Cover
Zacznij teraz za darmo INTERNE privaatrechtsgeschiedenis sv.docx
Summary
```
# Studiehandleiding: Interne Privaatrechtsgeschiedenis
Dit studieoverzicht biedt een gedetailleerde analyse van de historische evolutie van interne privaatrechtelijke rechtsgebieden in België, met een focus op personen- en familierecht, zakenrecht en verbintenissenrecht.
---
## Personen- en familierecht
Dit rechtsgebied regelt de persoonlijke verhoudingen binnen de samenleving, zoals die tussen familieleden en echtgenoten. In tegenstelling tot vermogensrechtelijke rechten, zijn de rechten die hieruit voortvloeien niet in geld waardeerbaar en dus onverkoopbaar.
### Basisbegrippen
De 19e-eeuwse juridische terminologie onderscheidt:
* **Rechtssubjecten:** Personen die rechten en verplichtingen kunnen hebben (bv. een mens, een rechtspersoon zoals de UGent).
* **Rechtsobjecten:** Zaken of goederen die zelf geen rechten of verplichtingen hebben (bv. een auto, een huis). Dieren kunnen een aparte categorie vormen.
**Juridische persoonlijkheid** omvat zowel **rechtsbekwaamheid** (het hebben van rechten) als **handelingsbekwaamheid** (het kunnen uitoefenen van die rechten). Het hebben van rechten betekent niet automatisch dat men ze ook kan uitoefenen.
**Rechtsfeiten** zijn feiten die juridische gevolgen hebben zonder dat die gewild zijn, terwijl **rechtshandelingen** feiten zijn waarbij de juridische gevolgen bewust en gewild zijn.
### Rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid
**Rechtsbekwaamheid** verwijst naar iemands juridische staat en de vrijheid en gelijkheid die daarmee gepaard gaan. Voor 1795 was er geen sprake van echte vrijheid of gelijkheid; slaven en horigen hadden beperkte rechten. Na de Franse Revolutie en de invoering van de principes van vrijheid en gelijkheid, is in principe iedereen rechtsbekwaam. Echter, de **rechtstoestand** bepaalt nog steeds de mate van rechts- en handelingsbekwaamheid.
**Handelingsbekwaamheid** werd historisch vaak bepaald door leeftijd en geslacht. Vrouwen werden juridisch vaak als onbekwaam beschouwd, wat vandaag ondenkbaar is maar destijds normaal werd gevonden. Dit was deels te wijten aan feministische invloeden op historici die dit onrecht aan het licht brachten. Het algemene beeld van de vrouw was dat van de "moeder aan de haard", gebaseerd op vermeende fysieke zwakte en een "natuurlijke rol".
**Tip:** De juridische discriminatie van vrouwen was minder belangrijk dan de onderliggende **mentaliteit** die eraan ten grondslag lag.
#### Vrouwen
##### Historisch perspectief
* **Vóór Napoleon:** Juridisch was een ongehuwde vrouw beter af dan een gehuwde vrouw.
* **Ongehuwde vrouw:** De juridische positie varieerde sterk, met perioden van meer zelfstandigheid afgewisseld met perioden van beperkingen en de noodzaak van een voogd. De Franse Revolutie schafte de meeste beperkingen weg voor ongehuwde vrouwen, wat leidde tot volledige handelingsbekwaamheid.
* **Gehuwde vrouw:** Zij stond aanvankelijk onder de **maritale macht** van de echtgenoot. De man was juridisch "heer en meester" en had een tuchtigingsrecht. De vrouw had weliswaar handelingsbekwaamheid, maar was **niet handelingsbevoegd** in concrete rechtshandelingen; de man trad als "ene" van het koppel op. Uitzonderingen hierop waren onder meer de handelster (met toestemming van de man) of bij een gekke of afwezige man. Macht over kinderen en goederen was grotendeels bij de man.
* **Vanaf Napoleon (Napoleontisch model):** Napoleon versterkte de traditionele discriminatie van vrouwen door te streven naar "orde en rust". De echtgenoot werd gezien als de absolute gezagsfiguur binnen het gezin. Maritale macht bleef behouden, de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw werd geconsolideerd, en de discriminatie in geval van overspel bleef bestaan.
* **19e eeuw:** Het Napoleontische model kende succes door de "wet van de stilte" (vrouwen kwamen niet in opstand), het gebrek aan onderwijs voor vrouwen en maatschappelijke druk. Handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw kon omzeild worden via volmachten.
* **Doorbraak rond de jaren '70:** Dit was het gevolg van het burgerlijk recht (hervormingen in 1958 en vooral 1976), de toegenomen aanwezigheid van vrouwen in de politiek, de tweede feministische golf en Europese invloeden. De handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw werd volledig afgeschaft, waardoor zij op gelijke voet kwam te staan met de man.
* **Het recht als vriend ipv vijand:** Hoewel het recht veranderde, bleef de maatschappelijke mentaliteit achter. Het recht wordt nu actief ingezet als wapen tegen discriminatie. Er is echter nog steeds een lange weg te gaan in de mentaliteitsverandering.
##### Belangrijke figuren en context
* **Marie Popelin:** Een pionier die als eerste vrouw een rechtendiploma behaalde, maar de toegang tot de advocatuur werd geweigerd. Haar zaak toonde aan hoe rechterlijke vooroordelen de wet konden overrulen.
* **Juridische discriminatie vs. mentaliteit:** De juridische status was vaak een gevolg van, en versterkt door, de heersende maatschappelijke mentaliteit en genderstereotypen.
#### Kind
##### Leeftijd en meerderjarigheid
De leeftijd van meerderjarigheid is door de geschiedenis heen sterk geëvolueerd:
1. **Romeinen:** Meisjes waren meerderjarig op 12 jaar, jongens op 14 jaar. Dit betekende echter enkel het einde van de voogdij indien men sui iuris was. Tussen 12/14 en 25 jaar stond men nog onder curatele.
2. **Ons oude recht:** Leeftijd van ca. 12 jaar (meisjes) en 15 jaar (jongens). Dit betekende het einde van de voogdij, maar niet van de vaderlijke macht. De term "jongere" werd gebruikt voor iemand die nog onder het gezag van de vader stond. Er was een tendens tot stijging van deze leeftijd.
3. **Franse Revolutie + BW:** Meerderjarigheid op 21 jaar, wat tegelijkertijd emancipatie betekende (einde vaderlijke macht en onderhoudsverplichting). Dit kon problematisch zijn voor studenten die nog financiële steun nodig hadden [1804](#page=1804).
4. **1990:** Verlaging tot 18 jaar, wat een grotere breuk betekende met de onderhoudsverplichting.
5. **Verdere beperkingen:** Invloed van het Kinderrechtenverdrag leidde tot meer rechten voor minderjarigen, maar ook tot grotere strafrechtelijke verantwoordelijkheid.
6. **Huidige tendens:** Een discussiepunt blijft de verdere verlaging van de meerderjarigheidsleeftijd.
#### Afstamming
Vroeger had afstamming een enorm juridisch belang, in tegenstelling tot nu waar het bijna geen rol meer speelt. Er werd een streng onderscheid gemaakt tussen:
* **Wettige kinderen:** Geboren binnen het huwelijk. De wettigheid werd bepaald door de huwelijksstatus van de moeder en de regel "pater est quem nuptiae demonstrant" (de vader is degene die het huwelijk aanwijst).
* **Bastaarden:** Kinderen van ongehuwde ouders. Zij werden zwaar gediscrimineerd.
* **Legitimatie:** Gewone bastaarden konden gewettigd worden door een later huwelijk van de ouders ("legitimatio per subsequens matrimonium"). Andere bastaarden (overspelige, incestueuze) konden enkel gewettigd worden door een rescript van de vorst, met beperkte gevolgen.
* **Discriminatie:** Bastaarden werden uitgesloten van "eerbare" functies, hadden geen vaderlijk gezag over hen (maar ook vader geen onderhoudsplicht), en konden niet erven van hun ouders. Hun erfenis viel bij gebrek aan nakomelingen toe aan de heer.
* **Franse Revolutie:** Voerde het principe van "Les enfants de la patrie" in, wat betekende dat alle kinderen gelijke rechten moesten krijgen, zonder discriminatie.
* **BW 1804 (Napoleon):** Herintroduceerde de burgerlijke discriminatie. Natuurlijke kinderen konden niet erven van de familie van hun ouders, en zelfs bij erkenning erfden ze minder dan wettige kinderen. Adoptie werd ingevoerd als alternatieve juridische band.
* **Arrest Marckx en Wet van 1987:** Na de veroordeling van België door het EHRM (arrest Marckx) wegens discriminatie tussen wettige en natuurlijke kinderen, werd de wetgeving aangepast. De terminologie "wettig" en "natuurlijk" kind verdween, en de vaststelling van vaderschap werd vergemakkelijkt. Overspelige kinderen bleven echter juridisch kwetsbaar. De wet van 1987 werd bekritiseerd als te laat en slordig.
* **BBW:** Na 1987 waren er voortdurende bijsturingen en nieuwe wetgeving, onder meer door de opkomst van nieuwe vormen van ouderschap (draagmoederschap, etc.).
#### Adoptie
* **Romeinen:** Adoptie stond centraal om de familia voort te zetten, niet het welzijn van het kind. Het ging om het behouden van familienaam, patrimonium en voorouderverering.
* **Ons oude recht:** Adoptie bestond niet, vanuit het geloof dat "solus Deus heredem facit" (enkel God maakt een erfgenaam).
* **1804 – Code Civil:** Adoptie werd hervormd, maar opnieuw in het belang van de adoptant en met als doel de voortzetting van de familie. De geadopteerde moest meerderjarig zijn.
#### Vaderlijke/ouderlijke macht/gezag
* **Begrippen:** Onderscheid tussen "macht" (absoluut gezag) en "gezag" (meer genuanceerd, met plichten).
* **Romeinse patria potestas:** De vaderlijke macht die de pater familias uitoefende over zijn wettige afstammelingen in de mannelijke lijn. Het had een patriarchaal karakter, waarbij de macht eindigde bij het overlijden van de pater familias, ongeacht de leeftijd van de kinderen. De macht over personen en goederen was in theorie onbeperkt, maar in de praktijk vaak milder. Het diende vooral de belangen van de vader.
* **Na de Romeinen:** De patria potestas brokkelde langzaam af door invloed van het christendom (nadruk op het kind) en regionale gebruiken. De moeder kreeg meer inspraak, vooral als weduwe. De macht werd milder en de vader kreeg ook plichten ten aanzien van zijn kinderen (voeden, kleden, opvoeden). Het systeem evolueerde van patriarchaal naar een verantwoordelijkheid ten voordele van het kind.
* **Burgerlijk Wetboek:** Maakte het kind juridisch sterker, maar herintroduceerde tegelijkertijd grotere macht voor de vader (tuchtigingsrecht, opsluiting) [1804](#page=1804).
* **Na 1804:** Geleidelijke evolutie naar ouderlijk gezag, waarbij de moeder meer inspraak kreeg en de absolute macht van de vader werd ingeperkt. De jeugdrechtbank kreeg de mogelijkheid tot ingrijpen. De term "macht" werd vervangen door "gezag", met de nadruk op het belang van het kind [1912](#page=1912).
**Rode draad:** De evolutie ging van het belang van anderen (macht) naar het belang van het kind (gezag).
---
## Familie
### Begrip Familie
* **BW van 1804:** Het begrip "familie" was niet opgenomen, omdat het BW zich richtte op individuen en juridische relaties, niet op het sociale concept.
* **1987:** Eerste juridische vermelding in moderne familierechtelijke hervormingen.
* **Gevolg:** Door het ontbreken van een juridische definitie, wordt een sociologische benadering gebruikt (gezin, uitgebreide familie, huishouding). Het recht behandelt specifieke relaties binnen de familie.
* **Achteruitgang van de familie:** Modernisering en de nadruk op het individu deden het belang van de "grote familie" verdwijnen.
**Opgelet:** De familie- en jeugdrechtbank probeert wel het geheel van familiale relaties te behandelen.
### Verwantschap
* **Nu:**
* **Bloedverwantschap:** Personen die van elkaar afstammen of een gemeenschappelijke voorouder hebben.
* **Aanverwantschap:** Verwantschap door huwelijk (schoonfamilie).
* **Adoptie:** Juridische verwantschap via een rechtshandeling.
* **Vroeger anders:**
* **Romeinen:** Naast bloedverwanten ook **agnaten** (personen die onder dezelfde pater familias zouden staan). Enkel agnaten maakten deel uit van de familia, wat vreemde gevolgen had (moeder geen familie van kinderen, vader geen familie van natuurlijke kinderen). Enkel de mannelijke lijn telde mee.
* **Ons oude recht:** Geen adoptie zoals bij de Romeinen. Wel **spirituele verwantschap** (bv. door doopsel), wat huwelijksbeletselen kon meebrengen.
* **Terminologie:**
* **Ascendenten:** Voorouders.
* **Descendenten:** Afstammelingen.
* **Rechte lijn:** Personen die rechtstreeks van elkaar afstammen.
* **Zijlijn (collateralen):** Personen met een gemeenschappelijke voorouder, maar die niet rechtstreeks van elkaar afstammen (bv. broer en zus).
#### Afstand in graad
* **Romeins systeem:** Graad = aantal generaties/geboortes tussen twee personen. Tel per generatie in de rechte lijn; tel apart tot de gemeenschappelijke voorouder en tel op in de zijlijn.
* **Canoniek systeem (kerkelijk):** Men telt niet op, maar neemt de grootste afstand. 1 canonieke graad ≈ 2 Romeinse graden.
### Grenzen van de familie
* **Romeinen:** Tot en met de 7e graad (Romeins) voor huwelijk en erfenis.
* **Vroege middeleeuwen:** Kerk bepaalde huwelijksgrenzen (7e canonieke graad ≈ R8-R14), gewoonterecht erfgrenzen (4e canonieke graad ≈ R5-R8), wat leidde tot een onlogisch systeem.
* **Vanaf 13e eeuw:** Systeem omgedraaid: huwen tot 4e canonieke graad (≈ R5-R8), erven tot 7e canonieke graad (≈ R8-R14).
* **BW van 1804:** Huwen tot 4e graad (Romeins systeem). Erven tot 12e graad.
* **Vanaf 1919:** Erven herleid tot 4e graad, om administratieve redenen en ten gunste van de staat.
---
## Huwelijk
### Begrip
* **Recente definitie (vanaf 2003):** Huwelijk is een plechtig contract waarbij twee personen een gebonden leefgemeenschap vormen. Geslachtsverschil is geen vereiste meer (homohuwelijk).
* **Karakter:** Juridisch (geregeld door recht), contractueel (wederzijdse instemming) en plechtig (vormvereisten).
* **Doel:** Duurzame levensgemeenschap, vaak uit liefde (historisch recent).
### Huwelijk vroeger
* **Evolutie:** Van sociaal fenomeen (geen juridisch statuut) → juridisch, maar geen contract → contractueel → recentelijk contractueel en algemeen aanvaard.
* **Romeinen:** Huwelijk was een sociaal feit, buiten de juridische sfeer.
* **Germanen:** Huwelijk was juridisch, maar geen contract in moderne zin. Het diende vooral om allianties tussen families te versterken. Er bestonden verschillende vormen, waaronder het "koophuwelijk" en de "Friedelehe".
* **Kerkelijk huwelijksrecht:** De Kerk zag het huwelijk als een contract tussen de echtgenoten zelf, uit liefde, en met een monopolie op het huwelijksrecht. Het huwelijk werd beschouwd als een sacrament (heilig en onverbreekbaar), wat leidde tot het verbod op polygamie en echtscheiding.
* **Consensueel contract (vóór Trente):** Ontstond door instemming, met onenigheid over de aard van het huwelijk tussen consensualisme en formalisme. De Decretale *Veniens ad Nos* verzoende beide en bood bescherming aan vrouwen.
* **Vereisten:** Huwelijksbeletselen (verhindering of vernietiging) en vormvereisten (kerkbannen, huwelijk *in facie ecclesiae*). Dispensatie van beletselen was mogelijk via de paus.
* **Verzet van de familie:** De Kerk wilde vrijheid, de familie controle. Huwelijk zonder akkoord familie was geldig, maar de familie kon wel via straf- of erfrecht maatregelen nemen.
* **Plechtig contract (na Trente):** Reactie op het Protestantisme; huwelijk werd een plechtig contract met vormvereisten (3 kerkbannen, pastoor, 2 getuigen, registratie). De tussenkomst van de overheid was marginaal (voorkomen van geldverspilling, tegen "charivari").
### Burgerlijk huwelijk
* **Verlichting (18e eeuw):** Kritiek op kerkelijke macht, invoering burgerlijk huwelijk door Jozef II maar met behoud van beperkingen en kerkelijke plechtigheden [1784](#page=1784).
* **Franse Revolutie:** Volledige secularisering, huwelijk enkel tussen huwelijksgenoten, zonder instemming van verwanten. Kerkelijke regels werden gekopieerd met burgerlijke aanpassing (pastoor → burgemeester).
* **Burgerlijk Wetboek (1804, Napoleon):** Voorrang burgerlijk huwelijk, maar met herintroductie van ouderlijke toestemming voor jongeren en de "akte van eerbied". De vrijheid van huwelijk was nog niet volledig.
* **Na 1804:** Geleidelijke terugkeer van vrijheid, met volledige vrijheid en de mogelijkheid tot huwelijk uit liefde pas in 1983.
* **21e eeuw:** Invoering homohuwelijk. Vragen over verdere evolutie (huwelijk van drie?) en de relevantie van het huwelijk in een samenleving met alternatieve samenlevingsvormen (wettelijk samenwonen) [2003](#page=2003).
* **BBW:** Voorstel Geens voor een relatievermogensrecht dat juridische gevolgen koppelt aan samenwonen, maar dit is politiek niet haalbaar gebleken.
---
## Echtscheiding
### Proces
* **Romeinen en Germanen:** Echtscheiding was mogelijk, hoewel vaak afhankelijk van sociale macht en familierelaties. Bij de Romeinen was het op wederzijdse instemming mogelijk, met veel echtscheidingen tot gevolg. Bij de Germanen was het vooral voor de man mogelijk, met willekeurige redenen en de mogelijkheid van een vete bij een "slechte reden".
* **Kerk:** Stelde het huwelijk als onontbindbaar. Pogingen om dit te omzeilen, zoals het aanvoeren van niet-bestaande huwelijksbeletselen of het niet-plaatsvinden van de bijslaap, leidden tot de ontwikkeling van alternatieven zoals **separatio quoad torum et mensam** (scheiding van tafel en bed).
* **Franse Revolutie en BW:** Echtscheiding werd opnieuw toegestaan, als reactie op het kerkelijk huwelijksrecht. De wetgeving was aanvankelijk zeer soepel, maar Napoleon maakte de procedure strenger met een terugkeer naar kerkelijke principes. Er bestonden twee vormen: EOT (echtscheiding op gezamenlijke beslissing) en EBF (echtscheiding wegens fout) [1804](#page=1804).
* **Evolutie na 1804:** Geleidelijke versoepeling door gewijzigde sociale opvattingen, emancipatie van de vrouw en de sociale zekerheid. Belangrijke wijzigingen waren de afschaffing van EBF bij veroordeling tot "infamerende straf", de gelijkgemaking van mannen en vrouwen bij overspel, en de invoering van EFS (echtscheiding wegens feitelijke scheiding).
* **Hervorming van 1 september 2007:** Afschaffing van EBF en EFS, met voortaan enkel nog EOT (echtscheiding met onderlinge toestemming) en EOO (echtscheiding door onherstelbare ontwrichting).
* **Nood aan verdere hervormingen:** Mogelijke afschaffing van rechterlijke tussenkomst bij EOT, uitschakeling van fout bij EOO, en afschaffing van "scheiding van tafel en bed". Het huidige echtscheidingsrecht is relatief goed geregeld, maar er is nog steeds weinig juridische regeling voor het uit elkaar gaan van samenwonende koppels.
---
## Zakenrecht
Het zakenrecht regelt de verhouding tussen personen en goederen (zaken). Het is een relatief abstracte rechtstak, die de overgang van het oude BW naar het nieuwe BBW heeft meegemaakt.
### Inleidende begrippen
* **Hedendaagse termen en BBW:** Het BBW (Boek 3) moderniseert het zakenrecht, met onder andere de integratie van erfpacht en opstal. Men spreekt nu van "goederenrecht", wat een ruimer begrip is dan "zakenrecht" (omvat ook vermogensrechten). Enkele artikelen staan soms foutief in het wetboek.
* **Personen- en familierecht vs. vermogensrecht:**
* **P&F:** Regelt persoonlijke verhoudingen, extra-patrimoniale rechten (niet in geld waardeerbaar).
* **Vermogensrecht:** Regelt alles wat in geld waardeerbaar is (patrimoniale rechten en plichten). Omvat zakenrecht, verbintenissenrecht en intellectuele rechten.
* **Goederen, zaken en rechten:** Goederen zijn alles wat vatbaar is voor toe-eigening. Dit omvat **zaken** (stoffelijke goederen) en **rechten** (onstoffelijke goederen).
* **Zakelijke rechten binnen het zakenrecht:**
* **Onderscheid:** Eigendomsrecht (volledig) vs. andere zakelijke rechten (beperkt). Zakelijke genotsrechten vs. zakelijke zekerheden.
* **Kenmerken:** *Numerus clausus* (gesloten systeem), volgrecht (recht blijft aan het goed kleven) en voorkeurrecht (voorrang bij betaling).
* **Vergelijking Romeins en huidig recht:** Hoewel de termen verschillen (bv. "subjectieve rechten" vs. "actiones"), zijn er gelijkenissen zoals het *numerus clausus*, niet-absolute volgrechten en voorkeurrechten, en het belang van eigendomsbescherming.
* **Structuur:**
* **Huidig recht:** Denkt in termen van subjectieve rechten en onderscheidt P&F recht van vermogensrecht. Vermogensrecht omvat zakenrecht, verbintenissenrecht en intellectuele eigendomsrechten. Zakelijk recht geeft heerschappij over een goed, vorderingsrecht geeft recht op prestatie van een persoon.
* **Romeins recht:** Dacht in termen van *actiones* (rechtsmiddelen) en kende geen strikt onderscheid tussen P&F en vermogensrecht. Procesrecht was een volwaardig domein. Vermogensrecht omvatte verbintenissenrecht, zakenrecht en erfrecht. Zakelijke rechten golden enkel op "zaken" (res).
### Eigendom, bezit en detentie
* **De begrippen:**
* **Eigendom:** Het recht om alles met een goed te doen, tenzij verboden. Volledig, exclusief en onbeperkt zakelijk recht. Beschermd door de rechter, maar bewijs is vaak moeilijk.
* **Bezit (Possessio):** Feitelijke macht over een goed met de schijn van eigendom. Wordt soms juridisch beschermd en kan leiden tot eigendomsverwerving (verjaring). Eenvoudiger te bewijzen dan eigendom.
* **Detentie:** Louter feitelijke macht, zonder schijn van eigendom (bv. lenen van een boek). Nooit rechtsgevolgen.
* **Evolutie:**
* **Primitieve maatschappij:** Slechts één begrip ("ik heb iets"), zonder onderscheid tussen macht en recht.
* **Vroege Rome:** Ontwikkeling van detentie en *usus* (rechtmatige macht).
* **Ontwikkelde Rome:** Uit *usus* ontstonden verschillende vormen, waaronder *dominium* (eigendom) en *possessio* (bezit). Bezit werd beschermd door interdicten.
* **Na-klassieke periode:** Terugval, waarbij *dominium* en *possessio* samenvloeiden.
* **Justinianus:** Herstelde het onderscheid tussen *dominium*, *possessio* en *detentio*.
* **Germanen:** Terug naar twee begrippen: recht (*saisine*) tegenover feit (*detentie*).
* **Ius Commune:** Herontdekking van bezit en eigendom, met het concept van *dominium directum* (heer) en *dominium utile* (vazal).
* **Definitie Bartolus (14e eeuw):** Eerste duidelijke definitie van eigendom als het recht om volledig te beschikken over een lichamelijke zaak, tenzij door de wet verboden.
* **Vernunftrecht (17e-18e eeuw):** Benadrukte een absoluut en onbeperkt eigendomsrecht.
* **Franse Revolutie en BW 1804:** Beperkte eigendom door wet en buren, met een nadruk op individueel eigendomsrecht binnen de grenzen van de publieke orde.
* **Latere evolutie & BBW:** Het klassieke, absolute eigendomsbegrip werkt niet meer in de moderne samenleving. Het BBW biedt een complexer, maar nog steeds niet volledig sluitend, eigendomsbegrip.
### Zakelijke zekerheden
* **Doel en kenmerken:** Verlenen aan een schuldeiser (SE) voorrang op bepaalde goederen van de schuldenaar (SA) bij insolventie. Kenmerken zijn het beperkt zakelijk recht, accessoir karakter (afhankelijk van de schuld) en het pand, hypotheek als voorbeelden.
* **Romeinen:**
* **Fiducia:** Overdracht van eigendom aan de SE onder voorwaarde van teruggave bij betaling. Gebaseerd op vertrouwen, maar complex en strikt.
* **Pignus (en hypotheca):** Pand (brede zin) kon een bezitspand (*pignus* in strikte zin) zijn waarbij de SE het bezit kreeg, of een bezitloos pand (*hypotheca*) waarbij de SA het bezit behield, maar de SE een recht van voorrang had. *Hypotheca* evolueerde naar de moderne hypotheek.
### Erfpacht en opstal
* **Erfpacht:** Ontstaan in de middeleeuwen, gebaseerd op Romeinse rechten (*ius perpetuum in agro vectigali* en *emphyteusis*). Het is een zakelijk gebruiksrecht op onroerende goederen, met een duur tot maximaal 99 jaar (of eeuwigdurend voor openbaar domein).
* **Opstal:** Recht om een gebouw te hebben op de grond van een ander. Ontstaan in Rome in stedelijke context. Het BBW regelt dit flexibel, ook boven of onder andermans grond, en met een duur tot maximaal 99 jaar (of eeuwigdurend in complexe situaties).
### Zakelijke zekerheden
* **Doel en kenmerken:** Verlenen aan een SE voorrang op bepaalde goederen van de SA bij insolventie. Kenmerken: beperkt zakelijk recht, accessoir karakter (afhankelijk van de schuld).
* **Romeinen:**
* **Fiducia:** Overdracht van eigendom aan de SE onder voorwaarde. Gebaseerd op vertrouwen, maar complex en strikt.
* **Pignus (en hypotheca):** Pand (brede zin) kon bezitspand (*pignus*) of bezitloos pand (*hypotheca*) zijn. *Hypotheca* evolueerde naar de moderne hypotheek.
---
## Verbintenissenrecht
Het verbintenissenrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen personen waarbij de ene persoon (schuldenaar/debitor) gehouden is tot een bepaalde prestatie ten opzichte van de andere persoon (schuldeiser/creditor).
### Begrippen
* **Verbintenis (obligatio):** Een rechtsbetrekking tussen een SA en SE, waarbij de SA een prestatie moet leveren (doen, niet doen, geven, garanderen).
* **Schuld vs. Aansprakelijkheid:** Schuld is de plicht tot presteren, aansprakelijkheid is de mogelijkheid voor de SE om die prestatie te eisen. Deze vallen niet altijd samen (bv. vader aansprakelijk voor fout zoon, maar geen schuld).
* **BBW (art. 5.1):** Definieert de prestatie die kan bestaan uit doen, niet doen, geven en garanderen.
### Classificatie bronnen verbintenissen
De bronnen van verbintenissen zijn de feiten die de verbintenis doen ontstaan. Gaius onderscheidde contracten en delicten. Justinianus breidde dit uit met quasi-contracten en quasi-delicten. Het BW 1804 kende vijf categorieën, die het BBW terugbracht tot vier (met nuance).
* **Romeinen:** Contractus (overeenkomst), Delictum (onrechtmatige daad), Quasi-contract, Quasi-delict.
* **BW 1804:** Contract, Delict, Verbintenissen uit de wet, Quasi-contract, Quasi-delict.
* **BBW (art. 5.3):** Rechtshandeling (contract + eenzijdige rechtshandeling), Oneigenlijk contract (= quasi-contract), Buitencontractuele aansprakelijkheid (= delict), Wet.
---
## Contractenrecht
### Algemeen vs. Bijzonder contractenrecht
Dit onderscheid, ontstaan in het Vernunftrecht, scheidt algemene regels die voor alle contracten gelden van specifieke regels voor bepaalde contracttypes. Het BBW kent een verder onderscheid met een algemeen verbintenissenrecht en een algemeen contractenrecht.
### Algemeen contractenrecht
* **De wilsleer:** De wil van de partijen staat centraal als grondslag van het contract, versterkt door het Vernunftrecht (wilsautonomie). Dit wordt in het BBW in evenwicht gebracht met bescherming van zwakkere partijen en de maatschappij.
* **Vertrouwensleer:** Iemand kan gebonden zijn, ook al heeft hij die wil niet gewild, als er een schijn is gewekt (bv. schijnmandaat). Dit is in het BBW beperkt geïmplementeerd.
* **Precontractuele fase:** Aandacht voor de periode vóór de contractsluiting, met mogelijke rechtsgevolgen bij foutieve onderhandelingen.
* **Contractsluiting: Formalisme vs. Consensualisme:**
* **Consensualisme:** Contract ontstaat door loutere wilsovereenstemming (bv. klassieke overeenkomst tussen particulieren).
* **Formalisme:** Naast wil ook formaliteit vereist (bv. huwelijk). Romeinen kenden beide vormen. Na de Romeinen domineerde formalisme, later gevolgd door een terugkeer van consensualisme door de Kerk en handelaren. Het BW 1804 is in principe consensualistisch, maar vereist geschrift als bewijs vanaf een bepaalde waarde. Het BBW behoudt het consensualisme maar schaft de "causa" (oorzaak) af, wat als achterhaald wordt beschouwd.
* **Voorwaarden geldig contract:** Toestemming (vrij van wilsgebreken), bekwaamheid, geldig voorwerp en geldige oorzaak.
* **Uitvoering en interpretatie:** Contracten moeten te goeder trouw worden uitgevoerd. Interpretatie zoekt naar de werkelijke wil van de partijen.
* **Wanprestatie:** Elke tekortkoming in de uitvoering van een contract. Gevolgen zijn gedwongen uitvoering (in natura of bij equivalent) of ontbinding.
* **Uitdoven verbintenis:** Kan gebeuren met of zonder voldoening van de SE (bv. betaling, schuldvernieuwing, kwijtschelding).
* **Vertegenwoordiging en lastgeving:** Vertegenwoordiging laat toe om via een vertegenwoordiger rechtsgevolgen te ondervinden. Het onderscheid tussen onmiddellijke en middellijke vertegenwoordiging in het BBW is enigszins verwarrend. Het principe *nemo alteri stipulari potest* (niemand kan voor een ander bedingen) uit het Romeinse recht werd later, ondanks aanvankelijke weerstand, aangepast om vertegenwoordiging mogelijk te maken.
---
## Erfrecht
Erfrecht regelt de overgang van het vermogen van een overledene naar erfgenamen. Historisch gezien was erfrecht cruciaal voor de overdracht van vermogen en de bescherming van de familie, maar de invloed ervan is in de moderne samenleving afgenomen.
### Romeinen
De Romeinen kenden enkel testamenten, wat het erfrecht sterk beïnvloedde.
### Voor de Franse Revolutie
* **Wettelijke devolutie:** Zeer gefragmenteerd door invloed van personen- en goederenstatuten, met regionale verschillen. Het **ordenprincipe** (groepen erfgenamen die elkaar uitsluiten) hielp de opvolging te structureren.
* **Descendenten:** Kinderen en nakomelingen, met gelijkheid binnen de graad, maar met uitzonderingen zoals primogenituur en mannenvoorrecht.
* **Ascendenten:** Ouders en grootouders, aanvankelijk geen erfgenamen, later secundair.
* **Collateralen:** Broers, zussen, neven, etc., met het **familiaal terugvalrecht** (goederen keren terug naar de familie waaruit ze afkomstig zijn).
* **Erfloze nalatenschap:** Ging naar de heer met hoge rechtsmacht of de langstlevende echtgenoot.
* **Testament:** Keerde terug vanaf ca. 1100, met een soepele procedure en inhoud gericht op voordeel voor de Kerk. De testamentvrijheid was echter beperkt door bepalingen als de *lex Falcidia* en de *querela inofficiosi testamenti*.
### Franse Revolutie
Doel: Deconcentratie van vermogen, verjonging van de maatschappij en vereenvoudiging van het recht. Afschaffing van uitzonderingen op gelijkheid (primogenituur, mannenvoorrecht, tenures), beperking van testeervrijheid en verplichting tot inbreng van giften. Grote versnippering van nalatenschappen.
### Oud BW [1804](#page=1804).
Napoleon matigde de Franse Revolutie met een grotere vrijheid, minder nadruk op verjonging en meer op het behoud van de familie. De herformulering van het erfrecht consolideerde de principes van familiebescherming en gelijkheid binnen de familie, gecombineerd met meer testeervrijheid.
### Na 1804
Geleidelijke versoepeling van formaliteiten, invoering van bijzondere wetten tegen versnippering en invloed van andere rechtstakken (vennootschapsrecht, SZ-recht, successierechten).
### BBW (2017, Boek 4)
* **Hervormingen:** Focus op het kerngezin, meer autonomie voor de erflater, groter belang van roerende goederen en familiale erfovereenkomsten.
* **Kerngezin centraal:** Ascendentenreserve afgeschaft, maar onderhoudsvordering voor behoeftige ouders blijft.
* **Meer wilsautonomie:** Erflater kan via erfovereenkomsten afspraken maken met kinderen.
* **Conclusie:** Beperkte hervorming die de principes van familiebescherming en gelijkheid binnen de familie in stand houdt, maar met meer flexibiliteit voor de erflater en de mogelijkheid tot familiale erfovereenkomsten.
---
## Huwelijksvermogensrecht
Het huwelijksvermogensrecht regelt de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk, met name de situatie van de langstlevende echtgenoot (LLE) bij overlijden.
### Rome
Dotaal stelsel met zware discriminatie voor de vrouw.
### Germanen
Aanvankelijk had enkel de man eigen goederen. Later kreeg ook de vrouw eigen goederen, waaronder de bruidsschat. Er waren giften van de echtgenoot (*dos ex marito*, *morgengabe*) die het vermogen van de vrouw konden vergroten, maar de familie van de man verloor hierdoor vermogen.
### Leenrecht Ancien Régime
* **Doarium:** Een transformatie van de *dos ex marito*, waarbij de vrouw enkel vruchtgebruik kreeg op een deel van de lenen van haar man, tijdelijk en enkel indien zij haar man overleefde. Dit beschermde de familie van de man tegen vermogensverlies. Het was enkel voor vrouwen en diende als compensatie voor hun benadeelde positie in het erfrecht.
### Gemeenrecht Ancien Régime
* **Na overlijden eerststervende:** De LLE behield eigen goederen, kreeg een deel in de gemeenschap en rechten op de nalatenschap van de eerststervende (meestal vruchtgebruik).
* **Gemeenschap:** Meestal een beperkte gemeenschap van aanwinsten en roerende goederen.
* **Rechten op de gemeenschap:** Helftdeling van activa, met uitzonderingen voor persoonlijke goederen. Schulden volgden de gemeenschap.
* **Huwelijkscontract:** Kon afwijken van het wettelijk stelsel en moest voor het huwelijk worden gesloten.
* **Keuzerecht LLE:** Mogelijkheid om te kiezen tussen het wettelijk stelsel of het huwelijkscontract, afhankelijk van wat voordeliger was.
### Franse Revolutie, BW en Later
* **Franse Revolutie:** Afschaffing van het doarium als gevolg van de afschaffing van de feodaliteit. Weinig andere impact op het huwelijksvermogensrecht.
* **BW:** Breuk met het verleden, met een nieuw wettelijk stelsel van gemeenschap van roerende goederen en aanwinsten. Dit was een achteruitgang voor de LLE, vooral voor vrouwen met weinig eigen goederen. Alternatieven via huwelijkscontract waren mogelijk.
* **Na 1804:** Veroudering van het BW, met aanpassingen die het belang van roerende goederen erkenden en het dotaal stelsel afschaften. De bescherming van de LLE in het erfrecht evolueerde richting vruchtgebruik en later zelfs volle eigendom.
* **BBW:** Versterkt de bevoordeling van de LLE, maar laat de bescherming van feitelijk samenwonenden tekortkomen en vergroot de kloof tussen gehuwden en ongehuwden.
---
## Zakenrecht
Het zakenrecht regelt de verhouding tussen personen en goederen, met een focus op de rechten die personen op goederen kunnen hebben. De overgang naar het BBW heeft hierin belangrijke vernieuwingen gebracht.
### Inleidende begrippen
* **Hedendaagse termen en BBW:** Het BBW (Boek 3) moderniseert het zakenrecht door de integratie van erfpacht en opstal, en de focus op "goederenrecht" dat zaken en rechten omvat.
* **P&F vs. Vermogensrecht:** P&F-recht omvat extra-patrimoniale rechten (niet in geld waardeerbaar), terwijl vermogensrecht alle geldwaardeerbare rechten en plichten omvat, inclusief het zakenrecht.
* **Goederen, zaken en rechten:** Goederen zijn alles wat vatbaar is voor toe-eigening, waaronder zaken (stoffelijk) en rechten (onstoffelijk).
* **Zakelijke rechten:** Rechten die rechtstreeks op een goed rusten en gekenmerkt worden door *numerus clausus*, volgrecht en voorkeurrecht.
* **Vergelijking Romeins en huidig recht:** Hoewel de terminologie verschilt (subjectieve rechten vs. *actiones*), zijn er functionele gelijkenissen in de bescherming van eigendom en de principes van *numerus clausus*.
* **Structuur:** Het huidige recht denkt in termen van subjectieve rechten, terwijl het Romeinse recht uitging van *actiones*. Het hedendaagse zakenrecht onderscheidt eigendom, genotsrechten en zekerheden, een onderscheid dat bij de Romeinen minder scherp was.
### Eigendom, bezit en detentie
* **De begrippen:** Eigendom is het meest omvattende recht, bezit is feitelijke macht met de schijn van eigendom, en detentie is louter feitelijke macht zonder die schijn.
* **Evolutie:** Van een enkele concept in de primitieve maatschappij, via een tweeledig onderscheid (detentie/usus) in het vroege Rome, naar een drieledig onderscheid (*dominium*, *possessio*, *detentio*) in het ontwikkelde Romeinse recht. Na de val van Rome was er een terugval, gevolgd door een heropleving via het *ius commune* en de herontdekking van het Romeinse recht. Het BBW wil het eigendomsbegrip moderniseren, maar blijft in veel opzichten trouw aan het traditionele concept.
* **Dominium vs. Onze eigendom:** Dominium was exclusief voor Romeinen, concreet en minder beperkt dan de hedendaagse eigendom. Onze eigendom is abstract, heeft meer wettelijke beperkingen en is slechts één soort eigendom.
* **Possessio vs. Ons bezit:** Bezit in het Romeinse recht werd beschermd door interdicten, terwijl ons bezit beschermd wordt door rechtsvorderingen en een vermoeden van eigendom kan creëren.
### Zakelijke rechten
* **Beperkte zakelijke rechten:** Rechten op andermans zaak (*iura in re aliena*), die de eigenaar beperken. Ze worden ingedeeld in zakelijke zekerheden (recht op geldwaarde) en zakelijke genotsrechten (recht op gebruik).
* **Vruchtgebruik:** Het recht om van een zaak te gebruiken en de vruchten te genieten, met behoud van de zaak. Historisch ontstaan om de vrouw te voorzien van levensonderhoud zonder dat het goed uit de familie verdween. Het BBW verduidelijkt de tijdelijkheid van dit recht.
* **Erfpacht en opstal:** Zakelijke gebruiksrechten die de titularis het recht geven op het gebruik van andermans goed, voor lange periodes. Het BBW biedt hierin grote flexibiliteit.
### Zakelijke zekerheden
* **Doel en kenmerken:** Verlenen aan een SE voorrang op bepaalde goederen van de SA bij insolventie. Ze zijn beperkt zakelijk recht en hebben een accessoir karakter.
* **Romeinen:** Fiducia (eigendomsoverdracht onder voorwaarde) en Pignus/Hypotheca (pand, met of zonder bezit). De fiducia verdween geleidelijk wegens haar complexiteit.
---
## Overzicht
Dit overzicht koppelt hedendaagse juridische concepten aan hun Romeinse equivalenten om de historische evolutie te illustreren. Het benadrukt de verschuiving van *actiones* naar subjectieve rechten, de uitbreiding van het goederenbegrip, en de evolutie van eigendomsconcepten.
```markdown
[TABLE
HEDEN (BBW) | ROMEINS RECHT
Subjectieve rechten (rechten & plichten) | Actiones (rechtsmiddelen)
P&F – vermogensrecht | P&F – vermogensrecht – procesrecht
Iedereen is rechtssubject | Slaven & dieren = zaken
Vermogensrecht bevat: Zakenrecht, Verbintenissenrecht, Intellectuele eigendom | Vermogensrecht bevat: Zakenrecht, Verbintenissenrecht, Erfrecht
Zakelijke rechten vs. vorderingsrechten | Actio in rem vs. actio in personam
Goederen (zaken + rechten) | Zaken (res, geen rechten)
Onderscheid binnen zakenrecht: Eigendom – genotsrechten – zekerheden | Geen verder onderscheid
[/TABLE
[TABLE
DOMINIUM | ONZE EIGENDOM
Enkel op zaken (stoffelijke goederen) | Op zaken én rechten
Concreet, gebaseerd op feitelijke heerschappij | Abstract, juridisch concept
Geen speciale positie in zakenrecht | “Koning” van het zakenrecht
Minder beperkingen | Meer wettelijke beperkingen
Meerdere soorten dominium | Slechts 1 soort eigendom
[/TABLE
[TABLE
CAUSAAL | ABSTRACT
Wordt eigenaar als ovk geldig is, leveringshandeling is feitelijke overgave | Wordt eigenaar zodra leveringshandeling is gesteld, ongeacht geldigheid ovk
Juridische rechtvaardiging: onderliggende ovk | Juridische rechtvaardiging: onafhankelijk van ovk
België, Frankrijk | Duitsland
[/TABLE
[TABLE
Romeins recht | Ius commune
Zaakschade (beperkt tot zaken en slaven) | Zaakschade en vermogensschade
Uitzonderlijk schade m.b.t. zaak | Altijd schade m.b.t. zaak + loutere vermogensschade
Geen schade voor vrijen | Wel schade voor vrijen (iniuria)
Geen morele schade | Wel morele schade (iniuria)
[/TABLE
```
Glossary
# Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| **Absoluut eigendom** | Een vorm van eigendom waarbij de eigenaar alle bevoegdheden heeft om met het goed te doen wat hij wil, tenzij dit door de wet wordt verboden of beperkt. Dit stond tegenover de meer beperkte vormen van eigendom in het Romeinse recht. |
| **Actio in rem** | Een rechtsmiddel in het Romeinse recht dat betrekking had op zakelijke rechten en de eigenaar in staat stelde een zaak op te eisen van iedereen die deze onder zich had. Het kwam overeen met onze hedendaagse zakelijke rechten. |
| **Actio in personam** | Een rechtsmiddel in het Romeinse recht dat gericht was tegen een specifieke persoon en betrekking had op vorderingsrechten of verbintenissen. Het gaf recht op een prestatie van een welbepaalde persoon. |
| **Consensualisme** | Een contractvorm waarbij een overeenkomst ontstaat door loutere wilsovereenstemming tussen partijen, zonder dat bijkomende formaliteiten vereist zijn. |
| **Dominium** | Het Romeinse concept van het hoogste, meest volledige en exclusieve eigendomsrecht over een zaak, uitsluitend voor Romeinse burgers. Dit gaf de eigenaar de macht om te gebruiken, vruchten te genieten en te beschikken over de zaak. |
| **Erfrecht** | Het rechtsgebied dat regelt wie na het overlijden van een persoon de rechten en plichten (de nalatenschap) verkrijgt, zowel op basis van de wet als op basis van een testament. |
| **Erfstadhouder** | Een term die in het feodale recht werd gebruikt voor de persoon die de leen van de heer hield en verplichtingen had tegenover de heer, zoals militaire dienst. |
| **Erfpacht** | Een zakelijk gebruiksrecht op onroerende goederen dat de titularis het recht geeft om het goed te gebruiken en de vruchten ervan te genieten, vaak voor een lange periode en tegen een jaarlijkse vergoeding. |
| **Formalisme** | Een contractvorm waarbij naast de wilsovereenstemming ook de vervulling van bepaalde vormen, rituelen of handelingen vereist is voor de geldigheid van de overeenkomst. |
| **Furtum** | In het Romeinse recht, een ruimer begrip dan moderne diefstal, dat ook heling, ongeoorloofd gebruik van andermans zaken en het wegnemen van eigen zaken uit iemands bezit omvatte. |
| **Goederenrecht** | De tak van het recht die de verhouding regelt tussen personen en goederen, inclusief zaken en vermogensrechten. Het BBW gebruikt deze term in plaats van het traditionelere "zakenrecht". |
| **Huishoudelijk mandaat** | Een speciale volmacht die een echtgenoot aan zijn vrouw kon geven om huishoudelijke zaken te regelen, wat haar handelingsbevoegdheid in specifieke contexten uitbreidde. |
| **Huwelijksvermogensrecht** | Het rechtsgebied dat de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk regelt, inclusief de toebehoren en verdeling van goederen tussen echtgenoten. |
| **Ius commune** | Het recht dat in de middeleeuwen ontstond door de heropleving van het Romeinse recht en de invloed van het canoniek recht, dat de basis vormde voor het latere nationale recht. |
| **Interdicten** | Bevelen of verboden van de Romeinse praetor die dienden om een feitelijke toestand te handhaven of te herstellen, met name ter bescherming van het bezit (possessio). |
| **Kloostervoogdij** | Een periode waarin het testamentaire recht sterk door de Kerk werd beïnvloed, met een voorkeur voor schenkingen aan de Kerk en specifieke regels voor testamenten die de Kerk ten goede kwamen. |
| **Legitieme portie** | Een wettelijk voorbehouden deel van de nalatenschap dat beschermd moest worden voor de naaste erfgenamen (descendenten en soms ascendenten) tegen testamentaire bevoordeling van anderen. |
| **LLE (Langstlevende echtgenoot)** | De echtgenoot die na het overlijden van de andere echtgenoot in leven blijft. Het huwelijksvermogensrecht en erfrecht regelen de rechten van de LLE. |
| **Mancipatio** | Een formalistisch en plechtig ritueel in het oude Romeinse recht voor de overdracht van belangrijke goederen (res mancipi), waarbij een symbolische handeling met geld en getuigen plaatsvond. |
| **Maritale macht** | De juridische macht van de man over zijn echtgenote, die inhield dat de vrouw hem moest gehoorzamen en de man zelfs een tuchtigingsrecht had. |
| **Misbruik van omstandigheden** | Een wilsgebrek waarbij iemand misbruik maakt van de zwakke positie of noodtoestand van een ander om een contract te sluiten dat voordelig is voor zichzelf en nadelig voor de ander. |
| **Nemo alteri stipulari potest** | Een fundamenteel principe in het Romeinse recht dat stelde dat niemand namens een ander iets kon bedingen. Dit had grote gevolgen voor vertegenwoordiging en bedingen ten gunste van derden. |
| **Noodzaak (Noodtoestand)** | Een situatie van overmacht waarin iemand een handeling verricht die normaal gesproken onrechtmatig zou zijn, maar die noodzakelijk is om een groter kwaad te voorkomen. Dit kon een rechtvaardigingsgrond zijn voor bepaalde handelingen. |
| **Numersus clausus** | Het principe dat het aantal zakelijke rechten beperkt is en alleen door de wetgever kan worden gecreëerd. Nieuwe zakelijke rechten kunnen niet zomaar worden bedacht. |
| **Oorzakelijk verband** | Het verband tussen de fout of handeling van een persoon en de geleden schade. Dit is een cruciaal element om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. |
| **Ongehuwde vrouw** | Een vrouw die niet getrouwd was. Juridisch gezien had zij vóór Napoleon een betere positie qua handelingsbekwaamheid dan een gehuwde vrouw, omdat zij niet onder de maritale macht van een echtgenoot viel. |
| **Onroerend goed** | Een zaak die duurzaam verbonden is met de grond en niet zonder aanzienlijke moeite kan worden verplaatst. In het BBW is alles roerend, tenzij de wet het als onroerend aanmerkt. |
| **Onrechtmatige daad** | Een handeling of nalaten die in strijd is met de wet of een zorgvuldigheidsnorm, en die schade veroorzaakt bij een ander, waarvoor de dader aansprakelijk kan worden gesteld. |
| **Openbare orde** | Het geheel van fundamentele rechtsbeginselen en normen die de maatschappelijke structuur en het algemeen belang beschermen. Contracten die hiermee strijdig zijn, zijn nietig. |
| **Oorspronkelijke eigendomsverkrijging** | Een manier om eigenaar te worden waarbij geen vorige eigenaar betrokken is, zoals toe-eigening (occupatio) of verjaring. |
| **Ouderlijk gezag** | De rechten en plichten die ouders hebben ten aanzien van hun minderjarige kinderen, inclusief het recht op opvoeding, verzorging en vertegenwoordiging. Dit verving de eerdere "vaderlijke macht". |
| **Overmacht** | Een onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis die de nakoming van een verbintenis onmogelijk maakt, waardoor de schuldenaar van zijn aansprakelijkheid wordt ontheven. |
| **Pacta sunt servanda** | Een fundamenteel principe van het contractenrecht dat stelt dat overeenkomsten die geldig zijn gesloten, bindend zijn voor de partijen en te goeder trouw moeten worden nagekomen. |
| **Pater familias** | De vader of het hoofd van het gezin in het Romeinse recht, die de absolute macht (patria potestas) had over zijn afstammelingen en goederen. |
| **Patria potestas** | De vaderlijke macht die de pater familias uitoefende over zijn wettige afstammelingen in de mannelijke lijn, welke macht in theorie onbeperkt was over personen en goederen. |
| **Personen- en familierecht** | Het rechtsgebied dat de positie van personen in hun relaties tot anderen regelt, zoals huwelijk, afstamming, voogdij en ouderlijk gezag. Deze rechten zijn niet in geld waardeerbaar. |
| **Possessio** | Het Romeinse concept van bezit, dat bestond uit feitelijke macht over een zaak gecombineerd met de wil om als eigenaar op te treden (animus possidendi). Het bezit werd beschermd door interdicten. |
| **Praetor** | Een Romeinse magistraat die bevoegd was om rechtsmiddelen te verlenen en het recht verder te ontwikkelen, met name via de "actio in rem" en interdicten ter bescherming van het bezit. |
| **Precontractuele fase** | De periode voorafgaand aan de daadwerkelijke totstandkoming van een contract, waarin onderhandelingen plaatsvinden en waarbij reeds bepaalde rechtsgevolgen kunnen ontstaan, zoals aansprakelijkheid bij foutieve onderhandelingen. |
| **Primogenituur** | Het principe waarbij de oudste zoon automatisch alles erfde, vaak toegepast in het leenrecht en bij vorstenhuizen om de concentratie van macht en goederen te verzekeren. |
| **Quasi-contract** | Een verbintenis die ontstaat zonder een overeenkomst of een onrechtmatige daad, maar door feitelijke omstandigheden die leiden tot een verplichting tot vergoeding of teruggave, zoals zaakwaarneming of ongerechtvaardigde verrijking. |
| **Quasi-delict** | In het Romeinse recht, een handeling die bijna een delict was, maar niet helemaal voldeed aan de vereisten. Het werd gebruikt om aansprakelijkheid te creëren voor risico's zonder directe fout, zoals bij vallende objecten van gebouwen. |
| **Rechtsbekwaamheid** | Het vermogen om rechten te hebben. Iedere persoon is in principe rechtsbekwaam, wat betekent dat men drager kan zijn van rechten en plichten. |
| **Rechtsfeit** | Een feit dat juridische gevolgen heeft, zonder dat deze gewild zijn door de betrokkenen. Voorbeelden zijn geboorte, overlijden of het ontstaan van een verbintenis uit de wet. |
| **Rechtsmiddel** | Een middel dat de wet biedt om een recht af te dwingen of te beschermen, zoals een vordering bij de rechter. In het Romeinse recht sprak men vooral van "actiones". |
| **Rechtsvermoeden** | Een wettelijke aanname dat een bepaald feit waar is, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Bezit kon bijvoorbeeld een rechtsvermoeden van eigendom creëren. |
| **Rechtsvordering** | Het recht om voor de rechter te verschijnen om een bepaald recht af te dwingen of bescherming te zoeken. In het Romeinse recht stond de "actio" centraal. |
| **Redelijk en zorgvuldig persoon** | De hedendaagse normfiguur die wordt gebruikt om de zorgvuldigheid van een persoon te beoordelen, ter vervanging van de oudere "goede huisvader" (diligens pater familias). |
| **Res communes** | Zaken die in het Romeinse recht gemeenschappelijk waren en door iedereen gebruikt konden worden, zoals lucht, stromend water en de zee. |
| **Res derelicta** | Een zaak die door de eigenaar met de intentie om het eigendom op te geven, is achtergelaten of weggegooid. Deze zaken konden door toe-eigening (occupatio) eigendom worden. |
| **Res habilis** | Een vereiste in het Romeinse recht voor verkrijgende verjaring (usucapio), wat inhield dat de zaak niet gestolen of buiten de handel mocht zijn. |
| **Res nec mancipi** | Goederen in het Romeinse recht die niet de speciale, formele overdrachtsvorm van "mancipatio" vereisten en dus met een eenvoudigere "traditio" konden worden overgedragen. |
| **Res nullius** | Een zaak die van niemand is en dus door toe-eigening (occupatio) eigendom kan worden. Dit principe was historisch belangrijk voor kolonisatie. |
| **Res tuffaria** | Een zakenrechtelijk recht dat de eigenaar van een onroerend goed verplicht om een onderhoudscontract aan te gaan met de persoon die op het goed gebouwd heeft (de opstalhouder). |
| **Retributie** | Een vergoeding of compensatie, vaak in de vorm van geld of goederen, die betaald moest worden als schadeloosstelling of als beloning voor geleverde diensten. |
| **Reverentie-akte** | Een document dat volgens het Franse Burgerlijk Wetboek van 1804 vereist was voor personen onder een bepaalde leeftijd die wilden trouwen, om de ouders te informeren en hen de mogelijkheid te geven bezwaar te maken. |
| **Risicoaansprakelijkheid** | Aansprakelijkheid die ontstaat ongeacht of de persoon een fout heeft gemaakt, enkel gebaseerd op de controle over een risicovolle activiteit of zaak. |
| **Saisine** | Een Germaans juridisch concept dat de rechten van een persoon op een goed betrof, vergelijkbaar met "usus", maar niet identiek. Het stond tegenover het feitelijke bezit. |
| **Schadevergoeding** | De financiële compensatie die een benadeelde partij kan eisen van de persoon die de schade heeft veroorzaakt, om de geleden verliezen en gederfde winsten te vergoeden. |
| **Scheiding van goederen** | Een huwelijksvermogensstelsel waarbij de goederen van beide echtgenoten gescheiden blijven en elk behoudt wat van hen is. |
| **Schuld** | Een rechtsplicht van de schuldenaar (debitor) om een bepaalde prestatie te leveren aan de schuldeiser (creditor). |
| **Schuldvordering (Vorderingsrecht)** | Het recht van een schuldeiser (creditor) om van de schuldenaar (debitor) een bepaalde prestatie te eisen. |
| **Senatusconsultum Velleianum** | Een Romeinse senatusconsult dat vrouwen beschermde tegen borgstelling en hen verbood om op te treden als borgsteller voor schulden van anderen. |
| **Species-zaak** | Een individuele, unieke zaak die niet vervangbaar is door iets gelijkaardigs, zoals een specifiek kunstwerk of een persoonlijk voorwerp. |
| **Spirituele verwantschap** | Een vorm van verwantschap die kon ontstaan door kerkelijke handelingen, zoals het peter- of meterschap bij een doopsel, en die huwelijksbeletselen kon meebrengen. |
| **Strafrecht** | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met het vaststellen van strafbare feiten en de bijbehorende sancties, zoals boetes en gevangenisstraffen. |
| **Stricti iuris** | Een type contract in het Romeinse recht dat strikt naar de letter van de overeenkomst moest worden uitgevoerd, zonder veel ruimte voor interpretatie of soepelheid. |
| **Successio** | De Romeinse term voor erfopvolging, het proces waarbij rechten en plichten van een overledene worden overgedragen aan erfgenamen. |
| **Superficies solo cedit** | Een Romeins principe dat inhield dat alles wat op de grond werd gebouwd of geplant, toebehoorde aan de eigenaar van de grond. Dit principe vormde de basis voor het opstalrecht. |
| **Testament** | Een eenzijdige rechtshandeling waarbij een persoon bij leven beschikt over de verdeling van zijn goederen na zijn overlijden. |
| **Tex-Tex** | Een fictieve of metaforische term die gebruikt wordt om aan te geven dat er tussen de twee rechtsstelsels (bv. Romeins en hedendaags recht) grote verschillen of een gebrek aan aansluiting bestaat. |
| **Titel (causa)** | De juridische oorzaak of rechtvaardiging die ten grondslag ligt aan een eigendomsoverdracht of een andere rechtshandeling. Zonder geldige titel kan een rechtsovergang ongeldig zijn. |
| **Tienend** | Een zakelijk recht dat ontstond in de vroege middeleeuwen, waarbij men verplicht was een deel (meestal 10%) van de landbouwproductie af te staan aan de Kerk of de heer. |
| **Traditio** | Een niet-formalistische wijze van eigendomsoverdracht in het Romeinse recht, waarbij de wil van partijen en de feitelijke overgave van het goed centraal stonden, en die een geldige titel (causa) vereiste. |
| **Traditionalisme** | Een systeem van eigendomsoverdracht waarbij zowel een geldige titel (causa) als een leveringshandeling vereist zijn om eigendom over te dragen. |
| **Trust** | Een juridische constructie, voornamelijk bekend in het Engelse recht, waarbij eigendom wordt overgedragen aan een trustee die het beheert ten behoeve van een begunstigde. Het werd in België geprobeerd in te voeren als "fiducie". |
| **Tuchtigingsrecht** | Het recht dat een echtgenoot vroeger had om zijn vrouw of kinderen te straffen, zelfs met lichamelijke correcties, zolang dit niet dodelijk was. Dit recht is vandaag afgeschaft. |
| **Vernunftrecht** | Het "recht van de rede", een juridische stroming in de 17e en 18e eeuw die streefde naar een rationeel en logisch eigendomsbegrip, met nadruk op absolute en onbeperkte eigendom. |
| **Verkrijgende verjaring** | Een manier om eigenaar te worden van een goed door langdurig en ononderbroken bezit, zelfs indien de bezitter oorspronkelijk geen eigenaar was. |
| **Verkeersmiddel** | Een middel dat gebruikt wordt om personen of goederen te vervoeren, zoals een auto, fiets of trein. |
| **Vertegenwoordiging** | Een rechtsfiguur waarbij iemand (de vertegenwoordiger) optreedt in naam en voor rekening van een ander (de vertegenwoordigde), waardoor de rechtsgevolgen rechtstreeks de vertegenwoordigde binden. |
| **Volgrecht** | Het recht van de houder van een zakelijk recht om het goed te volgen, ongeacht wie de eigenaar wordt. Een zakelijk recht blijft dus verbonden aan het goed zelf. |
| **Vorderingsrecht** | Het recht van een persoon om van een andere persoon een bepaalde prestatie te eisen, zoals de betaling van een geldbedrag of de levering van een goed. Dit staat tegenover zakelijke rechten. |
| **Vrijheid van huwelijk** | Het principe dat het huwelijk enkel een zaak is van de huwelijksgenoten zelf, en dat instemming van derden (familie, pastoor) niet langer vereist is voor de geldigheid. |
| **Vruchtgebruik** | Een beperkt zakelijk recht dat de titularis het recht geeft om van een goed gebruik te maken en de vruchten ervan te genieten, zonder de zaak zelf te mogen verbruiken of veranderen. Het eindigt normaal gesproken bij het overlijden van de vruchtgebruiker. |
| **Wanprestatie** | Elke tekortkoming in de uitvoering van een contractuele verbintenis, hetzij door niet-presteren, te laat presteren, of niet behoorlijk presteren. |
| **Wederkerig contract** | Een contract waarbij beide partijen over en weer verbintenissen aangaan, zoals een koopcontract waarbij de verkoper zich verbindt het goed te leveren en de koper zich verbindt de prijs te betalen. |
| **Wettelijke devolutie** | De regels die bepalen wie de nalatenschap erft bij versterf, dus wanneer er geen testament is opgemaakt, of wanneer het testament de nalatenschap niet volledig regelt. |
| **Wettige kinderen** | Kinderen die geboren zijn binnen een huwelijk. Vroeger bestond er een juridisch onderscheid tussen wettige kinderen en bastaarden, waarbij wettige kinderen bevoorrecht waren. |
| **Wilsovereenstemming (Consensus)** | De wederzijdse instemming van de partijen over de essentiële bestanddelen van een contract, wat het sluiten van consensuele contracten mogelijk maakt. |
| **Wilsgebreken** | Factoren die de vrije en bewuste wilsvorming aantasten, zoals dwaling, bedrog, geweld en misbruik van omstandigheden, en die kunnen leiden tot de nietigheid van het contract. |
| **Wilsleer** | Het principe dat de wil van de partijen de basis vormt van het contract. De overeenkomst is bindend omdat de partijen deze vrijwillig zijn aangegaan. |
| **Woonplaats** | De plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft en juridisch ingeschreven is. Dit is relevant voor de bevoegdheid van rechtbanken en de toepassing van bepaalde wetten. |