Cover
Zacznij teraz za darmo Naamloos document (1).docx
Summary
# Functies van het menselijk lichaam
Dit onderwerp behandelt de diverse fysieke en mentale capaciteiten van het menselijk lichaam, variërend van neurologische processen tot de werking van orgaansystemen en de huid.
### 1.1 Mentale functies
Mentale functies omvatten alle cognitieve, emotionele en gedragsmatige processen die leiden tot gedrag en interactie met de omgeving. Dit omvat onder andere bewustzijn, oriëntatie, psychische energie, wilskracht, stemmingen, emoties en perceptie.
### 1.2 Sensorische functies en pijn
Sensorische functies stellen het lichaam in staat om prikkels uit de omgeving en vanuit het lichaam zelf waar te nemen. Dit omvat zicht, gehoor, reuk, smaak, tast en proprioceptie (lichaamsbewustzijn). Pijn is een belangrijke sensorische ervaring die waarschuwt voor mogelijke schade.
### 1.3 Stem en spraak
Deze functies betreffen de productie en perceptie van geluid voor communicatie. Dit omvat de ademhaling, fonatie (stembandactiviteit) en articulatie (vorming van spraakklanken).
### 1.4 Functies van hart en bloedvatenstelsel, hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel
Dit onderdeel beschrijft de essentiële functies van de systemen die zorgen voor circulatie, afweer en gasuitwisseling.
* **Hart en bloedvatenstelsel:** Zorgt voor transport van zuurstof, voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen door het lichaam.
* **Hematologisch systeem:** Omvat bloedcellen en bloedplasma, cruciaal voor zuurstoftransport, afweer en stolling.
* **Afweersysteem:** Beschermt het lichaam tegen pathogenen en abnormale cellen.
* **Ademhalingsstelsel:** Maakt gasuitwisseling mogelijk, waarbij zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt afgevoerd.
### 1.5 Functies van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel
Dit deel behandelt de processen die zorgen voor nutriëntenopname, energiehuishouding en regulatie van lichaamsfuncties.
* **Spijsverteringsstelsel:** Breekt voedsel af en neemt voedingsstoffen op.
* **Metabool stelsel:** Verantwoordelijk voor alle chemische processen in het lichaam die energie produceren en verbruiken.
* **Hormoonstelsel (endocriene systeem):** Produceert hormonen die diverse lichaamsfuncties reguleren, zoals groei, metabolisme en voortplanting.
### 1.6 Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functies
Dit onderdeel omvat de functies gerelateerd aan uitscheiding en voortplanting.
* **Urogenitaal stelsel:** Verantwoordelijk voor de productie, opslag en uitscheiding van urine, en voor de voortplanting.
* **Reproductieve functies:** Zorgen voor de voortzetting van de soort.
### 1.7 Functies van bewegingssysteem en aan beweging verwante functies
Dit deel beschrijft de mechanismen die beweging mogelijk maken en ondersteunen. Dit omvat de spieren, botten, gewrichten en het zenuwstelsel dat deze coördineert.
### 1.8 Functies van huid en verwante structuren
De huid, het grootste orgaan van het lichaam, heeft diverse functies, waaronder bescherming, temperatuurregulatie, zintuiglijke waarneming en de productie van vitamine D.
---
### 2. Anatomische eigenschappen
Dit gedeelte beschrijft de structurele opbouw van de verschillende systemen en organen die betrokken zijn bij de eerder genoemde functies.
#### 2.1 Anatomische eigenschappen van zenuwstelsel
De anatomie van het centrale en perifere zenuwstelsel, inclusief neuronen, synapsen en hersenstructuren, is cruciaal voor het controleren en coördineren van alle lichaamsfuncties.
#### 2.2 Anatomische eigenschappen van oog, oor en verwante structuren
De specifieke anatomie van het oog (oogbol, ooglens, netvlies) en het oor (slakkenhuis, gehoorbeentjes) is essentieel voor de sensorische functies van zicht en gehoor.
#### 2.3 Anatomische eigenschappen van structuren betrokken bij stem en spraak
Dit omvat de anatomie van de larynx (strottenhoofd), stembanden, mondholte en de spieren die betrokken zijn bij articulatie.
#### 2.4 Anatomische eigenschappen van bloedvatenstelsel, afweersysteem en ademhalingsstelsel
De structuur van bloedvaten (arteriën, venen, capillairen), het lymfestelsel, en de luchtwegen (neus, farynx, larynx, trachea, longen) is gedetailleerd beschreven.
#### 2.5 Anatomische eigenschappen van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel
De anatomie van organen zoals de maag, darmen, lever, alvleesklier, en endocriene klieren (hypofyse, schildklier, bijnieren) is hier relevant.
#### 2.6 Anatomische eigenschappen van urogenitaal stelsel
Dit omvat de anatomie van de nieren, urineleiders, blaas, urinebuis, en de voortplantingsorganen.
#### 2.7 Anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging
De structuur van botten, gewrichten, spieren, pezen en banden vormt de basis voor het bewegingssysteem.
#### 2.8 Anatomische eigenschappen van huid en verwante structuren
De lagen van de huid (epidermis, dermis, subcutis) en bijbehorende structuren zoals haren, nagels en zweetklieren worden hier beschreven.
---
### 3. Activiteiten en participatie
Dit gedeelte richt zich op hoe individuen hun functies en anatomische eigenschappen gebruiken in dagelijkse activiteiten en hun deelname aan de maatschappij.
#### 3.1 Leren en toepassen van kennis
Het vermogen om nieuwe informatie te verwerven, te begrijpen en toe te passen in verschillende situaties.
#### 3.2 Algemene taken en eisen
Dagelijkse routineactiviteiten en de vereisten die daarbij komen kijken.
#### 3.3 Communicatie
Het vermogen om informatie te ontvangen en te verzenden via verbale en non-verbale middelen.
#### 3.4 Mobiliteit
Het vermogen om zich te verplaatsen, inclusief lopen, rennen en het hanteren van objecten.
#### 3.5 Zelfverzorging
Activiteiten gerelateerd aan persoonlijke hygiëne, aankleden en eten.
#### 3.6 Huishouden
Huishoudelijke taken zoals koken, schoonmaken en boodschappen doen.
#### 3.7 Tussenmenselijke interacties en relaties
Het aangaan en onderhouden van relaties met andere mensen.
#### 3.8 Belangrijke levensgebieden
Participatie in werk, onderwijs en andere belangrijke levensactiviteiten.
#### 3.9 Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
Actieve deelname aan de gemeenschap en het maatschappelijk leven.
---
### 4. Externe factoren
Deze factoren uit de omgeving beïnvloeden iemands functies, activiteiten en participatie.
#### 4.1 Producten en technologie
De middelen en hulpmiddelen die beschikbaar zijn voor gebruik.
#### 4.2 Natuurlijke omgeving en door de mens aangebrachte veranderingen daarin
De fysieke omgeving, inclusief klimaat, terrein en door mensen gemaakte structuren.
#### 4.3 Ondersteuning en relaties
De aanwezigheid en aard van sociale steun van familie, vrienden en verzorgers.
#### 4.4 Attitudes
De opvattingen en overtuigingen van individuen en de maatschappij.
#### 4.5 Diensten, systemen en beleid
De beschikbaarheid en toegankelijkheid van formele diensten (gezondheidszorg, onderwijs) en de impact van wetten en regels.
---
# Anatomische eigenschappen van menselijke structuren
Dit deel behandelt de structurele kenmerken van verschillende delen van het lichaam, waaronder het zenuwstelsel, zintuigen, stemapparaat, en de organen gerelateerd aan circulatie, ademhaling, spijsvertering, urogenitale en bewegingssystemen.
### 2.1 Anatomische eigenschappen van zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is het complexe netwerk dat de lichaamsfuncties coördineert en reguleert. Het omvat de hersenen, het ruggenmerg en de perifere zenuwen. De structurele organisatie hiervan bepaalt de snelheid en efficiëntie van informatieoverdracht.
### 2.2 Anatomische eigenschappen van oog, oor en verwante structuren
De zintuigen, met name het oog en het oor, beschikken over specifieke anatomische eigenschappen die essentieel zijn voor het waarnemen van licht en geluid.
* **Oog:** De structuur van het oog, inclusief de cornea, lens, retina en optische zenuw, is geoptimaliseerd voor het focussen van licht en het omzetten ervan in neurale signalen. De precieze vorm en plaatsing van de verschillende componenten zijn cruciaal voor een helder zicht.
* **Oor:** Het oor is anatomisch opgebouwd uit het buitenoor, middenoor en binnenoor. De gehoorgang, trommelvlies, gehoorbeentjes (malleus, incus, stapes) en het slakkenhuis (cochlea) werken samen om geluidsgolven om te zetten in mechanische vibraties en vervolgens in elektrische signalen die door de gehoorzenuw naar de hersenen worden geleid.
### 2.3 Anatomische eigenschappen van structuren betrokken bij stem en spraak
De anatomie van het stemapparaat en de betrokken spieren en structuren in de mondholte, keelholte en neusholte zijn essentieel voor de productie van geluid en spraak.
* **Strottenhoofd (larynx):** Bevat de stembanden, wiens trillingen de basis vormen voor stemproductie. De spanning en lengte van de stembanden, gereguleerd door spieren, bepalen de toonhoogte.
* **Resonantieholtes:** Mond-, neus- en keelholte fungeren als resonantieruimtes die de klankkleur en articulatie van spraak beïnvloeden.
### 2.4 Anatomische eigenschappen van bloedvatenstelsel, afweersysteem en ademhalingsstelsel
Deze systemen zijn structureel aangepast voor efficiënte gasuitwisseling, transport van zuurstof en voedingsstoffen, en afweer tegen pathogenen.
* **Bloedvatenstelsel:** Bestaat uit het hart, slagaders, aders en haarvaten. De wandstructuur van deze vaten, met hun verschillende lagen, is aangepast aan de druk en functie. De fijne vertakking van haarvaten zorgt voor een groot oppervlak voor uitwisseling.
* **Ademhalingsstelsel:** Omvat de luchtwegen (neus, farynx, larynx, trachea, bronchiën) en de longen met hun alveoli. De alveoli bieden een enorm oppervlak voor de diffusie van zuurstof en koolstofdioxide dankzij hun dunne wanden en rijke capillaire bevoorrading.
* **Afweersysteem:** Omvat organen zoals het beenmerg, de thymus, de milt en lymfeklieren, evenals gespecialiseerde cellen (bijvoorbeeld lymfocyten, macrofagen). De verspreiding en onderlinge verbinding van deze structuren maken een gecoördineerde immuunrespons mogelijk.
### 2.5 Anatomische eigenschappen van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel
Deze systemen zijn verantwoordelijk voor de opname van voedingsstoffen, metabolisme en hormonale regulatie.
* **Spijsverteringsstelsel:** Van de mond tot de anus, elk orgaan (maag, darmen, lever, pancreas) heeft een specifieke anatomische structuur die geoptimaliseerd is voor de vertering en absorptie van voedsel. De lengte van de dunne darm en de aanwezigheid van villi en microvilli vergroten het absorptieoppervlak aanzienlijk.
* **Metabool stelsel en hormoonstelsel:** De anatomie van endocriene klieren zoals de hypofyse, schildklier, bijnieren en pancreas is cruciaal voor de productie en afgifte van hormonen. De locatie en structuur van deze klieren beïnvloeden de regulatie van diverse fysiologische processen.
### 2.6 Anatomische eigenschappen van urogenitaal stelsel
Dit systeem omvat de nieren, urinewegen, voortplantingsorganen en is essentieel voor uitscheiding en reproductie.
* **Nieren:** De microscopische structuur van de nefronen, de functionele eenheden van de nieren, met hun glomeruli en tubuli, is essentieel voor filtratie, reabsorptie en secretie.
* **Voortplantingsorganen:** Zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen hebben complexe anatomische structuren die gericht zijn op de productie van gameten en de reproductieve functies.
### 2.7 Anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging
Het bewegingsstelsel, bestaande uit botten, gewrichten, spieren en pezen, vereist specifieke anatomische kenmerken voor effectieve mobiliteit.
* **Botten:** Zorgen voor stevigheid en ondersteuning, met verschillende vormen en groottes die aangepast zijn aan hun specifieke functie.
* **Gewrichten:** De architectuur van gewrichten (bijvoorbeeld kogelgewrichten, scharniergewrichten) bepaalt de bewegingsmogelijkheden en stabiliteit.
* **Spieren:** De vorm, aanhechting en vezeloriëntatie van spieren bepalen hun kracht en bewegingsbereik. De samenwerking tussen spieren (agonisten en antagonisten) is cruciaal.
### 2.8 Anatomische eigenschappen van huid en verwante structuren
De huid, het grootste orgaan, heeft een gelaagde structuur (epidermis, dermis, hypodermis) die bescherming biedt, temperatuur reguleert en sensorische informatie doorgeeft. De aanwezigheid van haarzakjes, zweetklieren en talgklieren zijn belangrijke structurele componenten.
---
# Activiteiten en participatie
Dit onderwerp beschrijft de mogelijkheid van individuen om kennis toe te passen, algemene taken uit te voeren, te communiceren, zich te verplaatsen, zelfzorg te verlenen, huishoudelijke taken uit te voeren, interpersoonlijke relaties te onderhouden en deel te nemen aan belangrijke levensgebieden en het maatschappelijk leven.
### 3.1 Leren en toepassen van kennis
Dit domein omvat de vaardigheden die nodig zijn voor het verwerven van informatie en kennis, het uitvoeren van algemene taken en het toepassen van kennis in diverse situaties.
#### 3.1.1 Leren
* **Nieuwe informatie verwerven:** Dit betreft het vermogen om informatie op te nemen via verschillende zintuigen en leerprocessen, zoals aandacht, geheugen en begrip.
* **Kennis toepassen:** Dit houdt in dat opgedane kennis en vaardigheden worden gebruikt om taken uit te voeren en problemen op te lossen in verschillende contexten.
#### 3.1.2 Algemene taken en eisen
* **Basisvaardigheden:** Hieronder vallen alledaagse taken zoals het begrijpen en volgen van instructies, het plannen en organiseren van activiteiten, en het uitvoeren van taken die mentale inspanning vereisen.
* **Omgaan met eisen:** Dit omvat het vermogen om te functioneren onder tijdsdruk, in een drukke omgeving, of bij het uitvoeren van meerdere taken tegelijk.
### 3.2 Communicatie
Dit domein richt zich op de processen van het zenden en ontvangen van informatie, zowel verbaal als non-verbaal.
#### 3.2.1 Ontvangen van communicatie
* **Zintuiglijke waarneming:** Het vermogen om gesproken taal, geschreven tekst, gebaren en andere vormen van communicatie waar te nemen.
* **Begrip:** Het interpreteren en begrijpen van de betekenis van de ontvangen informatie.
#### 3.2.2 Zenden van communicatie
* **Productie van gesproken taal:** Het formuleren en uitspreken van woorden en zinnen.
* **Productie van geschreven taal:** Het schrijven van letters, woorden en zinnen.
* **Non-verbale communicatie:** Het gebruiken van gebaren, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal om betekenis over te brengen.
### 3.3 Mobiliteit
Dit domein behandelt het vermogen om zich in de omgeving te verplaatsen en van positie te veranderen.
#### 3.3.1 Lichaamsbeweging
* **Veranderen van lichaamspositie en -houding:** Het vermogen om van liggende naar zittende houding te komen, te staan, etc.
* **Bewegen van ledematen:** Het uitvoeren van bewegingen met armen en benen.
#### 3.3.2 Lopen en voortbewegen
* **Lopen:** Het vermogen om te lopen over verschillende ondergronden en afstanden.
* **Andere vormen van voortbeweging:** Dit kan gaan om het gebruik van hulpmiddelen zoals krukken, een rolstoel, of het navigeren in specifieke omgevingen.
### 3.4 Zelfverzorging
Dit domein omvat de activiteiten die nodig zijn om de persoonlijke hygiëne en gezondheid te handhaven.
#### 3.4.1 Wassen en afdrogen
* Het vermogen om zich te wassen, inclusief het gebruik van water en zeep, en zich daarna af te drogen.
#### 3.4.2 Aankleden en uitkleden
* Het selecteren van kleding en het zelfstandig aan- en uittrekken ervan.
#### 3.4.3 Eten en drinken
* Het vermogen om voedsel en dranken te bereiden, te consumeren en na de maaltijd mondhygiëne te plegen.
#### 3.4.4 Medicatiegebruik
* Het correct innemen van voorgeschreven medicatie op de juiste tijden.
### 3.5 Huishouden
Dit domein beschrijft de activiteiten die nodig zijn voor het onderhouden van een leefomgeving.
#### 3.5.1 Huishoudelijke taken
* **Bereiden van maaltijden:** Het plannen, inkopen, koken en serveren van maaltijden.
* **Onderhoud van woning:** Schoonmaken, opruimen, wassen, strijken, etc.
#### 3.5.2 Boodschappen doen
* Het zelfstandig inkopen doen van benodigde producten en diensten.
### 3.6 Tussenmenselijke interacties en relaties
Dit domein betreft het vermogen om met andere mensen om te gaan en sociale relaties te onderhouden.
#### 3.6.1 Basis sociale interacties
* **Communicatie met anderen:** Het deelnemen aan gesprekken, het tonen van empathie en het begrijpen van sociale cues.
* **Relaties aangaan en onderhouden:** Het opbouwen en behouden van vriendschappen, familiebanden en romantische relaties.
#### 3.6.2 Sociale vaardigheden
* Het navigeren door sociale situaties, het oplossen van conflicten en het tonen van gepast sociaal gedrag.
### 3.7 Belangrijke levensgebieden
Dit domein omvat de deelname aan activiteiten die centraal staan in het dagelijks leven.
#### 3.7.1 Onderwijs
* Het volgen van lessen, het studeren en het behalen van examens.
#### 3.7.2 Werk
* Het vinden en behouden van werk, het uitvoeren van taken en het samenwerken met collega's.
#### 3.7.3 Vrije tijd
* Het deelnemen aan hobby's, sport, culturele activiteiten en andere recreatieve bezigheden.
### 3.8 Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
Dit domein beschrijft de participatie in bredere gemeenschapsactiviteiten en burgerplichten.
#### 3.8.1 Burgerparticipatie
* Stemmen, deelname aan lokale gemeenschappen, vrijwilligerswerk.
#### 3.8.2 Gebruik van diensten
* Het gebruik maken van openbaar vervoer, gezondheidszorg, financiële diensten en overheidsinstanties.
#### 3.8.3 Culturele en religieuze activiteiten
* Deelname aan culturele evenementen, religieuze diensten en ceremonies.
> **Tip:** Begrip van de verschillende domeinen van activiteiten en participatie is essentieel voor het beoordelen van iemands functioneren in het dagelijks leven en voor het identificeren van benodigde ondersteuning.
---
# Externe factoren die participatie beïnvloeden
Dit onderdeel onderzoekt hoe omgevingsfactoren, zoals producten, technologie, natuurlijke en mensgemaakte omgevingen, sociale ondersteuning, attitudes en diensten, systemen en beleid, de activiteiten en participatie van individuen beïnvloeden.
## 4. Externe factoren die participatie beïnvloeden
Externe factoren omvatten alle aspecten van de wereld die geen deel uitmaken van de persoon zelf, maar die wel invloed hebben op zijn of haar functioneren in het dagelijks leven. Deze factoren worden onderverdeeld in verschillende categorieën, die elk een specifieke rol spelen in hoe mensen deelnemen aan activiteiten en de maatschappij.
### 4.1 Producten en technologie
Deze categorie omvat alle producten, apparaten, uitrusting, hulpmiddelen en technologieën die door mensen worden gebruikt om activiteiten uit te voeren. Dit varieert van eenvoudige voorwerpen zoals schrijfwaren en lepels tot complexe technologische hulpmiddelen zoals computers, smartphones en gespecialiseerde protheses. De beschikbaarheid, toegankelijkheid en geschiktheid van deze producten en technologieën kunnen de participatie aanzienlijk vergemakkelijken of belemmeren.
> **Tip:** Denk na over hoe verschillende technologische hulpmiddelen, van eenvoudige aanpassingen tot geavanceerde communicatieapparatuur, de deelname aan onderwijs, werk en sociale activiteiten kunnen verbeteren.
### 4.2 Natuurlijke omgeving en door de mens aangebrachte veranderingen daarin
Dit betreft de fysieke omgeving waarin een persoon leeft en werkt. Het omvat natuurlijke elementen zoals klimaat, geografie en terrein, evenals door de mens gemaakte structuren en veranderingen, zoals gebouwen, wegen, parken en infrastructuur. Hindernissen in de natuurlijke omgeving, zoals trappen zonder lift, slechte wegomstandigheden of extreem weer, kunnen de mobiliteit en deelname aan activiteiten beperken. Omgekeerd kan een toegankelijke en aangepaste omgeving de participatie bevorderen.
> **Example:** Een persoon met een rolstoel kan beperkt worden in zijn of haar participatie als openbare gebouwen geen hellingbanen hebben of als trottoirs oneffen zijn.
### 4.3 Ondersteuning en relaties
Deze factor richt zich op de sociale omgeving van een individu, inclusief de mensen met wie hij of zij interactie heeft. Dit omvat de directe familieleden, vrienden, collega's, medestudenten en andere personen die ondersteuning bieden. De mate van emotionele, praktische en informatieondersteuning die wordt ontvangen, kan van grote invloed zijn op iemands vermogen om deel te nemen aan activiteiten en het bereiken van doelen. Negatieve sociale interacties of een gebrek aan sociale steun kunnen participatie belemmeren.
### 4.4 Attitudes
Attitudes verwijzen naar de meningen, overtuigingen, vooroordelen en stereotypen die individuen en de maatschappij hebben ten opzichte van bepaalde groepen mensen, met name personen met beperkingen. Negatieve attitudes, zoals discriminatie of onderschatting van iemands capaciteiten, kunnen een aanzienlijke barrière vormen voor participatie. Positieve en ondersteunende attitudes daarentegen kunnen individuen aanmoedigen en in staat stellen om actiever deel te nemen aan alle aspecten van het leven.
> **Tip:** Houd er rekening mee dat attitudes niet alleen door individuen worden gevormd, maar ook door culturele normen en maatschappelijke percepties.
### 4.5 Diensten, systemen en beleid
Dit omvat de formele structuren en regels die het dagelijks leven van mensen beïnvloeden. Het gaat hierbij om overheidsdiensten (zoals gezondheidszorg, onderwijs, transport), sociale voorzieningen, juridische systemen en beleid op lokaal, nationaal en internationaal niveau. De effectiviteit, toegankelijkheid en inclusiviteit van deze diensten, systemen en beleidskaders kunnen directe gevolgen hebben voor de mogelijkheden tot participatie van individuen. Beleid dat gericht is op inclusie en gelijke kansen kan participatie bevorderen, terwijl beperkend beleid barrières kan opwerpen.
> **Example:** Een goed georganiseerd en gefinancierd openbaar vervoersysteem dat toegankelijk is voor iedereen, inclusief personen met mobiliteitsproblemen, kan hun participatie aan werk en sociale activiteiten aanzienlijk vergroten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mentale functies | Dit zijn de processen die ten grondslag liggen aan cognitieve activiteiten zoals waarnemen, denken, herinneren, leren en problemen oplossen. Ze zijn essentieel voor het begrijpen van de wereld en het uitvoeren van taken. |
| Sensorische functies en pijn | Sensorische functies omvatten de waarneming van prikkels uit de omgeving via de zintuigen, zoals zicht, gehoor, tast, reuk en smaak. Pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring die geassocieerd wordt met actuele of potentiële weefselschade. |
| Functies van het bewegingssysteem | Dit betreft de werking van spieren, botten en gewrichten die gezamenlijk zorgen voor houding, beweging en mobiliteit van het lichaam. Het omvat zowel actieve beweging als passieve stabiliteit. |
| Anatomische eigenschappen | Dit zijn de structurele kenmerken van het lichaam en zijn onderdelen, inclusief de vorm, grootte, locatie en organisatie van organen, weefsels en cellen. |
| Activiteiten en participatie | Activiteiten verwijzen naar het uitvoeren van een taak door een individu. Participatie duidt op de betrokkenheid van een individu bij een levenssituatie of het deelnemen aan een sociale rol. |
| Leren en toepassen van kennis | Dit beschrijft het vermogen om nieuwe informatie te verwerven, te begrijpen en te onthouden, en deze kennis vervolgens te gebruiken in verschillende situaties en voor het uitvoeren van taken. |
| Communicatie | Het proces van het uitwisselen van informatie, gedachten, gevoelens en ideeën tussen individuen, zowel verbaal als non-verbaal, door middel van taal, gebaren of andere signalen. |
| Mobiliteit | Het vermogen om het lichaam te verplaatsen van de ene plaats naar de andere. Dit omvat lopen, rennen, kruipen, traplopen en het gebruik van hulpmiddelen voor voortbeweging. |
| Zelfverzorging | Dit omvat de activiteiten die iemand uitvoert om voor zichzelf te zorgen, zoals wassen, aankleden, eten, naar het toilet gaan en persoonlijke hygiëne handhaven. |
| Externe factoren | Dit zijn omgevingsinvloeden die de interactie van een individu met zijn omgeving beïnvloeden. Ze omvatten fysieke, sociale en attitudinale elementen buiten het individu. |
| Producten en technologie | Alle materiële zaken en technologische middelen die de activiteiten en participatie van mensen kunnen beïnvloeden, variërend van alledaagse voorwerpen tot geavanceerde apparatuur. |
| Attitudes | De houdingen, overtuigingen en meningen die mensen hebben ten opzichte van anderen, bepaalde groepen of verschijnselen, en die hun gedrag en interacties beïnvloeden. |
| Diensten, systemen en beleid | Dit zijn de formele structuren en regels die door organisaties en overheden worden ingesteld om de samenleving te organiseren en te ondersteunen, zoals gezondheidszorgsystemen, onderwijsbeleid en sociale voorzieningen. |