Cover
Zacznij teraz za darmo histologie hoofdstuk 6.docx
Summary
# Structuur en indeling van het zenuwstelsel
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de structuur en indeling van het zenuwstelsel, bedoeld als een examen-gereed studieboek.
## 1. Structuur en indeling van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is een complex netwerk dat hoofdzakelijk bestaat uit zenuwcellen (neuronen) en steuncellen, variërende hoeveelheden bindweefsel en vele bloedvaten, en kan op morfologische en functionele wijze worden ingedeeld.
### 1.1 Indeling van het zenuwstelsel
#### 1.1.1 Morfologische indeling
* **Centrale zenuwstelsel (CZS):** Omvat de hersenen en het ruggenmerg.
* **Perifere zenuwstelsel (PZS):** Omvat alle zenuwen en perifere ganglia die zich buiten het CZS bevinden.
#### 1.1.2 Functionele indeling
* **Autonoom zenuwstelsel (AZS):** Dit systeem is van belang voor homeostase en omvat de sympathische en parasympathische componenten. Het reguleert onwillekeurige lichaamsfuncties.
* **Somatisch zenuwstelsel (SZS):** Dit systeem is verantwoordelijk voor bewuste waarneming, willekeurige bewegingen en de verwerking van opgenomen informatie uit de omgeving.
#### 1.1.3 Afferente en efferente banen
* **Afferent:** Verwijst naar de geleiding van informatie van de periferie naar het centrale zenuwstelsel (sensorisch).
* **Efferent:** Verwijst naar de geleiding van impulsen van het centrale zenuwstelsel naar effectoren (motorisch).
### 1.2 Neuronen: de functionele eenheid
Neuronen zijn de primaire functionele eenheden van het zenuwstelsel. Ze zijn sterk exciteerbaar en vertonen een grote variatie in vorm en grootte. Elk neuron kan meer dan 1000 functionele verbindingen hebben met andere neuronen, wat resulteert in een uitgebreid communicatienetwerk.
#### 1.2.1 Indeling van neuronen
* **Sensorische (sensibele) neuronen:** Afferente neuronen die informatie van receptoren naar het CZS geleiden.
* **Motorische neuronen:** Efferente neuronen die signalen van het CZS naar spieren of klieren geleiden.
* **Interneuronen:** Integrerende neuronen die verbindingen leggen tussen sensorische en motorische neuronen, en een belangrijk onderdeel vormen van het verwerkingsnetwerk in het CZS.
#### 1.2.2 Delen van een neuron
* **Perikaryon (cellichaam):** Dit is de zone rond de kern die zorgt voor het onderhoud van de cel. Het bevat de celkern en organellen.
* **Uitlopers:**
* **Axonen:** Lange vezels die signalen van het cellichaam weggeleiden (efferente functie).
* **Dendrieten:** Kortere, vertakte vezels die signalen naar het cellichaam toe leiden (afferente functie).
#### 1.2.3 Axonaal transport
Het axonaal transport zorgt voor het verplaatsen van stoffen langs het axon. Er zijn twee hoofdtypen:
* **Anterograad transport:** Transport vanuit het cellichaam naar de periferie. Dit kan snel zijn voor organellen en langzaam voor eiwitten.
* **Retrograad transport:** Transport vanuit de periferie terug naar het cellichaam.
#### 1.2.4 Synapsen
Synapsen zijn de contactpunten tussen neuronen of tussen neuronen en effectoren, waar signalen worden doorgegeven.
* **Chemische synapsen:** Bij signaaloverdracht via neurotransmitters kan er depolarisatie (signaal wordt doorgestuurd) of hyperpolarisatie (signaal wordt onderdrukt) van de postsynaptische membraan optreden.
#### 1.2.5 Axonen en myelinisatie
* **Ongemyeliniseerde axonen:** Actiepotentialen verspreiden zich hier als een golf over het gehele axon.
* **Gemyeliniseerde axonen:** De myelineschede, gevormd door steuncellen, isoleert het axon. De elektrische impuls springt van de ene insnoering van Ranvier naar de andere, wat leidt tot snellere geleiding (saltatoire geleiding). Hoe meer myeline, hoe sneller de geleiding.
### 1.3 Steuncellen van het zenuwstelsel
Steuncellen, ook wel gliacellen genoemd, ondersteunen de neuronen op verschillende manieren.
#### 1.3.1 Cellen in het perifere zenuwstelsel (PZS)
* **Cellen van Schwann:** Deze cellen vormen de myelineschede rond axonen in het PZS. Ze creëren een isolerend laagje door hun cytoplasma in concentrische lagen rond het axon te wikkelen.
* **Neurilemma:** De buitenste laag van het Schwanncel-cytoplasma met de nucleus.
* **Mesaxon:** Het kanaal tussen het axon en het buitenste deel van de Schwanncel.
* **Knopen van Ranvier:** De insnoeringen tussen twee opeenvolgende Schwanncellen waar het axon blootligt.
* **Insnoeringen van Schmidt-Lanterman:** Plaatsen in de myelineschede die uit cytoplasma bestaan en een rol spelen bij het onderhoud van de myelineschede.
* **Satellietcellen (kapselcellen/mantecellen):** Deze omgeven de cellichamen van neuronen die zich in ganglia bevinden. Ze spelen een rol bij synapsvorming en het ondersteunen van neuronale cellichamen.
#### 1.3.2 Cellen in het centrale zenuwstelsel (CZS)
* **Macroglia:** Behoort tot het mononucleair fagoctensysteem en biedt immunologische bescherming. Ze hebben een ovale kern en dunne, vertakte uitlopers.
* **Astrocyten:** Deze cellen hebben ronde, centraal gelegen kernen en uitlopers met eindvoetjes die oppervlakken van axonen bedekken. Ze ondersteunen neuronen en vormen de bloed-hersenbarrière.
* **Fibreuze astrocyten:** Vooral in de witte stof, met lange, onvertakte uitlopers.
* **Protoplasmatische astrocyten:** Vooral in de grijze stof, met korte, vertakte uitlopers.
* **Oligodendrocyten:** Deze cellen vormen de myelineschede rond axonen in het CZS. Eén oligodendrocyt kan meerdere axonen myeliniseren. Ze hebben weinig uitlopers en kleine, ronde kernen. De knopen van Ranvier zijn breder en minder scherp afgelijnd dan in het PZS.
* **Ependymcellen:** Deze vormen een 1-lagige cilindrische epitheliale aflijning van de hersenholten en het centrale kanaal van het ruggenmerg. Ze staan in direct contact met de liquor cerebrospinalis en dragen bij aan de vorming ervan.
### 1.4 Indeling van het centrale zenuwstelsel (CZS)
Het CZS wordt histologisch ingedeeld in witte en grijze stof.
#### 1.4.1 Witte stof (substantia alba)
Bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen, waarvan de fosfolipiden de witte kleur veroorzaken. Deze axonen vormen banen of tracti.
#### 1.4.2 Grijze stof (substantia grisea)
Bestaat voornamelijk uit cellichamen van neuronen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en gliacellen.
### 1.5 Belangrijke structuren in het CZS
#### 1.5.1 Ruggenmerg
* **Buitendeel:** Witte stof (WM).
* **Centraal:** Grijze stof (GM) in een H-figuur, met dorsale (achter) en ventrale (voor) hoorns. De dorsale hoorns ontvangen sensorische prikkels, terwijl de ventrale hoorns motorische neuronen bevatten die groter en talrijker zijn ter hoogte van de ledematen (cervicale en lumbaal/sacrale verdikkingen).
* **Canalis centralis:** Gevuld met liquor cerebrospinalis en afgelijnd door ependymcellen.
* De verhouding witte stof ten opzichte van grijze stof neemt toe naarmate men zich dichter bij de hersenen bevindt, omdat er meer zenuwbanen naar de hersenen lopen.
#### 1.5.2 Cerebrum (grote hersenen)
* **Functie:** Bewuste waarneming, spraak en complexe cognitieve functies.
* **Cortex:** De geplooide buitenste laag van de cerebrale hemisferen, bestaande uit grijze stof. De plooien vergroten het oppervlak en worden gyri (windingen) en sulci (groeven) genoemd.
* **Structuur cortex:** Bestaat uit zes lagen met verschillende neuronale types en vezeloriëntaties, die verschillende functies vervullen en verbindingen leggen.
#### 1.5.3 Cerebellum (kleine hersenen)
* **Functie:** Coördinatie van bewegingen, balans en motorisch leren.
* **Structuur:** Heeft een geplooid oppervlak met folia en sulci. Bestaat uit een centrale witte stof (met diepe cerebellaire nuclei) en een perifere grijze stof (cortex cerebelli).
* **Cortex cerebelli:** Bevat gespecialiseerde neuronen zoals Purkinjecellen, korrelcellen, stercellen, korfcellen en Golgi-cellen, die complexe netwerken vormen voor sensorische input en motorische output.
* **Purkinjecellen:** Grote, peervormige neuronen met uitgebreide dendrietbomen die signalen integreren.
* **Korrelcellen:** Kleine, talrijke neuronen die de granulaire laag vormen en signalen doorgeven aan Purkinjecellen.
### 1.6 Meninges (hersenvliezen)
De meninges zijn drie beschermende membranen die het CZS omgeven:
* **Pia mater:** De binnenste, dunne laag die direct op het zenuwweefsel rust, gescheiden door een laag van astrocytenvoetjes (membrana limitans gliae). Dringt het CZS binnen langs bloedvaten (perivasculaire ruimten).
* **Arachnoïd membraan:** De middelste laag, een delicaat membraan met trabeculae die de subarachnoïdale ruimte vormen, gevuld met liquor cerebrospinalis.
* **Dura mater:** De buitenste, taaie laag van dicht, onregelmatig bindweefsel die de schedel bekleedt.
### 1.7 Perifere zenuwstelsel (PZS)
Het PZS bestaat uit craniale en spinale zenuwen, die gebundelde zenuwvezels bevatten.
#### 1.7.1 Opbouw van een zenuw
Een zenuw bevat gemyeliniseerde en ongemyeliniseerde vezels, en functioneert als een kabel voor zowel sensorische (afferente) als motorische (efferente) informatie.
#### 1.7.2 Bindweefsellagen rondom een zenuw
* **Endoneurium:** Losmazig bindweefsel dat elke individuele zenuwvezel omgeeft.
* **Perineurium:** Dicht bindweefsel dat zenuwbundels (fasciculae) omgeeft.
* **Epineurium:** De buitenste laag van dicht collageen bindweefsel die de gehele zenuw omgeeft en deze een glanzend wit uiterlijk geeft.
#### 1.7.3 Ganglion
Een ganglion is een opeenhoping van cellichamen van zenuwcellen buiten het CZS.
* **Sensorische ganglia:** Ontvangen afferente impulsen en voeren deze door naar het CZS. Meestal samengesteld uit pseudo-unipolaire neuronen. Voorbeelden zijn craniale ganglia en spinale ganglia.
* **Autonome ganglia:** Komen voor langs de autonome zenuwen en fungeren als schakelstations voor de regulatie van interne organen. Voorbeelden zijn grensstreng ganglia en intramurale ganglia (in de wand van organen).
### 1.8 Autonoom zenuwstelsel (AZS)
Het AZS speelt een cruciale rol bij het handhaven van homeostase door de regulatie van interne lichaamsomstandigheden. Het werkt grotendeels onwillekeurig en beïnvloedt gladde spiercellen, hartspier en klieren. Het werkt via een bineurale verbinding:
* **Preganglionaire zenuwvezels:** Axonen van het eerste neuron die verbinden met het tweede neuron.
* **Postganglionaire zenuwvezels:** Axonen van het tweede neuron die de effectorcellen bereiken.
#### 1.8.1 Ortho-sympathisch zenuwstelsel
* **Oorsprong:** Thoracale en lumbale delen van het ruggenmerg.
* **Preganglionaire zenuwvezels:** Gebruiken acetylcholine als neurotransmitter.
* **Postganglionaire zenuwvezels:** Stellen voornamelijk noradrenaline vrij bij de effectoren.
#### 1.8.2 Parasympathisch zenuwstelsel
* **Oorsprong:** Craniale hersenstam (medulla oblongata, middenhersenen) en sacrale deel van het ruggenmerg.
* **Preganglionaire zenuwvezels:** Gebruiken acetylcholine als neurotransmitter.
* **Postganglionaire zenuwvezels:** Stellen ook acetylcholine vrij bij de effectoren.
### 1.9 Somatisch zenuwstelsel (SZS)
Het SZS reguleert bewuste waarneming en willekeurige bewegingen.
* **Sensorische input:** Prikkels uit de omgeving (exteroceptieve stimuli) worden via zintuigcellen en sensorische zenuwvezels naar het CZS geleid.
* **Motorische output:** Het CZS genereert motorische commando's die via motorische banen naar de spieren worden gestuurd voor willekeurige bewegingen.
* **Proprioceptieve feedback:** Informatie over de positie en beweging van het lichaam wordt via proprioceptoren en afferente banen teruggekoppeld naar het CZS, wat essentieel is voor motorische controle en aanpassing.
---
# Cellen van het zenuwstelsel: neuronen en steuncellen
Dit deel behandelt de neuronen als functionele eenheden van het zenuwstelsel, hun structuur, transportmechanismen en synapsen, alsook de diverse typen steuncellen die essentieel zijn voor de ondersteuning en functie van neuronen.
### 2.1 Indeling van neuronen
Neuronen zijn de fundamentele, sterk exciteerbare cellen van het zenuwstelsel die complexe communicatienetwerken vormen. Er is een grote variatie in vorm en grootte, en hun aantal is beperkt in het volwassen stadium. Elk neuron kan duizenden functionele verbindingen aangaan. Neuronen worden ingedeeld op basis van hun functie:
* **Sensorische (sensibele) neuronen:** Deze zijn afferent, wat betekent dat ze informatie van de periferie naar het centrale zenuwstelsel geleiden.
* **Motorische neuronen:** Deze zijn efferent en transporteren impulsen van het centrale zenuwstelsel naar effectoren (spieren of klieren).
* **Interneuronen:** Deze fungeren als integratoren binnen netwerken en verbinden andere neuronen.
Elk neuron bestaat uit een **perikaryon** (cellichaam), dat de kern bevat en instaat voor het onderhoud van de cel, en uitlopers: **axonen** en **dendrieten**.
### 2.2 Axonaal transport systeem
Axonaal transport is het proces waarbij stoffen langs de uitlopers van neuronen worden getransporteerd. Er zijn twee hoofdrichtingen:
* **Anterograad transport:** Transport vanuit het cellichaam naar de periferie. Dit kan snel of traag zijn, waarbij de trage vorm specifiek gericht is op eiwittransport.
* **Retrograad transport:** Transport vanuit de periferie terug naar het cellichaam.
### 2.3 Synapsen
Synapsen zijn de functionele verbindingen tussen neuronen waar signalen worden doorgegeven.
* **Chemische synapsen:** Bij signaaloverdracht treedt depolarisatie op, waardoor het signaal wordt doorgestuurd. Als het signaal niet verder wordt doorgegeven, resulteert dit in hyperpolarisatie.
### 2.4 Axon en myelinisatie
Myelinisatie is een proces waarbij specifieke steuncellen een isolerend laagje, de myelineschede, rond axonen vormen. Dit verhoogt de snelheid van geleiding van actiepotentialen.
* **Ongemyeliniseerde axonen:** Hier verspreidt de actiepotentiaal zich als een golf.
* **Gemyeliniseerde axonen:** De geleiding vindt plaats door sprongsgewijze voortplanting van de actiepotentiaal tussen de gemyeliniseerde segmenten, ter hoogte van de knopen van Ranvier, waar Na+-kanalen geconcentreerd zijn. Hoe meer myeline, hoe sneller de geleiding.
#### 2.4.1 Cellen van Schwann
In het perifere zenuwstelsel (PZS) zijn de **cellen van Schwann** verantwoordelijk voor de vorming van de myelineschede rondom axonen.
* Ze vormen de myelineschede door zichzelf concentrisch rond het axon te wikkelen, waarbij het cytoplasma grotendeels wordt weggeperst.
* De **neurilemma** is het buitenste laagje Schwanncel-cytoplasma met de nucleus, omgeven door een lamina basalis.
* **Insnoeringen van Schmidt-Lanterman** zijn cytoplasmatische restanten binnen de myelineschede die een rol spelen bij het onderhoud.
* Het **mesaxon** is een kanaal dat het axon verbindt met het buitendeel van de Schwanncel.
#### 2.4.2 Satellietcellen
Ook in het PZS bevinden zich **satellietcellen**, ook wel kapselcellen of mantecellen genoemd. Ze omgeven de cellichamen van neuronen die zich in ganglia bevinden. Ze spelen een rol bij het metabolisme en de ondersteuning van de neuronale cellichamen.
#### 2.4.3 Macrogliacellen
**Macrogliacellen** bevinden zich in het centrale zenuwstelsel (CZS) en behoren tot het mononucleair fagoctensysteem. Ze bieden immunologische bescherming. Ze hebben een ovale kern en dunne, vertakte uitlopers en komen voor in zowel witte als grijze stof.
#### 2.4.4 Astrocyten
**Astrocyten** zijn steuncellen in het CZS met een ronde, centraal gelegen kern.
* Hun uitlopers hebben **eindvoetjes** die het oppervlak van axonen bedekken en een ondersteunende rol spelen. Ze vormen ook de lamina basalis rondom capillairen, wat bijdraagt aan de bloed-hersenbarrière.
* Er zijn twee typen:
* **Fibreuze astrocyten:** Voornamelijk in de witte stof, met lange, onvertakte uitlopers.
* **Protoplasmatische astrocyten:** Voornamelijk in de grijze stof, met korte, vertakte uitlopers.
#### 2.4.5 Oligodendrocyten
**Oligodendrocyten** bevinden zich in het CZS en vormen de myelineschede rond axonen.
* Ze hebben weinig uitlopers en een kleine, ronde kern.
* Eén oligodendrocyt kan 3 tot 50 axonen myeliniseren.
* Het cellichaam van een oligodendrocyt is niet altijd direct tegen het axon gelegen dat het myeliniseert.
* In tegenstelling tot Schwanncellen hebben oligodendrocyten geen neurilemma en geen lamina basalis. De knopen van Ranvier zijn breder en minder scherp afgelijnd.
#### 2.4.6 Ependymcellen
**Ependymcellen** vormen een enkellaagse cilindrische epitheliale bekleding in het CZS.
* Ze bekleden de hersenholten en het canalis centralis van het ruggenmerg.
* Ze staan in direct contact met de liquor cerebrospinalis.
* Basale uitlopers bieden steun aan neuronen.
* Ze zijn afkomstig van de binnenbekleding van de neurale buis en spelen een rol bij de vorming van cerebrospinaal vocht in de plexus chorioideus.
### 2.5 Structuur van het centrale zenuwstelsel
Het CZS bestaat uit witte en grijze stof:
* **Witte stof (substantia alba):** Bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen, waarbij de vetten in de fosfolipidenmembranen voor de witte kleur zorgen. Deze axonen vormen zenuwbanen, **tracti** genaamd.
* **Grijze stof (substantia grisea):** Bestaat voornamelijk uit cellichamen van neuronen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en glia.
#### 2.5.1 Ruggenmerg
Het ruggenmerg heeft een buitenste laag witte stof en een centrale, H-vormige grijze stof.
* De grijze stof bevat **ventrale hoorns** (voorhoorns) en **dorsale hoorns** (achterhoorns). De dorsale hoorns ontvangen sensorische prikkels uit de spinale ganglia.
* Het **canalis centralis**, bekleed met ependymcellen, bevindt zich in het midden.
* De verdikking van de ventrale hoorn bevat motorneuronen en is groter en talrijker ter hoogte van de ledematen (cervicale en lumbale/sacrale segmenten).
* De verhouding witte stof ten opzichte van grijze stof neemt toe naarmate men zich dichter bij de hersenen bevindt, omdat hier meer afferente zenuwbanen naar de hersenen lopen.
#### 2.5.2 Cerebrum
Het cerebrum is verantwoordelijk voor bewuste waarneming en spraak.
* De **cortex cerebri** is de geplooide buitenlaag (met gyri en sulci) die het oppervlak vergroot.
* De grote hersenhemisferen hebben centrale witte stof en een perifere grijze stof (de cortex).
* De cortex bestaat uit zes lagen (horizontaal georganiseerd). Deze lagen bevatten verschillende typen neuronen (o.a. pyramidale cellen, stellate cellen) en axonen die de communicatie met andere hersengebieden verzorgen. De **cellen van Betz** zijn gigantische pyramidale cellen die sterk ontwikkeld zijn in motorische gebieden.
#### 2.5.3 Cerebellum
Het cerebellum is betrokken bij de motorische controle en coördinatie.
* Het oppervlak is ook geplooid (folia en sulci).
* De buitenkant bestaat uit grijze stof (cortex cerebelli) en de binnenkant uit witte stof met diepe cerebellaire kernen.
* De **cortex cerebelli** bestaat uit:
* **Moleculaire laag:** Bevat dendriettakkingen van Purkinjecellen en axonen.
* **Purkinjecellaag:** Bevat de cellichamen van de Purkinjecellen, de belangrijkste outputneuronen van de cortex.
* **Granulaire laag (korrellaag):** Dicht opeengepakte kleine neuronen.
Verschillende celtypen in het cerebellum zijn onder andere de **Purkinjecellen**, **stercellen**, **korfcellen** en **korrelcellen**, die complexe netwerken vormen voor signaalverwerking. **Golgi cellen** moduleren de activiteit in de granulaire laag.
### 2.6 Perifeer zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit craniale en spinale zenuwen.
#### 2.6.1 Opbouw van een zenuw
Een zenuw bestaat uit bundels van zenuwvezels (gemyeliniseerd en ongemyeliniseerd) en bevat zowel sensorische (afferente) als motorische (efferente) vezels.
* **Endoneurium:** Een netwerk van losmazig bindweefsel rond elke individuele zenuwvezel.
* **Perineurium:** Dicht bindweefsel dat zenuwbundels (fasciculae) omgeeft.
* **Epineurium:** De buitenste laag van dicht collageen bindweefsel die de hele zenuw omhult.
#### 2.6.2 Ganglion
Een **ganglion** is een opeenhoping van perikarya van zenuwcellen buiten het CZS.
* **Sensorische ganglia:** Ontvangen afferente impulsen en voeren deze direct door naar het CZS. Meestal pseudo-unipolaire neuronen. Vormen craniale en spinale ganglia.
* **Autonome ganglia:** Verdikkingen van autonome zenuwen, zoals de grensstreng ganglia. Sommige autonome ganglia liggen in de wand van organen (intramurale ganglia).
### 2.7 Autonoom zenuwstelsel
Het autonoom zenuwstelsel (AZS) reguleert interne lichaamsprocessen (homeostase) en controleert gladde spiercellen, hartspier en klieren. Het functioneert grotendeels onwillekeurig. Het bestaat uit een binucleaire verbinding met effectorcellen via pre- en postganglionaire zenuwvezels.
#### 2.7.1 Ortho-sympathisch zenuwstelsel
* Ontspringt vanuit het thoracolumbale deel van het ruggenmerg.
* Preganglionaire vezels gebruiken acetylcholine (ACh) als neurotransmitter.
* Postganglionaire vezels stellen noradrenaline vrij bij de effectoren.
#### 2.7.2 Parasympatisch zenuwstelsel
* Ontspringt vanuit het verlengde merg, middenhersenen en sacrale deel van het ruggenmerg.
* Preganglionaire vezels verlaten het CZS via specifieke hersenzenuwen en sacrale zenuwen.
* De tweede neuron (postganglionair) bevindt zich dicht bij het effectororgaan.
* Zowel pre- als postganglionaire vezels stellen acetylcholine (ACh) vrij. Het enzym acetylcholinesterase is belangrijk voor de afbraak van ACh.
### 2.8 Somatisch zenuwstelsel
Het somatisch zenuwstelsel (SZS) is verantwoordelijk voor bewuste waarneming, willekeurige bewegingen en de verwerking van externe informatie.
* Prikkels uit de omgeving worden via sensorische vezels naar het CZS geleid.
* Het CZS stuurt commando's naar spieren via motorische banen.
* Sensorische feedback (proprioceptie) keert terug naar het CZS.
* De verwerking van de resultaten leidt tot verdere remming of versterking van de respons.
---
# Centraal zenuwstelsel: ruggenmerg, cerebrum en cerebellum
Dit document beschrijft de histologische opbouw van de hoofdonderdelen van het centrale zenuwstelsel: het ruggenmerg, het cerebrum en het cerebellum, met specifieke aandacht voor hun witte en grijze stof, neuronale structuren en schakelingen.
## 3. Centraal zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel (CZS) omvat de hersenen en het ruggenmerg. Het zenuwweefsel in het lichaam bestaat voornamelijk uit neuronen (zenuwcellen) en steuncellen, met variërende hoeveelheden bindweefsel en bloedvaten. De indeling van het zenuwstelsel kan morfologisch (CZS en perifeer zenuwstelsel) en functioneel (autonoom en somatisch zenuwstelsel) plaatsvinden.
### 3.1. Neuronen en hun structuur
Neuronen zijn de functionele eenheden van het zenuwstelsel, gekenmerkt door hun hoge exciteerbaarheid en onderlinge verbindingen. Ze kunnen worden ingedeeld in sensorische (afferente), motorische (efferente) en interneuronen. Elk neuron heeft een perikaryon (cellichaam) dat de kern en organellen bevat, en uitlopers: axonen en dendrieten.
#### 3.1.1. Axonaal transport
Er zijn twee hoofdtypen axonaal transport:
* **Anterograad transport:** Vanuit het cellichaam naar de periferie (snel voor blaasjes, traag voor eiwitten).
* **Retrograad transport:** Vanuit de periferie naar het cellichaam.
#### 3.1.2. Synapsen
Synapsen zijn de contactpunten waar signalen tussen neuronen worden doorgegeven. Bij chemische synapsen leidt depolarisatie tot signaaloverdracht, terwijl hyperpolarisatie dit blokkeert.
#### 3.1.3. Axonen en myelinisatie
Axonen kunnen gemyeliniseerd of ongemyeliniseerd zijn. Gemyeliniseerde axonen zorgen voor een snellere impulsgeleiding via saltatoire conductie tussen de knopen van Ranvier.
* **Ongemyeliniseerde axonen:** Actiepotentiaal verspreidt zich als een golf.
* **Gemyeliniseerde axonen:** Actiepotentiaal springt van knoop naar knoop.
De myelinisatie in het CZS wordt verzorgd door oligodendrocyten, en in het perifere zenuwstelsel door Schwanncellen.
### 3.2. Steuncellen in het zenuwstelsel
#### 3.2.1. Cellen van Schwann (PZS)
In het perifere zenuwstelsel vormen cellen van Schwann de myelineschede rondom axonen. Zij creëren concentrische lagen van cytoplasma, waarbij het mesaxon het kanaal vormt tussen het axon en de Schwanncel. Tussen twee myeline segmenten bevinden zich de knopen van Ranvier. De insnoeringen van Schmidt-Lanterman zijn cytoplasmatische restanten binnen de myelineschede.
#### 3.2.2. Satellietcellen (PZS)
Ook wel kapselcellen of mantecellen genoemd, omgeven de cellichamen van neuronen in ganglia en spelen een rol bij synapsvorming.
#### 3.2.3. Macrogliacellen (CZS)
Behoren tot het mononucleaire fagocyten systeem en bieden immunologische bescherming aan het CZS. Ze hebben een ovale kern en dunne, vertakte uitlopers en komen zowel in witte als grijze stof voor.
#### 3.2.4. Astrocyten (CZS)
Met ronde, centraal gelegen kernen en uitlopers met eindvoetjes, bedekken astrocyten de oppervlakte van axonen.
* **Fibreuze astrocyten:** Voornamelijk in witte stof, met lange, onvertakte uitlopers.
* **Protoplasmatische astrocyten:** Voornamelijk in grijze stof, met korte, vertakte uitlopers.
#### 3.2.5. Oligodendrocyten (CZS)
Deze cellen in de grijze en witte stof vormen de myelineschede in het CZS. Eén oligodendrocyt kan tot 50 axonen myeliniseren. De cellichamen bevinden zich niet altijd direct tegen het gemeyliniseerde axon. Kenmerkend zijn bredere, minder scherp afgelijnde knopen van Ranvier en vrijwel geen neurilemma of lamina basalis.
#### 3.2.6. Ependymcellen (CZS)
Bekleden de hersenholten en het canalis centralis van het ruggenmerg en staan in contact met de liquor cerebrospinalis. Ze hebben basale uitlopers die steun bieden aan neuronen en zijn afkomstig van de binnenbekleding van de neurale buis.
### 3.3. Indeling van het centrale zenuwstelsel: witte en grijze stof
* **Witte stof (substantia alba):** Bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen, wat hen hun witte kleur geeft door de lipiden in de fosfolipidenmembranen. Vormt zenuwbanen (tracti).
* **Grijze stof (substantia grisea):** Bestaat voornamelijk uit cellichamen van neuronen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en gliacellen.
### 3.4. Ruggenmerg (medulla spinalis)
Het ruggenmerg heeft een centrale H-vormige structuur van grijze stof (GM) omgeven door witte stof (WM).
* **Grijze stof:** Bestaat uit dorsale hoorns (achterhoorns, PH) die sensorische prikkels ontvangen, en ventrale hoorns (voorhoorns, AH) die motorneuronen bevatten. De ventrale hoorns zijn verdikt ter hoogte van de ledematen (cervicaal en lumbaal/sacraal).
* **Centrale kanaal (canalis centralis):** Afgelijnd door ependymcellen, bevat liquor cerebrospinalis.
* **Verhouding witte/grijze stof:** De hoeveelheid witte stof neemt toe naarmate men dichter bij de hersenen komt, vanwege de vele zenuwbanen die naar de hersenen lopen. Dit is zichtbaar als verdikkingen in het cervicale en lumbosacrale deel.
### 3.5. Cerebrum (grote hersenen)
Het cerebrum is verantwoordelijk voor bewuste waarneming en spraak. De cortex cerebri is geplooid met gyri (windingen) en sulci (groeven) om het oppervlak te vergroten.
* **Opbouw:** De cortex cerebri, de buitenste laag van grijze stof, bestaat uit zes lagen (horizontaal). Centraal ligt de witte stof.
* **Cortex lagen (van buiten naar binnen):**
1. **Moleculaire laag:** Bevat apicale dendrieten van piramidale cellen en afferente vezels.
2. **Buitenste korrellaag:** Rijk aan kleine, stervormige interneuronen.
3. **Buitenste piramidale laag:** Bevat kleine tot middelgrote piramidale cellen; axonen verbinden naburige cortexgebieden.
4. **Binnenste korrellaag:** Bevat kleine stervormige cellen.
5. **Binnenste piramidale laag:** Bevat middelgrote tot grote piramidale cellen, waarvan de axonen in de witte stof lopen. In motorische gebieden bevinden zich hier de reuzepiramidecellen (cellen van Betz).
6. **Polymorfe (multiforme) laag:** Verschillende celtypen, grenzend aan de witte stof.
### 3.6. Cerebellum (kleine hersenen)
Het cerebellum is betrokken bij motorische controle, coördinatie en balans, hoewel de precieze functies nog deels onduidelijk zijn.
* **Opbouw:** Het oppervlak bestaat uit folia (kleine windingen) en sulci. De cortex cerebelli is grijze stof, gelegen aan de periferie. Centraal ligt de witte stof met diepe cerebellaire kernen. Het middendeel is het vermis.
* **Cerebellaire cortex lagen:**
1. **Moleculaire laag:** Buitenste laag met dendritische vertakkingen van Purkinjecellen.
2. **Purkinjecellaag:** Bevat de cellichamen van de Purkinjecellen.
3. **Granulaire laag (korrellaag):** Dicht opeengepakte kleine neuronen.
#### 3.6.1. Purkinjecellen
Grote, peervormige neuronen die een complex dendritisch boom vormen in de moleculaire laag. Hun axonen lopen door de granulaire laag naar de witte stof.
#### 3.6.2. Stercellen
Kleine interneuronen in de moleculaire laag, met dendrieten die zich vertakken naar meerdere Purkinjecellen en axonen die synapteren op Purkinjecellen of horizontaal verlopen.
#### 3.6.3. Korfcellen
Grotere interneuronen in de moleculaire laag met een horizontaal axon dat een "korf" vormt rond de Purkinjecellen, met talrijke inhibitoire synaptische contacten.
#### 3.6.4. Korrelcellen
Zeer kleine neuronen in de granulaire laag, met korte dendrieten en axonen die naar de moleculaire laag stijgen, vertakken en parallelle vezels vormen.
#### 3.6.5. Golgi cellen
Grotere neuronen in de granulaire laag met dendrieten die zich uitstrekken tot in de moleculaire laag en axonen die eindigen in glomeruli of fijne vezelnetten vormen.
### 3.7. Neuronale schakeling
De specifieke patronen van neuronale verbindingen binnen de cortex van het cerebrum en cerebellum bepalen hun specifieke functies. Deze schakelingen kunnen complex zijn en worden nog verder onderzocht.
### 3.8. Meninges
De hersenen en het ruggenmerg worden omgeven door drie beschermende vliezen (meninges):
* **Pia mater:** De binnenste laag, direct op het zenuwweefsel. Bevat eindvoetjes van astrocyten (membrana limitans gliae).
* **Arachnoidea:** Het middelste vlies, bestaande uit een membraan met trabeculae die een ruimte vormen met de pia mater (subarachnoïdale ruimte).
* **Dura mater:** De buitenste, stevige laag van dicht bindweefsel, verbonden met de schedel.
### 3.9. Perifeer zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit craniale en spinale zenuwen.
#### 3.9.1. Opbouw van een zenuw
Zenuwen bestaan uit bundels van zenuwvezels (gemyeliniseerd en ongemyeliniseerd, sensorisch en motorisch) omgeven door bindweefsel:
* **Endoneurium:** Losmazig bindweefsel rondom individuele zenuwvezels.
* **Perineurium:** Dicht bindweefsel dat zenuwbundels (fasciculae) omgeeft.
* **Epineurium:** De buitenste laag van dicht collageen bindweefsel die de gehele zenuw omhult.
#### 3.9.2. Ganglion
Een ganglion is een ophoping van perikarya van zenuwcellen buiten het CZS, omgeven door bindweefsel. Ze fungeren als schakelstations.
* **Sensorische ganglia:** Ontvangen afferente impulsen, bevatten meestal pseudo-unipolaire neuronen (bv. spinale ganglia).
* **Autonome ganglia:** Schakelen pre- en postganglionaire neuronen in het autonome zenuwstelsel. Ze kunnen in de wand van organen liggen (intramurale ganglia).
### 3.10. Autonoom zenuwstelsel
Reguleert interne lichaamsparameters (homeostase) en oefent controle uit op gladde spiercellen, hartspier en klieren. Het werkt onwillekeurig en bestaat uit een tweevoudige innervatie: preganglionaire en postganglionaire zenuwvezels.
#### 3.10.1. Ortho-sympathisch zenuwstelsel
Preganglionaire vezels komen uit het thoracolumbale deel van het ruggenmerg en gebruiken acetylcholine (ACh) als neurotransmitter. Postganglionaire vezels stellen noradrenaline vrij.
#### 3.10.2. Parasympathisch zenuwstelsel
Preganglionaire vezels komen uit de hersenstam (craniaal) en het sacrale deel van het ruggenmerg. Zowel pre- als postganglionaire vezels stellen ACh vrij.
### 3.11. Somatisch zenuwstelsel
Dient voor bewuste waarneming, willekeurige bewegingen en de verwerking van externe informatie. Prikkels uit de omgeving worden via sensorische zenuwvezels naar het CZS geleid, waarna motorische commando's naar de spieren gaan. Sensorische feedback (proprioceptie) informeert het CZS over de spieractiviteit.
---
# Perifeer zenuwstelsel en autonome regulatie
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide studiehandleiding voor het onderwerp "Perifeer zenuwstelsel en autonome regulatie", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4. Perifeer zenuwstelsel en autonome regulatie
Dit gedeelte beschrijft de opbouw van zenuwen en ganglia in het perifere zenuwstelsel, en gaat vervolgens dieper in op de functies van het autonome zenuwstelsel, onderverdeeld in het sympathische en parasympathische systeem, en het somatische zenuwstelsel.
### 4.1 Het perifere zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel (PZS) omvat alle zenuwweefsel buiten het centrale zenuwstelsel (CZS), bestaande uit zenuwen en perifere ganglia. Het is functioneel onderverdeeld in het autonome zenuwstelsel (AZS) en het somatische zenuwstelsel (SZS). Zenuwen zijn bundels van zenuwvezels, zowel gemyeliniseerde als ongemyeliniseerde, die sensorische (afferente) en motorische (efferente) zenuwvezels bevatten.
#### 4.1.1 Opbouw van een zenuw
Een zenuw bestaat uit bundels zenuwvezels en is omgeven door verschillende bindweefsellagen:
* **Endoneurium**: Een netwerk van losmazig bindweefsel rondom elke individuele zenuwvezel.
* **Perineurium**: Dicht bindweefsel dat de zenuwbundels (fascikels) omgeeft en aaneengesloten uitlopers van speciale bindweefselcellen bevat.
* **Epineurium**: De buitenste laag van dicht collageen bindweefsel die de gehele zenuw omgeeft en deze een glanzend wit uiterlijk geeft.
#### 4.1.2 Ganglia
Ganglia zijn opeenhopingen van cellichamen (perikarya) van zenuwcellen, gelegen buiten het CZS en omgeven door bindweefsel. Ze fungeren als schakelstations.
* **Sensorische ganglia**: Ontvangen afferente impulsen die rechtstreeks naar het CZS worden doorgevoerd. Ze bevatten meestal pseudo-unipolaire neuronen en omvatten craniale ganglia (geassocieerd met hersenzenuwen) en spinale ganglia (dorsale wortels).
* **Autonome ganglia**: Zijn ovale verdikkingen van autonome zenuwen, zoals de grensstrengganglia (truncus orthosympaticus). Sommige autonome ganglia liggen in de wand van organen, zoals het maag-darmkanaal (intramurale ganglia).
### 4.2 Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel (AZS) speelt een cruciale rol bij de waarneming en regulatie van interne lichaamsparameters, essentieel voor homeostase. Het werkt onwillekeurig en oefent controle uit op gladde spiercellen, hartspiercellen en klierepithelen. Het AZS kenmerkt zich door een bineurale verbinding met effectorcellen, bestaande uit preganglionaire zenuwvezels (van het eerste naar het tweede neuron) en postganglionaire zenuwvezels (van het tweede neuron naar de effectoren).
#### 4.2.1 Ortho-sympathisch zenuwstelsel
Dit systeem ontspringt vanuit het thoracolumbale deel van het ruggenmerg.
* **Preganglionaire zenuwvezels**: Verlaten het ruggenmerg via de ventrale wortels en rami communicantes van thoracale en lumbale zenuwen. De neurotransmitter is acetylcholine (ACh).
* **Postganglionaire zenuwvezels**: Stellen noradrenaline vrij en gaan rechtstreeks naar de effectoren.
#### 4.2.2 Parasympathisch zenuwstelsel
Dit systeem ontspringt vanuit de craniale en sacrale delen van het zenuwstelsel.
* **Cellichamen**: Bevinden zich in het verlengde merg (medulla oblongata), de middenhersenen (craniaal deel) en het sacrale deel van het ruggenmerg.
* **Preganglionaire zenuwvezels**: Verlaten het CZS via vier hersenzenuwen (III, VII, IX en X) en via de tweede tot vierde sacrale ruggenmergzenuwen.
* **Neurotransmitters**: Zowel pre- als postganglionaire zenuwvezels stellen acetylcholine (ACh) vrij. De werking van ACh wordt beëindigd door acetylcholinesterase.
### 4.3 Het somatische zenuwstelsel
Het somatische zenuwstelsel (SZS) is verantwoordelijk voor bewuste waarneming, willekeurige bewegingen en de verwerking van opgenomen informatie.
* **Prikkels uit de omgeving**: Exteroceptieve stimuli uit het milieu worden via zintuigcellen en sensorische zenuwvezels naar het CZS geleid.
* **Motorische reacties**: Als reactie op deze prikkels stuurt het CZS via motorische banen commando's naar de spieren.
* **Sensorische feedback**: Spieren geven via een sensorisch feedbackmechanisme (proprioceptieve stimuli) informatie terug aan het CZS.
* **Willekeurige acties**: Spontane acties op de omgeving worden opgewekt via motorische zenuwbanen. De resulterende informatie wordt via zintuigcellen en afferenten naar het CZS getransporteerd, waar deze leidt tot remming of versterking van de actie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neuronen | De primaire functionele eenheden van het zenuwstelsel, gekenmerkt door hun vermogen tot excitatie en hun rol in de verwerking en overdracht van informatie via elektrische en chemische signalen. |
| Steuncellen | Een diverse groep cellen binnen het zenuwweefsel die ondersteuning, voeding en bescherming bieden aan neuronen, waaronder gliacellen zoals Schwanncellen en oligodendrocyten. |
| Centrale zenuwstelsel (CZS) | Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg, en is verantwoordelijk voor de verwerking van informatie en de coördinatie van lichaamsfuncties. |
| Perifere zenuwstelsel (PZS) | Omvat alle zenuwen en ganglia buiten het centrale zenuwstelsel, en verbindt het CZS met de rest van het lichaam om informatie te verzamelen en commando’s uit te voeren. |
| Autonoom zenuwstelsel | Een deel van het perifere zenuwstelsel dat onwillekeurige lichaamsfuncties reguleert, zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering, en onderverdeeld is in sympathische en parasympathische componenten. |
| Somatisch zenuwstelsel | Een deel van het perifere zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor willekeurige bewegingen en de bewuste waarneming van de omgeving. |
| Afferent | Verwijst naar de richting van informatieoverdracht van de periferie naar het centrale zenuwstelsel, typisch geassocieerd met sensorische signalen. |
| Efferent | Verwijst naar de richting van informatieoverdracht van het centrale zenuwstelsel naar de periferie, typisch geassocieerd met motorische commando’s naar effectoren. |
| Axonaal transport | Het proces waarbij moleculen en organellen worden getransporteerd langs het axon van een neuron, essentieel voor het onderhoud en de functie van de cel. Dit kan anterograad (van cellichaam naar periferie) of retrograad (van periferie naar cellichaam) plaatsvinden. |
| Synapsen | De gespecialiseerde contactpunten tussen neuronen of tussen neuronen en effectorcellen, waar signalen chemisch of elektrisch worden doorgegeven. |
| Gemyeliniseerde axonen | Axonen die omgeven zijn door een isolerende myelineschede, gevormd door Schwanncellen in het PZS en oligodendrocyten in het CZS, wat de snelheid van actiepotentiaalgeleiding aanzienlijk verhoogt door saltatoire geleiding. |
| Ongemyeliniseerde axonen | Axonen die niet omgeven zijn door een myelineschede; de geleiding van de actiepotentiaal verloopt hier langzamer, vergelijkbaar met een golf. |
| Schwanncellen | Specifieke gliacellen in het perifere zenuwstelsel die de myelineschede rondom axonen vormen, en ook een rol spelen bij regeneratie van zenuwvezels. |
| Oligodendrocyten | Specifieke gliacellen in het centrale zenuwstelsel die de myelineschede rondom axonen vormen; één cel kan meerdere axonen myeliniseren. |
| Astrocyten | Gliacellen in het centrale zenuwstelsel met uiteenlopende functies, waaronder het vormen van de bloed-hersenbarrière, het ondersteunen van neuronen en het reguleren van de extracellulaire ionenconcentratie. |
| Knopen van Ranvier | De insnoeringen in de myelineschede van gemyeliniseerde axonen, waar de axonale membraan direct blootligt en waar de actiepotentiaal zich sprongsgewijs voortplant. |
| Ganglion | Een ophoping van cellichamen van neuronen buiten het centrale zenuwstelsel, vaak omgeven door bindweefsel, die fungeren als schakelstations in zenuwbanen. |
| Witte stof | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen, wat het zijn kenmerkende witte kleur geeft, en dat verantwoordelijk is voor de overdracht van signalen over langere afstanden. |
| Grijze stof | Het deel van het centrale zenuwstelsel dat voornamelijk bestaat uit cellichamen van neuronen, dendrieten, ongemyeliniseerde axonen en gliacellen, en waar de informatieverwerking plaatsvindt. |
| Cerebrum (Grote hersenen) | Het grootste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals bewustzijn, geheugen en taal. De buitenste laag is de cortex cerebri (grijze stof). |
| Cerebellum (Kleine hersenen) | Gelegen aan de achterkant van de hersenen, verantwoordelijk voor de coördinatie van bewegingen, balans en houding. |
| Pia mater | Het binnenste hersenvlies dat de hersenen en het ruggenmerg bedekt en nauw contact maakt met het zenuwweefsel. |
| Dura mater | Het buitenste, taaie hersenvlies dat de hersenen en het ruggenmerg beschermt. |
| Arachnoïd membraan | Het middelste hersenvlies, gelegen tussen de dura mater en de pia mater, dat arachnoïdaal vocht bevat. |
| Liquor cerebrospinalis (hersenvocht) | Een heldere vloeistof die de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en beschermt, en dient voor de aan- en afvoer van metabolieten. |