Cover
Zacznij teraz za darmo PPT PRINT Presentatie Histologie_Dom.pptx
Summary
# Introductie tot histologie en weefseltypen
Dit gedeelte introduceert de organisatie van menselijke cellen in weefsels en beschrijft de vier primaire weefseltypen die de basis vormen van de menselijke anatomie.
## 1. Introductie tot histologie en weefseltypen
De mens bestaat uit naar schatting een triljoen cellen, waarvan er ongeveer 200 verschillende typen zijn. Een **weefsel** wordt gedefinieerd als een verzameling van gespecialiseerde cellen die samenwerken om een specifieke functie uit te voeren. De studie van weefsels wordt **histologie** genoemd.
### 1.1 De vier hoofdtypen weefsel
Er zijn vier fundamentele weefseltypen in het menselijk lichaam:
* Epitheelweefsel
* Bindweefsel
* Spierweefsel
* Zenuwweefsel
### 1.2 Epitheelweefsel
Epitheelweefsels bekleden in- en uitwendige oppervlakken van het lichaam en vormen klieren.
#### 1.2.1 Kenmerken van epitheel
* **Cel dichtheid:** Cellen liggen dicht bij elkaar.
* **Vrij oppervlak:** Een apicaal (vrij) oppervlak dat is blootgesteld aan de omgeving, een inwendig compartiment of een transportbuis.
* **Basale membraan:** Vormt een verbinding met het onderliggende bindweefsel.
* **Avasculair:** Bevat geen bloedvaten, waardoor voedingsstoffen uit dieper gelegen weefsels moeten diffunderen.
* **Vervanging:** Beschadigde epitheelcellen worden voortdurend vervangen.
#### 1.2.2 Functies van epitheel
* **Bescherming:** Biedt fysieke barrières.
* **Regulatie van doorlaatbaarheid:** Controleert de passage van stoffen.
* **Zintuigfunctie:** Vangt prikkels op (bv. tastzin).
* **Klierproductie:** Vormt gespecialiseerde klierproducten.
* **Exocriene klieren:** Scheiden producten af naar externe oppervlakken (bv. zweetklieren, melkklieren).
* **Endocriene klieren:** Scheiden producten (hormonen) intern af aan weefselvocht of bloed.
#### 1.2.3 Intracellulaire verbindingen in epitheel
* **Tight junctions:** Zorgen voor een doorlopende sluiting rond de cellen, waardoor de passage van water en ionen ertussen wordt voorkomen. Ze zijn verbonden met actinefilamenten.
* **Gap junctions:** Gevormd door transmembraaneiwitten (connexonen) die de beweging van kleine moleculen en ionen tussen cellen mogelijk maken. Essentieel voor gecoördineerde actie, zoals in spierweefsel.
* **Desmosomen:** Verbindingen tussen cellen via celadhesiemoleculen (CAM's) en proteoglycanen, verankerd aan intermediaire filamenten van het celskelet. Bieden weerstand tegen rekken en druk.
* **Hemidesmosomen:** Vergelijkbaar met halve desmosomen, hechten cellen aan structuren in het basale membraan.
#### 1.2.4 Het basale membraan
Het basale membraan is een laag van filamenten en vezels die het epitheel aan het onderliggende bindweefsel koppelt. Het is cel-loos en biedt stevigheid en weerstand tegen vervorming, terwijl het ook fungeert als een barrière tegen de passage van grote moleculen vanuit het bindweefsel naar het epitheel.
#### 1.2.5 Vernieuwing en herstel
Epitheelcellen worden voortdurend blootgesteld aan schadelijke invloeden. Hun structuur wordt gehandhaafd door continue celdeling van stamcellen.
#### 1.2.6 Typen epitheel
Epitheeltypen worden geclassificeerd op basis van het aantal cellagen en de vorm van de cellen in de buitenste laag.
* **Indeling op basis van celtypen:**
* Eenlagig plaveiselepitheel
* Eenlagig kubisch epitheel
* Eenlagig cilindrisch epitheel
* Meerlagig plaveiselepitheel
* Pseudomeerlagig met trilharen bezet cilindrisch epitheel
* Overgangsepitheel
* **Klierepitheel:** Wordt verder onderverdeeld op basis van de plaats van afgifte van het klierproduct:
* **Exocriene klieren:** Producten via afvoerbuizen naar oppervlakken.
* **Indeling naar structuur:** Eencellig (slijmcellen/bekercellen) of meercellig.
* **Indeling naar afscheidingsmechanismen:** Merocrien (exocytose), apocrien (afgifte deel cel), holocrien (hele cel komt vrij).
* **Indeling naar klierproducten:** Sereus (waterig met enzymen), muceus (mucine voor slijm), gemengd.
* **Endocriene klieren:** Producten (hormonen) zonder afvoerbuis direct afgegeven aan bloed of weefselvocht.
#### 1.2.7 Epitheeloppervlakken
* **Microvilli:** Vergroten het oppervlak voor opname en afgifte van stoffen (bv. in het spijsverteringskanaal, urinewegen).
* **Trilharen (cilia):** Bewegen stoffen over het epitheeloppervlak (bv. in de luchtwegen om irriterende deeltjes te verwijderen).
### 1.3 Bindweefsel
Bindweefsel vormt een beschermend en structureel raamwerk voor andere weefseltypen en is nooit blootgesteld aan het uitwendige milieu. Het bevat sensorische receptoren en is vaak goed doorbloed.
#### 1.3.1 Structuur van bindweefsel
Bindweefsel bestaat uit drie basale componenten:
* **Gespecialiseerde cellen:** Diverse celtypen met specifieke functies.
* **Extracellulaire eiwitvezels:** Bieden stevigheid en elasticiteit.
* **Grondsubstantie:** Een vloeibare, stroperige substantie die de ruimte tussen cellen en vezels opvult.
De **extracellulaire matrix**, bestaande uit vezels en grondsubstantie, vormt het grootste deel van het volume van bindweefsel.
#### 1.3.2 Functies van bindweefsel
* **Stevigheid en bescherming:** Vormt een raamwerk en beschermt kwetsbare organen.
* **Verbinding:** Verbindt en ondersteunt andere weefseltypen.
* **Transport:** Vloeibare bindweefsels (bloed, lymfe) transporteren stoffen.
* **Opslag en energiereserves:** Vetcellen slaan vet op.
* **Verdediging:** Gespecialiseerde cellen produceren antistoffen.
#### 1.3.3 Celtypen in bindweefsel (in strikte zin)
* **Fibroblasten:** Produceren bindweefselvezels en grondsubstantie.
* **Fibrocyten:** Onderhouden de bindweefselvezels; differentiëren uit fibroblasten.
* **Macrofagen:** Fagocyteren beschadigde cellen en ziekteverwekkers.
* **Vetcellen (adipocyten):** Slaan vet op.
* **Mestcellen (mastocyten):** Bevatten histamine en heparine en spelen een rol bij ontstekingsreacties.
#### 1.3.4 Vezeltypen in bindweefsel
* **Collageenvezels:** Lang, recht en sterk.
* **Elastische vezels:** Vertakt en elastisch, kunnen uitrekken.
* **Reticulaire vezels:** Vormen een fijn netwerk en ondersteunen cellen.
#### 1.3.5 Grondsubstantie
De grondsubstantie vult de ruimtes tussen cellen en vezels en vertraagt de beweging van bacteriën, waardoor fagocyten ze gemakkelijker kunnen vangen.
#### 1.3.6 Typen bindweefsel
* **Losmazig bindweefsel:** Funtioneert als verpakkingsmateriaal, vult ruimtes tussen organen, dempt schokken en ondersteunt epitheel. Vetweefsel en reticulair bindweefsel zijn subtypen.
* **Dicht bindweefsel:** Is taai, sterk en buigzaam. Wordt onderverdeeld in:
* **Dicht regelmatig bindweefsel:** Collageenvezels lopen evenwijdig (bv. pezen, ligamenten).
* **Dicht onregelmatig bindweefsel:** Collageenvezels vormen een netwerk zonder vast patroon (bv. kapsels van organen).
* **Vloeibare bindweefsels:**
* **Bloed:** Bestaat uit plasma en bloedcellen (rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes). Transport via capillairen naar weefsels.
* **Lymfe:** Ontstaat uit interstitiële vloeistof en wordt via lymfevaten afgevoerd. Bevat immuuncellen.
* **Steunweefsels:**
* **Kraakbeen:** Heeft een stevige, gelatineuze matrix en kraakbeencellen (chondrocyten) in lacunae. Avasculair, herstelt langzaam. Er zijn drie typen: hyalien, elastisch en vezelig kraakbeen.
* **Beenweefsel (osseus weefsel):** Heeft een harde matrix van calciumverbindingen en vezels. Beencellen (osteocyten) bevinden zich in lacunae en communiceren via canaliculi. Is goed doorbloed en kan goed herstellen.
### 1.4 Spierweefsel
Spierweefsels zijn gespecialiseerd voor contractie door de interactie van actine en myosine. Er zijn drie typen:
* **Skeletspierweefsel:** Lang, dun, dwarsgestreept en willekeurig. Kan zich herstellen door stamceldeling.
* **Hartspierweefsel:** Hartspiercellen (cardiomyocyten) zijn gestreept en onwillekeurig. Heeft gangmakercellen voor een regelmatig ritme en beperkt herstelvermogen.
* **Glad spierweefsel:** Niet-gestreept en onwillekeurig. Kan zich delen en herstelt snel. Contractie kan autonoom of via het zenuwstelsel plaatsvinden.
### 1.5 Zenuwweefsel
Zenuwweefsel (neuraal weefsel) is verantwoordelijk voor het geleiden van elektrische impulsen. Het bestaat uit:
* **Zenuwcellen (neuronen):** Hebben een cellichaam, dendrieten (ontvangen informatie) en een axon (stuurt informatie door).
* **Ondersteunende cellen (neuroglia):** Bieden fysieke ondersteuning, handhaven de samenstelling van cerebrospinale vloeistof, transporteren voedingsstoffen en beschermen tegen infectie.
### 1.6 Weefselbeschadiging en herstel
Weefselbeschadiging kan leiden tot **ontsteking**, een niet-specifiek verdedigingsmechanisme dat lokale symptomen (roodheid, warmte, zwelling, pijn) veroorzaakt door verhoogde bloedtoevoer en doorlaatbaarheid. **Regeneratie** is het proces waarbij beschadigd weefsel wordt vervangen of hersteld, wat kan leiden tot littekenvorming (fibrose) wanneer vezelig bindweefsel de schade opvult. Ontsteking en regeneratie zijn vaak overlappende processen.
---
# Epitheelweefsel: kenmerken, functies en structuren
Epitheelweefsel bedekt de in- en uitwendige oppervlakken van het lichaam en vormt klieren, en kenmerkt zich door dicht opeen gelegen cellen met specifieke verbindingen, oppervlaktestructuren en regeneratiemechanismen.
### 2.1 Kenmerken van epitheelweefsel
Epitheelweefsel bestaat uit lagen cellen die oppervlakken bekleden of klieren vormen. De kenmerken zijn onder andere:
* **Dicht opeen gelegen cellen:** Cellen zijn nauw met elkaar verbonden.
* **Apicaal oppervlak:** Het vrije oppervlak van de epitheelcellen kan blootgesteld zijn aan de omgeving, een inwendig compartiment of een transportbuis.
* **Basaal membraan:** Het epitheel is via een basaal membraan verbonden met het onderliggende bindweefsel.
* **Avasculair:** Epitheel bevat geen bloedvaten; voedingsstoffen worden verkregen uit dieper gelegen weefsels.
* **Celvernieuwing:** Beschadigde epitheelcellen worden voortdurend vervangen door deling van stamcellen.
### 2.2 Functies van epitheelweefsel
Epitheelweefsel vervult diverse belangrijke functies:
* **Bescherming:** Biedt een fysieke barrière tegen schadelijke stoffen en verwondingen.
* **Regulatie van doorlaatbaarheid:** Controleert de passage van stoffen tussen cellen en het onderliggende weefsel.
* **Zintuigfunctie:** Sommige epithelia bevatten sensorische receptoren voor bijvoorbeeld tastzin.
* **Gespecialiseerde klierproducten:** Vormt en scheidt stoffen af, zoals hormonen of slijm.
* **Exocriene klieren:** Producten worden via een afvoerbuis naar een extern of inwendig oppervlak afgegeven (bv. zweet- en melkklieren).
* **Endocriene klieren:** Producten worden direct aan het weefselvocht of bloed afgegeven (bv. hormonen).
### 2.3 Intracellulaire verbindingen
Epitheelcellen zijn met elkaar verbonden door gespecialiseerde structuren die zorgen voor celadhesie en communicatie.
#### 2.3.1 Tight junctions
* **Beschrijving:** Doorlopende hechtende regio's die de plasmamembranen van aangrenzende cellen stevig verbinden, voorkomen dat water en ionen tussen de cellen doorkunnen. Dit gebeurt via in elkaar grijpende membraaneiwitten.
* **Functie:** Voorkomen van lekkage en handhaven van de polariteit van de epitheelcellen.
#### 2.3.2 Gap junctions
* **Beschrijving:** Cellen zijn verbonden via transmembraaneiwitten, genaamd connexonen.
* **Functie:** Mogelijk maken van de passage van kleine moleculen en ionen tussen cellen, wat communicatie en coördinatie bevordert (bv. in hartspier- en gladspierweefsel).
#### 2.3.3 Desmosomen
* **Beschrijving:** Plasmamembranen zijn verbonden door celadhesiemoleculen (CAM's) en proteoglycanen. Deze verbindingen zijn verankerd aan het celskelet via intermediaire filamenten.
* **Functie:** Bieden van weerstand tegen rekken, buigen, draaien en samendrukking (bv. in de bovenste huidlaag).
#### 2.3.4 Hemidesmosomen
* **Beschrijving:** Vergelijkbaar met halve desmosomen, hechten deze verbindingen de cel aan extracellulaire structuren, zoals eiwitvezels in het basale membraan.
* **Functie:** Verankering van epitheelcellen aan het basale membraan en het onderliggende bindweefsel, vooral bij epithelia die blootstaan aan grote mechanische stress.
### 2.4 Oppervlaktestructuren
Het apicale oppervlak van epitheelcellen kan gespecialiseerde structuren vertonen die de functie ervan beïnvloeden.
#### 2.4.1 Microvilli
* **Beschrijving:** Vingervormige uitsteeksels van het celmembraan die het oppervlak vergroten.
* **Functie:** Optimaliseren van opname en afgifte van stoffen (bv. in het spijsverteringskanaal en de urinewegen).
#### 2.4.2 Trilharen (cilia)
* **Beschrijving:** Haarfijne, bewegelijke uitsteeksels die gesynchroniseerd kunnen bewegen.
* **Functie:** Verplaatsen van stoffen over het epitheliale oppervlak (bv. in de luchtwegen om irriterende stoffen weg te voeren).
### 2.5 Het basale membraan
Het basale membraan is een laag van filamenten en vezels die het epitheelweefsel aan het onderliggende bindweefsel koppelt.
* **Samenstelling:** Bevat geen cellen, maar een netwerk van eiwitvezels.
* **Functie:** Biedt stevigheid, weerstand tegen vervorming en fungeert als een barrière tegen de passage van grote moleculen vanuit het bindweefsel naar het epitheel.
### 2.6 Celvernieuwing en herstel
Epitheelcellen worden voortdurend blootgesteld aan schadelijke invloeden, wat leidt tot slijtage.
* **Mechanisme:** De structuur wordt gehandhaafd door de continue deling van ongedifferentieerde stamcellen (kiemcellen) binnen het epitheel.
* **Herstel:** Dit mechanisme zorgt ervoor dat beschadigd epitheel effectief kan herstellen.
### 2.7 Klierepitheel
Gespecialiseerde epitheelcellen vormen klieren die producten afscheiden.
#### 2.7.1 Indeling o.b.v. plaats afgifte
* **Exocriene klieren:** Producten worden via afvoerbuizen naar een oppervlak afgegeven.
* **Endocriene klieren:** Producten (hormonen) worden direct aan bloed of weefselvocht afgegeven.
#### 2.7.2 Indeling van exocriene klieren
* **Structuur:**
* **Eencellige klieren:** Zoals slijmcellen (bekercellen) in het slijmvlies van de maagwand.
* **Meercellige klieren:** Complexere structuren met afvoerbuizen.
* **Afscheidingsmechanismen:**
* **Merocrien:** Producten worden via exocytose uit klierblaasjes afgegeven (bv. mucus, water).
* **Apocrien:** Een deel van het cytoplasma met het klierproduct wordt afgestoten.
* **Holocrien:** De hele cel scheurt open, waardoor de inhoud vrijkomt; de cel sterft hierbij af.
* **Klierproducten:**
* **Sereus:** Waterige oplossing met enzymen.
* **Muceus:** Bevat mucine, dat dik, glad slijm vormt.
* **Gemengd:** Combineert sereuze en muceuze kliercellen.
---
# Bindweefsel: classificatie, structuur en functies
Bindweefsel vormt het structurele raamwerk van het lichaam en ondersteunt, verbindt en scheidt verschillende weefseltypen en organen.
### 3.1 Componenten van bindweefsel
Bindweefsel bestaat uit drie basale onderdelen: gespecialiseerde cellen, extracellulaire eiwitvezels en een vloeibare grondsubstantie. Samen vormen de extracellulaire eiwitvezels en de grondsubstantie de extracellulaire matrix, die het grootste deel van het volume van het bindweefsel inneemt.
#### 3.1.1 Gespecialiseerde cellen
Bindweefsel bevat diverse celtypen, waarvan sommige permanent aanwezig zijn en andere mobiel. Belangrijke celtypen zijn:
* **Fibroblasten:** Deze cellen zijn verantwoordelijk voor de productie van bindweefselvezels en de grondsubstantie.
* **Fibrocyten:** Dit zijn gedifferentieerde fibroblasten die het bindweefsel onderhouden.
* **Macrofagen:** Fagocyterende cellen die beschadigde cellen en ziekteverwekkers onschadelijk maken. Ze kunnen vast (resident) of vrij circuleren.
* **Vetcellen (adipocyten):** Gespecialiseerd in vetopslag, wat dient als energie reserve.
* **Mestcellen (mastocyten):** Kleine, mobiele cellen die histamine en heparine bevatten en vaak in de buurt van bloedvaten voorkomen.
#### 3.1.2 Extracellulaire eiwitvezels
Er worden drie hoofdtypen extracellulaire vezels onderscheiden:
* **Collageen vezels:** Lang, recht en onvertakt. Ze bieden grote treksterkte en stevigheid.
* **Elastische vezels:** Vertakt en gebogen. Ze bevatten het eiwit elastine en maken uitzetting en terugvering van weefsels mogelijk.
* **Reticulaire vezels:** Dun en vertakt, ze vormen een 3D-netwerk. Ze zijn opgebouwd uit dezelfde proteïne-eenheden als collageen vezels, maar hebben een andere ruimtelijke ordening.
#### 3.1.3 Grondsubstantie
De grondsubstantie vult de ruimten tussen de cellen en omgeeft de vezels. Het is een heldere, stroperige vloeistof die de beweging van bacteriën en ziekteverwekkers vertraagt, waardoor ze gemakkelijker door fagocyten gevangen kunnen worden.
### 3.2 Functies van bindweefsel
Bindweefsel vervult een breed scala aan vitale functies:
* **Stevigheid en bescherming:** Het biedt een stevig raamwerk voor het lichaam en beschermt kwetsbare organen. Het omgeeft en verbindt ook andere weefseltypen.
* **Transport van stoffen:** Vloeibare bindweefsels spelen een cruciale rol bij het vervoer van opgeloste stoffen door het lichaam.
* **Opslag en energiereserves:** Vetcellen slaan energie op in de vorm van vetten.
* **Verdediging van het lichaam:** Gespecialiseerde bindweefselcellen, zoals macrofagen en mestcellen, dragen bij aan de immuunrespons, onder andere door de productie van antistoffen en het opruimen van bedreigingen.
### 3.3 Classificatie van bindweefsel
Bindweefsel kan worden geclassificeerd in verschillende hoofdcategorieën op basis van hun structuur en functie.
#### 3.3.1 Bindweefsel in strikte zin
Dit type bindweefsel heeft een relatief grote hoeveelheid extracellulaire matrix met daarin vezels en grondsubstantie, en diverse celtypen.
##### 3.3.1.1 Losmazig bindweefsel
Losmazig bindweefsel is wijdverspreid en fungeert als het "verpakkingsmateriaal" van het lichaam.
* **Functies:** Vult ruimtes tussen organen, werkt als schokbreker, ondersteunt epitheel, verankert bloedvaten en zenuwen, en faciliteert diffusie van stoffen.
* **Typen:**
* **Vetweefsel:** Gedomineerd door vetcellen voor energieopslag.
* **Reticulair bindweefsel:** Vormt een complex 3D-netwerk van reticulaire vezels dat organen ondersteunt, zoals in lymfeklieren en milt.
##### 3.3.1.2 Dicht bindweefsel
Dicht bindweefsel is taai, sterk en buigzaam, met een hogere dichtheid aan vezels dan losmazig bindweefsel.
* **Functies:** Vormt verbindingen tussen beenderen en spieren, en omgeeft organen en gewrichtsholten.
* **Typen:**
* **Dicht regelmatig bindweefsel:** Collageenvezels lopen evenwijdig aan elkaar, wat leidt tot hoge treksterkte in één richting (bv. pezen en ligamenten).
* **Dicht onregelmatig bindweefsel:** Collageenvezels vormen een netwerk zonder een consistent patroon, wat weerstand biedt tegen krachten vanuit meerdere richtingen (bv. in de lederhuid van de huid en de kapsels van organen).
#### 3.3.2 Vloeibaar bindweefsel
Vloeibaar bindweefsel kenmerkt zich door cellen in een vloeibare matrix.
##### 3.3.2.1 Bloed
Bloed bestaat uit plasma (de vloeibare matrix) en verschillende bloedcellen: rode bloedcellen voor zuurstoftransport, witte bloedcellen voor het immuunsysteem, en bloedplaatjes voor bloedstolling. Bloed transporteert opgeloste stoffen naar de weefsels via dunwandige capillairen.
##### 3.3.2.2 Lymfe
Lymfe ontstaat wanneer interstitiële vloeistof wordt afgevoerd naar lymfevaten. Het bevat immuuncellen en speelt een rol bij de afweer en de recirculatie van lichaamsvloeistoffen.
#### 3.3.3 Steunweefsel
Steunweefsel vormt een sterk raamwerk dat de rest van het lichaam ondersteunt.
##### 3.3.3.1 Kraakbeen
Kraakbeen heeft een stevige, gel-achtige matrix en kraakbeencellen (chondrocyten) die in lacunae liggen. Het is avasculair, wat betekent dat voedingsstoffen en afvalstoffen via diffusie door de matrix moeten worden uitgewisseld.
* **Typen:**
* **Hyalien kraakbeen:** De meest voorkomende vorm, met dicht opeengepakte collageenvezels in de matrix. Te vinden in de gewrichtsoppervlakken, ribben en luchtwegen.
* **Elastisch kraakbeen:** Bevat talrijke elastische vezels, wat zorgt voor grote flexibiliteit. Te vinden in het oor en de epiglottis.
* **Vezelig kraakbeen:** De matrix bevat voornamelijk collageenvezels, wat het extra stevig maakt. Te vinden in de tussenwervelschijven en de knie.
##### 3.3.3.2 Beenweefsel (osseus weefsel)
Beenweefsel heeft een harde matrix verrijkt met calciumverbindingen en buigzame vezels, wat het sterk en bestand tegen versplintering maakt. Beencellen (osteocyten) bevinden zich in lacunae en communiceren via canaliculi. Bloedvaten lopen door de botmatrix, waardoor osteocyten voorzien worden van voedingsstoffen. Bot kan zich goed herstellen na ernstige beschadiging.
---
# Membranen en weefselbeschadiging
Dit gedeelte behandelt de verschillende typen membranen en de processen van weefselbeschadiging, ontsteking en regeneratie.
### 4.1 Membranen
Membranen vormen fysieke barrières die lichaamsoppervlakken bekleden en bestaan uit bindweefsel dat epitheel ondersteunt. Ze zijn essentieel voor het afdekken van lichaamsoppervlakken en het ondersteunen van epitheelweefsel.
#### 4.1.1 Typen membranen
Er zijn vier hoofdtypes membranen te onderscheiden: slijmvliezen, sereuze membranen, huid en synoviale vliezen.
##### 4.1.1.1 Slijmvliezen
* **Definitie:** Slijmvliezen, ook wel mucosae genoemd, bekleden holle ruimten die in contact staan met de buitenwereld.
* **Kenmerken:**
* Ze worden vochtig gehouden door slijm dat wordt afgescheiden door muceuze cellen of meercellige klieren.
* Het epitheel is vaak eenlagig, wat bevorderlijk is voor opname en afscheiding.
* Onder het epitheel bevindt zich de lamina propria, bestaande uit losmazig bindweefsel.
* **Voorbeelden:** Bekleding van het spijsverteringskanaal, luchtwegen en urinewegen.
##### 4.1.1.2 Sereuze membranen
* **Definitie:** Sereuze membranen bestaan uit eenlagig epitheel dat wordt ondersteund door losmazig bindweefsel.
* **Onderdelen:**
* **Pariëtale laag:** Bekleedt het binnenste oppervlak van een lichaamsholte.
* **Viscerale laag (serosa):** Bekleedt het buitenste oppervlak van organen.
* **Functie:** Minimaliseren van wrijving door de productie van een waterige sereuze vloeistof uit het onderliggende weefsel, wat essentieel is bij orgaanbeweging.
* **Voorbeelden:**
* Pleura (longvlies)
* Peritoneum (buikvlies)
* Pericardium (hartzakje)
##### 4.1.1.3 De huid
* **Definitie:** De huid is het grootste membraan en bedekt het gehele lichaamsoppervlak.
* **Structuur:**
* Bestaat uit meerlagig plaveiselepitheel.
* Ondersteund door losmazig bindweefsel en daaropvolgend dicht onregelmatig bindweefsel.
* **Kenmerken:** Dik, waterdicht en droog, wat bescherming biedt tegen omgevingsfactoren.
##### 4.1.1.4 Synoviale vliezen
* **Definitie:** Synoviale vliezen, ook wel gewrichtsvliezen genoemd, bekleden de gewrichtsholten.
* **Functie:** Productie van synoviale vloeistof, die dient voor smering van de gewrichten.
* **Structuur:** Bestaan uit losmazig bindweefsel met een onvolledige laag epitheel.
### 4.2 Weefselbeschadiging
Weefselbeschadiging is een veelvoorkomend verschijnsel dat leidt tot een reactie van het lichaam om homeostase te herstellen. Twee primaire processen zijn hierbij betrokken: ontsteking en regeneratie. Deze processen overlappen vaak.
#### 4.2.1 Ontsteking
* **Definitie:** Ontsteking is een niet-specifiek verdedigingsmechanisme op weefselniveau als reactie op weefselbeschadiging.
* **Oorzaken:** Een prikkel zoals stoten, schaven, chemische irritatie, infectie of extreme temperatuur.
* **Mechanisme:**
1. Weefselbeschadiging stimuleert mestcellen.
2. Mestcellen geven histamine en heparine af.
3. Dit leidt tot dilatatie van bloedvaten en verhoogde doorlaatbaarheid.
4. Meer bloed stroomt naar het getroffen gebied, wat resulteert in roodheid, warmte en zwelling.
5. Meer voedingsstoffen, zuurstof, fagocyterende witte bloedcellen, macrofagen en bloedstollingseiwitten worden aangevoerd.
6. Verwijdering van afvalstoffen en gifstoffen wordt versneld.
* **Symptomen van ontsteking:**
* Roodheid
* Warmte
* Zwelling
* Pijn
* Verlies van functie
* **Algemene verschijnselen (systemisch):** Koorts, ziektegevoel, lusteloosheid, verlies van eetlust, versnelde pols.
* **Belangrijke nuance:** Ontsteking is *niet* hetzelfde als infectie. Een infectie is het binnendringen en aanwezig zijn van een pathogeen in het lichaam.
#### 4.2.2 Regeneratie
* **Definitie:** Regeneratie is het proces waarbij beschadigd weefsel wordt vervangen of hersteld.
* **Mechanisme:**
* Fibroblasten vormen een dicht netwerk van collagene vezels, wat resulteert in littekenweefsel (fibroos weefsel).
* Dit littekenweefsel kan vervolgens worden gemodelleerd.
* **Fibrose:** Dit is een type regeneratie waarbij beschadigd weefsel wordt vervangen door vezelig bindweefsel.
> **Tip:** Het begrijpen van de verschillen en verbanden tussen ontsteking en regeneratie is cruciaal. Ontsteking is de initiële reactie op schade, terwijl regeneratie het herstelproces is dat daarop volgt. Soms kan regeneratie leiden tot fibrose, wat kan leiden tot verminderde functie van het orgaan of weefsel.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Histologie | De wetenschappelijke studie van de anatomie van biologische weefsels op microscopisch niveau. Het onderzoekt hoe weefsels zijn opgebouwd uit cellen en hoe deze cellen samenwerken om specifieke functies uit te voeren. |
| Weefsel | Een verzameling van gespecialiseerde cellen, samen met hun extracellulaire matrix, die samenwerken om een specifieke functie in een organisme te vervullen. |
| Epitheel | Een van de vier primaire weefseltypen, gekenmerkt door dicht opeengepakte cellen die inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakken bekleden, organen vormen en klieren produceren. |
| Bindweefsel | Een van de vier primaire weefseltypen, dat steun, verbinding en scheiding biedt tussen andere weefsels en organen, en betrokken is bij transport en opslag. |
| Spierweefsel | Een van de vier primaire weefseltypen, gespecialiseerd in contractie om beweging te produceren, zowel intern als extern in het lichaam. |
| Zenuwweefsel | Een van de vier primaire weefseltypen, bestaande uit neuronen en neuroglia, dat verantwoordelijk is voor het geleiden van elektrische impulsen en het verwerken van informatie. |
| Apicaal oppervlak | Het vrije oppervlak van epitheelcellen dat wordt blootgesteld aan de omgeving, een inwendig compartiment of een transportbuis. |
| Basale membraan | Een dunne laag van extracellulaire matrix die de basale zijde van epitheelcellen scheidt van het onderliggende bindweefsel, en dient als een barrière en ankerpunt. |
| Avasculair | Een weefsel dat geen eigen bloedvaten bevat, zoals epitheel en kraakbeen, en voedingsstoffen moet ontvangen via diffusie uit nabijgelegen doorbloede weefsels. |
| Tight junction | Een cel-cel verbinding die de ruimte tussen naburige cellen afsluit, waardoor de doorgang van water en ionen wordt voorkomen, essentieel voor barrièrefuncties. |
| Gap junction | Een cel-cel verbinding die kleine moleculen en ionen toelaat om direct tussen aangrenzende cellen te bewegen, cruciaal voor communicatie en coördinatie. |
| Desmosoom | Een cel-cel verbinding die cellen hecht met behulp van celadhesiemoleculen en intermediaire filamenten, wat mechanische weerstand biedt tegen rekken en samendrukking. |
| Hemidesmosoom | Een halve desmosoom die cellen aan het basale membraan of de extracellulaire matrix hecht, wat stabiliteit en aanhechting biedt. |
| Microvilli | Kleine, vingerachtige uitsteeksels op het apicale oppervlak van epitheelcellen die de oppervlakte vergroten voor absorptie of secretie. |
| Cilia (trilharen) | Haarachtige structuren op het apicale oppervlak van epitheelcellen die collectief golven om vloeistoffen of deeltjes over het celoppervlak te verplaatsen. |
| Stamcellen (kiemcellen) | Ongedifferentieerde cellen met het vermogen om zich te delen en te differentiëren tot gespecialiseerde celtypen, essentieel voor weefselherstel en vernieuwing. |
| Fibroblasten | Actieve cellen in bindweefsel die collageen- en elastische vezels en grondsubstantie produceren, cruciaal voor de integriteit en reparatie van bindweefsel. |
| Extracellulaire matrix | Het niet-cellulaire deel van bindweefsel, bestaande uit vezels (collageen, elastisch, reticulair) en grondsubstantie, dat steun en structuur biedt. |
| Grondsubstantie | Een amorf, viskeus, stroperig materiaal in de extracellulaire matrix van bindweefsel, dat ruimtes tussen cellen en vezels vult en dient als medium voor transport. |
| Losmazig bindweefsel | Een type bindweefsel met een losse rangschikking van vezels en veel celtypen, dat functies vervult zoals het opvullen van ruimtes, ondersteuning en het verankeren van structuren. |
| Dicht bindweefsel | Een type bindweefsel met een hoge concentratie van vezels, voornamelijk collageen, dat structurele sterkte en weerstand biedt. |
| Vloeibaar bindweefsel | Bindweefsel met een vloeibare matrix, zoals bloed en lymfe, dat verantwoordelijk is voor transport van stoffen, immuunrespons en bloedstolling. |
| Steunweefsel | Bindweefseltypen zoals kraakbeen en beenweefsel, die een sterk raamwerk vormen om het lichaam te ondersteunen en te beschermen. |
| Kraakbeen | Een flexibel, veerkrachtig steunweefsel met chondrocyten in lacunae en een gelachtige matrix, dat gewrichten bedekt en structuren vormt zoals de neus en oren. |
| Beenweefsel | Een hard, rigide steunweefsel met osteocyten in lacunae en een matrix verrijkt met calciumzouten en vezels, dat het skelet vormt en bescherming biedt. |
| Membranen | Dun, plat weefsel dat lichaamsoppervlakken bekleedt, organen bedekt, holtes bekleedt of gewrichten smeert, en bestaat uit epitheel ondersteund door bindweefsel. |
| Slijmvliezen (mucosae) | Membranen die lichaamsholtes bekleden die in contact staan met de buitenwereld, zoals het spijsverteringskanaal en de luchtwegen, en bevochtigd worden door slijm. |
| Sereuze membranen | Membranen die lichaamsholtes bekleden die niet in contact staan met de buitenwereld, zoals de pleura, pericardium en peritoneum, en die sereuze vloeistof produceren om wrijving te minimaliseren. |
| Synoviale vliezen | Membranen die gewrichtsholtes bekleden en synoviale vloeistof produceren voor smering van de gewrichten. |
| Ontsteking | Een niet-specifiek verdedigingsmechanisme van het lichaam op weefselniveau als reactie op beschadiging of infectie, gekenmerkt door roodheid, zwelling, warmte en pijn. |
| Regeneratie | Het proces waarbij beschadigd weefsel wordt vervangen of hersteld door nieuw, functioneel weefsel, wat kan leiden tot littekenvorming of volledig herstel. |
| Fibrose | Het proces waarbij beschadigd weefsel wordt vervangen door vezelig bindweefsel, wat kan leiden tot functieverlies en stijfheid. |