofde rechten en plichten bestaan of kunnen bestaan. Dit kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. |
| Juridische persoonlijkheid | Het geheel van rechten en plichten van een rechtssubject. Dit omvat de mogelijkheid om titularis te zijn van rechten en plichten, en om juridische handelingen te stellen. |
| Handelingsbekwaamheid | De bevoegdheid om rechten en plichten, waarvan men titularis is, zelf en zelfstandig uit te oefenen. Dit is de actieve component van bekwaamheid, waarbij men zelfstandig kan optreden in het rechtsverkeer. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon. Dit kan leiden tot beperking of matiging van het recht. |
| Subjectieve rechten | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Dit zijn de rechten die men persoonlijk kan afdwingen. |
| Patrimonium | Het vermogen van een persoon, dat het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat. Dit omvat zowel de actieve (bezittingen) als de passieve (schulden) elementen. |
| Zakelijke rechten | Rechten die een onmiddellijke heerschappij geven over een bepaald goed of een geheel van goederen, zonder de tussenkomst van een andere persoon. Het eigendomsrecht is hier het meest omvattende voorbeeld van. |
| Vorderingsrechten | Rechten die recht geven op een prestatie van een andere persoon, hetzij een doen, laten of geven. Dit zijn rechten die enkel tussen specifieke personen gelden. |
| Intellectuele rechten | Rechten die een tijdelijk en exclusief exploitatierecht verschaffen op een creatie van de menselijke geest, zoals auteursrechten en octrooien. Deze rechten beschermen de schepper of uitvinder tegen ongeoorloofd gebruik door derden. |
| Procesrecht | De rechtsleer die de middelen tot handhaving van het materieel recht tot voorwerp heeft. Dit omvat de regels met betrekking tot de gerechtelijke organisatie, de bevoegdheid van rechterlijke instanties en het verloop van rechtsplegingen. |
| Dagvaardingsexploot | Een authentieke akte, opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, waarmee een partij wordt opgeroepen om voor een bepaalde rechtbank te verschijnen op een specifieke datum en tijd. Dit is een formele wijze om een rechtsvordering in te leiden. |
| Verzoekschrift op tegenspraak | Een processtuk opgesteld door een partij, dat gelijkenissen vertoont met een dagvaardingsexploot maar betekend wordt door de griffie. De tegenpartij wordt hierdoor op de hoogte gebracht van de vordering. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel dat een partij kan aanwenden om een gerechtelijke beslissing te hervormen of te vernietigen. Voorbeelden zijn verzet, hoger beroep en cassatieberoep. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat door een partij die verstek liet gaan, kan worden aangewend tegen een verstekvonnis dat in laatste aanleg is gewezen. Hierdoor wordt de zaak opnieuw behandeld. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel waarbij een partij die door een uitspraak in eerste aanleg geschaad is, de zaak voorlegt aan een hogere rechter om opnieuw berecht te worden. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Het proces waarbij, op basis van een uitvoerbare titel, vermogensbestanddelen van een schuldenaar in beslag worden genomen en gedwongen verkocht om de schuldeiser te voldoen. |
| Verhaalsexecutie | Een vorm van gedwongen tenuitvoerlegging waarbij het vermogen van de schuldenaar wordt aangewend om de schuldvorderingen van de schuldeisers te voldoen, vaak via een gedwongen verkoop van goederen. |
| Paritas creditorum | Het beginsel van gelijkheid van schuldeisers, waarbij schuldeisers in principe op gelijke voet worden behandeld bij de verdeling van het vermogen van een schuldenaar, tenzij er wettelijke voorrangsregelingen bestaan. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat kan worden gelegd op goederen van de schuldenaar om te voorkomen dat deze goederen verdwijnen of van waarde verminderen, en zo de latere verhaalsexecutie veilig te stellen. |
| Rechtspleging | Het geheel van regels en procedures die het verloop van een gerechtelijke procedure bepalen, vanaf de inleiding van de zaak tot de uiteindelijke uitspraak en tenuitvoerlegging. |
| Procespartij | Een persoon of entiteit die betrokken is bij een gerechtelijke procedure, hetzij als eiser, verweerder of tussenkomende partij. |
| Hoofdvordering | De oorspronkelijke vordering die door de eiser wordt ingesteld om een geschil aanhangig te maken voor de rechter. |
| Tussenvordering | Elke vordering die wordt ingesteld in de loop van een reeds lopend geding, bijvoorbeeld om de hoofdvordering uit te breiden, te wijzigen of aan te vullen. |
| Tegenvordering | Een vordering die door de verweerder wordt ingesteld tegen de eiser, met als doel de eiser te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding of een andere vorm van herstel. |
| Tussenkomst | Een vordering die ertoe strekt een derde partij, die oorspronkelijk niet bij het proces betrokken was, bij het geding te betrekken om zijn belangen te vrijwaren. |
| Inleidende zitting | De eerste zitting van een zaak voor de rechter, waarbij de partijen verschijnen of vertegenwoordigd worden, en de zaak wordt voorbereid voor verdere behandeling. |
| Instaatstelling | Het proces waarbij de partijen de zaak voorbereiden door bewijsstukken mee te delen en conclusies uit te wisselen, zodat de rechter een uitspraak kan doen. |
| Rechtsdag | De dag waarop een zaak voor het rechtscollege wordt gepleit en mondeling wordt behandeld. |
| Beraad en uitspraak | De fase waarin de rechter de zaak bestudeert en een uitspraak formuleert, na het sluiten van de debatten en eventueel na advies van het Openbaar Ministerie. |
| Verstek | De afwezigheid van een partij op een zitting van de rechtbank, wat kan leiden tot een verstekvonnis ten nadele van de afwezige partij. |
| Vorderingsrecht | Het recht om een bepaalde prestatie te eisen van een andere persoon, of het nu gaat om doen, laten of geven. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een directe heerschappij verleent over een bepaald goed, zoals eigendom, en dat tegenover iedereen geldt (erga omnes). |
| Natuurlijk persoon | Een levend en levensvatbaar menselijk wezen, dat vanaf de geboorte juridische persoonlijkheid verkrijgt en drager kan zijn van rechten en plichten. |
| Rechtspersoon | Een groepering van rechtssubjecten of een afgescheiden vermogen dat, ongeacht de natuurlijke personen die eraan verbonden zijn, titularis kan zijn van rechten en plichten. |
| Consensualisme | Het principe waarbij een rechtshandeling tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming van partijen, zonder dat de geldigheid ervan aan specifieke vormvereisten is onderworpen. |
| Formalisme | Het principe waarbij de geldigheid van een rechtshandeling afhankelijk is van het naleven van door de wetgever bepaalde vormvereisten, zoals het opstellen van een authentieke akte. |
| Aansprakelijkheid | De verplichting om schade te herstellen die men heeft veroorzaakt aan een ander, hetzij door eigen fout, hetzij door de fout van personen voor wie men instaat, of door gebrekkige zaken onder zijn bewaring. |
| Schuldaansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die ontstaat wanneer iemand een fout begaat die aan hem toerekenbaar is en daardoor schade veroorzaakt. De dader is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. |
| Objectieve aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die ontstaat los van enige fout, enkel op basis van een risicoband met een schadeveroorzakend incident. Dit is ook bekend als schuldloze aansprakelijkheid. |
| Causaal verband | Het verband tussen een fout en de geleden schade, wat noodzakelijk is om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. De schade moet een rechtstreeks gevolg zijn van de fout. |
| Rechtsleer | Het geheel van wetenschappelijke juridische publicaties en doctrines die bijdragen aan de interpretatie en evolutie van het recht. Hoewel niet bindend, is het een belangrijke bron voor rechtsvinding. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een staat die de basisstructuur van het staatsbestel, de rechten en vrijheden van burgers, en de bevoegdheden van de overheidsorganen regelt. |
| Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) | Een wetboek dat de regels van het burgerlijk procesrecht bevat, inclusief de organisatie van de rechterlijke macht, de bevoegdheid van rechtbanken, en het verloop van gerechtelijke procedures. |
| Openbaar Ministerie (OM) | Een tak van de magistratuur die instaat voor de opsporing, vervolging en bestraffing van misdrijven, en de openbare orde en de goede rechtsbedeling verdedigt. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht of het Openbaar Ministerie, belast met het spreken van recht of het vervolgen van misdrijven. |
| Griffier | Een gerechtelijk ambtenaar die de rechter bijstaat in zijn ambt en verantwoordelijk is voor de administratie en het beheer van de rechtbank. |
| Referendaris | Een juridisch medewerker die de rechter bijstaat bij het voorbereiden van zaken en het juridische onderzoek. |
| Advocaat | Een jurist die partijen bijstaat in gerechtelijke procedures, hen adviseert, pleit voor hen en hen vertegenwoordigt. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die belast is met de betekening van gerechtelijke akten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken. |
| Notaris | Een jurist die krachtens de wet is gematigd om authentieke akten te verlijden en die onpartijdig optreedt ten voordele van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Bedrijfsjurist | Een jurist die werkzaam is binnen een onderneming en deze juridisch adviseert en begeleidt. |
| Overheidsjurist | Een jurist die tewerkgesteld is bij een overheidsinstantie en zich bezighoudt met juridisch advies, wetsvoorstellen en beleidsvoorbereiding. |
| Jurist in academia | Een jurist die verbonden is aan een rechtsfaculteit van een universiteit en zich bezighoudt met onderwijs en juridisch onderzoek. |
| Duurzame ontwikkeling | Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in het gedrang te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. |
| Rechtsstaat | Een staat waarin de machtsuitoefening beperkt is door het recht en waarin burgers beschermd worden door onafhankelijke rechterlijke instanties. |
| Verbod op eigenrichting | Het principe dat niemand zichzelf recht mag verschaffen, maar steeds de openbare macht (de rechter) moet inschakelen om zijn rechten af te dwingen. |
| Hoog gerechtshof | Het hoogste rechtscollege in een rechtsstaat, dat instaat voor de eenheid van rechtspraak en de correcte interpretatie en toepassing van de wet. In België is dit het Hof van Cassatie. |
| Rechtbank van eerste aanleg | Een gerechtelijk orgaan dat bevoegd is om burgerlijke, strafrechtelijke en soms administratieve geschillen te beslechten, afhankelijk van de waarde en aard van de zaak. |
| Vrederechter | Een rechter die bevoegd is voor geschillen van geringe waarde, huurgeschillen, en zaken betreffende onbekwaamheidsstatuten en voogdij. |
| Politierechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor lichte misdrijven (overtredingen) en verkeersongevallen, en soms ook voor burgerlijke vorderingen die hieruit voortvloeien. |
| Arbeidsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen met betrekking tot arbeidsrecht en sociaalzekerheidsrecht, waarbij zowel beroeps- als lekenrechters zetelen. |
| Ondernemingsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen tussen ondernemingen en geschillen betreffende insolventieprocedures en ondernemingen in moeilijkheden. |
| Hof van beroep | Een rechterlijke instantie die bevoegd is om hoger beroep te behandelen tegen vonnissen van rechtbanken van eerste aanleg en ondernemingsrechtbanken. |
| Arbeidshof | Een rechterlijke instantie die hoger beroep behandelt tegen uitspraken van arbeidsrechtbanken, ongeacht de waarde van de eis. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege in België, dat instaat voor de eenheid van rechtspraak door na te gaan of lagere rechters de wet correct hebben toegepast, zonder de feiten te beoordelen. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, vaak met als doel schade te berokkenen aan een ander of zonder enig nut voor zichzelf. |
| Handtekening | Een door een persoon geplaatst teken op een geschrift, bedoeld om instemming met de inhoud ervan te tonen en als bewijsmiddel te dienen. |
| Authentieke akte | Een geschrift dat is verleden voor een openbare of ministerieel ambtenaar die bevoegd is om te instrumenteren, zoals een notaris of gerechtsdeurwaarder. Deze akten hebben een bijzondere bewijskracht. |
| Onderhandse akte | Een geschrift dat door partijen zelf is ondertekend met de bedoeling om een rechtshandeling te bewijzen, zonder tussenkomst van een ambtenaar. |
| Rechtsvordering | Het recht om een eis in te stellen bij een rechter om een geschil te beslechten of om bescherming te verkrijgen voor geschonden rechten. |
| Proceshandelingen | Handelingen die worden verricht binnen het kader van een gerechtelijke procedure, zoals het indienen van een dagvaarding, conclusies, of het voeren van pleidooien. |
| Verstekvonnis | Een vonnis dat wordt uitgesproken wanneer een partij niet op de zitting verschijnt en de zaak bij verstek wordt behandeld. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel dat een partij kan aanwenden om een gerechtelijke beslissing aan te vechten, zoals verzet, hoger beroep of cassatieberoep. |
| Uitvoerbare titel | Een document, zoals een vonnis of notariële akte, dat krachtens de wet kan worden gebruikt om een veroordeling af te dwingen, zelfs tegen de wil van de schuldenaar. |
| Beslag | Een gerechtelijke maatregel waarbij goederen van een schuldenaar worden vastgehouden om te garanderen dat een schuldeiser betaald zal worden. |
| Verdeling | De procedure waarbij een vermogen van een schuldenaar, vaak na gedwongen verkoop, evenredig wordt verdeeld onder de schuldeisers, rekening houdend met eventuele wettelijke voorrangsregelingen. |
| Schuldeiser | Een persoon of entiteit aan wie een schuld verschuldigd is. |
| Schuldenaar | Een persoon of entiteit die een schuld heeft aan een schuldeiser. |
| Rechtsherstel | Het herstel van de schade die door een onrechtmatige daad is veroorzaakt, meestal in de vorm van een schadevergoeding, of in natura indien mogelijk. |
| Dwangsom | Een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom per dag dat een veroordeling niet wordt nagekomen, bedoeld om de schuldenaar financieel onder druk te zetten. |
| Verhaalsexecutie | De gedwongen tenuitvoerlegging van een veroordeling, waarbij de schuldenaar zijn vermogen ziet uitwinnen om zijn schulden te voldoen. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat wordt gelegd om goederen te beschermen en te voorkomen dat ze verdwijnen of van waarde verminderen, vaak als voorbereiding op een latere verhaalsexecutie. |
| Sequestratie | De aanstelling van een beheerder of bewaarder over goederen die in beslag zijn genomen, om hun waarde te behouden en te voorkomen dat ze worden vervreemd. |
| Rechtsleer | Het geheel van wetenschappelijke juridische publicaties en doctrines die bijdragen aan de interpretatie en evolutie van het recht. Hoewel niet bindend, is het een belangrijke bron voor rechtsvinding. |
| Wet | Een door de wetgevende macht tot stand gekomen rechtsregel, die bindend is voor alle burgers en instellingen. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een staat die de basisstructuur van het staatsbestel, de rechten en vrijheden van burgers, en de bevoegdheden van de overheidsorganen regelt. |
| Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) | Een wetboek dat de regels van het burgerlijk procesrecht bevat, inclusief de organisatie van de rechterlijke macht, de bevoegdheid van rechtbanken, en het verloop van gerechtelijke procedures. |
| Openbaar Ministerie (OM) | Een tak van de magistratuur die instaat voor de opsporing, vervolging en bestraffing van misdrijven, en de openbare orde en de goede rechtsbedeling verdedigt. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht of het Openbaar Ministerie, belast met het spreken van recht of het vervolgen van misdrijven. |
| Griffier | Een gerechtelijk ambtenaar die de rechter bijstaat in zijn ambt en verantwoordelijk is voor de administratie en het beheer van de rechtbank. |
| Referendaris | Een juridisch medewerker die de rechter bijstaat bij het voorbereiden van zaken en het juridische onderzoek. |
| Advocaat | Een jurist die partijen bijstaat in gerechtelijke procedures, hen adviseert, pleit voor hen en hen vertegenwoordigt. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die belast is met de betekening van gerechtelijke akten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken. |
| Notaris | Een jurist die krachtens de wet is gematigd om authentieke akten te verlijden en die onpartijdig optreedt ten voordele van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Bedrijfsjurist | Een jurist die werkzaam is binnen een onderneming en deze juridisch adviseert en begeleidt. |
| Overheidsjurist | Een jurist die tewerkgesteld is bij een overheidsinstantie en zich bezighoudt met juridisch advies, wetsvoorstellen en beleidsvoorbereiding. |
| Jurist in academia | Een jurist die verbonden is aan een rechtsfaculteit van een universiteit en zich bezighoudt met onderwijs en juridisch onderzoek. |
| Duurzame ontwikkeling | Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in het gedrang te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. |
| Rechtsstaat | Een staat waarin de machtsuitoefening beperkt is door het recht en waarin burgers beschermd worden door onafhankelijke rechterlijke instanties. |
| Verbod op eigenrichting | Het principe dat niemand zichzelf recht mag verschaffen, maar steeds de openbare macht (de rechter) moet inschakelen om zijn rechten af te dwingen. |
| Rechtsspraak (RS) | Het geheel van uitspraken van de rechterlijke macht die de interpretatie en toepassing van het recht in concrete gevallen vastleggen. Hoewel niet bindend in de zin van precedentwerking, is het zeer invloedrijk. |
| Rechtsleer | Het geheel van wetenschappelijke juridische publicaties en doctrines die bijdragen aan de interpretatie en evolutie van het recht. Hoewel niet bindend, is het een belangrijke bron voor rechtsvinding. |
| Internationaal recht | Rechtsregels die betrekking hebben op de betrekkingen tussen staten en internationale organisaties, en die de internationale gemeenschap reguleren. |
| Supranationaal recht | Rechtsregels die voortvloeien uit internationale organisaties zoals de Europese Unie, en die rechtstreeks toepasbaar zijn in de lidstaten en voorrang hebben op nationaal recht. |
| Gebruiken (costuymen) | Ongeschreven rechtsregels die ontstaan uit een langdurige en algemeen aanvaarde praktijk binnen een bepaalde gemeenschap of rechtscollege. |
| Gerechtelijke organisatie | De structuur en inrichting van de rechterlijke macht, inclusief de verschillende rechtscolleges, hun bevoegdheden en de hiërarchie tussen hen. |
| Rechtsmacht | De bevoegdheid van een rechter om kennis te nemen van een geschil en een bindende uitspraak te doen. Dit kan zowel materieel als territoriaal bepaald zijn. |
| Bevoegdheid | De specifieke macht en taak die een rechter of rechtscollege is toegekend door de wet om bepaalde geschillen te beslechten. Dit kan betrekking hebben op het voorwerp, de waarde, de spoedeisendheid of de hoedanigheid van de partijen. |
| Vrederechter | Een rechter die bevoegd is voor geschillen van geringe waarde, huurgeschillen, en zaken betreffende onbekwaamheidsstatuten en voogdij. |
| Politierechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor lichte misdrijven (overtredingen) en verkeersongevallen, en soms ook voor burgerlijke vorderingen die hieruit voortvloeien. |
| Rechtbank van eerste aanleg | Een gerechtelijk orgaan dat bevoegd is om burgerlijke, strafrechtelijke en soms administratieve geschillen te beslechten, afhankelijk van de waarde en aard van de zaak. |
| Arbeidsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen met betrekking tot arbeidsrecht en sociaalzekerheidsrecht, waarbij zowel beroeps- als lekenrechters zetelen. |
| Ondernemingsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen tussen ondernemingen en geschillen betreffende insolventieprocedures en ondernemingen in moeilijkheden. |
| Hof van beroep | Een rechterlijke instantie die bevoegd is om hoger beroep te behandelen tegen vonnissen van rechtbanken van eerste aanleg en ondernemingsrechtbanken. |
| Arbeidshof | Een rechterlijke instantie die hoger beroep behandelt tegen uitspraken van arbeidsrechtbanken, ongeacht de waarde van de eis. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege in België, dat instaat voor de eenheid van rechtspraak door na te gaan of lagere rechters de wet correct hebben toegepast, zonder de feiten te beoordelen. |
| Openbaar Ministerie (OM) | Een tak van de magistratuur die instaat voor de opsporing, vervolging en bestraffing van misdrijven, en de openbare orde en de goede rechtsbedeling verdedigt. |
| Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) | Een constitutioneel orgaan dat instaat voor de selectie, benoeming en externe controle van de rechterlijke macht, met als doel de kwaliteit en efficiëntie van de justitie te verbeteren. |
| Instituut voor gerechtelijke opleiding (IGO) | Een instelling die instaat voor de opleiding en loopbaanbegeleiding van leden van de rechterlijke orde, en voor het beheer van juridische kennis en documentatie. |
| Adviesraad voor de magistratuur (ARM) | Een representatief orgaan voor de magistratuur dat adviezen verstrekt over het statuut, de rechten en de omstandigheden van rechters en leden van het Openbaar Ministerie. |
| Rechtsvordering | Het recht om een eis in te stellen bij een rechter om een geschil te beslechten of om bescherming te verkrijgen voor geschonden rechten. |
| Ontvankelijkheidsvoorwaarden | De voorwaarden waaraan een eiser moet voldoen om een rechtsvordering te kunnen uitoefenen, zoals het beschikken over juridische persoonlijkheid, handelingsbekwaamheid en belang. |
| Procespartij | Een persoon of entiteit die betrokken is bij een gerechtelijke procedure, hetzij als eiser, verweerder of tussenkomende partij. |
| Hoofdvordering | De oorspronkelijke vordering die door de eiser wordt ingesteld om een geschil aanhangig te maken voor de rechter. |
| Tussenvordering | Elke vordering die wordt ingesteld in de loop van een reeds lopend geding, bijvoorbeeld om de hoofdvordering uit te breiden, te wijzigen of aan te vullen. |
| Teogeneis | Een vordering die door de verweerder wordt ingesteld tegen de eiser, met als doel de eiser te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding of een andere vorm van herstel. |
| Tussenkomst | Een vordering die ertoe strekt een derde partij, die oorspronkelijk niet bij het proces betrokken was, bij het geding te betrekken om zijn belangen te vrijwaren. |
| Dagvaardingsexploot | Een authentieke akte, opgesteld door een gerechtsdeurwaarder, waarmee een partij wordt opgeroepen om voor een bepaalde rechtbank te verschijnen op een specifieke datum en tijd. Dit is een formele wijze om een rechtsvordering in te leiden. |
| Verzoekschrift op tegenspraak | Een processtuk opgesteld door een partij, dat gelijkenissen vertoont met een dagvaardingsexploot maar betekend wordt door de griffie. De tegenpartij wordt hierdoor op de hoogte gebracht van de vordering. |
| Vrijwillige verschijning | Een procedure waarbij partijen die akkoord zijn om een geschil te beslechten, dit melden aan de rechter via een gezamenlijk verzoekschrift, wat proceseconomisch is. |
| Inleidende zitting | De eerste zitting van een zaak voor de rechter, waarbij de partijen verschijnen of vertegenwoordigd worden, en de zaak wordt voorbereid voor verdere behandeling. |
| Instaatstelling | Het proces waarbij de partijen de zaak voorbereiden door bewijsstukken mee te delen en conclusies uit te wisselen, zodat de rechter een uitspraak kan doen. |
| Rechtsdag | De dag waarop een zaak voor het rechtscollege wordt gepleit en mondeling wordt behandeld. |
| Beraad en uitspraak | De fase waarin de rechter de zaak bestudeert en een uitspraak formuleert, na het sluiten van de debatten en eventueel na advies van het Openbaar Ministerie. |
| Verstek | De afwezigheid van een partij op een zitting van de rechtbank, wat kan leiden tot een verstekvonnis ten nadele van de afwezige partij. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel dat een partij kan aanwenden om een gerechtelijke beslissing aan te vechten, zoals verzet, hoger beroep of cassatieberoep. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat door een partij die verstek liet gaan, kan worden aangewend tegen een verstekvonnis dat in laatste aanleg is gewezen. Hierdoor wordt de zaak opnieuw behandeld. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel waarbij een partij die door een uitspraak in eerste aanleg geschaad is, de zaak voorlegt aan een hogere rechter om opnieuw berecht te worden. |
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Het proces waarbij, op basis van een uitvoerbare titel, vermogensbestanddelen van een schuldenaar in beslag worden genomen en gedwongen verkocht om de schuldeiser te voldoen. |
| Verhaalsexecutie | Een vorm van gedwongen tenuitvoerlegging waarbij het vermogen van de schuldenaar wordt aangewend om de schuldvorderingen van de schuldeisers te voldoen, vaak via een gedwongen verkoop van goederen. |
| Paritas creditorum | Het beginsel van gelijkheid van schuldeisers, waarbij schuldeisers in principe op gelijke voet worden behandeld bij de verdeling van het vermogen van een schuldenaar, tenzij er wettelijke voorrangsregelingen bestaan. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat wordt gelegd om goederen te beschermen en te voorkomen dat ze verdwijnen of van waarde verminderen, vaak als voorbereiding op een latere verhaalsexecutie. |
| Sequestratie | De aanstelling van een beheerder of bewaarder over goederen die in beslag zijn genomen, om hun waarde te behouden en te voorkomen dat ze worden vervreemd. |