Cover
Zacznij teraz za darmo oefening taal.docx
Summary
# Oefeningen over werkwoordvervoegingen
Hier is een gedetailleerde samenvatting over werkwoordvervoegingen, gebaseerd op de verstrekte informatie.
## 1. Oefeningen over werkwoordvervoegingen
Dit gedeelte behandelt de vervoeging van werkwoorden in verschillende tijden, waaronder de verleden tijd, het voltooid deelwoord en de gebiedende wijs, met een focus op oefeningen om deze vaardigheden te versterken.
### 1.1 Verleden tijd en voltooid deelwoord
Deze oefeningen zijn gericht op het correct toepassen van de verleden tijd en het voltooid deelwoord van werkwoorden. Er wordt geoefend met zowel regelmatige als onregelmatige werkwoorden.
#### 1.1.1 Oefening 29: Voltooi de juiste verleden tijd
* **Werkwoorden met specifieke vervoegingen:**
* `hoesten` -> `hoestte`
* `kwijtraken` -> `kwijtraakte`
* `verdwalen` -> `verdwaalde`
* `missen` -> `miste`
* `dulden` -> `duldde`
* `zetten` -> `zette`
* `opletten` -> `lette op` (scheidbaar werkwoord)
* `groeten` -> `groette`
* `branden` -> `brandde`
* `watertanden` -> `watertandde`
* `wandelen` -> `wandelde`
* `posten` -> `poste`
* `verzamelen` -> `verzameld` (Let op: hier wordt het voltooid deelwoord gebruikt in de context van "verzamelde hij Mariabeelden", wat grammaticaal onjuist is in de zin "Hij verzamelde Mariabeelden." Het correcte voltooid deelwoord zou zijn "Hij heeft Mariabeelden verzameld." In de oefening wordt echter gevraagd om de verleden tijd, dus `verzameld` zou hier een fout zijn.)
#### 1.1.2 Oefening 30: Voltooi de juiste verleden tijd
* **Werkwoorden met specifieke vervoegingen:**
* `bezoeken` -> `bezocht`
* `bederven` -> `bedierf`
* `bezwijken` -> `bezweek`
* `bestaan` -> `bestond`
* `duiken` -> `dook`
* `glimmen` -> `glommen`
* `kiezen` -> `kozen`
* `betreden` -> `betrad`
* `vermijden` -> `vermeed`
* `verliezen` -> `verloor`
#### 1.1.3 Oefening 31: Vul het juiste voltooid deelwoord in
* **Voltooide deelwoorden van werkwoorden:**
* `fuiven` -> `gefui(f)t`
* `verbreden` -> `verbreed`
* `beroven` -> `beroofd`
* `oogsten` -> `geoogst`
* `vorderen` -> `gevorderd`
* `haasten` -> `gehaast`
#### 1.1.4 Oefening 32: Vul de juiste vorm in (voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
Bij deze oefening worden voltooid deelwoorden gebruikt als bijvoeglijke naamwoorden, vaak in combinatie met een lidwoord of ander bepalend woord.
* `kopen` -> `gekochte` (ons pas gekochte huisje)
* `planten` -> `geplante` (De geplante struiken)
* `afgelasten` -> `afgelaste` (De afgelaste wedstrijd)
* `besteden` -> `bestede` (een goed bestede voormiddag)
* `vertragen` -> `vertraagde` (de vertraagde trein)
* `uitnodigen` -> `uitgenodigde` (Alle uitgenodigde gasten)
* `haten` -> `gehate` (Dat alom gehate huiswerk)
* `onthoofden` -> `onthoofde` (onthoofde lijken)
* `ontsmetten` -> `ontsmette` (De slecht ontsmette wonde)
* `voorbereiden` -> `voorbereide` (De goed voorbereide quizkandidaten)
#### 1.1.5 Oefening (Tussentijdse test spelling): Werkwoorden t.t., v.t. en v.d.
Deze oefening test het correct spellen van werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd (t.t.), verleden tijd (v.t.) en voltooid deelwoord (v.d.).
* `dansen` (t.t./v.d.) -> `gedanst`
* `doorsgronden` -> `doorgroond`
* `schelden` (v.t.) -> `schold`
* `plannen` (v.d.) -> `gepland`
* `ontbloten` (v.t.) -> `ontblootte`
* `voorbereiden` -> `voorbereid`
* `verkennen` -> `verkend`
* `verrassen` -> `verrast`
* `antwoorden` -> `antwoordt`
* `krabben` -> `krabde`
#### 1.1.6 Oefening (Tussentijdse test spelling 2): Werkwoorden v.d. als b.n., g.w. en Engelse ww.
Deze oefening richt zich op voltooid deelwoorden die als bijvoeglijk naamwoord fungeren, gescheide werkwoorden, en Engelse werkwoorden.
* `uitladen` -> `uitgeladen`
* `vermoorden` -> `vermoorde`
* `managen` (v.t.) -> `managde`
* `restylen` (v.d.) -> `gerestylede`
* `snowboarden` (t.t.) -> `snowboardt`
* `worden` -> `word`
* `upgraden` -> `geüpgraded`
* `zich kleden` -> `kleed` (in gebiedende wijs)
* `letten` -> `geplette`
* `zich verspreiden` -> `verspreid` (in gebiedende wijs)
### 1.2 Gebiedende wijs
De gebiedende wijs wordt gebruikt om een bevel, verzoek of aansporing uit te drukken. Hierbij wordt de stam van het werkwoord gebruikt, soms in combinatie met een onderwerp.
#### 1.2.1 Oefening 33: Vul de juiste gebiedende wijs in
* **Vorming van de gebiedende wijs:**
* `verwoorden` -> `Verwoord` (je/u)
* `vinden` -> `Vind` (je) / `Vindt` (u - maar in de oefening `Vind maar eens`)
* `spelden` -> `Speld` (je) / `Speldt` (u)
* `zich kleden` -> `Kleed je` / `Kleedt u zich`
* `zich opwinden` -> `Wind je niet op` / `Wind u niet op`
* `leiden` -> `Leid` (je) / `Leidt` (u)
* `tillen` -> `Til` (je) / `Tilt` (u)
* `mijden` -> `Mijd` (je) / `Mijdt` (u)
* `smeden` -> `Smeed` (je) / `Smeedt` (u)
* `zich bewust worden van` -> `Word je bewust van` / `Word u bewust van`
### 1.3 Werkwoorden met voorzetsels en stamvorming
Deze oefeningen behandelen de vervoeging van werkwoorden die bestaan uit een werkwoord met een voorzetsel (scheidbare werkwoorden) en de identificatie van de stam van werkwoorden.
#### 1.3.1 Oefening 26: Vul de correcte vorm in (werkwoorden met voorzetsels)
Dit is een oefening in het correct gebruiken van werkwoorden met voorzetsels, waarbij de vervoegde vorm van het werkwoord en het voorzetsel samen de correcte uitdrukking vormen.
* `erop afgaan` -> `erop afging`
* `eruit gooien` -> `eruit gegooid`
* `ertegen opzien` -> `ertegen op`
* `ertegenaan gaan` -> `ertegenaan`
* `eruitzien` -> `eruitziet`
* `eroverheen komen` -> `eroverheen komt`
* `ernaartoe gaan` -> `ernaartoe gaat`
* `erboven uitsteken` -> `erbovenuit`
* `ervan afhangen` -> `ervan af`
* `ertegen ingaan` -> `ertegen in te gaan`
#### 1.3.2 Oefening 28: Duid eerst de stam en het onderwerp aan. Vul dan correct in.
* **Stamvorming en vervoeging:**
* `verkleden` (stam: `kleed`) -> `verkleed me`
* `bekeuren` (stam: `keur`) -> `bekeurt`
* `verhuizen` (stam: `huis`) -> `verhuist`
* `aanvaarden` (stam: `vaard`) -> `Aanvaard`
* `vermoeden` (stam: `moed`) -> `vermoedt`
* `treden` (stam: `tred`) -> `treedt`
* `ontaarden` (stam: `taard`) -> `ontaardt`
* `houden` (stam: `houd`) -> `Houdt`
* `bedaren` (stam: `daar`) -> `bedaart`
* `vinden` (stam: `vind`) -> `vindt` / `vind`
#### 1.3.3 Oefening 34: Vorm de stam en vervoeg.
Deze oefening illustreert de vorming van de stam van werkwoorden en de vervoeging daarvan in de tweede en derde persoon enkelvoud.
* **Voorbeelden van stamvorming en vervoeging:**
* `brunchen` (stam: `brunch`) -> `jij/hij/zij bruncht`
* `updaten` (stam: `update`) -> `jij/hij/zij updatet`
* `snookeren` (stam: `snooker`) -> `jij/hij/zij snookert`
* `faceliften` (stam: `facelift`) -> `jij/hij/zij facelift`
* `skaten` (stam: `skate`) -> `jij/hij/zij skatet`
* `scoren` (stam: `scoor`) -> `jij/hij/zij scoort`
* `shoppen` (stam: `shop`) -> `jij/hij/zij shopt`
### 1.4 Overige spellingsoefeningen gerelateerd aan werkwoorden
De documentatie bevat ook oefeningen die de spelling van werkwoorden integreren met andere spellingregels, zoals het gebruik van hoofdletters, hulptekens en tussenletters.
#### 1.4.1 Oefening (Tussentijdse test spelling 1): Spelling hoofdletters, hulptekens en tussenletters
Deze oefening combineert werkwoordspelling met regels voor samenstellingen, uitdrukkingen en Franse leenwoorden.
* `bod` (uitdrukking) -> `ben jij bod`
* `enquête` (Frans leenwoord) -> `enqu`
* `heen-en-weer-schriftje` (samenstelling met koppelteken) -> `heen-en-weer-`
* `Lise's` (bezitsvorm) -> `Lise's`
* `reünie` (klinkerbotsing, Frans leenwoord) -> `reünie`
* `paddenstoelen` (samenstelling) -> `paddenstoelen`
* `moslims` (godsdienst) -> `moslims`
#### 1.4.2 Oefening (Tussentijdse test spelling 2): Spelling werkwoorden v.d. als b.n., g.w. en Engelse ww.
Zie ook sectie 1.1.6 voor deze oefening, die voltooid deelwoorden, werkwoorden met voorzetsels en Engelse werkwoorden behandelt.
#### 1.4.3 Oefening 19: Schrijf een koppelteken als dat nodig is.
Deze oefening focust op het correcte gebruik van koppelingen in samenstellingen, met name met letters, cijfers en eigennamen. Hoewel niet direct over werkwoordvervoeging, is het relevant voor de nauwkeurigheid in spelling.
* `Mail je mij je oma's recept eens door?` -> `oma's` (bezitsvorm)
* `Hij voegde er nog iets extra's aan toe. Al vond ik dat iets privés.` -> `privés` (Engels woord, hier correct zonder koppelteken)
* `Mijn drie tantes kwamen op bezoek.` -> `drie` (telwoord, hoewel "drie tantes" geen samenstelling is)
* `Onze pc's zijn met elkaar verbonden via een netwerk.` -> `pc's` (Engelse afkorting)
* `Ze stuurde me een sms'je.` -> `sms'je` (afkorting met verkleinwoord)
* `Alleen 60+'ers rijden gratis.` -> `60+'ers` (cijfer met apostrof en uitgang)
* `Cortez' beslissingen begrijp ik niet.` -> `Cortez'` (bezitsvorm)
* `Sommige cafés gaan al 's morgens open.` -> `'s morgens` (verkorte tijdsaanduiding)
#### 1.4.4 Spelling afkortingen, telwoorden, verkleinwoorden, Engelse woorden en werkwoorden met voorzetsels
Dit gedeelte onderstreept het belang van het kennen van de regels voor spellingstrategieën, die ook van toepassing zijn op werkwoordvervoegingen.
* `all-in-formule` (Engels)
* `aids-patiënten` (Engelse afkorting met koppelteken)
* `omaatje` (verkleinwoord)
* `twee derde` (telwoord)
* `baby'tje` (verkleinwoord met apostrof)
* `ervan afweten` (werkwoord met voorzetsel)
* `biovoeding` (samenstelling)
* `Vaderdag` (samenstelling)
> **Tip:** Het grondig oefenen van de verschillende tijden en vormen van werkwoorden is cruciaal. Besteed extra aandacht aan onregelmatige werkwoorden en werkwoorden met voorzetsels, omdat deze vaak voor fouten zorgen.
> **Tip:** Maak gebruik van de structuren die in de oefeningen worden aangeboden (stam + uitgang, onderwerp + persoonsvorm) om de logica achter de vervoegingen te begrijpen. Dit helpt bij het correct toepassen van de regels.
---
# Spellingregels en oefeningen
Dit deel van de studiehandleiding focust op diverse Nederlandse spellingkwesties, waaronder afkortingen, telwoorden, verkleinwoorden, Engelse woorden, werkwoorden met voorzetsels, hoofdletters, hulptekens en tussenletters.
## 2. Spellingregels en oefeningen
### 2.1 Afkortingen, telwoorden, verkleinwoorden en Engelse woorden
Deze sectie behandelt de spelling van afkortingen, telwoorden, verkleinwoorden en Engelse leenwoorden, met de nadruk op correcte schrijfwijze en de onderliggende regels.
#### 2.1.1 Afkortingen
Afkortingen worden in het Nederlands op specifieke wijze geschreven.
* **Voorbeeld:** AIDS wordt geschreven als `AIDS` (ingeburgerd letterwoord).
#### 2.1.2 Telwoorden
Telwoorden, met name die samengesteld zijn uit andere delen, volgen specifieke spellingsregels.
* **Regel:** Wanneer een telwoord een breuk of een deel van een samenstelling aangeeft, wordt het vaak aaneengeschreven. Als het echter een deel van een werkwoord of een uitdrukking is, kan het los staan.
* **Voorbeeld:** `Twee derde` van de studenten bleek de leerstof niet te beheersen.
* **Voorbeeld:** `Fifty-fifty` (Engels, maar ingeburgerd) wordt zo geschreven.
#### 2.1.3 Verkleinwoorden
Verkleinwoorden worden in het Nederlands gevormd en hebben hun eigen spellingsconventies, met name wanneer er een apostrof nodig is.
* **Regel:** Verkleinwoorden die eindigen op een klinkerklank die van nature kort is, krijgen soms een apostrof om deze kortheid te benadrukken of om verwarring met langere klanken te voorkomen.
* **Voorbeeld:** `baby'tje` (zo schattig).
* **Voorbeeld:** `Omaatje` (verkleinwoord van oma).
#### 2.1.4 Engelse woorden en leenwoorden
Engelse woorden die in het Nederlands worden gebruikt, behouden vaak hun oorspronkelijke spelling of worden aangepast aan Nederlandse klank- en spellingsregels.
* **Voorbeeld:** `all-in-formule` (Engels, aaneengeschreven).
* **Voorbeeld:** `bio-voeding` (samenstelling met een Grieks voorvoegsel, correct gespeld).
* **Voorbeeld:** `e-tjes` (letter 'e' met verkleinuitgang).
### 2.2 Werkwoorden met voorzetsels
Werkwoorden met voorzetsels (scheidbare werkwoorden) vereisen aandacht bij de vervoeging, vooral in verschillende tijden.
#### 2.2.1 Tegenwoordige tijd (tt)
Bij de tegenwoordige tijd wordt het voorzetsel vaak aan het einde van de zin geplaatst.
* **Voorbeeld:** Je vindt dat ik je `doorgrond`?
* **Voorbeeld:** Waarom `snowboard` jij niet graag?
* **Voorbeeld:** `Word` wakker, jongens!
#### 2.2.2 Verleden tijd (vt)
In de verleden tijd worden de werkwoorden met voorzetsels op specifieke wijze vervoegd.
* **Voorbeeld:** Die zemeltreis `schold` mij uit voor preistengel.
* **Voorbeeld:** Nadat hij een halve marathon had gelopen, `ontblootte` Ivan De Vadder zijn bovenlijf.
#### 2.2.3 Voltooid deelwoord (vd)
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met voorzetsels wordt gebruikt bij de voltooid tegenwoordige tijd en de voltooid verleden tijd.
* **Voorbeeld:** Na het examen heeft Antoinette een hele nacht wild `gedanst`.
* **Voorbeeld:** De vergadering is `gepland` voor morgen.
* **Voorbeeld:** Ik begrijp niet waarom hij dat gesprek niet grondiger `voorbereidt` heeft.
* **Voorbeeld:** Als u de omgeving `verkent`, wordt u `verrast` door de mooiste uitzichten.
* **Voorbeeld:** Het is altijd hetzelfde met die snollebol: je vraagt haar iets en ze `antwoordt` je domweg niet.
* **Voorbeeld:** De minister van Buitenlandse Zaken `krabde` even achter zijn oor en zette toen zijn betoog weer voort.
* **Voorbeeld:** Laad u de vracht hier maar `uit`!
* **Voorbeeld:** De zwerver voedde zich uitsluitend met `vermoorde` spinnetjes.
* **Voorbeeld:** De zwartharige Kristel Verbeke `manageerde` twee jaar lang de K3-groep.
* **Voorbeeld:** Wij werden met veel plezier naar de honeymoonsuite `geüpgraded`.
* **Voorbeeld:** Het monster uit mijn boek is verzot op `geplette` vingerkootjes.
* **Voorbeeld:** `Verspreid` u over de ruimte!
### 2.3 Hoofdletters, hulptekens en tussenletters
Deze sectie behandelt de correcte toepassing van hoofdletters, het gebruik van hulptekens zoals koppelteken en accenttekens, en de spelling van tussenletters.
#### 2.3.1 Hoofdletters
Hoofdletters worden gebruikt aan het begin van zinnen, bij eigennamen en in specifieke uitdrukkingen.
* **Regel:** Hoofdletters worden gebruikt bij uitdrukkingen die deel uitmaken van een eigenschap of een specifieke situatie.
* **Voorbeeld:** `bod` (uitdrukking).
* **Voorbeeld:** `Lise's` (bezitsvorm van een eigennaam).
#### 2.3.2 Hulptekens
Hulptekens zoals het koppelteken en de trema spelen een rol bij de correcte spelling van bepaalde woordcombinaties.
* **Koppelteken:**
* Wordt gebruikt bij samenstellingen van letters en cijfers of afkortingen: `60+'ers`.
* Wordt gebruikt om een bezitsrelatie aan te geven: `oma's recept`.
* Wordt gebruikt in samenstellingen met zelfstandige namen die een klemtoon aanduiden of bij bepaalde Engelse leenwoorden: `fifty-fifty`.
* **Trema:**
* Wordt gebruikt om klinkerbotsing te vermijden en de uitspraak van de klinkers te scheiden: `reünie`.
* **Accenttekens:**
* Worden gebruikt om de uitspraak van een woord correct weer te geven, vaak bij leenwoorden: `enquête`.
#### 2.3.3 Tussenletters
Tussenletters, zoals de `-e-` in `heen-en-weer`, worden gebruikt om de uitspraak te vergemakkelijken of om de betekenis te verduidelijken.
* **Voorbeeld:** `heen-en-weer-schriftje` (verbindingsstreepjes tussen delen van een samengesteld woord).
* **Voorbeeld:** `paddenstoelen` (tussenletter -en-).
* **Voorbeeld:** `honderd-en-een` (samenstelling van telwoorden).
### 2.4 Algemene spellingregels en oefeningen
Deze sectie omvat diverse oefeningen die gericht zijn op het toepassen van de eerder besproken spellingregels.
#### 2.4.1 Werkwoorden in verschillende tijden
Oefeningen gericht op de correcte vervoeging van werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord.
* **Voorbeelden van oefeningen:**
* Verleden tijd van werkwoorden zoals `hoesten`, `kwijtraken`, `verdwalen`, `dulden`, `zetten`, `oppetten`, `missen`, `groeten`, `branden`, `watertanden`, `wandelen`, `posten`, `verzamelen`.
* Voltooid deelwoord van werkwoorden zoals `fuiven`, `verbreden`, `beroven`, `oogsten`, `vorderen`, `haasten`.
* Tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord van werkwoorden zoals `kopen`, `planten`, `afgelasten`, `besteden`, `vertragen`, `uitnodigen`, `haten`, `onthoofden`, `ontsmetten`, `voorbereiden`.
* Gebiedende wijs van werkwoorden zoals `verwoorden`, `vinden`, `spelden`, `zich kleden`, `zich opwinden`, `leiden`, `tillen`, `mijde`, `smeden`, `zich bewust worden van`.
* Vormen van de stam en vervoeging van werkwoorden zoals `brunchen`, `updaten`, `snookeren`, `faceliften`, `skaten`, `scoor`, `shoppen`.
#### 2.4.2 Samenstellingen en afleidingen
Oefeningen gericht op de correcte spelling van samengestelde woorden en afleidingen, inclusief het gebruik van hoofdletters en hulptekens.
* **Regel:** Samenstellingen, afleidingen en ingeburgerde Engelse woorden worden vaak aaneengeschreven.
* **Voorbeelden van oefeningen:**
* Spelling van `all-in-formule`, `bio-voeding`, `vaderdag`.
* Correct gebruik van koppelteken bij `60+'ers`, `Lise's`, `fifty-fifty`.
* Spelling van `e-tjes` en `reünie`.
#### 2.4.3 Werkwoorden met voorzetsels en uitdrukkingen
Oefeningen gericht op de correcte spelling van werkwoorden met voorzetsels en idiomatische uitdrukkingen.
* **Voorbeelden van oefeningen:**
* Vervoeging van werkwoorden met voorzetsels in verschillende tijden: `erop afgaan`, `eruit gooien`, `ertegen opzien`, `eroverheen komen`, `ervan afhangen`.
* Spelling van uitdrukkingen zoals `er-in-getrapt`.
#### 2.4.4 Tussenletters en klinkerbotsing
Oefeningen die de correcte toepassing van tussenletters en het vermijden van klinkerbotsing behandelen.
* **Voorbeelden van oefeningen:**
* Spelling van `paddenstoelen` (tussenletter).
* Spelling van `reünie` (klinkerbotsing vermijden).
> **Tip:** Bij twijfel over de spelling van een woord, denk na over de samenstellende delen (voorvoegsels, stam, achtervoegsels) en de mogelijke tussenletters of hulptekens die nodig zijn om de uitspraak en betekenis te behouden.
> **Voorbeeld:** Het woord `baby'tje` wordt met een apostrof geschreven om aan te geven dat de uitspraak kort is en om het te onderscheiden van een eventuele langere klank. Dit is een veelvoorkomend patroon bij verkleinwoorden die op een klinker eindigen.
---
# Grammatica-oefeningen
Dit onderdeel bevat oefeningen gericht op het correct toepassen van grammaticale structuren, inclusief werkwoordsvormen en het identificeren van zinsdelen.
### 3.1 Werkwoorden met voorzetsels
De volgende oefening richt zich op het correct invullen van werkwoorden waarbij een voorzetsel een essentieel onderdeel vormt van de betekenis.
**Oefening 26 / Vul de correcte vorm in.**
1. **erop afgaan**
* Ik zag hoe hij erop afging.
2. **eruit gooien**
* Ze hebben hem eruit gegooid.
3. **ertegen opzien**
* Hij zag ertegen op.
4. **ertegenaan gaan**
* Ga er nu maar flink tegenaan!
5. **eruitzien**
* Hij is niet zo dom als hij eruitziet.
6. **eroverheen komen**
* Het zal jaren duren voor hij eroverheen komt.
7. **ernaartoe gaan**
* Het is nog onduidelijk of jij ernaartoe gaat.
8. **erboven uitsteken**
* De besten steken er altijd bovenuit.
9. **ervan afhangen**
* Het hangt ervan af of de wind gaat liggen.
10. **ertegen ingaan**
* De oppositie probeerde tevergeefs ertegen in te gaan.
### 3.2 Onderwerp en persoonsvorm
Deze oefening vereist het identificeren van het onderwerp en de persoonsvorm in zinnen. Soms kunnen er meerdere van deze zinsdelen voorkomen.
**Oefening 27 / Duid het onderwerp en de persoonsvorm aan. Soms zijn er meerdere.**
1. Mijn zus verbouwt haar huis zelf.
* Onderwerp: *Mijn zus*
* Persoonsvorm: *verbouwt*
2. Vind jij het ook jammer, dat hij niet kan komen?
* Onderwerp: *jij*
* Persoonsvorm: *Vind*
3. De maître d'hôtel heet zijn gasten welkom.
* Onderwerp: *De maître d'hôtel*
* Persoonsvorm: *heet*
4. Die acties zijn niet voor niets geweest.
* Onderwerp: *Die acties*
* Persoonsvorm: *zijn*
5. De poes is nog wat versuft van de verdoving die ze had gekregen.
* Onderwerp: *De poes*
* Persoonsvorm: *is*
* Onderwerp: *ze*
* Persoonsvorm: *had gekregen*
6. Waarom ben je daarin geïnteresseerd?
* Onderwerp: *je*
* Persoonsvorm: *ben*
7. Wim vindt het tof dat iedereen komt.
* Onderwerp: *Wim*
* Persoonsvorm: *vindt*
8. Sanne is blij dat om een trui voor haar breit.
* Onderwerp: *Sanne*
* Persoonsvorm: *is*
9. Mama verpot ieder jaar haar planten.
* Onderwerp: *Mama*
* Persoonsvorm: *verpot*
10. Klas 5B vertrekt morgen naar de Ardennen.
* Onderwerp: *Klas 5B*
* Persoonsvorm: *vertrekt*
### 3.3 Werkwoordstam en vervoeging
Deze oefening combineert het bepalen van de werkwoordstam met het correct vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
**Oefening 28 / Duid eerst de stam en het onderwerp aan. Vul dan correct in.**
1. **verkleden**
* Stam: *kleed*
* Onderwerp: *Ik*
* Vervoeging: Ik verkleed me nog even, voor ik uitga.
2. **bekeuren**
* Stam: *keur*
* Onderwerp: *De politie*
* Vervoeging: De politie bekeurt wel erg vlug.
3. **verhuizen**
* Stam: *huis*
* Onderwerp: *Een meisje*
* Vervoeging: Een meisje uit mijn klas verhuist naar Nederland.
4. **aanvaarden**
* Stam: *vaard*
* Onderwerp: *jij*
* Vervoeging: Aanvaard jij wat jou aangedaan wordt?
5. **vermoeden**
* Stam: *moed*
* Onderwerp: *De rechercheur*
* Vervoeging: De rechercheur vermoedt wie de moord gepleegd heeft.
6. **treden**
* Stam: *tred*
* Onderwerp: *Wie*
* Vervoeging: Wie treedt mij bij?
7. **ontaarden**
* Stam: *taard*
* Onderwerp: *dit*
* Vervoeging: Ik hoop dat dit niet ontaardt.
8. **houden**
* Stam: *houd*
* Onderwerp: *je vader*
* Vervoeging: Houdt je vader nog zo van aardbeien?
9. **bedaren**
* Stam: *daar*
* Onderwerp: *de storm*
* Vervoeging: We wachten tot de storm wat bedaart.
10. **vinden**
* Stam: *vind*
* Onderwerp: *De verkoper* / *ik* / *jij*
* Vervoeging: De verkoper vindt de prijs van die asperges wat te laag; ik vind hem te hoog. Wat vind jij?
### 3.4 Verleden tijd van werkwoorden
Deze oefeningen richten zich op het correct vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd.
**Oefening 29 / Vul de correcte verleden tijd in**
1. Opa **hoestte** gisteren zo erg, dat ik mijn stem **kwijtraakte**.
2. Wij **verdwaalden** omdat het zo vreselijk **mistte**.
3. Vroeger **duldden** mijn opa en oma geen tegenspraak.
4. Bert **zette** water op voor thee.
5. Omdat ik niet **oplette**, **miste** ik heel wat.
6. Febe en Laura **groetten** de kinderen.
7. De flatgebouwen **brandden** vannacht helemaal af.
8. We **watertandden** toen we langs de etalage van de bakker **wandelden**.
9. Zou de aangetekende brief, die ik gisteren **poste**, nog op tijd aangekomen zijn?
10. Hij **verzameldde** Mariabeelden.
**Oefening 30 / Vul de correcte verleden tijd in.**
1. Ik **bezocht** gisteren mijn oma. Hij **bedierf** toen mijn feestje.
2. De hond **bezweek** aan zijn verwondingen.
3. Het **bestond** al veel langer.
4. Een dag terug **dook** Louise nog mee.
5. Vorig jaar **glommen** die ballen mooier.
6. Wij **kozen** toen de verkeerde.
7. Merel **betrad** het podium.
8. Waarom **verneed** je hem?
9. Hij **verloor** altijd.
### 3.5 Voltooid deelwoorden
Deze oefening traint het correct gebruiken van voltooid deelwoorden, vaak in combinatie met hulpwerkwoorden.
**Oefening 31 / Vul het juiste voltooid deelwoord in.**
1. Je gaat me toch niet vertellen dat je niet de hele nacht **gefuefd** hebt!
2. De rivier werd op verschillende plaatsen een flink stuk **verbreed**.
3. Het is in Brussel wel vaker voorgekomen dat toeristen er **beroofd** werden.
4. De mais werd laat **geoogst** dit jaar.
5. Heb jij gezien hoe ver hij was **gevorderd** met zijn presentatie?
6. Heb jij je erg **gehaast** om op tijd te komen?
### 3.6 Werkwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Hier wordt geoefend met het correct vormen en plaatsen van voltooid deelwoorden die als bijvoeglijk naamwoord fungeren.
**Oefening 32 / Vul de juiste vorm in.**
1. Heb jij ons pas **gekochte** huisje al gezien?
2. De **geplante** struiken zijn nog niet uitgekomen.
3. De **afgelaste** wedstrijd ging niet door.
4. Ik vind dat dit een goed **bestede** voormiddag was.
5. We stonden op de **vertraagde** trein te wachten.
6. Alle **uitgenodigde** gasten waren aanwezig.
7. Dat alom **gehate** huiswerk toch...
8. Zijn die beelden van **onthoofde** lijken echt?
9. De slecht **ontsmette** wonde begon na een tijd te zweren.
10. De goed **voorbereide** quizkandidaten konden beginnen.
### 3.7 Gebiedende wijs
Deze oefening focust op het correct vormen en gebruiken van de gebiedende wijs.
**Oefening 33 / Vul de juiste gebiedende wijs in.**
1. **Verwoord** je vraag wat duidelijker!
2. **Vind** maar eens een beter lief dan mij.
3. **Speldt** u me maar niets op de mouw!
4. **Kleedt** u zich maar warm.
5. **Wind** u toch niet zo op.
6. **Leid** jij dat groepje maar rustig verder.
7. **Tilt** u daar maar niet zo zwaar aan.
8. **Mijd** maar alle zwarte pistes.
9. **Smeed** het ijzer als het heet is!
10. **Word** u maar bewust van het probleem.
### 3.8 Werkwoordstam en vervoeging van Engelse werkwoorden
Hier worden Engelse werkwoorden die in het Nederlands gebruikt worden, geoefend met het bepalen van de stam en de vervoeging.
**Oefening 34 / Vorm de stam en vervoeg.**
| Infinitief | Stam | 2e en 3e persoon enkelvoud |
| :---------- | :------- | :----------------------- |
| brunchen | brunch | jij/hij/zij **brunchet** |
| updaten | update | jij/hij/zij **updatet** |
| snookeren | snooker | jij/hij/zij **snookert** |
| faceliften | facelift | jij/hij/zij **facelift** |
| skaten | skate | jij/hij/zij **skatet** |
| scoren | scoor | jij/hij/zij **scoort** |
| shoppen | shop | jij/hij/zij **shopt** |
### 3.9 Koppeltekengebruik
Deze oefening controleert het correcte gebruik van het koppelteken in diverse contexten.
**Oefening 19 / Schrijf een koppelteken als dat nodig is.**
1. Mail je mij je **oma's** recept eens door? (Nodig i.v.m. bezitsvorm)
2. Hij voegde er nog iets extra's aan toe. Al vond ik dat iets **privés**. (Nodig i.v.m. bezitsvorm)
3. Dorine weigerde **Lizes** fiets terug te geven. (Nodig i.v.m. bezitsvorm)
4. Mijn drie tantes kwamen op bezoek. (Geen koppelteken nodig)
5. Onze **pc's** zijn met elkaar verbonden via een netwerk. (Nodig i.v.m. meervoud van afkorting)
6. Ze stuurde me een **sms'je**. (Nodig i.v.m. verkleinwoord van afkorting)
7. Alleen **60+'ers** rijden gratis. (Nodig i.v.m. getal met toevoeging)
8. **Cortez'** beslissingen begrijp ik niet. (Nodig i.v.m. bezitsvorm)
9. Hebben jullie nog **video's** thuis? (Geen koppelteken nodig)
10. Sommige cafés gaan al **'s** morgens open. (Nodig i.v.m. 's morgens)
### 3.10 Meervoudsvorming (-en)
Deze oefening richt zich op het correct vormen van het meervoud met de uitgang -en.
**Oefening 17 / Geef het meervoud (op -en).**
1. olieën
2. allergieën
3. calorieën
4. genieën
5. therapieën
6. koloniën
7. furiën
8.
9. technologieën
10. economieën
### 3.11 Spelling: Afkortingen, telwoorden, verkleinwoorden, Engelse woorden en werkwoorden met voorzetsels
Deze sectie test de correcte spelling in diverse categorieën, waaronder afkortingen, telwoorden, verkleinwoorden, Engelse leenwoorden en werkwoorden met voorzetsels. De oefening vraagt om het volledig uitschrijven van woordgroepen en het kort uitleggen van de gehanteerde regel.
| Origineel woord(groep) | Volledige woord(groep) | Regel |
| :--------------------- | :--------------------------- | :--------------------------------------------------------- |
| all-informule | all-informule | Engels woord |
| aids/AIDS-patienten | aids-/AIDS-patiënten | Afkorting + samenstelling; afkorting blijft met hoofdletter |
| oma-tje | omaatje | Verkleinwoord |
| Twee-derde | Twee derde | Telwoord |
| baby-tje | babytje | Verkleinwoord |
| er-van-af-weten | ervan afweten | Werkwoord met voorzetsel |
| samenstelling | samenstelling | Geen specifieke regel voor dit woord, contextueel |
| bio-voeding | biovoeding | Samenstelling (met Latijnse of Griekse voorvoegsels) |
| Vaderdag | Vaderdag | Samenstelling (eigennaam) |
**Tip:** Het beheersen van deze spellingstrategieën is essentieel, zelfs als de theorie niet direct getoetst wordt, aangezien het de correcte toepassing vereist.
### 3.12 Spelling: Werkwoorden (t.t., v.t. en v.d.)
Deze oefening richt zich op de correcte spelling van werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd (t.t.), verleden tijd (v.t.) en voltooid deelwoord (v.d.). De context of een aanduiding tussen haakjes geeft de benodigde tijd aan.
| Vraag | Werkwoordsvorm | Context/Infinitief | Antwoord |
| :---- | :------------------------------------------------------------------------------- | :----------------------------- | :----------- |
| 1 | Na het examen heeft Antoinette een hele nacht wild ... | gedanst | gedanst |
| 2 | Je vindt dat ik je ... ? Jij hebt me anders ook vlug door, hoor. | doorgrond | doorgrond |
| 3 | Die zemeltrees ... mij uit voor preistengel. | schelden (v.t.) | schold |
| 4 | De vergadering is ... voor morgen. | plannen | gepland |
| 5 | Nadat hij een halve marathon had gelopen, ... Ivan De Vadder zijn bovenlijf. | ontbloten (v.t.) | ontblootte |
| 6 | Ik begrijp niet waarom hij dat gesprek niet grondiger ... heeft. | voorbereiden | voorbereid |
| 7 | Als u de omgeving ... , wordt u ... door de mooiste uitzichten. | verkennen / verrassen | verkent / verrast |
| 8 | Het is altijd hetzelfde met die snollebol: je vraagt haar iets en ze ... je domweg niet. | antwoorden | antwoordt |
| 9 | De minister van Buitenlandse Zaken ... even achter zijn oor en zette toen zijn betoog weer voort. | krabben | krabde |
### 3.13 Spelling: Hoofdletters, hulptekens en tussenletters
Deze oefening controleert de correcte toepassing van hoofdletters, hulptekens (zoals de apostrof) en tussenletters in woorden en woordgroepen.
| Vraag | Onvolledige woord(groep) | Volledige woord(groep) | Regel |
| :---- | :-------------------------- | :---------------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| 1 | Ben jij _ob vanavond? | Ben jij **rob** vanavond? | Uitdrukking |
| 2 | enqu_te | enquête | Franse woord |
| 3 | heen_en_weer_schriftje | heen-en-weer-schriftje | Dubbele klinkerbotsing te vermijden / gelijkwaardige delen / herhalend element |
| 4 | Lise_s eerste vriendje | Lise's eerste vriendje | Bezitsvorm met apostrof / eigendom |
| 5 | re_unie | reünie | Klemtoon / Klinkerbotsing |
| 6 | padde_stoelen | paddenstoelen | Zelfstandig naamwoord (deel van de samenstelling) |
| 7 | _oslims | moslims | Godsdienst |
| 8 | honderd_en_een dalmatiers | honderd-en-een dalmatiërs | Getallen tot en met duizend in 1 woord schrijven |
| 9 | fifty_fifty | fiftyfifty | Samenstelling (Engels woord) |
| 10 | er_in_getrapt | erin getrapt | Werkwoordelijke uitdrukking |
### 3.14 Spelling: Werkwoorden (v.d. als b.n., g.w. en Engelse ww.)
Dit onderdeel oefent de spelling van voltooid deelwoorden (v.d.) die als bijvoeglijk naamwoord (b.n.) fungeren, algemene werkwoorden (g.w.) en Engelse werkwoorden.
| Vraag | Werkwoordsvorm | Context/Infinitief | Antwoord |
| :---- | :----------------------------------------------------------------- | :----------------------------- | :------------- |
| 1 | ... u de vracht hier maar uit! | uitladen | laad uit |
| 2 | De zwerver voedde zich uitsluitend met ... spinnetjes. | vermoorden | vermoorde |
| 3 | De zwartharige Kristel Verbeke ... twee jaar lang de ... K3-groep. | managen (v.t.) | manageerde |
| 4 | ... de K3-groep. | gerestyled | gerestyled |
| 5 | Waarom ... jij niet graag? | snowboarden (t.t.) | snowboard |
| 6 | ... wakker, jongens! | worden | Word |
| 7 | Wij werden met veel plezier naar de honeymoonsuite ... | upgraden | geüpgraded |
| 8 | ... je niet zo kinderachtig. | zich kleden | kleed |
| 9 | Het monster uit mijn boek is verzot op ... vingerkootjes. | pletten | geplette |
| 10 | ... u over de ruimte! | zich verspreiden | Verspreid |
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verleden tijd | De verleden tijd (preteritum) is een werkwoordstijd die aangeeft dat een actie of toestand in het verleden heeft plaatsgevonden en is voltooid. |
| Voltooid deelwoord | Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die gebruikt wordt om samengestelde tijden te vormen, zoals de voltooid tegenwoordige tijd of de voltooid verleden tijd. |
| Gebiedende wijs | De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm die gebruikt wordt om een bevel, verzoek of aansporing uit te drukken. |
| Onderwerp | Het onderwerp is het zinsdeel waarover iets gezegd wordt; het is meestal een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord dat aangeeft wie of wat de actie uitvoert. |
| Persoonsvorm | De persoonsvorm is het werkwoordelijke deel van de zin dat altijd in persoon en getal overeenkomt met het onderwerp en dat aangeeft in welke tijd de zin staat. |
| Werkwoorden met voorzetsels | Dit zijn werkwoorden die altijd een specifiek voorzetsel vereisen om een correcte grammaticale constructie te vormen, zoals "erop afgaan" of "ervan afhangen". |
| Koppelteken | Een koppelteken is een leesteken dat twee woorden of delen van woorden met elkaar verbindt om een samengesteld woord te vormen of om de leesbaarheid te verbeteren. |
| Meervoud | Het meervoud is de grammaticale vorm die wordt gebruikt om aan te geven dat er meer dan één van iets is. |
| Afkorting | Een afkorting is een verkorte vorm van een woord of een groep woorden, die vaak wordt gebruikt om ruimte te besparen of om snel te communiceren. |
| Telwoord | Een telwoord is een woord dat een hoeveelheid of volgorde aangeeft, zoals 'één', 'twee', 'derde' of 'laatste'. |
| Verkleinwoord | Een verkleinwoord is een woord dat wordt gevormd om aan te geven dat iets klein is, lief is of minder belangrijk, vaak eindigend op "-je", "-tje", "-pje" of "-etje". |
| Engelse woorden | Woorden die oorspronkelijk uit de Engelse taal afkomstig zijn maar in het Nederlands worden gebruikt. |
| Hulptekens | Tekens zoals het koppelteken, de apostrof en de trema die gebruikt worden om de spelling of uitspraak van woorden te verduidelijken. |
| Tussenletters | Letter(s) die toegevoegd worden tussen delen van een samenstelling om de uitspraak te vergemakkelijken of om grammaticale regels te volgen. |
| Zelfstandig naamwoord | Een zelfstandig naamwoord is een woord dat verwijst naar een persoon, plaats, ding, idee of concept. |
| Werkwoord | Een werkwoord is een woord dat een actie, een gebeurtenis of een staat van zijn uitdrukt. |