Cover
Start nu gratis Financial English 2 - full course - 25-26.docx
Summary
# Financiële basisconcepten en persoonlijke financiën
Dit studieonderdeel biedt een fundamenteel overzicht van financiële basisconcepten, persoonlijke financiën, budgettering en veelvoorkomende valkuilen in financiële taal.
## 1\. Financiële basisconcepten en persoonlijke financiën
### 1.1 De basis: geld en bankieren
* **Financiën** omvat het beheer van geld en andere financiële middelen. Het is een breed vakgebied dat verschillende gebieden omvat, waaronder persoonlijke financiën, publieke financiën en bedrijfsfinanciën.
* **Persoonlijke financiën** richten zich op het beheer van het geld van een individu of huishouden. Dit omvat budgetteren, sparen, investeren, verzekeren en pensioenplanning.
* **Publieke financiën** heeft betrekking op de inkomsten en uitgaven van overheden, inclusief belastingen, overheidsuitgaven en fiscaal beleid.
* **Bedrijfsfinanciën** houdt zich bezig met de financiële beslissingen van bedrijven, zoals investeringsbeslissingen, financieringsbeslissingen en dividendbeleid.
### 1.2 Budgetteren en persoonlijke financiële planning
Budgetteren is een cruciaal onderdeel van persoonlijke financiën. Het houdt in dat men een plan opstelt om inkomsten te besteden en te sparen.
#### 1.2.1 Elementen van een budget
* **Vaste uitgaven:** Dit zijn kosten die elke maand hetzelfde blijven en moeilijk te verminderen zijn. Voorbeelden zijn:
* Huur/hypotheek
* Verzekeringspremies
* Abonnementen (internet, telefoon)
* Leningen (auto, studielening)
* **Flexibele uitgaven:** Dit zijn kosten die maandelijks variëren en waarover men meer controle heeft. Ze kunnen worden verminderd of geëlimineerd indien nodig. Voorbeelden zijn:
* Boodschappen
* Uit eten gaan
* Kleding
* Recreatie en entertainment
* Vervoer (brandstof, onderhoud)
* Energiekosten (elektriciteit, gas - kunnen variëren afhankelijk van verbruik)
* **Nettowinst/disponibel inkomen:** Het geld dat beschikbaar is om te besteden of te sparen nadat alle verplichte aftrekkingen (belastingen, sociale zekerheid) zijn gedaan.
* Formule: $\\text{Beschikbaar inkomen} = \\text{Bruto inkomen} - \\text{Belastingen} - \\text{Sociale bijdragen}$
* **Noodfonds/sparen voor noodgevallen:** Geld dat apart wordt gezet voor onverwachte uitgaven of inkomensverlies.
* **Financieel plan:** Een uitgebreid plan dat doelen voor sparen, beleggen en schuldaflossing omvat.
#### 1.2.2 Omgaan met een budgettekort
Wanneer de maandelijkse uitgaven het inkomen overschrijden, ontstaat er een budgettekort. Oplossingen kunnen omvatten:
* Verminderen van flexibele uitgaven.
* Zoeken naar manieren om het inkomen te verhogen.
* Herzien van vaste uitgaven (indien mogelijk).
* Gebruik maken van een noodfonds om tijdelijke tekorten op te vangen.
#### 1.2.3 Belangrijke budgetteringsconcepten
* **Balanced budget (gebalanceerd budget):** Een situatie waarin inkomsten en uitgaven gelijk zijn.
* **Budget deficit (budgettekort):** Wanneer uitgaven hoger zijn dan inkomsten.
* **Budget surplus (budgetoverschot):** Wanneer inkomsten hoger zijn dan uitgaven.
* **Expenses (uitgaven):** Geld dat wordt uitgegeven.
* **Income (inkomen):** Geld dat wordt verdiend.
* **Net worth (netto waarde):** De totale waarde van een persoon of bedrijf, berekend door schulden af te trekken van totale bezittingen.
* Formule: $\\text{Netto waarde} = \\text{Totale bezittingen} - \\text{Totale schulden}$
* **Savings (sparen):** Geld dat opzij wordt gezet voor toekomstig gebruik.
* **Spending habits (uitgavenpatroon):** De manier waarop iemand zijn geld uitgeeft.
* **Impulse spending (impulsieve uitgaven):** Ongeplande aankopen.
* **Risk management (risicobeheer):** Het proces van het analyseren van blootstelling aan risico's en het bepalen van de beste manier om deze te beheersen.
### 1.3 De impact van inflatie
Inflatie is de algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode.
* **Inflation rate (inflatiepercentage):** De snelheid waarmee de prijzen stijgen. Een hoog inflatiepercentage kan de koopkracht van geld verminderen.
* **Consumer price index (CPI - consumentenprijsindex):** Een maatstaf voor de gemiddelde verandering in prijzen die door consumenten worden betaald voor een mandje van consumentengoederen en -diensten.
* **Purchasing power (koopkracht):** De hoeveelheid goederen en diensten die met een bepaalde hoeveelheid geld kan worden gekocht. Inflatie vermindert de koopkracht.
* **Deflation (deflatie):** De algemene daling van de prijzen van goederen en diensten.
* **Weighted average (gewogen gemiddelde):** Een gemiddelde waarbij sommige waarden meer gewicht hebben dan andere, vaak gebruikt bij het berekenen van indices zoals de CPI.
* **Aggregate money supply (totale geldhoeveelheid):** De totale hoeveelheid geld die in een economie in omloop is.
* **Commodity (grondstof):** Een basisgoed dat verhandeld kan worden, zoals olie, goud of tarwe.
* **Raw materials (grondstoffen):** Onbewerkte materialen die worden gebruikt in de productie van andere goederen.
* **Currency (valuta):** Het geld dat in een land of regio wordt gebruikt.
* **Global supply chain (wereldwijde toeleveringsketen):** Het netwerk van organisaties, mensen, activiteiten, informatie en middelen die betrokken zijn bij het verplaatsen van een product of dienst van leverancier naar klant op wereldwijde schaal.
### 1.4 Veelvoorkomende verwarrende woorden en fouten in financiële contexten
Het correcte gebruik van financiële terminologie is essentieel. Hier zijn enkele veelvoorkomende valkuilen:
#### 1.4.1 Verwarrende woordparen
* **Salary (salaris) vs. Wages (loon):**
* **Salary:** Een vast bedrag dat periodiek wordt betaald, ongeacht het aantal uren dat is gewerkt.
* **Wages:** Geld dat wordt betaald op basis van het aantal uren dat is gewerkt of de hoeveelheid geproduceerd werk.
* **Net income (netto inkomen) vs. Revenue (omzet/opbrengst):**
* **Revenue:** Het totale bedrag aan geld dat een bedrijf genereert uit zijn primaire bedrijfsactiviteiten (verkoop van goederen of diensten).
* **Net income:** Het bedrag dat overblijft nadat alle kosten, uitgaven en belastingen van de omzet zijn afgetrokken.
* **Lend (lenen aan) vs. Borrow (lenen van):**
* **Lend:** Geld of iets anders aan iemand geven met de verwachting dat het wordt teruggegeven.
* **Borrow:** Geld of iets anders van iemand ontvangen met de intentie om het terug te geven.
* **Obligation (verplichting) vs. Bond (obligatie):**
* **Obligation:** Een morele of wettelijke verplichting om iets te doen of na te laten.
* **Bond:** Een schuldinstrument waarbij de uitgever een schuld heeft aan de houder en verplicht is de hoofdsom en rente terug te betalen.
* **Liability (schuld/verplichting) vs. Asset (bezitting):**
* **Liability:** Een schuld of financiële verplichting van een bedrijf of individu.
* **Asset:** Een bezitting of middel dat economische waarde heeft en eigendom is van een bedrijf of individu.
#### 1.4.2 Grammaticale en spelfouten
* **Texting language:** Gebruik formele taal in financiële communicatie; vermijd afkortingen zoals "u" voor "you".
* **Subject-verb agreement:** Het onderwerp en werkwoord moeten overeenkomen in getal.
* \_Correct: That company **is** listed on the Stock Exchange. Companies **benefit** from additional funding.
* \_Incorrect: Companies **is** listed. That company **benefit**.
* **Adjective/Adverb:**
* **Adjective:** Beschrijft een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord (e.g., a **successful** firm).
* **Adverb:** Beschrijft een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord (e.g., He negotiated the deal **successfully**).
* **Uncountable nouns:** Woorden zoals 'advice', 'information', 'research' hebben geen meervoudsvorm en kunnen niet met 'a' of 'an' worden gebruikt.
* \_Correct: I gave him some **advice** / a **piece of advice**.
* \_Incorrect: I gave him **an advice**.
* **To vs. Too:**
* **To:** Voorzetsel of infinitief-markeerder (e.g., a trip **to** London, something **to** do).
* **Too:** Bijwoord dat 'ook' of 'te veel' betekent (e.g., **too** red, **too** much).
* **They’re vs. Their vs. There:**
* **They’re:** Samengetrokken vorm van "they are".
* **Their:** Bezittelijk voornaamwoord (e.g., **Their** home).
* **There:** Plaatsaanduiding.
* **Were vs. Where:**
* **Were:** Verleden tijd van 'to be'.
* **Where:** Vragend bijwoord dat een plaats aanduidt.
* **Then vs. Than:**
* **Then:** Tijdsaanduiding (e.g., **Then** she kissed me).
* **Than:** Gebruikt voor vergelijkingen (e.g., larger **than** him).
* **Your vs. You’re:**
* **Your:** Bezittelijk voornaamwoord (e.g., **your** book).
* **You’re:** Samengetrokken vorm van "you are".
* **Of vs. Off:**
* **Of:** Voorzetsel (e.g., made **of** wool, member **of** a club).
* **Off:** Bijwoord of voorzetsel dat beweging weg van iets aanduidt of losmaken (e.g., took **off**, switch **off**).
### 1.5 Financiën in het algemeen: categorisering
Financiën kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:
* **Personal finance (persoonlijke financiën):** Beheer van individuele of huishoudelijke financiën.
* **Public finance (publieke financiën):** De financiën van overheden.
* **Corporate finance (bedrijfsfinanciën):** Financiële beslissingen van bedrijven.
> **Tip:** Het is belangrijk om de definities van deze drie gebieden te begrijpen, omdat ze verschillende toepassingen en focuspunten hebben, ondanks hun onderlinge verbanden.
### 1.6 Veelvoorkomende financiële verwarring en terminologie
* **To invest (investeren):** Kapitaal aanwenden met de verwachting om winst te genereren.
* **To deposit (storten):** Geld op een bankrekening plaatsen.
* **To waste (verspillen):** Geld of middelen nutteloos uitgeven.
* **To withdraw (opnemen):** Geld van een bankrekening halen.
* **To accumulate (accumuleren/verzamelen):** Geleidelijk opbouwen of verzamelen.
* **To owe (schuldig zijn):** Een schuld hebben aan iemand.
* **To transfer (overmaken/overdragen):** Geld van de ene naar de andere rekening of partij verplaatsen.
* **To consolidate (consolideren):** Samenvoegen, vaak met betrekking tot schulden.
* **To borrow (lenen van):** Geld of iets anders van iemand krijgen met de intentie om het terug te geven.
* **To regulate (reguleren/regelen):** Controle uitoefenen of regels vaststellen voor iets.
#### 1.6.1 Noun, Adjective, Verb relaties
Het is nuttig om de relatie tussen zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden te begrijpen.
* **Investment (investering)** - **Investing/invested/investable** (bijvoeglijk naamwoord) - **To invest** (werkwoord)
* **Regulation (regulering)** - **Regulatory** (bijvoeglijk naamwoord) - **To regulate** (werkwoord)
* **Waste (verspilling)** - **Wasteful** (bijvoeglijk naamwoord) - **To waste** (werkwoord)
* **Withdrawal (opname)** - **Withdrawn** (bijvoeglijk naamwoord) - **To withdraw** (werkwoord)
* **Accumulation (accumulatie)** - **Accumulative/accumulated/accumulable** (bijvoeglijk naamwoord) - **To accumulate** (werkwoord)
* **Debt (schuld)** - **Indebted** (bijvoeglijk naamwoord) - **To owe** (werkwoord)
* **Transfer (overdracht)** - **Transferable** (bijvoeglijk naamwoord) - **To transfer** (werkwoord)
* **Consolidation (consolidatie)** - **Consolidated** (bijvoeglijk naamwoord) - **To consolidate** (werkwoord)
* **Loan (lening)** - **Loanable** (bijvoeglijk naamwoord) - **To borrow** (werkwoord)
#### 1.6.2 Belangrijke financiële termen
* **Budgeting (budgetteren):** Het proces van het plannen van inkomsten en uitgaven.
* **Home insurance (huisverzekering):** Verzekering die schade aan een woning dekt.
* **Mortgage (hypotheek):** Een lening die wordt gebruikt om onroerend goed te kopen.
* **Savings (sparen):** Geld dat voor toekomstig gebruik wordt apart gezet.
* **Retirement planning (pensioenplanning):** Het proces van het plannen van de financiële toekomst na pensionering.
* **Tax systems (belastingstelsels):** De regels en procedures voor het innen van belastingen.
* **Government expenditures (overheidsuitgaven):** Geld dat door de overheid wordt uitgegeven.
* **Stabilization policy (stabilisatiebeleid):** Economisch beleid gericht op het stabiliseren van de economie.
* **Debt issues (schuldkwesties):** Problemen of beslissingen met betrekking tot schulden.
* **Managing assets (beheer van bezittingen):** Het proces van het beheren en optimaliseren van de waarde van bezittingen.
* **Liabilities (schulden/verplichtingen):** Financiële verplichtingen.
* **Revenue (omzet/opbrengst):** Geld verdiend uit verkoop of diensten.
* **Bonds (obligaties):** Schuldinstrumenten uitgegeven door overheden of bedrijven.
* **Shares (aandelen):** Eigendomsbewijzen in een bedrijf.
* * *
# Bedrijfsfinanciering en faillissement
Hieronder volgt een gedetailleerd overzicht van bedrijfsfinanciering en faillissement, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2\. Bedrijfsfinanciering en faillissement
Dit hoofdstuk duikt dieper in de wereld van bedrijfsfinanciering, inclusief kapitaal, financiële overzichten en de concepten rondom faillissement en insolventie.
### 2.1 Bedrijfsfinanciering: Kapitaal
Kapitaal is essentieel voor het starten en laten groeien van een bedrijf. Het omvat verschillende vormen en bronnen die hieronder worden uitgelicht.
#### 2.1.1 Soorten kapitaal en financieringsinstrumenten
Er zijn diverse manieren waarop bedrijven kapitaal kunnen aantrekken, elk met specifieke kenmerken en implicaties.
* **Eigen vermogen (Equity):** Vertegenwoordigt eigendom in een bedrijf.
* **Gewone aandelen (Ordinary shares):** Geeft recht op stemmen en winstdeling, zonder gegarandeerd dividend. De omvang van de winstdeling is in verhouding tot het percentage eigendom.
* **Preferente aandelen (Preferred shares):** Heeft een hogere claim op activa en winst dan gewone aandelen. Dividenden moeten eerst aan preferente aandeelhouders worden betaald. Stemrecht is doorgaans afwezig.
* **Vreemd vermogen (Debt):** Geld dat door een partij van een andere partij wordt geleend en terugbetaald moet worden, meestal met rente.
* **Obligaties (Bonds):** Een schuldinstrument waarbij de uitgever een schuld aangaat en verplicht is het geleende bedrag plus rente terug te betalen.
* **Bedrijfsobligaties (Corporate bonds):** Schulden uitgegeven door bedrijven.
* **Staatsobligaties (Government bonds):** Schulden uitgegeven door overheden.
* **Schulden (Debt):** Wordt gebruikt om grote aankopen te doen die niet direct betaalbaar zijn. Een leningsovereenkomst geeft de partij toestemming om geld te lenen met de voorwaarde van terugbetaling, meestal met rente.
#### 2.1.2 Financiële overzichten
Financiële overzichten bieden inzicht in de financiële gezondheid en prestaties van een bedrijf. De belangrijkste zijn:
* **Winst- en verliesrekening (Income statement):**
* **Omzet (Sales revenue):** Het totale bedrag aan inkomsten uit de verkoop van goederen of diensten.
* **Kostprijs van de omzet (Cost of Goods Sold - COGS):** De directe kosten die zijn gemaakt om de verkochte goederen te produceren.
* **Matching principe:** Kosten worden toegewezen aan de periode waarin de bijbehorende omzet is gegenereerd.
* **Accrual accounting (toerekeningsprincipe):** Inkomsten en uitgaven worden geregistreerd wanneer ze zijn verdiend of opgelopen, ongeacht wanneer de contante betaling plaatsvindt.
* **EBIT (Earnings Before Interest and Taxes):** Winst vóór aftrek van rente en belastingen.
* **Balans (Balance sheet):**
* **Aandelenvermogen (Shareholders' equity):** Het totale eigen vermogen van de aandeelhouders. Dit is gelijk aan activa minus passiva.
* **Contanten en equivalenten (Cash and equivalents):** Zeer liquide activa die gemakkelijk kunnen worden omgezet in contanten (bv. kortlopende beleggingen).
* **Reserves (Retained earnings):** Winsten die een bedrijf heeft ingehouden in plaats van als dividend uit te keren. De term 'gereserveerd' verwijst naar deze ingehouden winsten.
* **Kasstroomoverzicht (Cash flow statement):**
* **Uitgestelde belastingen (Deferred taxes):** Belastingen die verschuldigd zijn maar nog niet betaald, vaak als gevolg van verschillen tussen boekhoudkundige en fiscale regels.
* **Zuivere kasbewegingen (Pure cash movements):** Toont de daadwerkelijke in- en uitstroom van contanten, waarbij boekhoudkundige principes die niet direct met kas te maken hebben, worden genegeerd. Dit ongedaan maken van boekhoudkundige toerekeningen om pure kasstromen te tonen.
* **Werkkapitaal (Working capital):** Het verschil tussen kortlopende activa en kortlopende passiva, wat de operationele liquiditeit van een bedrijf aangeeft.
* **Bedragen tussen haakjes:** Vaak gebruikt om negatieve getallen of uitstromen van contanten aan te geven.
### 2.2 Faillissement en insolventie
Faillissement en insolventie zijn ernstige financiële toestanden waarin een bedrijf niet langer aan zijn verplichtingen kan voldoen.
#### 2.2.1 Concepten rondom faillissement
Wanneer een bedrijf in financiële moeilijkheden verkeert, kunnen verschillende procedures en begrippen van toepassing zijn.
* **Faillissement (Bankruptcy):** Het proces waarbij een bedrijf wordt beëindigd en de activa worden verdeeld onder de schuldeisers wanneer de financiële problemen groter zijn dan het vermogen om onafhankelijk te blijven bestaan.
* **Insolventie (Insolvency):** Een bedrijf dat niet langer in staat is zijn schulden te betalen.
* **Liquidatie (Liquidation):** Het proces waarbij een bedrijf (of een deel ervan) wordt beëindigd en de activa en eigendommen worden herverdeeld.
* **Vordering (Claim):** De aanspraak van een crediteur op betaling van de debiteur of de eigendommen van de debiteur.
* **Pandrecht (Lien):** Het recht om het eigendom van een debiteur te nemen, te houden of te verkopen als zekerheid of betaling voor een schuld of plicht.
* **Prioriteit (Priority):** De rangschikking van ongedekte vorderingen die bepaalt in welke volgorde deze zullen worden betaald als er niet genoeg geld is om ze allemaal volledig te voldoen.
* **Gedekte schuld (Secured debt):** Een schuld die wordt gedekt door een hypotheek, onderpand of ander pandrecht; de crediteur heeft het recht om specifiek onderpand na te streven bij wanbetaling.
#### 2.2.2 Concepten gerelateerd aan insolventie
Insolventie brengt een reeks specifieke concepten met zich mee die de financiële positie en juridische status van een bedrijf beïnvloeden.
* **Centre of Main Interests (COMI):** Het centrum van de belangrijkste belangen van een schuldenaar, wat bepaalt onder welke rechtsmacht een faillissementsprocedure valt.
* **Ondermijnde kredietwaardigheid (Undermined creditworthiness):** De verminderde betrouwbaarheid van een bedrijf om aan financiële verplichtingen te voldoen, wat het moeilijker maakt om leningen te verkrijgen of zaken te doen.
* **Niet-betalen van schulden (To be delinquent on payments):** Het niet nakomen van betalingsverplichtingen aan crediteuren.
* **Opschorting (Cessation):** Het stopzetten van activiteiten of betalingen.
* **Verval (To fall due):** Het moment waarop een betalingstermijn is verstreken en het bedrag opeisbaar is.
* **Discretie (To enjoy discretion):** De vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen, wat binnen bepaalde juridische of financiële kaders kan vallen.
> **Tip:** Het onderscheid tussen 'faillissement' (vaak een rechterlijke uitspraak) en 'insolventie' (de feitelijke onmogelijkheid om schulden te betalen) is cruciaal. Een bedrijf kan insolvent zijn zonder al failliet verklaard te zijn.
> **Voorbeeld:** Een bedrijf dat meer schulden heeft dan bezittingen en geen geld heeft om zijn leveranciers te betalen, is insolvent. Als een rechtbank dit vaststelt, kan het bedrijf failliet worden verklaard, wat leidt tot liquidatie.
* * *
# Effectenmarkten en beleggingen
3. Effectenmarkten en beleggingen
Dit deel behandelt de werking van effectenmarkten, de verschillende soorten effecten en derivaten, beleggers en de bescherming van beleggers.
### 3.1 De effectenmarkt
De effectenmarkt, zoals de New York Stock Exchange (NYSE), is een markt waar effecten, zoals aandelen en obligaties, worden verhandeld.
#### 3.1.1 Soorten markten
* **Primaire markt:** Hier worden effecten voor het eerst uitgegeven door een bedrijf of overheid om kapitaal aan te trekken. Dit gebeurt vaak via een beursgang (IPO - Initial Public Offering).
* **Secundaire markt:** Op deze markt worden reeds uitgegeven effecten tussen beleggers verhandeld. De NYSE en NASDAQ zijn voorbeelden van secundaire markten.
* **Over-the-counter (OTC) markt:** Een gedecentraliseerde markt waar effecten rechtstreeks tussen twee partijen worden verhandeld, zonder tussenkomst van een centrale beurs.
> **Tip:** Het verschil tussen de primaire en secundaire markt is cruciaal voor het begrijpen van hoe bedrijven aan financiering komen en hoe beleggers hun beleggingen kunnen verhandelen.
#### 3.1.2 De New York Stock Exchange (NYSE)
De NYSE is een van de grootste effectenbeurzen ter wereld.
* **Handelsmethoden:** De NYSE maakt gebruik van zowel een beursvloer met brokers als een volledig elektronisch systeem.
* **Brokers:** Vertegenwoordigen kopers en verkopen effecten in opdracht van beleggers. Zij stellen de 'bid' prijs vast, de prijs die ze bereid zijn te betalen.
* **Dealers:** Komen kopers en verkopers (via hun brokers) bij elkaar. Zij stellen de 'ask' prijs vast, die doorgaans hoger is dan de bid prijs. Het verschil tussen de bid en ask prijs, na aftrek van kosten, is hun winst.
* **Veilingprincipe:** Alle transacties op de NYSE zijn een veiling, waarbij kopers en verkopers bieden om de beste prijs te krijgen.
* **Elektronisch handelen:** Een groot deel van de transacties vindt tegenwoordig elektronisch plaats, waarbij computers kopers en verkopers matchen.
### 3.2 Soorten effecten (effecten)
Effecten zijn financiële instrumenten die een waarde vertegenwoordigen en verhandeld kunnen worden.
#### 3.2.1 Aandelen (Equity Securities)
Aandelen vertegenwoordigen een eigendomsbelang in een bedrijf.
* **Kenmerken:**
* **Eigendom (ownership):** Houder is mede-eigenaar van het bedrijf.
* **Koppeling aan bedrijfsresultaten:** De waarde van het aandeel is gekoppeld aan het succes en de winstgevendheid van het bedrijf.
* **Dividenden:** Winstuitkeringen aan aandeelhouders, indien het bedrijf deze uitkeert.
* **Stemrecht:** Veel aandelen geven recht op stemmen bij belangrijke bedrijfsbeslissingen.
* **Soorten aandelen:**
* **Gewone aandelen (common shares/ordinary shares):** Gaan meestal gepaard met stemrecht en ontvangen dividenden nadat preferente aandeelhouders zijn betaald. De opbrengst kan variëren in verhouding tot het eigendomspercentage.
* **Preferente aandelen (preference shares):** Hebben een hogere claim op de winst en activa van het bedrijf dan gewone aandelen. Ze ontvangen doorgaans een vast dividend dat vóór de gewone aandeelhouders wordt uitgekeerd, en hebben meestal geen stemrecht.
#### 3.2.2 Obligaties (Debt Securities / Fixed-income securities)
Obligaties vertegenwoordigen een lening die een belegger verstrekt aan een uitgevende instantie (bedrijf of overheid).
* **Kenmerken:**
* **Geleend geld (borrowed money):** De houder is een crediteur van de uitgevende instantie.
* **Vaste looptijd (maturity date):** Obligaties hebben een vooraf bepaalde datum waarop de hoofdsom wordt terugbetaald.
* **Belofte van terugbetaling (promise of repayment):** De uitgevende instantie belooft de hoofdsom en rente terug te betalen.
* **Rente (interest):** Periodieke betalingen aan de obligatiehouder.
* **Soorten obligaties:**
* **Bedrijfsobligaties (corporate bonds):** Uitgegeven door bedrijven.
* **Staatsobligaties (government bonds):** Uitgegeven door overheden.
#### 3.2.3 Andere effecten
* **Kapitaal (capitalisation):** De totale marktwaarde van een bedrijf.
* **Liquiditeit (liquidity):** De mate waarin een effect snel en zonder significant prijsverlies kan worden verhandeld.
### 3.3 Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten waarvan de waarde afgeleid is van de waarde van één of meer onderliggende activa (zoals aandelen, obligaties, grondstoffen, valuta's, rentetarieven of indices).
* **Doel:** Derivaten worden gebruikt voor speculatie (winst maken op prijsbewegingen) of hedging (risico's afdekken).
* **Soorten derivaten:**
* **Opties (Options):** Een contract dat een belegger het recht geeft, maar niet de plicht, om een onderliggend actief te kopen (call option) of te verkopen (put option) tegen een bepaalde prijs (uitoefenprijs) op of vóór een specifieke datum.
* **In-the-money:** Een optie die winstgevend zou zijn als deze onmiddellijk werd uitgeoefend.
* **Out-of-the-money:** Een optie die verliesgevend zou zijn als deze onmiddellijk werd uitgeoefend.
* **Futures contracten (Futures contracts):** Gestandaardiseerde contracten voor de koop of verkoop van een onderliggend actief tegen een vooraf bepaalde prijs op een toekomstige datum. Ze worden verhandeld op beurzen.
* **Forward contracten (Forward contracts):** Op maat gemaakte contracten tussen twee partijen voor de koop of verkoop van een onderliggend actief tegen een vooraf bepaalde prijs op een toekomstige datum. Ze worden buiten de beurs om verhandeld (OTC).
* **Swaps:** Een contract waarbij twee partijen overeengekomen cashflows uitwisselen gedurende een bepaalde periode. Vaak gebruikt voor het uitwisselen van rentepercentages of valuta's.
> **Tip:** Het visualiseren van hoe de prijs van een derivaat afhangt van de prijs van het onderliggende actief is essentieel voor begrip.
### 3.4 Beleggers en hun bescherming
Verschillende soorten beleggers hebben verschillende strategieën en worden op verschillende manieren beschermd.
#### 3.4.1 Soorten beleggers
* **Actieve strategie:** Beleggers die actief proberen te profiteren van marktbewegingen door frequente aan- en verkopen te doen.
* **Passieve strategie:** Beleggers die proberen de markt te volgen, bijvoorbeeld door te beleggen in indexfondsen, met minder frequente transacties.
* **Angel investor:** Investeert in start-ups en kleine bedrijven in ruil voor een aandelenbelang.
* **P2P lender (Peer-to-peer lender):** Verstrekt leningen aan particulieren of bedrijven via online platforms.
* **Persoonlijke belegger (Personal investor):** Een individu die belegt voor eigen financieel gewin.
* **Bank (Bank):** Verstrekt leningen en ontvangt rente als rendement.
* **Venture capitalist:** Investeert grote bedragen in veelbelovende start-ups en groeibedrijven in ruil voor een aanzienlijk aandelenbelang.
#### 3.4.2 Beleggersbescherming
Regelgevingen zoals MiFID II (Markets in Financial Instruments Directive II) en MiFIR (Markets in Financial Instruments Regulation) zijn ontworpen om beleggers te beschermen op de financiële markten binnen de Europese Unie.
* **Doel van MiFID II/MiFIR:** Het creëren van een geharmoniseerd en hoger beschermingsniveau voor beleggers in financiële instrumenten.
* **Harmonisatie:** Betekent dat de regels uniform zijn binnen de hele EU, wat zorgt voor een gelijk speelveld en meer transparantie.
* **Directive vs. Regulation:**
* **Directive (richtlijn):** Stelt een doel vast dat de lidstaten moeten bereiken, maar laat de lidstaten de vrijheid in hoe ze dit doel implementeren via nationale wetgeving.
* **Regulation (verordening):** Direct van toepassing in alle lidstaten, zonder dat nationale implementatie nodig is.
#### 3.4.3 Specifieke begrippen in beleggersbescherming
* **Dark pool:** Een private, elektronische handelsplaats waar grote institutionele beleggers anoniem grote transacties kunnen uitvoeren zonder de marktkoersen direct te beïnvloeden.
* **Central counterparty (CCP):** Een entiteit die tussen de koper en verkoper van een transactie treedt om het tegenpartijrisico te verminderen door de tegenpartij te worden voor beide partijen.
> **Tip:** Begrijpen welke partij welke rol speelt (bijv. broker, dealer, CCP) is cruciaal om de dynamiek van de markt en de bescherming van beleggers te doorgronden.
* * *
# Woordenschat en veelvoorkomende fouten
Deze sectie richt zich op het uitbreiden van de financiële woordenschat, het creëren van woordenschatlijsten en het vermijden van veelvoorkomende grammaticale en vocabulaire fouten om de communicatie in financiële contexten te verbeteren.
### 4.1 Uitbreiden van financiële woordenschat
Het ontwikkelen van een sterke financiële woordenschat is essentieel voor effectieve communicatie in de financiële wereld. Dit omvat het begrijpen van algemene financiële termen, evenals specifieke termen gerelateerd aan persoonlijke en bedrijfseconomie.
#### 4.1.1 Algemene financiële termen
Financiën omvat een breed scala aan activiteiten, waaronder het beheer van activa, schuldvraagstukken, stabilisatiebeleid, pensioenplanning, budgettering, inkomsten, obligaties en overheidsuitgaven. Deze concepten vormen de basis van financiële besluitvorming.
**Onderliggende concepten in financiën:**
* **Financiën:** Het algemene beheer van geld, inclusief het proces van het verkrijgen en beheren van geld en investeringen.
* **Persoonlijke financiën:** Het beheer van geldzaken op individueel niveau, zoals budgettering, sparen en beleggen.
* **Publieke financiën:** Het beheer van overheidsinkomsten en -uitgaven, inclusief belastingen en overheidsuitgaven.
* **Bedrijfseconomie (Corporate finance):** Het financiële beheer binnen een bedrijf, gericht op het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde door middel van investerings-, financierings- en dividendbeleid.
#### 4.1.2 Woordenschatlijsten maken
Het systematisch bijhouden van nieuwe financiële termen is cruciaal voor vocabulaire groei. Een effectieve methode is het aanmaken van woordenschatlijsten met specifieke kolommen voor de basisvorm van het woord, synoniemen, definities en voorbeeldzinnen.
**Aanbevolen structuur voor een woordenschatlijst:**
* **Woord:** De basisvorm van het woord (werkwoord of concept).
* **Synoniem:** Alternatieve woorden die helpen bij het begrijpen van de betekenis. Wees voorzichtig, aangezien synoniemen in juridische contexten niet altijd correct zijn.
* **Definitie:** De officiële definitie zoals gevonden in het studiemateriaal of een (juridisch) woordenboek. Het doel is om de betekenis te kunnen uitleggen, niet om de definitie letterlijk te memoriseren.
* **Voorbeeldzin:** Een zin die het woord in de juiste context demonstreert. Zorg ervoor dat de betekenis in de voorbeeldzin overeenkomt met de financiële context. Vermijd vertalingen, aangezien de nadruk ligt op het correcte gebruik en begrip.
#### 4.1.3 Gerelateerde termen en concepten
De financiële wereld kent veel termen die op elkaar lijken, maar toch een verschillend betekenis hebben. Het is belangrijk om deze te kunnen onderscheiden.
**Voorbeelden van gerelateerde termen:**
* **Inkomsten (Revenue) vs. Nettowinst (Net income):** Inkomsten zijn de totale opbrengsten uit verkopen, terwijl nettowinst de winst is na aftrek van alle kosten en belastingen.
* **Lenen (Lend) vs. Uitlenen (Borrow):** Lenen is het geven van geld dat terugbetaald moet worden, uitlenen is het ontvangen van geld dat terugbetaald moet worden.
* **Verplichting (Obligation) vs. Obligatie (Bond):** Een verplichting is een wettelijke of morele plicht, terwijl een obligatie een schuldinstrument is dat door bedrijven of overheden wordt uitgegeven om geld op te halen.
* **Aansprakelijkheid (Liability) vs. Activa (Asset):** Aansprakelijkheden zijn schulden of verplichtingen van een bedrijf, terwijl activa bezittingen zijn die economische waarde vertegenwoordigen.
#### 4.1.4 Woordenschat in context (voorbeelden)
Het begrijpen van woordenschat in context is essentieel. De volgende voorbeelden illustreren dit:
> **Voorbeeld:** Dit bedrijf **accumulet** zijn positie als de grootste gasleverancier van het land. (Werkwoord: accumuleren)
>
> **Voorbeeld:** Tijdens een succesvolle carrière als ondernemer, **vergaart** hij een grote hoeveelheid vermogen. (Werkwoord: vergaren)
#### 4.1.5 Specifieke financiële terminologie
**Bedrijfseconomie (Corporate Finance):** Dit vakgebied richt zich op kapitaalinvesteringen, fiscale overwegingen en financiële planning.
* **Kapitaalinvestering:** Het investeren van kapitaal met de verwachting van toekomstige opbrengsten.
* **Fiscale overwegingen:** Factoren gerelateerd aan belastingen die van invloed zijn op financiële beslissingen.
* **Financiële planning:** Het proces van het beheren van financiële middelen om toekomstige doelen te bereiken.
**Financiële overzichten:** Er zijn drie belangrijke financiële overzichten:
1. **Winst- en verliesrekening (Income statement):** Meet de financiële prestaties van een bedrijf over een bepaalde periode.
* **Verkopen (Sales revenue):** De inkomsten uit de verkoop van goederen of diensten.
* **Kostprijs van de omzet (Cost of Goods Sold - COGS):** De directe kosten die verband houden met de productie van de goederen die een bedrijf heeft verkocht.
* **Matchingprincipe:** Het principe dat kosten worden toegerekend aan de periode waarin de bijbehorende inkomsten worden verdiend.
* **Accrual (toerekening):** Het principe waarbij inkomsten en kosten worden verantwoord zodra ze verdiend of gemaakt zijn, ongeacht de betaling.
* **EBIT (Earnings Before Interest and Taxes):** Winst vóór rente en belastingen.
2. **Balans (Balance sheet):** Geeft een momentopname van de financiële positie van een bedrijf op een specifieke datum.
* **Aandelenkapitaal (Shareholders' equity):** Het resterende belang in de activa van een bedrijf nadat alle schulden zijn afgetrokken.
* **Contanten (en equivalenten):** Zeer liquide beleggingen die gemakkelijk kunnen worden omgezet in contanten.
* **Ingehouden winsten (Retained earnings):** Het deel van de nettowinst van een bedrijf dat niet is uitgekeerd als dividend, maar is ingehouden voor herinvestering.
3. **Kasstroomoverzicht (Cash flow statement):** Toont de inkomsten en uitgaven van een bedrijf gedurende een specifieke periode.
* **Uitgestelde belastingen (Deferred taxes):** Belastingverplichtingen of -activa die voortvloeien uit tijdelijke verschillen tussen boekhoudkundige en fiscale winst.
* **Werkkapitaal (Working capital):** Het verschil tussen de kortlopende activa en kortlopende passiva van een bedrijf.
**Faillissement (Bankruptcy):** Dit verwijst naar de juridische status van een individu of organisatie die niet in staat is zijn schulden te betalen.
* **Gedekt schuldbewijs (Secured debt):** Een schuld die gedekt is door onderpand, zoals een hypotheek.
* **Lijfrente (Lien):** Het recht van een crediteur om eigendom van een debiteur aan te houden of te verkopen als zekerheid voor een schuld.
* **Prioriteit (Priority):** De rangschikking van ongedekte vorderingen die bepaalt in welke volgorde deze worden betaald bij onvoldoende middelen.
* **Liquidatie (Liquidation):** Het proces waarbij een bedrijf wordt beëindigd en de bezittingen worden verdeeld.
* **Insolvent (Insolvent):** Een bedrijf dat niet meer aan zijn schulden kan voldoen.
**Effectenmarkten (Stock markets):**
* **Primaire markt:** De markt waar nieuwe effecten voor het eerst worden uitgegeven en verkocht.
* **Secundaire markt:** De markt waar bestaande effecten tussen beleggers worden verhandeld.
* **Over-the-counter (OTC):** Een markt waar effecten worden verhandeld zonder dat er een centrale beurs is.
* **Effecten (Securities):** Financiële instrumenten die waarde vertegenwoordigen, zoals aandelen en obligaties.
* **Aandelen (Equity securities):** Vertegenwoordigen eigendom in een bedrijf.
* **Gewone aandelen (Common shares):** Geven stemrecht en recht op dividend, maar hebben een lagere prioriteit bij faillissement.
* **Preferente aandelen (Preference shares):** Hebben doorgaans een vast dividend en een hogere prioriteit dan gewone aandelen, maar meestal geen stemrecht.
* **Schuldbewijzen (Debt securities):** Vertegenwoordigen een lening aan een entiteit, met een belofte van terugbetaling plus rente.
* **Obligaties (Bonds):** Schuldbewijzen uitgegeven door bedrijven of overheden.
* **Derivaten (Derivatives):** Financiële instrumenten waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde, zoals aandelen, obligaties of grondstoffen. Ze worden gebruikt voor speculatie of hedging.
* **Opties (Options):** Contracten die een belegger het recht geven, maar niet de verplichting, om een onderliggende waarde te kopen of verkopen tegen een vooraf bepaalde prijs vóór of op een specifieke datum.
* **Futures/Forwards:** Contracten om een actief te kopen of verkopen op een toekomstige datum tegen een overeengekomen prijs.
### 4.2 Veelvoorkomende fouten
Het vermijden van veelvoorkomende grammaticale en vocabulaire fouten is essentieel voor professionele communicatie.
#### 4.2.1 Grammaticale fouten
* **Subject-werkwoordovereenkomst:** Zorg ervoor dat het werkwoord overeenkomt in getal (enkelvoud/meervoud) met het onderwerp.
* **Correct:** \_That company is listed on the Stock Exchange.
* **Correct:** \_Companies benefit from additional funding.
* **Fout:** Leraren zijn vooral allergisch voor onderwerpen in de derde persoon enkelvoud zonder "-s" in de tegenwoordige tijd van het werkwoord. \_Hij werkt voor InBev. (niet: \_hij werk)
* **Adjectief/Adverbium:** Adjectieven beschrijven zelfstandige naamwoorden of voornaamwoorden. Adverbia modificeren werkwoorden, adjectieven of andere adverbia.
* **Correct:** \_A successful firm. (adjectief)
* **Correct:** \_He negotiated the deal successfully. (adverbium)
* **Onstudiabele zelfstandige naamwoorden (Uncountable nouns):** Deze hebben geen enkelvoudige of meervoudige vorm en kunnen niet met "a, an, many, few" worden gebruikt.
* **Correct:** \_I gave him some advice/a piece of advice. (Niet: \_I gave him an advice.)
#### 4.2.2 Vocabulaire fouten en verwarrende woorden
* **To vs. too:**
* **To:** Prepositie, infinitiefmarkeerder (bv. \_a trip to London, \_something to do).
* **Too:** Adverbium (bv. \_too red, \_too much).
* **They're vs. their vs. there:**
* **They're:** Zij zijn (\_they are).
* **Their:** Bezittelijk voornaamwoord (bv. \_Their home).
* **There:** Op die plaats.
* **Were vs. where:**
* **Were:** Werkwoordsvorm van 'to be'.
* **Where:** Vragend bijwoord.
* **Then vs. than:**
* **Then:** Dan, vervolgens (bv. \_Then she kissed me.).
* **Than:** Dan (vergelijking) (bv. \_larger than him).
* **Your vs. you're:**
* **Your:** Bezittelijk voornaamwoord (bv. \_your book).
* **You're:** Jij bent (\_you are).
* **Of vs. off:**
* **Of:** Van, bezit (bv. \_made of wool, \_member of a club).
* **Off:** Van (losmaken), uit (bv. \_took off, \_switch off).
#### 4.2.3 Gebruik van sms-taal
Het gebruik van afkortingen of informele taal die kenmerkend is voor sms'en (zoals "u" in plaats van "you") is onacceptabel in professionele financiële communicatie. Houd rekening met de formele of informele taalregistratie.
> **Tip:** Wees je bewust van de context en het publiek bij het kiezen van je taalgebruik. In financiële rapporten en zakelijke correspondentie is formeel taalgebruik de norm.
#### 4.2.4 Specifieke valkuilen in financiële contexten
* **Valuta:** Gebruik altijd de volledige naam van de munteenheid (bijvoorbeeld "dollars", "euros", "pond sterling") en nooit symbolen zoals "$", "€", "£".
- Correct: "The cost is 100 dollars."
- Incorrect: "The cost is $100." * **Tijdsaanduidingen:** Zorg voor correct gebruik van tijdsgerelateerde bijwoorden. * **Vergelijkingen:** Gebruik "than" voor vergelijkingen en "then" voor opeenvolging. * **Bezit:** Maak onderscheid tussen bezittelijke voornaamwoorden zoals "their" en "your" en samentrekkingen zoals "they're" en "you're". Door aandacht te besteden aan deze punten, kunnen studenten hun woordenschat effectief uitbreiden en veelvoorkomende fouten in financiële communicatie voorkomen. * * * ## Veelgemaakte fouten om te vermijden * Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens * Let op formules en belangrijke definities * Oefen met de voorbeelden in elke sectie * Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Netto inkomen | Het netto inkomen is het resterende inkomen na aftrek van alle belastingen en andere kosten, wat aangeeft hoeveel geld er daadwerkelijk beschikbaar is. |
| Omzet | Omzet vertegenwoordigt de totale inkomsten die een bedrijf genereert uit zijn normale bedrijfsactiviteiten, meestal verkoop van goederen en diensten, vóór aftrek van kosten. |
| Balans | De balans is een financieel overzicht dat de activa, passiva en het eigen vermogen van een bedrijf op een specifiek moment weergeeft, en volgt de vergelijking Activa = Passiva + Eigen Vermogen. |
| Kasstroomoverzicht | Een kasstroomoverzicht laat de inkomende en uitgaande kasstromen van een bedrijf zien over een specifieke periode, wat inzicht geeft in de liquiditeit en financiële gezondheid. |
| Werkkapitaal | Werkkapitaal is het verschil tussen de kortlopende activa en kortlopende passiva van een bedrijf, wat aangeeft hoe efficiënt een bedrijf zijn kortetermijnverplichtingen kan nakomen. |
| Faillissement | Faillissement is een juridische toestand waarin een individu of organisatie niet in staat is om zijn openstaande schulden terug te betalen, wat kan leiden tot liquidatie van activa om schuldeisers te voldoen. |
| Beurs | Een beurs is een gereguleerde marktplaats waar aandelen, obligaties en andere financiële effecten worden verhandeld tussen kopers en verkopers. |
| Effecten | Effecten zijn financiële instrumenten die een geldwaarde vertegenwoordigen, zoals aandelen die eigendom in een bedrijf aanduiden, en obligaties die een lening vertegenwoordigen. |
| Derivaat | Een derivaat is een financieel contract waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende asset, zoals aandelen, grondstoffen of rentetarieven, en wordt vaak gebruikt voor hedging of speculatie. |
| Insolventie | Insolventie is een financiële toestand waarin een entiteit niet in staat is om haar financiële verplichtingen na te komen naarmate deze opeisbaar worden, wat vaak een voorloper is van faillissement. |
| Persoonlijke financiën | Persoonlijke financiën betreffen het beheer van geld en financiële middelen door individuen, inclusief budgetteren, sparen, beleggen en pensioenplanning. |
| Bedrijfsfinanciering | Bedrijfsfinanciering houdt zich bezig met de activiteiten van een bedrijf, inclusief investeringsbeslissingen, kapitaalstructuur en het maximaliseren van aandeelhouderswaarde. |
| Aandelen | Aandelen vertegenwoordigen een deel van het eigendom in een vennootschap en geven de houders recht op een deel van de winst en zeggenschap in het bedrijf. |
| Obligaties | Obligaties zijn schuldbewijzen uitgegeven door overheden of bedrijven, waarbij de uitgever belooft de hoofdsom terug te betalen op een vastgestelde datum, plus rente. |