Cover
Zacznij teraz za darmo ontwikkelingslijnen vd grofmotorische ontwikkeling.pdf
Summary
# Ontwikkelingslijnen in de grofmotorische ontwikkeling
Dit onderdeel bespreekt de belangrijkste mijlpalen en richtleeftijden in de grofmotorische ontwikkeling van kinderen, vanaf de geboorte tot ongeveer 6 jaar, met een uitbreiding tot 8 jaar voor specifieke sprongvaardigheden.
### 1.1 Grofmotorische ontwikkeling van 0 tot 2 maanden
In de eerste twee maanden ontwikkelt het kind zich op verschillende vlakken, zowel in buikligging als rugligging en zithouding.
#### 1.1.1 Buikligging (0-2 maanden)
* Hoofd draaien naar de zijkant, van kaak tot kaak [1](#page=1).
* Kort optillen van het hoofd [1](#page=1).
#### 1.1.2 Rugligging (0-2 maanden)
* Hoofd draaien van de ene naar de andere kant [1](#page=1).
* Ongecontroleerde bewegingen van armen en handen naar voorwerpen [1](#page=1).
* Benen maken schopbewegingen [1](#page=1).
* Handen openen en sluiten [1](#page=1).
#### 1.1.3 Zithouding (0-2 maanden)
* Ronde rug [1](#page=1).
* Hoofd zakt naar voren tot op de borst [1](#page=1).
### 1.2 Grofmotorische ontwikkeling van 3 tot 6 maanden
Gedurende deze periode worden de motorische vaardigheden verder verfijnd, met een focus op houding en beweging.
#### 1.2.1 Buikligging (3-4 maanden)
* Hoofd optillen tot elleboogsteun [1](#page=1).
#### 1.2.2 Rugligging (3-4 maanden)
* Voorwerpen volgen van de ene naar de andere kant, waarbij de middellijn wordt gekruist [1](#page=1).
* Kin tegen de borst duwen [1](#page=1).
#### 1.2.3 Buikligging (5-6 maanden)
* Hoofd optillen tot op gestrekte armen [1](#page=1).
#### 1.2.4 Zithouding (5-6 maanden)
* Voorovergebogen zitten, steunend op de handen voor zich; het kind valt nog veel [1](#page=1).
### 1.3 Grofmotorische ontwikkeling van 6 tot 12 maanden
Deze periode markeert belangrijke vooruitgang in mobiliteit en houdingscontrole, waaronder rollen, zitten en kruipen.
#### 1.3.1 6 maanden
* Actief en doelgericht rollen van buik naar rug en omgekeerd [2](#page=2).
* Start van zelfstandig zitten [2](#page=2).
#### 1.3.2 7 maanden
* Doelgericht draaien in alle richtingen in buikligging [2](#page=2).
* Sluipen [2](#page=2).
#### 1.3.3 8 tot 10 maanden
* Kruipen [2](#page=2).
* Zelfstandig bewegen van lig- naar kruip- naar zithouding [2](#page=2).
* Zichzelf rechttrekken aan objecten tot staan [2](#page=2).
* Stappen terwijl het zich vasthoudt aan objecten (bijvoorbeeld een park of lage kast) [2](#page=2).
#### 1.3.4 11 maanden
* Rechttrekken tot staan zonder steun van objecten [2](#page=2).
#### 1.3.5 12 maanden (1 jaar)
* Stappen aan één hand [2](#page=2).
* Start van zelfstandig stappen (enkele stapjes) [2](#page=2).
### 1.4 Grofmotorische ontwikkeling van 12 tot 18 maanden (1 - 1,5 jaar)
De loopvaardigheid verbetert aanzienlijk en het kind begint met klimmen en balspelletjes.
* Gecontroleerd en zelfstandig stappen [2](#page=2).
* Zelfstandig gaan zitten [2](#page=2).
* Beginnend klimmen op lage objecten [2](#page=2).
* Met hulp de trap op klimmen [2](#page=2).
* Bal voorwaarts rollen [2](#page=2).
### 1.5 Grofmotorische ontwikkeling van 2 tot 3 jaar
In deze fase wordt het lopen beheerst en komen nieuwe vaardigheden zoals springen en gooien aan bod.
* Lopen lukt steeds beter [2](#page=2).
* Springen en landen (eerder loskomen van de grond) [2](#page=2).
* Boven- en onderhands gooien van een bal [2](#page=2).
* Achteruitstappen [2](#page=2).
* Enkele stappen op de tenen lopen [2](#page=2).
### 1.6 Grofmotorische ontwikkeling van 3 tot 4 jaar
Complexere bewegingen zoals roteren, hinkelen en zelfstandig de trap op- en afgaan worden ontwikkeld.
* Staand vlot roteren (draaien) in bewegingen [3](#page=3).
* Kan eenvoudige bewegingen nadoen [3](#page=3).
* Kan 3 tot 5 seconden op één been staan [3](#page=3).
* Springen en landen op twee voeten [3](#page=3).
* Vooruitspringen zonder vallen of handen op de grond te zetten [3](#page=3).
* Rennen en gecontroleerd stoppen [3](#page=3).
* Op een lijn vooruitlopen [3](#page=3).
* Hinkelen [3](#page=3).
* Vangen van een bal tegen de borstkas [3](#page=3).
* Zelfstandig de trap op en af gaan [3](#page=3).
* Fietst met zijwieltjes [3](#page=3).
### 1.7 Grofmotorische ontwikkeling van 4 tot 5 jaar
De vaardigheden in balspelletjes en balans verbeteren verder.
* Doelgericht leren gooien [3](#page=3).
* Bal vangen met twee handen [3](#page=3).
* Kan 10 seconden op één been staan [3](#page=3).
* Leren dribbelen [3](#page=3).
### 1.8 Grofmotorische ontwikkeling van 5 tot 6 jaar
De fijnafstemming van sprongtechnieken en loopvormen wordt doorgevoerd.
* Enkele sprongen hinkelen zonder vallen [3](#page=3).
* Leren huppelen [3](#page=3).
* Leren galopperen [3](#page=3).
* Loopsprongen leren maken [3](#page=3).
* Bijtrekpassen leren maken [3](#page=3).
* Achteruitlopen op een lijn zonder kijken (op gevoel) [3](#page=3).
* Fietst zonder zijwieltjes [3](#page=3).
### 1.9 Grofmotorische ontwikkeling van 4 tot 8 jaar
Een bredere periode waarin sprongen steeds soepeler en gecontroleerder worden.
* Meebewegingen verdwijnen [3](#page=3).
* Springen verloopt steeds soepeler en gecontroleerd [3](#page=3).
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat dit richtlijnen zijn. Individuele kinderen kunnen sneller of langzamer bepaalde mijlpalen bereiken. Observation is key [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
> **Tip:** Stimuleer een kind om de natuurlijke ontwikkeling van grofmotorische vaardigheden te volgen door voldoende ruimte en gelegenheid te bieden voor beweging.
---
# Grofmotorische mijlpalen per leeftijdsgroep
De grofmotorische ontwikkeling volgt een voorspelbaar patroon van mijlpalen, waarbij kinderen specifieke vaardigheden verwerven in verschillende leeftijdsintervallen, beginnend bij basisbewegingen zoals hoofdoptillen en evoluerend naar complexere acties zoals lopen, springen en fietsen. Deze mijlpalen weerspiegelen de toenemende controle over grotere spiergroepen en de integratie van verschillende bewegingspatronen [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
### 2.1 Ontwikkeling van 0 tot 6 maanden
In de eerste zes maanden van het leven legt het kind de basis voor grofmotorische controle, waarbij de focus ligt op hoofd- en rompstabiliteit, en de ontwikkeling van de ledematen [1](#page=1).
#### 2.1.1 0 - 2 maanden
* **Buikligging:** Het kind begint met het draaien van het hoofd van de ene naar de andere kant en kan het hoofd kort optillen [1](#page=1).
* **Rugligging:** Het hoofd wordt van de ene naar de andere kant gedraaid. De armen en handen bewegen ongecontroleerd richting voorwerpen, en de benen vertonen schopbewegingen. De handen worden geopend en gesloten [1](#page=1).
* **Zithouding:** De rug is nog rond, en het hoofd zakt naar voren tot op de borst [1](#page=1).
#### 2.1.2 3 – 4 maanden
* **Buikligging:** Het kind kan het hoofd optillen en steunen op de ellebogen [1](#page=1).
* **Rugligging:** Het kind volgt voorwerpen met de ogen, kruist hierbij de middellijn, en duwt de kin tegen de borst [1](#page=1).
#### 2.1.3 5 - 6 maanden
* **Buikligging:** Het hoofd kan tot op de gestrekte armen worden opgetild [1](#page=1).
* **Zithouding:** Het kind zit voorovergebogen en steunt op de handen die voor het kind geplaatst zijn. Het kind valt hierbij nog veel [1](#page=1).
* **Beweging:** Het kind begint actief en doelgericht te rollen van buik naar rug en omgekeerd. Het kind start met zelfstandig zitten [2](#page=2).
### 2.2 Ontwikkeling van 7 tot 12 maanden
Deze periode kenmerkt zich door significante vooruitgang in mobiliteit, waaronder kruipen en het bereiken van een staande positie [2](#page=2).
#### 2.2.1 7 maanden
* **Buikligging:** Het kind draait doelgericht in alle richtingen [2](#page=2).
* **Beweging:** Het sluipen begint [2](#page=2).
#### 2.2.2 8 - 10 maanden
* **Beweging:** Het kind begint te kruipen. Er is sprake van een zelfstandige beweging van lig- naar kruip- naar zithouding [2](#page=2).
* **Staande positie:** Het kind kan zich rechttrekken aan objecten om te staan. Het begint stapjes te zetten terwijl het zich vasthoudt aan objecten, zoals een park of lage kast [2](#page=2).
#### 2.2.3 11 maanden
* **Staande positie:** Het kind kan zonder steun van objecten tot staan komen [2](#page=2).
#### 2.2.4 12 maanden (1 jaar)
* **Lopen:** Het kind kan aan één hand stappen en begint met enkele zelfstandige stapjes [2](#page=2).
### 2.3 Ontwikkeling van 1 tot 6 jaar
Na het eerste jaar ontwikkelen kinderen steeds meer gecontroleerde en zelfstandige loopvaardigheden, aangevuld met klimmen, springen en balvaardigheden [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.3.1 12 – 18 maanden (1 – 1,5 jaar)
* **Lopen:** Het kind stapt gecontroleerd en zelfstandig [2](#page=2).
* **Zitten:** Het kind gaat zelfstandig zitten [2](#page=2).
* **Klimmen:** Het kind begint te klimmen op lage objecten en klimt met hulp de trap op [2](#page=2).
* **Balvaardigheid:** Het kind kan een bal voorwaarts rollen [2](#page=2).
#### 2.3.2 2 – 3 jaar
* **Lopen:** Het lopen wordt steeds beter [2](#page=2).
* **Springen:** Het kind springt en landt, waarbij het iets loskomt van de grond [2](#page=2).
* **Gooien:** Het kind kan een bal boven- en onderhands gooien [2](#page=2).
* **Andere bewegingen:** Achteruitstappen en enkele stappen op de tenen lopen worden mogelijk [2](#page=2).
#### 2.3.3 3 – 4 jaar
* **Roteren:** Het kind roteert vlot staand in bewegingen en kan eenvoudige bewegingen nadoen [3](#page=3).
* **Balans:** Het kind kan 3 tot 5 seconden op één been staan [3](#page=3).
* **Springen:** Het kind springt en landt op twee voeten, en kan vooruitspringen zonder vallen of de handen op de grond te zetten [3](#page=3).
* **Rennen:** Rennen en gecontroleerd stoppen lukt [3](#page=3).
* **Lopen:** Op een lijn vooruitlopen is mogelijk [3](#page=3).
* **Hinkelen:** Het kind begint met hinkelen [3](#page=3).
* **Balvaardigheid:** Een bal tegen de borstkas vangen wordt mogelijk [3](#page=3).
* **Trap lopen:** Het kind gaat zelfstandig de trap op en af [3](#page=3).
* **Fietsen:** Fietsen met zijwieltjes is mogelijk [3](#page=3).
#### 2.3.4 4 – 5 jaar
* **Gooien:** Doelgericht leren gooien wordt ontwikkeld [3](#page=3).
* **Balvaardigheid:** De bal wordt met twee handen gevangen [3](#page=3).
* **Balans:** Het kind kan 10 seconden op één been staan [3](#page=3).
* **Dribbelen:** Leren dribbelen begint [3](#page=3).
#### 2.3.5 5 – 6 jaar
* **Hinkelen:** Enkele sprongen hinkelen zonder vallen zijn mogelijk [3](#page=3).
* **Huppelen en galopperen:** Het kind leert huppelen en galopperen [3](#page=3).
* **Loopsprongen en bijtrekpassen:** Het maken van loopsprongen en bijtrekpassen wordt geleerd [3](#page=3).
* **Achteruitlopen:** Achteruitlopen op een lijn zonder te kijken (op gevoel) is mogelijk [3](#page=3).
* **Fietsen:** Fietsen zonder zijwieltjes wordt beheerst [3](#page=3).
#### 2.3.6 4 – 8 jaar
* **Meebewegingen:** Meebewegingen verdwijnen tijdens het bewegen [3](#page=3).
* **Springen:** Springen verloopt steeds soepeler en gecontroleerder [3](#page=3).
> **Tip:** Het is belangrijk op te merken dat de genoemde leeftijden richtlijnen zijn en er individuele variatie kan bestaan in de snelheid waarmee deze mijlpalen worden bereikt. Focus op de progressie en het bereiken van de vaardigheden, eerder dan strikte naleving van de leeftijdsgrenzen [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
---
# Ontwikkeling van zelfstandigheid in beweging
Deze sectie behandelt de motorische vooruitgang die kinderen doormaken om meer zelfstandigheid te verwerven, inclusief het zelfstandig zitten, staan, lopen en het gebruik van de trap.
### 3.1 Grofmotorische ontwikkelingslijnen en mijlpalen
De ontwikkeling van grove motoriek volgt een reeks mijlpalen, die indicatief zijn voor de toenemende zelfstandigheid van een kind [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 3.1.1 Ontwikkeling van 0 tot 2 maanden
* **Buikligging:**
* Hoofd draaien van de ene naar de andere kant [1](#page=1).
* Het hoofd kort optillen [1](#page=1).
* **Rugligging:**
* Hoofd van de ene naar de andere kant draaien [1](#page=1).
* Ongecontroleerde bewegingen met armen en handen richting voorwerpen [1](#page=1).
* Benen maken schopbewegingen [1](#page=1).
* Handen openen en sluiten [1](#page=1).
* **Zithouding:**
* Een ronde rug is kenmerkend [1](#page=1).
* Het hoofd zakt naar voren tot op de borst [1](#page=1).
#### 3.1.2 Ontwikkeling van 3 tot 6 maanden
* **3 – 4 maanden:**
* **Buikligging:** Hoofd optillen tot elleboogsteun [1](#page=1).
* **Rugligging:** Voorwerpen volgen van de ene naar de andere kant, waarbij de middellijn wordt gekruist. De kin tegen de borst duwen [1](#page=1).
* **5 - 6 maanden:**
* **Buikligging:** Hoofd optillen tot steun op gestrekte armen [1](#page=1).
* **Zithouding:** Het kind zit voorovergebogen, steunend op de handen voor zich. Het kind valt nog veel [1](#page=1).
#### 3.1.3 Ontwikkeling van 6 tot 12 maanden
* **6 maanden:**
* Actief en doelgericht rollen van buik naar rug en omgekeerd [2](#page=2).
* Begin van zelfstandig zitten [2](#page=2).
* **7 maanden:**
* Doelgericht draaien in alle richtingen in buikligging [2](#page=2).
* Sluipen [2](#page=2).
* **8 - 10 maanden:**
* Kruipen [2](#page=2).
* Het kind beweegt zelfstandig van lig- naar kruip- naar zithouding [2](#page=2).
* Zichzelf rechttrekken aan objecten om te kunnen staan [2](#page=2).
* Lopen terwijl het zich vasthoudt aan objecten, zoals een park of lage kast [2](#page=2).
* **11 maanden:**
* Rechtop komen tot staan zonder de steun van objecten [2](#page=2).
* **12 maanden (1 jaar):**
* Lopen aan één hand [2](#page=2).
* Starten met zelfstandig lopen, enkele stapjes makend [2](#page=2).
#### 3.1.4 Ontwikkeling van 12 tot 24 maanden (1 tot 1,5 jaar)
* **12 – 18 maanden (1 – 1,5 jaar):**
* Gecontroleerd en zelfstandig stappen [2](#page=2).
* Zelfstandig gaan zitten [2](#page=2).
* Beginnend klimmen op lage objecten [2](#page=2).
* Met hulp de trap op klimmen [2](#page=2).
* Bal voorwaarts rollen [2](#page=2).
#### 3.1.5 Ontwikkeling van 2 tot 6 jaar
* **2 – 3 jaar:**
* Verbeterde loopvaardigheid [2](#page=2).
* Springen en landen (eerder loskomen van de grond) [2](#page=2).
* Boven- en onderhands gooien van een bal [2](#page=2).
* Achteruitstappen [2](#page=2).
* Korte afstanden op de tenen lopen [2](#page=2).
* **3 – 4 jaar:**
* Vlot staand roteren (draaien) in bewegingen [3](#page=3).
* Eenvoudige bewegingen kunnen nadoen [3](#page=3).
* 3 tot 5 seconden op één been staan [3](#page=3).
* Springen en landen op twee voeten [3](#page=3).
* Vooruit springen zonder te vallen of handen op de grond te zetten [3](#page=3).
* Rennen en gecontroleerd stoppen [3](#page=3).
* Op een rechte lijn vooruit lopen [3](#page=3).
* Hinkelen [3](#page=3).
* Vangen van een bal tegen de borstkas [3](#page=3).
* Zelfstandig de trap op en af gaan [3](#page=3).
* Fietsen met zijwieltjes [3](#page=3).
* **4 – 5 jaar:**
* Doelgericht leren gooien [3](#page=3).
* Bal vangen met twee handen [3](#page=3).
* 10 seconden op één been staan [3](#page=3).
* Leren dribbelen [3](#page=3).
* **5 – 6 jaar:**
* Enkele sprongen hinkelen zonder te vallen [3](#page=3).
* Leren huppelen [3](#page=3).
* Leren galopperen [3](#page=3).
* Loopsprongen leren maken [3](#page=3).
* Bijtrekpassen leren maken [3](#page=3).
* Achteruitlopen op een lijn zonder te kijken (op gevoel) [3](#page=3).
* Fietsen zonder zijwieltjes [3](#page=3).
#### 3.1.6 Ontwikkeling van 4 tot 8 jaar
* **4 – 8 jaar:**
* Meebewegingen verdwijnen [3](#page=3).
* Springen verloopt steeds soepeler en gecontroleerder [3](#page=3).
> **Tip:** De genoemde leeftijden zijn richtlijnen. Individuele verschillen in ontwikkeling zijn normaal. Het observeren van deze mijlpalen kan helpen bij het identificeren van mogelijke vertragingen of juist versnellingen in de grofmotorische ontwikkeling [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Een kind van 10 maanden dat zich vanuit liggende positie zelfstandig kan oprichten om te staan door zich aan een meubel vast te pakken, toont een belangrijke stap in de ontwikkeling van zelfstandigheid in beweging [2](#page=2).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Grofmotorische ontwikkeling | Dit verwijst naar de ontwikkeling van de grote spiergroepen die verantwoordelijk zijn voor grotere bewegingen zoals kruipen, lopen, springen en gooien. Het omvat de ontwikkeling van romp-, arm- en beenspieren. |
| Mijlpalen in ontwikkeling | Dit zijn specifieke, meetbare gedragingen of vaardigheden die kinderen doorgaans bereiken op bepaalde leeftijden. Ze dienen als indicatoren voor de normale ontwikkeling op fysiek, cognitief en sociaal-emotioneel gebied. |
| Richtleeftijden | Dit zijn de verwachte leeftijden waarop een kind bepaalde ontwikkelingsmijlpalen zou moeten bereiken. Ze bieden een leidraad en helpen bij het identificeren van mogelijke vertragingen in de ontwikkeling. |
| Buiklig | Een houding waarbij het kind op de buik ligt, wat essentieel is voor het ontwikkelen van nek- en rugspieren om het hoofd op te tillen en te draaien. |
| Ruglig | Een houding waarbij het kind op de rug ligt, belangrijk voor de ontwikkeling van het visueel volgen en de coördinatie van ledematen. |
| Zithouding | De positie waarbij het kind rechtop zit, eerst met steun en later zelfstandig, wat de rompstabiliteit en balans verbetert. |
| Elleboogsteun | Een fase in de buikligging waarbij het kind zijn hoofd kan optillen en zich ondersteunt op zijn ellebogen, wat de nek- en schouderspieren versterkt. |
| Middellijn van het lichaam | De denkbeeldige lijn die het lichaam verticaal in tweeën deelt. Het kruisen van de middellijn is een teken van verbeterde bilaterale coördinatie. |
| Sluipen | Een vroege vorm van voortbeweging waarbij het kind zich op de buik voortbeweegt, vaak met behulp van armen en benen. |
| Kruipen | De beweging waarbij een kind zich op handen en knieën voortbeweegt, een belangrijke stap in de ontwikkeling van motorische coördinatie en spierkracht. |
| Rechttrekken aan objecten | Het vermogen van een kind om zichzelf omhoog te trekken aan meubels of andere objecten om in staande positie te komen. |
| Zelfstandig staan | Het vermogen van een kind om in staande positie te blijven zonder enige ondersteuning van objecten of personen. |
| Zelfstandig stappen | Het vermogen van een kind om zonder hulp van objecten of personen een paar stappen te zetten, een cruciale mijlpaal in de mobiliteit. |
| Gecontroleerd stappen | Het vermogen om te lopen met een stabiele houding en balans, waarbij de bewegingen doelgericht en gecoördineerd zijn. |
| Klimmen | De vaardigheid om zichzelf omhoog te verplaatsen over objecten, wat coördinatie, kracht en probleemoplossend vermogen vereist. |
| Springen en landen | De beweging waarbij het kind zich van de grond afzet en vervolgens weer neerkomt, eerst met beide voeten tegelijk en later met toenemende controle. |
| Hinkelen | Een sprongbeweging waarbij het kind op één been springt, vervolgens landt op hetzelfde been en dit herhaalt. |
| Leren huppelen | Een geavanceerdere vorm van springen waarbij het kind afwisselend op één been springt en vervolgens het andere been optrekt. |
| Loopsprongen | Sprongen die worden gemaakt tijdens het lopen, waarbij het kind korte, snelle sprongen maakt met het ene been voor het andere. |
| Bijtrekpassen | Een beweging waarbij een stap wordt gevolgd door de andere voet die erbij wordt getrokken, vaak gebruikt bij het aanpassen van snelheid of richting. |
| Bilaterale coördinatie | Het vermogen om beide zijden van het lichaam gecoördineerd te gebruiken, zoals het gelijktijdig gebruiken van beide handen of voeten. |
| Fijne motoriek | Dit verwijst naar de controle over de kleine spieren, met name in de handen en vingers, die nodig zijn voor taken zoals grijpen, knijpen en precisiewerk. |